Net als iedereen moet ik twee keer per jaar naar de tandarts. Maar waar dat voor de meeste mensen hooguit twee keer een onaangenaam half uurtje betekent, is dat voor mij een vreselijke kwelling. Ik ben namelijk echt als de dood voor de tandarts. Geen idee waar die angst vandaan komt. Ik heb niet echt een slecht gebit, dankzij de fluoridentabletjes die ik vroeger van mijn moeder kreeg, ik heb altijd aardige tandartsen gehad en er zijn ook nog nooit echt grote dingen aan mij tanden of kiezen gedaan. Een trauma is het dus niet. Het ligt ook niet aan mijn tandarts. Mijn tandarts en haar man zijn goede vrienden van ons en zij is echt één van de liefste personen die ik ken. Ze doet haar werk ook altijd heel voorzichtig, met heel veel geduld en met alle begrip voor mijn kinderachtige angsten. Heel lang heb ik een simpele oplossing gehad voor mijn probleem met tandartsen: ik ging gewoon nooit en omdat ik wel obsessief drie maal daags mijn tanden poetste en fanatiek floste, ging dat heel lang goed. Toch kreeg ik op een gegeven moment last van kiespijn. Ik verging dagenlang van de pijn, maar ik bleef liever met veel pijnstillers in bed liggen, dan dat ik er wat aan liet doen. Pas toen het echt niet meer ging, meldde ik me trillend van angst bij de tandarts met weekenddienst, die zich op bestraffende toon afvroeg waarom ik niet eerder was gekomen. Daarna ging het weer een aantal jaren goed, maar deze gang van zaken herhaalde zich toch nog wel een aantal keren, totdat ik samen ging wonen met Bill. Hij ging keurig elk half jaar naar de tandarts en vond dat ik dat ook moest doen. Ik vond dat nergens voor nodig, maar Bill was niet erg onder de indruk van mijn argumenten. Hij maakte gewoon een afspraak voor twee personen en sleepte me bijna letterlijk onder zijn arm mee. Ik protesteerde, schreeuwde, schopte en sloeg, maar het hielp allemaal niets. Het was ontzettend gênant om als een klein kind meegesleept te worden. Iedereen leek ons aan te kijken en na te staren. In de wachtkamer zorgde Bill dat hij heel dicht naast me zat, zodat hij me onopvallend heel stevig vast kon houden. Hier was er niemand die op ons lette, iedereen leek veel te druk met zijn eigen zenuwen. Ik keek gejaagd om me heen en ontdekte het toilet, vlak naast de buitendeur. Dat leek me een goede kans voor ontsnapping. Ik zei dat ik naar de wc wilde, maar Bill liet me niet gaan.‘ Je blijft zitten waar je zit, anders leg ik je hier ter plekke over de knie’, fluisterde hij in mijn oor.De behandeling zelf viel natuurlijk erg mee. Er was weinig aan de hand met mijn gebit, de tandarts was erg begripvol en aardig voor me en zijn assistente was helemaal geweldig, zo ontzettend lief, geduldig en zorgzaam. En Bill was er natuurlijk ook, die hield de hele tijd mijn hand vast. Zo is een soort ritueel ontstaan, dat we elk halfjaar herhalen. Bill maakt de afspraak, dat zal ik uit mezelf nog steeds nooit doen, en dan gaan we samen naar de tandarts. Bill hoeft me niet meer mee te slepen, maar moet nog wel mee om me te ondersteunen. Voordat ik in de stoel zit, moet ik meestal nog wel even huilen, maar ik krijg alle tijd om aan het idee te wennen en iedereen doet zijn uiterste best om me op mijn gemak te stellen. Dat helpt wel. De angst zakt een beetje weg en eigenlijk is de kwelling dan ook al weer grotendeels voorbij. Toch gaat het soms nog mis, zoals laatst. We hadden onze afspraak voor de halfjaarlijkse controle, maar we hadden het ook allebei erg druk. Daarom spraken we af om niet eerst langs huis te gaan, maar allebei op eigen houtje naar de tandarts te komen en elkaar in de wachtkamer te treffen. Een half uurtje van tevoren stapte ik dapper in mijn auto. Ik was echt vast van plan om te gaan, maar hoe dichterbij ik kwam, hoe banger ik werd en toen ik er bijna was, sloeg de paniek toe. Ik nam een afslag te vroeg en in plaats van naar de tandarts, ging ik een rondje wandelen in een natuurgebied. Om mezelf te kalmeren rookte ik een sigaret. De rust en de nicotine hadden al snel hun effect en ik voelde dat ik weer wat kalmer werd. Een paar minuten lang voelde ik me ontspannen en opgelucht. Daarna dacht ik weer aan Bill en aan de tandarts, mijn goede vriendin, die op me zaten te wachten en zich misschien wel zorgen begonnen te maken. Ik liep terug naar mijn auto en zag de gemiste oproepen van Bill op mijn telefoon. Die waren op zich al genoeg om me een flink schuldgevoel te geven, maar toen ik de berichten op mijn voicemail afluisterde werd dat gevoel nog veel sterker. Bill herhaalde in zijn boodschappen een aantal keren het woord ‘kinderachtig’. Ik haat het als Bill mij kinderachtig noemt, maar in dit geval had hij gewoon gelijk. Het is sowieso al vrij kinderachtig om bang te zijn voor zoiets onschuldigs als de tandarts, maar om dan ook nog eens te vluchten, is toch bijna net zoiets als je onder het bed verstoppen voor een eng monster. Ik vermande mezelf en belde Bill op. Hij beantwoordde zijn telefoon koel en zakelijk, maar ik kon wel horen dat hij probeerde om zijn bezorgdheid te verbergen. Ik bood meteen mijn excuses aan en beloofde Bill dat ik meteen naar hem toe zou komen. ‘Blijf maar waar je bent’, zei Bill alleen. ‘Ik kom je nu halen.’ Bill was op dat moment hooguit een kwartier bij mij vandaan, maar het leek wel alsof hij er expres extra lang over deed om bij mij te komen, zodat ik extra lang de tijd had om mijn zonden te overdenken. Het was me al wel duidelijk wat er zou gaan gebeuren. Hoe en wanneer was nog even afwachten, maar dat ik een pak voor mijn billen zou krijgen stond vast. En voor het grootste deel vond ik dat ik dat ook dik verdiend had. Ik had een paar minuten mijn verstand moeten gebruiken, dan was het tandartsbezoekje zo voorbij geweest en was er waarschijnlijk ook niets aan de hand geweest. Ik ben toch echt veel te oud om me zo over te geven aan een irrationele angst. ‘Kinderachtig’, had Bill al gezegd en daarmee had hij de spijker op zijn kop geslagen. Toch was er ook een deel van mij dat het allemaal een klein beetje onterecht vond. Bill weet hoe ontzettend bang ik voor de tandarts ben en daarom had hij me niet alleen moeten laten gaan. Hij had ook kunnen bedenken hoe dat af zou lopen. Dat was ook zo’n beetje het eerste dat ik tegen Bill zei toen hij voor me stond, maar hij kapte dat heel snel af. ‘Dan had je me moeten bellen, in plaats van er vandoor te gaan’, zei hij kort. We reden samen terug in Bill zijn auto. Ik wilde niet vragen waar we heen gingen, maar dat werd vrij snel duidelijk. We namen niet de afslag naar de tandarts, maar reden rechtdoor, richting huis. ‘Ik heb onze afspraak een uurtje opgeschoven’, zei Bill. ‘Eerst moeten we even iets anders afhandelen. ’Ik begreep natuurlijk precies wat dat was. Nog voordat de voordeur goed en wel dicht was, lag ik al over de knie. Ik had die middag een rok en laarzen aangetrokken, omdat ik me in die outfit zelfverzekerder voel, maar met mijn rok op mijn knieën en mijn billen bloot was er van dat gevoel heel weinig meer over. Bill maakte zijn broekriem los en ik voelde me nog kleiner en banger worden. ‘Dit gaat veel meer pijn doen dan de tandarts’, zei Bill nog eens ten overvloede. Ik kreeg vijftien slagen met de riem, vijf links, vijf rechts en vijf in het midden. Bill deed het vol overgave, dit keer was er niet veel sprake van medelijden. Ik kreeg een paar minuten de tijd om bij te komen en mijn make-up een beetje bij te werken, daarna moest ik weer mee, we hadden tenslotte nog een afspraak. De tandarts was helemaal niet boos en wilde niets weten van excuses. Ik kreeg zelfs nog een uitgebreide knuffel, want ze kon nog een beetje zien dat ik gehuild had. De controle was binnen een kwartier voorbij en natuurlijk was er helemaal niets aan de hand. Het leed was toch nog niet helemaal geleden, want die avond kreeg ik van Bill nog een echte straf, naakt, liggend op ons bed, met mijn handen en voeten gebonden. Bill gebruikte een grote, houten paddle, die echt pijn deed en heel diep doordrong. Ik had na afloop echt even de tijd nodig om weer een beetje tot mezelf te komen. Bill borg de paddle weer op en bewonderde mijn billen. ‘Ik begrijp niet dat je hiervoor minder bang bent dan voor de tandarts’, zei hij peinzend. Nee, dat begrijp ik zelf ook niet. |
Column: Lize
Ik ken Lize al heel lang, vanaf de eerste klas van de middelbare school. We hebben jaren bij elkaar in de klas gezeten, zonder dat we veel contact hadden. Verder dan ‘hoi’ en ‘dag’ zijn we in die jaren eigenlijk nooit gekomen. Dat kwam vooral doordat we bij heel verschillende groepen hoorden en daarbij was Lize ook nog een heel stil, verlegen meisje dat altijd heel zachtjes praatte en het liefst alleen in een hoekje zat. Als ik nu naar klassenfoto’s uit die tijd kijk, dan was Lize één van de mooiste meisjes van de klas, maar dat zal toen niemand zijn opgevallen.
Een jaar geleden kwam ik Lize na jaren weer tegen, op een koude zaterdagmorgen, langs de lijn van het voetbalveld, waar onze zoontjes op een kluitje achter een bal aan liepen te rennen. Dat is het voordeel als je woont in de omgeving waar je ook bent opgegroeid (of het nadeel, het is maar hoe je het bekijkt): van tijd tot tijd kom je zomaar ineens weer een stuk van je jeugd tegen.
Zoals te verwachten viel herkende Lize mij wel, maar ik haar niet. Ik moet eerlijk zeggen dat ik heel diep moest nadenken voordat ik kon bedenken wie Lize ook weer was. En toen ik dat eenmaal weer wist, had ik geen idee wat ik tegen haar moest zeggen. In al die jaren hadden we hooguit tien zinnen met elkaar gesproken. Maar Lize leek daar helemaal geen moeite mee te hebben. Ze kletste, in tegenstelling tot vroeger, aan één stuk door en haalde allerlei herinneringen op. Gebeurtenissen die ik me meestal ook nog wel kon herinneren, maar waarvan ik me niet voor kon stellen dat Lize daar ook bij was geweest.
Ik kreeg er al snel genoeg van om herinneringen op te halen aan een gezamenlijk verleden dat er nauwelijks was, ik was veel meer geïnteresseerd in het heden. Lize leek nogal veranderd ten opzichte van wat ik me van haar herinnerde. Niet alleen dat ze veel meer praatte, haar hele voorkomen was anders: een vrolijke, flinke, vrouw die lekker in haar vel zat. En ze had gelukkig ook afscheid genomen van de vormloze soepjurken, bedoeld om elke vrouwelijke ronding te verbergen, die ze vroeger altijd droeg of waarschijnlijk moest dragen van haar ouders. Ze had nu gewoon een strakke spijkerbroek om haar ronde billen.
We bleken in het heden veel meer gemeen te hebben dan in het verleden. Niet alleen waren we allebei op zaterdag voetbalmama, we hadden ook allebei twee kinderen, waren allebei aan ons tweede huwelijk bezig en hielden ook allebei van paardrijden, wandelen, lezen en schrijven. Na afloop van de wedstrijd spraken praatten we verder in de kantine, onder het genot van een grote bak patat met lekkere vette mayonaise, totdat de kinderen begonnen te zeuren dat ze naar huis wilden. We spraken af om binnenkort nog eens verder bij te kletsen.
Ik had niet verwacht dat dat ook echt zou gebeuren, maar een paar dagen later hing Lize al aan de telefoon. We spraken af om samen te gaan paardrijden. Mensen die zelf geen paard rijden kunnen het zich misschien niet goed voorstellen, maar vanaf de rug van een paard kun je hele goede gesprekken voeren. En dat deden we ook. We hadden het weer over vroeger, maar nu echt. Over de problemen thuis die we allebei gehad hebben, zonder dat we dat toen van elkaar wisten natuurlijk. Bepaalde dingen, herinneringen kregen nu ineens een hele andere betekenis, vooral bij Lize. Het was helemaal niet zo leuk in die tijd, ook voor mij niet. Met de vaststelling dat we al die vervelende dingen nu gelukkig achter ons hadden gelaten, sloten we het onderwerp af. Lize begon over de verhalen die ze schreef. Ik luisterde vol bewondering, maar durfde zelf niet zoveel over mijn eigen verhalen te vertellen. In plaats daarvan stelde ik voor om haar wat van me te laten lezen. ’s Avonds mailde ik haar nerveus de eerste paar hoofdstukken van ‘Anne’. Lize belde de volgende dag al om me te complimenteren met de mooie, eerlijke hoofdstukken. Ze praatte over werkelijk alles, de beschrijvingen, de grapjes, de kleine, herkenbare dingen die erin verstopt zaten, maar over de billenkoek fragmenten zei ze niets, terwijl ik had verwacht dat ze daar misschien over zou vallen. Ik kon niet anders, ik moest er wel naar vragen. Lize praatte er heel luchtig overheen: ‘die fragmenten waren zo natuurlijk geschreven dat ze bijna niet opvallen. Dat aspect hoort gewoon bij de personage Anne, dus waarom zou ik of wie dan ook daar moeite mee hebben? Leven en laten leven hoor.’
Voor iemand die was opgegroeid met ‘hel en verdoemenis’ was dit een ongelofelijk ruimhartige opmerking, waar ik nu nog vrolijk van word als ik eraan terugdacht.Lize en ik bleven regelmatig samen paardrijden. Een paar keer kreeg ik daarbij het gevoel dat Lize wat minder soepel dan anders op en neer bewoog in het zadel. Ik vroeg of er misschien iets aan de hand was. Lize zei dat ze te fanatiek was geweest in de sportschool en spierpijn had, ik dacht echter dat ik iets heel anders herkende. Natuurlijk vroeg ik niet door, maar ik werd wel erg nieuwsgierig.
Een paar weken later organiseerde Lize een soort high tea voor een goed doel. Ik bood in een opwelling aan om te helpen, hoewel ik eigenlijk helemaal niet goed ben in koken, bakken en al dat soort dingen. Thee zetten kan ik gelukkig prima, dus ik kon me nog wel een beetje nuttig maken. Lize had het vreselijk druk. Ik kreeg haar die hele middag nauwelijks te spreken, maar de high tea leek een groot succes. Het publiek bestond vooral uit oudere dames die Lize haar moeder hadden kunnen zijn. Ik voelde me niet erg op mijn gemak tussen al die strenge, grijze dames en ik kreeg het idee dat dat ook voor Lize gold. Ze reageerde gespannen en kortaf, heel anders dan ik haar de laatste tijd had leren kennen. De sfeer begon me steeds meer te benauwen en na een poosje kreeg ik last van mijn ademhaling, hyperventilatie heet dat ook wel. Ik moest zo snel mogelijk naar buiten. Ik stond op om naar buiten te rennen, maar ineens waren alle ogen op mij gericht. Iedereen verwachtte een verklaring voor mijn plotselinge vertrek. Flapuit als ik ben riep ik het eerste wat in me opkwam: ‘Ik moet nu snel gaan, anders kom ik te laat thuis en dan krijg ik billenkoek van mijn man.’
Iedereen in de kamer, Lize ook, keek me geschokt aan. Ik verdween snel in de gang, plofte neer op de eerste de beste plaats die me daarvoor geschikt leek: de trap naar boven. Lize kwam achter me aan. Ze sloot de deur naar de kamer zorgvuldig. Met haar handen in haar zijde keek ze me aan met een blik de me heel veel vertelde en ze lachte. Ik hapte nog steeds naar adem, maar Lize kon alleen maar lachen.
‘Billenkoek van mijn man’, gierde ze. ‘Hoe verzin je het!? Heb je die gezichten gezien!? Ik pies in mijn broek!’
Ik voelde me onbegrepen en vernederd, blijkbaar had ik me vergist. Stilletjes verdween ik door de voordeur.Het duurde daarna een tijdje voordat we weer gingen paardrijden, maar het gebeurde wel. En bij één van onze ritten had Lize weer die typische spierpijn. Ik wilde het weten, maar durfde het nog steeds niet te vragen, dus deed ik iets heel slechts. Na de rit gaan we altijd even douchen (voor wie denkt dat het paard al het werk doet: ook als ruiter transpireer je behoorlijk hoor) en terwijl Lize nietsvermoedend genoot van de hete straal, gluurde ik heel kinderachtig om het hoekje van haar douchehokje. Ik zag een paar dieprode, bijna paarse billen en ik wist genoeg. Er was maar één manier waarop haar billen die kleur gekregen konden hebben.
Ik gaf Lize nog een opening om over het beladen onderwerp te praten. Ik vroeg haar of ze nog spierpijn in haar billen had. Lize zei alleen dat ze helemaal geen spierpijn in haar billen had, maar in haar bovenbenen. We praatten er dus niet over, maar toch voelde ik me heel erg opgelucht. Opgelucht dat er meer vrouwen zoals ik waren, niet alleen ver weg, anoniem op het internet, maar ook gewoon om me heen en in mijn buurt. En ook al konden we er niet met elkaar over praten, die wetenschap was voor mij wel heel belangrijk.
Mijn hele leven zoek ik al naar mensen om me in te herkennen, mensen waar ik me aan kan spiegelen. En voor het stuk van mij dat billenkoek heet, had ik zo iemand nog niet gevonden. Ik kende alleen Helene, de laatste spanking vriendin van Bill. Een ontzettend lieve meid, maar ook een beetje een freak met een lederen halsbandje om haar hals en een kleine tatoeage van een mattenklopper boven haar billen, die ze zonder schroom laat zien als het onderwerp toevallig ter sprake komt. Zo wilde ik niet zijn. Ik wilde geen freak zijn, maar gewoon Anne. Dankzij Lize, die absoluut geen freak was, wist ik op één of andere manier ineens dat ik eigenlijk helemaal niet anders was, maar gewoon wie ik wilde zijn. Dat idee gaf me een enorme rust.
Een maand geleden is Lize met haar gezin verhuisd naar het buitenland. Ik heb haar nooit verteld dat ik haar die middag onder de douche gezien heb en we hebben het ook nooit meer over het onderwerp billenkoek gehad. Toch denk ik dat ook zij precies weet hoe de vork in de steel zit. Ooit ga ik er eerlijk met Lize over praten, of misschien stuur ik haar deze tekst wel. En anders leest ze dit misschien zelf. In het land waar Lize nu woont hebben ze tenslotte ook internet…
Naschrift: Uiteindelijk heb ik besloten dat ik dit stuk niet kon plaatsen zonder er eerst met Lize (zo heet ze natuurlijk niet echt) over te praten. Hoe ze reageerde ga ik hier niet vertellen, maar ze staat volledig achter dit verhaal.
Anne
Anne (9)
Ik had mijn opdrachtgever nog nooit eerder ontmoet, maar dat zei niet zoveel. Ik kende lang niet iedereen in het circuit. Misschien was dat ook wel mijn grootste probleem, dat ik te weinig mensen in het circuit kende. Ik hoopte stiekem dat deze opdracht me via mijn opdrachtgever nog wat nieuwe contacten op zou leveren, maar toen ik haar voor het eerst zag, begreep ik wel dat zij zelf ook nog volop bezig was om het circuit te leren kennen. Ze was nog piepjong, zeker tien jaar jonger dan ik, en duidelijk nog helemaal nieuw in het vak. Misschien was dit zelfs wel haar eerste echte klus.
Ik wist nog steeds niet wat de opdracht precies inhield, maar dat ze de jongste bediende, misschien was ze zelfs nog maar een stagiaire, erop afstuurden beloofde weinig goeds. Dat betekende waarschijnlijk dat het ging om bladvulling voor een tijdschrift of foto´s voor een foldertje, gedrukt op goedkoop glanzend papier. Ik had al helemaal geen zin meer in deze opdracht, maar ik wist natuurlijk ook wel dat de opdrachten niet voor het oprapen lagen en dat ik blij moest zijn met elke klus die ik binnenhaalde.
Hoewel mijn opdrachtgeefster me zelf gevraagd, gesmeekt had om deze opdracht aan te nemen, leek ze wel een beetje te twijfelen aan mijn capaciteiten. Ze vroeg uitgebreid naar de dingen die ik tot nu toe gedaan had en daarna hoe het kon dat ik pas een jaar als professioneel fotograaf bezig was. De toon waarop ze haar vragen stelde was neutraal en voorzichtig, maar toch kwam het op mij over als een soort verhoor. Het irriteerde mij dat ik me tegenover zo´n piepkuiken moest verantwoorden en ik vond het niet eerlijk dat ze deed alsof ik pas een jaar fotografeerde. Oké, het was pas sinds een jaar echt mijn beroep, maar fotograferen deed ik al mijn halve leven en in die tijd had ik wel wat meer gedaan dan leuke plaatjes van familie en vakanties gemaakt. Dat had ze zelf ook kunnen zien als ze op mijn website had gekeken.
Toch voelde ik zelf ook wel wat twijfels. Het was me tot nu toe niet meegevallen om op commando allerlei beelden te moeten maken, waarvan een ander al bedacht had hoe ze eruit moesten zien. Dat was heel anders dan ik gewend was en ook heel anders dan ik het me had voorgesteld. Door de kritische vragen van mijn opdrachtgeefster begon de onzekerheid nog wat meer te knagen en voelde ik me min of meer verplicht om me te verantwoorden. Zij betaalde me tenslotte, dus had ze ook wel enig recht van spreken. Ik ging er goed voor zitten en legde haar in het kort uit hoe het allemaal zo gekomen was. Dat had ze trouwens ook allemaal op mijn website kunnen lezen.
Mijn uitleg maakte maar weinig indruk. Ik kon wel raden wat mijn opdrachtgeefster dacht. Het was wel leuk dat ik al twintig jaar foto´s maakte, maar ik had geen opleiding en weinig ervaring. Ik realiseerde me ineens dat ik me zat te verdedigen, terwijl dat nergens voor nodig was. Zij had mij toch gevraagd en niet andersom en als ze liever iemand anders wilde, dan ging ik toch gewoon weer naar huis? Jammer van mijn vrije zondag weliswaar, maar dit was mijn eer toch ook te na. Het was graag of niet en dat zei ik ook precies zo. Mijn opdrachtgeefster bond meteen in. Natuurlijk wilde ze graag dat ik bleef, maar ik moest toch ook begrijpen dat….
Ik had helemaal geen zin om begrip op te brengen voor haar situatie, er moest nu maar eens iemand een beetje begrip opbrengen voor mijn situatie. Een jaar lang had ik met volle overgave voor Ben en de kinderen gezorgd en dat had ik graag en met alle overtuiging gedaan, maar nu was de tijd gekomen om te doen wat ik zelf leuk vond en waar ik zelf goed in was. Dan moest ik alleen wel de kans krijgen om dat te doen.
´Ik ben geen overjarige trut die foto´s maakt omdat ze zo nodig een hobby moet hebben’, zei ik tegen haar. ´Ik ben iemand die haar hele leven al fotograaf had moeten zijn, maar door omstandigheden het nu pas geworden is.´
Mijn opdrachtgeefster keek me verveeld aan. Ze had vast al heel veel van dit soort verhalen gehoord, want elke fotograaf en ieder ander artistiek figuur heeft wel een verhaal te vertellen dat hem in zijn ogen uniek maakt, maar in de ogen van alle anderen gewoon de zoveelste zeur die een heel punt maakt van iets simpels als een paar foto´s.
´Laten we het zakelijk houden´, zei ze. ´Ik heb je nodig voor deze opdracht en ik ben blij dat je op zo´n korte termijn kon komen, maar in je levensverhaal ben ik verder niet zo geïnteresseerd. Het is bovendien een vrij simpele opdracht. Wel belangrijk, want zonder deze foto´s zitten we met tien lege pagina´s, maar niet echt moeilijk. Dus ik ga ervan uit dat elke fotograaf dit wel tot een goed einde moet kunnen brengen.´
Volgens mij ben jij degene die is begonnen met het stellen van allerlei vervelende vragen, dacht ik. Maar ik ging er verder niet op in en vroeg mijn opdrachtgever wat precies de bedoeling was.
´Bikini´s´, antwoordde ze kortaf. ´Een reportage van tien pagina´s voor een nieuw tijdschrift.´
Ik trok een wat moeilijk gezicht. Tien pagina´s was natuurlijk mooi, maar een nieuw tijdschrift is meestal een ondankbare taak. De meeste nieuwe tijdschriften worden namelijk geen succes. Ze verdwijnen vaak net zo snel als ze gekomen zijn en een reportage voor een tijdschrift dat niemand kent staat slecht op je portfolio, haast alsof je die opdracht zelf verzonnen hebt.
´Het gaat toch geen problemen geven?´, vroeg mijn opdrachtgeefster nu toch weer wat bezorgd.
Ik zei eerlijk dat ik liever geen foto´s van schaars geklede meiden maakte, omdat ik daar niet zoveel aan vond. Maar ook dat ik het al wel een aantal keren gedaan had. Het zou wel goed komen, zo verzekerde ik haar. Mijn opdrachtgeefster leek weer gerustgesteld. Ze gaf me een paar voorbeeldfoto´s en een plattegrondje van de locatie en liet me alleen.
*
Als meisje van dertien wist ik al dat ik later fotografe wilde worden, maar toen ik dat tegen mijn ouders zei, waren die daar op zijn zachtst gezegd niet erg blij mee. Ik kreeg nog net geen pak voor mijn billen, maar ze lieten me wel heel duidelijk merken dat er in ons gezin niemand het beroep van fotograaf uit zou gaan oefenen.
Dat ik zo graag fotograaf wilde worden, kwam vooral door tante Roza. Tante Roza was geen echte tante, maar een goede vriendin van mijn moeder. En tante Roza was fotografe. Niet helemaal professioneel, het was voor haar meer een dagbesteding zoals andere dames tennisten of handwerkten, maar toch stonden er regelmatig foto´s van haar in allerlei bladen. Niet in de Libelle of de Margriet, maar in de wat meer kunstzinnige tijdschriften die mijn moeder ook las en die wij eigenlijk niet mochten zien, omdat er wel eens blote mensen in stonden.
Tante Roza kwam regelmatig bij ons thuis en dan praatte ze met mijn moeder over allerlei dingen die ik niet begreep, maar wel opving. Ik zag tante Roza ook regelmatig als ik paardrijles had. Dan kwam ze op haar paard langs ons galopperen. Ze reed altijd zonder cap en haar lange blonde haren wapperden achter haar aan in de wind. Als ik haar zo zag, lang en slank en elegant, dan vond ik haar prachtig.
Mijn zussen en ik waren stinkend jaloers op het figuur van tante Roza, want dat was iets waar wij alleen maar van konden dromen. Alle meisjes in onze familie ontwikkelden rond hun veertiende namelijk brede, vrouwelijke heupen en vrij grote borsten.
´Ach, als wij struikelen, dan vallen we tenminste niet op ons gezicht´, zei mijn moeder altijd als wij weer eens over ons figuur klaagden en daar moesten we het dan maar mee doen.
Tante Roza luisterde altijd graag naar dat soort gesprekken aan de keukentafel en moest er ook wel om lachen.
´Jullie zullen ze tenminste nooit een gratenpakhuis noemen, dat zeiden mijn broers vroeger altijd tegen mij´, grapte ze dan.
Wij geloofden niet dat iemand ooit zoiets tegen haar gezegd had, maar we vonden het wel aardig van haar om te doen alsof. Later kwam ik er achter dat er ook een serieuze kant aan de opmerkingen van tante Roza zat.
´Je moet nooit van jezelf zeggen dat je dom of lelijk bent´, zei ze tegen me. ´Dat doen anderen wel voor je. Zelf kun je beter het accent leggen op je sterke kanten.´
Ik grinnikte een beetje. Het was wel duidelijk wat mijn sterke kanten waren en als ik daar het accent op zou leggen, dan zou ik zeker met mijn moeder te maken krijgen.
Tante Roza lachte hartelijk naar me.
´Ik snap wat je denkt, maar ik bedoel iets heel anders´, zei ze. ´Kom eens bij me zitten, dan praten we nog even verder.´
Ik keek tante Roza wat verward aan. Het kwam niet vaak voor dat een volwassene met mij wilde praten, echt wilde praten. Mijn ouders zaten in elk geval nog in de ´doe wat ik zeg´ modus en namen de dingen die ik zei of dacht verder weinig serieus.
´Ik vind jou een heel mooi meisje´, zei tante Roza tegen me. ´En dat vind je zelf ook wel, dat weet ik zeker. Nou moet je mij eens vertellen wat je het mooiste aan jezelf vindt.´
Ik vond het een hele moeilijke vraag, die tante Roza me stelde, en ik wist er geen antwoord op. Maar ik voelde wel aan dat het antwoord op die vraag heel belangrijk was.
´Het is geen gemakkelijke vraag, dus je mag er best even over doen om het antwoord te vinden. En ik wil je daar graag bij helpen. Wil je dat?´
Ik knikte. Natuurlijk wilde ik dat.
´Dan zal ik eerst eens een paar foto´s van je maken´, zei tante Roza.
Ik begreep niet wat de foto´s met de vraag te maken konden hebben en ik had een hekel aan foto´s van mezelf, want ik stond er nooit mooi op, maar dat tante Roza een foto van mij wilde maken was toch wel bijzonder. Tante Roza koos namelijk altijd haar eigen onderwerpen en dat ze voor mij had gekozen, niet voor mijn moeder of een van mijn zussen maar voor mij, was een hele eer.
Het viel niet mee om voor tante Roza te poseren of eigenlijk is poseren het verkeerde woord, want dat mocht ik nou juist niet doen. Ik moest ´gewoon´doen en er niet aan tante Roza en haar fotocamera denken, maar dat bleek haast onmogelijk. Elke keer als ik merkte dat tante Roza in de buurt kwam, probeerde ik toch weer zo mooi mogelijk te zitten en zo leuk mogelijk te glimlachen.
´Jij speelt vals´, zei ze dan lachend.
Na de eerste ´poseersessie´ was er nog geen enkele goede foto geschoten.
´Geeft niets´, zei tante Roza. ´Meestal duurt het wel even, we hebben alle tijd.´
Jij misschien wel, maar ik niet, dacht ik.
Bij de volgende sessie pakte tante Roza het anders aan. Ik moest iets meenemen om te doen en dan gewoon mijn eigen gang gaan. Verder had tante Roza nog een opmerkelijk verzoek: ze vroeg of ik mijn kleren uit wilde trekken, alleen mijn ondergoed mocht ik aanhouden.
´Dat vraag ik mensen meestal´, zei ze. ´Want zonder kleren kunnen ze zich nergens meer achter verbergen.´
Ik schudde mijn hoofd en weigerde resoluut. Er waren genoeg mensen die me wel eens in mijn onderbroek gezien hadden, mijn zussen, mijn klasgenootjes, de meiden van turnen en paardrijden, maar bij tante Roza voelde het om een of andere reden niet goed en mijn ouders zouden het vast ook niet goed vinden. Dus hield ik mijn kleren aan.
Het poseren ging wel een stuk beter nu tante Roza niet meer als een vervelende vlieg om me heen zwermde. Ik wist natuurlijk wel dat ze er was en in het begin lette ik ook wel op haar, maar na verloop van tijd ging ik op in het boek dat ik had meegenomen en begon ik te vergeten dat ze er was. Nog niet helemaal, want elke keer als de camera klikte, veerde ik weer op, maar het begin was er.
Na nog een paar sessies gaf tante Roza aan dat ze klaar was. De foto die ze zocht had ze gevonden, zei ze. Ik begreep het niet helemaal, maar was wel erg nieuwsgierig.
Een dag later kwam tante Roza langs. Ze gaf me een keurig mapje met daarin de foto´s. Ik wilde meteen kijken, maar tante Roza hield me tegen.
´Eerst wil ik iets zeggen´, zei ze.
Ze pakte het mapje weer vast.
´Als ik naar deze foto´s kijk, zie ik een meisje dat enthousiast en nieuwsgierig is. Elke dag bij het opstaan vraagt ze zich af wat er die dag allemaal zal gaan gebeuren. En ze is geïnteresseerd in mensen, maakt met iedereen die dat wil een praatje, ook als ze in de bus naast een onbekende zit.´
Tante Roza keek me strak aan.
´Dat zijn volgens mij dingen die jou zo´n mooi meisje maken. Heb ik gelijk?´
Ik wist niet wat ik moest zeggen.
´Ik heb dat kind al zo vaak aan het verstand proberen te brengen dat ze echt niet lelijk is, maar denk je dat ze naar mij luistert?´, mopperde mijn moeder, die er ook bij was komen zitten.
Tante Roza legde mijn moeder met een handgebaar het zwijgen op. Dat was bijzonder, want normaal gesproken was mijn moeder niet iemand die je makkelijk het zwijgen oplegde.
Tante Roza gaf me het mapje terug.
´Kijk zelf maar of ik gelijk heb´, zei ze.
Ik sloeg het mapje open. Het was alsof ik een wonder mocht aanschouwen. Alle lelijke onderdelen van mijn gezicht, mijn rare wipneusje, mijn grote clownsmond, mijn flaporen en die eeuwige sproeten, leken te zijn verdwenen. Ze waren er natuurlijk nog wel, maar niet meer zo storend en lelijk als ik tot dan toe altijd gevonden had. Tante Roza had ze op een of andere manier allemaal zo bij elkaar gevoegd dat het een kloppende compositie was geworden, een rustig, lief gezicht, dat je met een beetje fantasie zelfs mooi zou kunnen noemen. Het idee dat ik het was die daar op die foto stond was totaal onwerkelijk, maar heel langzaam drong het toch tot me door. Ik was eerst een tijdje sprakeloos, daarna begon ik heel hard te huilen van ontroering.
´Ach lieverdje toch´, zei mijn moeder.
Ze nam me in haar armen en wiegde me zachtjes heen en weer.
*
Ik staarde mismoedig naar de plaatjes van vrolijke, jonge modellen in kleurige bikini´s. Natuurlijk kon ik ook dat soort foto´s schieten, maar dat wilde ik niet. Ik had veel zin om mijn spullen weer in te pakken en terug naar huis te gaan. Een jaar was ik nou bezig met het opbouwen van een klantenbestand, maar tot nu toe was ik steeds blijven steken in oninteressante, nietszeggende opdrachten. Hoe lang zou het nog gaan duren voordat ik eens een beetje verder kwam?
Ik bladerde wat door de dingen die ik de laatste tijd gemaakt had. Allemaal makkelijke foto´s, die helemaal niets over het onderwerp zeiden. De enige waar ik een beetje tevreden over was, waren de foto´s van Tonny, onze oppas, die ik een paar weken eerder gemaakt had. Haar zag je zoals ik dat graag wilde: als zichzelf, maar tegelijkertijd op een manier die niemand nog van haar kende. Alsof ik een nog onontdekt deeltje van haar had blootgelegd.
De foto´s van Tonny waren niet eens een opdracht geweest, maar iets wat ik zomaar uit mezelf gedaan had. Toch kon ik er misschien wel meer mee doen, in elk geval kon ik ze gebruiken voor mijn portfolio, maar dat moest Tonny dan wel goed vinden. In een opwelling belde ik haar meteen. Ze nam direct op.
´Heb je weer een oppas nodig?´, vroeg ze vrolijk.
´Nee, ik wilde je iets anders vragen´, antwoordde ik aarzelend.
´Oh, wat dan?´, vroeg Tonny nieuwsgierig.
Ik begon voorzichtig over de foto´s, vroeg hoe het daarmee was en wat andere mensen ervan gezegd hadden. Het bleef stil aan de andere kant van de telefoon.
´Waarom zeg je niets, vond je ze niet mooi?´, vroeg ik angstig.
´Jawel, ik vond ze prachtig´, antwoordde Tonny snel. ´Ik wist niet dat ik er zo uit kon zien, zo mooi bedoel ik. Maar ik heb ze nog aan niemand laten zien.´
´Waarom niet?´, vroeg ik verbaasd.
´Ze lachen me hier vierkant uit. Wij zijn thuis niet zo van de jurkjes, crèmepjes en de poedertjes. Een trui en een spijkerbroek, dat ik meer ons ding. Sorry´, antwoordde Tonny eerlijk.
Ik hoorde aan haar stem dat ze het sneu voor mij vond, maar toch oprecht meende. Teleurgesteld hing ik op. Het was me weliswaar gelukt om een onbekende kant van Tonny bloot te leggen, maar kennelijk wilde ze die kant zelf toch liever niet kennen, dus veel schoot ik er niet mee op.
Ik pakte een van de foto’s van Tonny en een van de oude foto’s die tante Roza gemaakt had. Eerst bekeek ik ze een voor een, daarna hield ik ze naast elkaar, op zoek naar gelijkenissen. Maar ik ontdekte vooral verschillen. Ik staarde naar mijn eigen foto en voelde me ineens een beetje verdrietig worden. De foto’s hadden me veel gebracht. Ze hadden me geholpen om mezelf te ontdekken en hadden me ook een soort basis, een gevoel van zelfvertrouwen gegeven. Maar ze hadden me ook in een bepaalde richting geduwd en eraan bijgedragen dat een aantal dingen ineens heel snel waren gegaan in mijn nog jonge leven. Als meisje van veertien had ik dingen gedaan en ervaren die voor een meisje van die leeftijd misschien nog wel wat heftig waren. Sommige dingen waren leuk geweest, andere minder of zelfs helemaal niet, maar echt spijt dat het zo gelopen was, heb ik nooit gehad. Toch voelde ik me op dat moment een beetje triest en wenste dat ik vroeger een beetje meer als Tonny was geweest of een beetje meer als Sanne. Die denkt over elke beslissing drie keer na en twijfelt dan nog of ze wel de goede keuze gemaakt heeft.
‘Dat heeft ze in elk geval niet van mij, maar van haar vader’, mompelde ik. ‘Nou ja, dat nadenken dan, dat twijfelen nou net weer niet, twijfelen doet Ben bijna nooit.’
*
Ik wilde net gaan eten toen ineens de telefoon ging. In het display zag ik dat het Sanne was.
´Mama, waar ben je?´, vroeg ze met lichte paniek in haar stem.
´Aan het werk´, antwoordde ik kort.
´Maar ik moet je spreken, nu!´, zei Sanne op klagelijke toon.
´Dan zul je me door de telefoon moeten vertellen wat er aan de hand is of tot morgen geduld moeten hebben´, zei ik kalm.
´Dat kan niet!´, gilde Sanne. Haar stem trilde en ze smeekte of ik alsjeblieft naar huis wilde komen.
Verwend nest, dacht ik. Dagen laat je je gezicht nauwelijks zien, maar als het jou uit komt moet mama wel voor je klaarstaan.
´Sanne, ik ben aan het werk´, zei ik kort.
Sanne huilde aan de andere kant van de lijn. Door de telefoon hoorde ik ook Ben, die troostend bedoelde woorden tegen haar sprak, maar daar leek Sanne haar verdriet alleen maar erger van te worden. Ik probeerde snel te bedenken hoe ik dit op ging lossen. Naar huis rijden vond ik geen optie en Sanne naar mij toe laten komen evenmin, maar ik voelde wel dat er iets aan de hand was waar vandaag nog over gesproken moest worden.
´Kom maar naar Amsterdam´, zei ik ineens.
Ik was toch nog min of meer van plan om daarheen te rijden en de huurauto om te ruilen voor mijn eigen auto, dus dat kon ik dan mooi combineren.
´Oké mam´, zei Sanne dankbaar.
´Maar het treinkaartje betaal je wel zelf´, zei ik in een laatste poging om streng te zijn.
Ineens kwam Ben aan de telefoon.
´Ik kan Sanne toch ook even brengen´, protesteerde hij.
´Je hebt nog twee kinderen om op te passen, weet je nog?´, zei ik spottend. ´Laat dat kind maar mooi met de trein gaan. Kan ze best.´
´Oké, maar ik ben het hier niet mee eens Anne, als je dat maar weet´, zei Ben nijdig.
Jammer dan, dacht ik, maar ik zei het niet.
Ik reed op mijn gemak naar Amsterdam, leverde de huurauto in bij Avis op Schiphol en nam de metro naar het centraal station. Sanne stond al op het perron te wachten toen ik aankwam. Ze knuffelde me kort en bedankte me. Ik gaf haar een arm en samen liepen we de stad in.
We namen een ijsje en voerden op een bankje aan een van de grachten een echt moeder dochter gesprek over een vriendje dat iets wil wat de dochter misschien ook wel wil, maar misschien toch ook nog niet. Ik zei de dingen die van mij verwacht werden: dat Sanne nog een beetje te jong was en dat ze haar nieuwe vriendje nog maar heel kort kende. Sanne wierp tegen dat ze hem wel heel erg leuk vond en dat hij over een paar dagen weer naar huis zou gaan. Ze kreeg geen definitief antwoord op haar dilemma, want ik zei niet dat ze het niet moest doen, alleen dat ik vond dat ze beter nog even kon wachten. Maar toch luchtte ons gesprek Sanne zichtbaar op. Ik was stiekem apetrots op haar en ook op mezelf, want hoeveel moeders kunnen er nou zo´n gesprek voeren met hun tienerdochter?
Nog steeds arm in arm liepen we verder richting de stad om wat te gaan eten. Bijna als vanzelf werden we naar het buurtje getrokken waar ik ooit gewoond had. Mijn oude studentenhuis zag er zo mogelijk nog desolater uit dan een paar dagen geleden.
´Jeetje, wat een bouwval´, zei Sanne geschokt.
´Ja, en dat was toen eigenlijk ook al zo, kun je nagaan´, zei ik.
Ik wees Sanne het kleine raam van mijn vroegere kamertje.
´Is het daar voor het eerst gebeurd?´, vroeg ze ineens.
´Nee, in de duinen op Ameland´, zei ik eerlijk.
Ik wilde er even niet aan denken hoe oud ik toen was. Sanne vroeg er gelukkig ook niet naar, maar ze grinnikte wel veelbetekenend.
Ik stelde voor om iets te gaan eten in Albert zijn eetcafé. Waarom weet ik niet, maar ik was ineens benieuwd hoe het met hem was en met Sanne erbij kon ik hem veilig opzoeken. Binnen was het vrij druk, maar we vonden nog een tafeltje voor twee bij het raam. De bediening werd gedaan door twee jonge jongens, het meisje met de piercings zag ik nergens en ook Albert leek afwezig.
´Is de baas er niet?´, vroeg ik aan de jongen die ons de menukaart en een drankje kwam brengen.
´In Londen´, zei de jongen kortaf.
´En wanneer is hij weer hier?´, informeerde ik.
Hij haalde zijn schouders op.
´Denk over drie weken, moet ik iets doorgeven?´, vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd.
Sanne informeerde nieuwsgierig waar ik de eigenaar van het café van kende.
´Oh gewoon, een oude kennis uit mijn studietijd´, loog ik.
Sanne keek me een beetje wantrouwend aan, alsof ze wel doorhad dat er meer aan de hand was.
‘Je vroegere vriendje misschien?’, vroeg ze pesterig.
‘Zoiets ja’, zei ik snel.
Sanne grinnikte nog een keer en keek me aan alsof ze verwachtte dat ik nog veel meer details zou onthullen.
‘Zomaar een vriendje of had hij ook mijn papa kunnen zijn?’, vroeg ze.
‘Dan had je er in elk geval heel anders uit gezien’, flapte ik eruit.
Sanne wilde nog veel meer weten en bleef maar doorvragen. Ik voelde me ongemakkelijk en in het nauw gedreven, ik had geen zin om als vriendinnen over mijn geheimen te praten, ook al waren het verzonnen geheimen. Later, als ze volwassen is kunnen we misschien vriendinnen worden, maar op dat moment was zij nog gewoon een tienermeisje en ik nog gewoon haar moeder.
‘Ander onderwerp’, zei ik en gelukkig kwam de jongen op dat moment weer langs om onze bestellingen op te nemen. Sanne bestelde een vegetarische omelet, ze zat midden in een ‘medelijden met zielige beestjes’ periode, en ik nam een cheeseburger met extra uienringen, want daar had ik echt zin in. Maar ik moet toegeven dat ik het ook een beetje deed om Sanne te pesten.
‘Dat vet gaat allemaal in je billen zitten, dat weet je hè’, zei Sanne met een brutale grijns op haar gezicht.
‘Nou en. Een dikke kont is gezond’, rijmde ik en het scheen nog waar te wezen ook. Dat had ik die middag toevallig in een tijdschrift zien staan.
Sanne begon een verhaal over de zielige varkentjes die moesten sterven, zodat ik een hamburger kon eten. Ik had mijn hamburger nog niet gezien, maar vermoedde al wel dat er maar heel weinig varken in zou zitten. En ik vroeg me ook af welke dieren er gesneuveld waren voor Sanne haar laarzen, haar riem en haar jasje. Zo zaten we binnen de kortste keren weer heerlijk te bekvechten, het heikele onderwerp als afgesloten achter ons latend. Toen ons eten werd gebracht, dacht ik Sanne te kunnen betrappen op een jaloerse blik, maar toch wilde ze absoluut geen hapje proeven.
Na het eten wandelden we nog een keer langs mijn oude studentenhuis. De sloop leek nu echt aanstaande en dit was misschien wel de laatste keer dat ik het zou zien. Ik had helaas geen fototoestel bij me, dat lag nog op mijn hotelkamer. Sanne knipte snel een paar plaatjes voor me met haar mobieltje. Ik vind het iets vreselijks, van die snelle, slordige foto’s die met een slechte camera gemaakt zijn, maar ik vond het toch lief van Sanne. Ze liet me de foto’s even zien en die zagen er niet eens zo heel slecht uit. Ik gaf Sanne een complimentje, dat ze leuk vond om te horen, ze bloosde zelfs een beetje. Maar daarna wuifde ze het ook meteen weer weg met een gebaar van valse bescheidenheid.
‘Jij kunt het natuurlijk veel beter’, zei Sanne snel.
Dat vond ik nogal voor de hand liggen, maar ik vroeg me af of Sanne überhaupt een idee had van wat voor foto’s ik maakte. Vanaf het moment dat ik weer was begonnen met fotograferen had ze nooit enige interesse in mijn werk getoond, voor zover ze het al als mijn werk beschouwde en niet als een wat uit de hand gelopen hobby. Een keer had Sanne gevraagd waarom ik was gaan fotograferen en uit de manier waarop ze die vraag stelde was toen duidelijk gebleken dat ze het eigenlijk liever niet had. Ik had geen goed antwoord op die vraag, behalve dan dat ik het gevoel had dat ik ‘iets’ moest doen. Sanne had nauwelijks naar het antwoord geluisterd en de vraag daarna ook nooit meer gesteld.
‘Vind je het vervelend dat ik weer aan het werk ben?’, vroeg ik aan Sanne.
Ze keek me verbaasd aan en leek te aarzelen over het antwoord, een gewetensvraag dus.
‘Je mag eerlijk antwoorden hoor’, moedigde ik haar aan.
‘Eigenlijk wel ja’, bekende Sanne.
Ik had de vraag zelf gesteld en hoewel ik het antwoord eigenlijk al wel wist, was ik er niet blij mee. Ik werd er zelfs een beetje boos van. Wat wilde ze dan? Dat ik thuis ging zitten wachten totdat Ben of een van de kinderen me nodig had?
‘Waarom dan?’, vroeg ik en het lukte me slecht om mijn boosheid te verbergen.
Sanne deinsde achteruit.
‘Je wilde toch een eerlijk antwoord, dan moet je niet boos worden’, mokte ze en ze had natuurlijk gelijk, maar mijn handen jeukten. Het liefst had ik haar even flink door elkaar geschud en gezegd dat ze ook wel eens aan iemand anders dan zichzelf mocht denken. Maar dat had zeker tot ruzie geleid en ik wilde de goede sfeer tussen ons niet verder verpesten, dus hield ik me in.
‘Ik begrijp best dat je het fijn vindt als je moeder altijd thuis is, dat vond ik vroeger ook, maar ik kan dat gewoon niet, niet alleen maar tenminste’, zei ik
‘Het is je een hele tijd prima gelukt hoor’, zei Sanne.
‘Maar dat was anders’, zei ik.
Sanne begreep niet wat er anders was en ik kon het ook niet goed uitleggen. In de tijd dat ik niet werkte, was ik op een soort missie met als doel Ben weer gezond krijgen en het gezin zo normaal mogelijk draaiende houden. En toen die missie geslaagd was, voelde ik me zo leeg en nutteloos dat ik soms zelfs terugverlangde naar de moeilijke periode daarvoor. In een helder moment zag ik in dat het twee kanten op kon gaan: ik kon wegzakken in een diepe depressie of ik kon mezelf een schop onder mijn kont geven en wat gaan doen. Gelukkig werd het het laatste.
Ik keek Sanne aan met mijn mildste glimlach en legde een hand op haar achterhoofd.
‘Ik moet zo af en toe ook een beetje aan mezelf denken, maar ik begrijp best dat het niet altijd leuk is voor jullie. Toch ben ik er altijd als je me echt nodig heb en als je me echt moet spreken, dan valt dat altijd te regelen, dat heb je vandaag wel gemerkt’, zei ik.
‘Ja, maar als ik dan zelf mijn treinkaartje moet betalen, kost het me wel klauwen met geld. En ik heb geen eigen inkomen, zoals jij’, mopperde Sanne.
Dat eigen inkomen van mij viel helaas nogal tegen, maar toch vond ik dat Sanne wel een beetje gelijk had. Ik beloofde dat ik het kaartje terug zou betalen.
‘Nu we het toch over geld hebben….’, begon Sanne voorzichtig.
Ik voelde het zoveelste hoofdstuk in de discussie over de hoogte van Sanne haar zakgeld aankomen en zuchtte eens diep. Al discussierend liepen we richting het station. Via een aantal omwegen kwam het gesprek uiteindelijk weer op het onderwerp waar onze ontmoeting om begonnen was. Sanne deed er nu een stuk luchtiger over en het leek wel alsof ze voor zichzelf een keuze gemaakt had, al liet ze niet merken welke keuze dat was. En eigenlijk wilde ik dat ook helemaal niet weten.
De trein stond net klaar om te vertrekken toen we op het perron aankwamen. We keken elkaar even aan. Ik wilde nog van alles zeggen en Sanne leek ook te aarzelen, maar het was al laat en ze moest de volgende dag weer naar school, dus ergens vond ik het ook wel mooi geweest. Ik gaf Sanne een snelle knuffel, een kus op haar voorhoofd en een aai over de bol. Meestel heeft ze daar een hekel aan, maar nu glimlachte ze. Ik zei nog snel dat ze vooral moest doen wat goed voelde. Sanne grinnikte een beetje en bleef wat staan treuzelen. Ik zei dat ze op moest schieten en duwde haar richting de trein. Ze stapte in en ging meteen op in een grote groep jongeren, die op het balkon stonden. Ik keek toe hoe de treindeuren achter Sanne dichtschoven. Ze zwaaide nog even naar me, toen verdween ze richting een coupé.
*
Ik liep op mijn gemak terug de stad richting de plaats waar ik een paar dagen eerder mijn auto had achtergelaten. Het gesprek met Sanne speelde nog volop door mijn hoofd. Het drong nu pas tot me door hoe dubbelzinnig mijn advies ‘doen wat goed voelt’ eigenlijk was en ik begreep ineens ook waarom Sanne erom moest lachen. Verder was ik tevreden over de uitkomst, ook al was voor mij nog steeds niet duidelijk wat die uitkomst eigenlijk was, maar het had Sanne duidelijk opgelucht en dat was het voornaamste. En ik vertrouwde erop dat ze geen domme dingen zou doen.
Mijn auto stond er nog precies zoals ik hem had achtergelaten, zelfs de radio zat er nog gewoon in, en dat midden in Amsterdam. De parkeerkosten waren trouwens ook van Amsterdams niveau, mijn hotelkamer was goedkoper. Vanuit de auto belde ik naar huis om te zeggen dat Sanne eraan kwam. Ben wilde weten wat nou het dringende probleem was waarover Sanne mij zo nodig moest spreken. Ik hoorde geen boosheid of irritatie meer in zijn stem, eerder belangstelling en een beetje bezorgdheid. Ik vertelde in grote lijnen wat er aan de hand was, zonder al te gedetailleerd te worden. Sanne had tenslotte ook recht op een klein beetje privacy.
Ben reageerde bezorgd. Hij had moeite met het idee dat zijn kleine meisje nu toch echt groot aan het worden was en zei dat ook eerlijk.
‘Wat moet ik nou doen als ze straks thuiskomt, moet ik nog met haar praten?’, vroeg hij.
Ik zag dat gesprek al zo ongeveer voor me. Ben die een heleboel keren de woorden ‘je mag niet’ gebruikte en Sanne die daar steeds minder naar luisterde.
‘Laat haar maar even’, adviseerde ik. ‘En geef haar maar een lekkere knuffel, daar heeft ze denk ik wel behoefte aan.’
‘En als ze nou vraagt of Bosse mag blijven slapen?’, vroeg Ben.
‘Dat zal ze nu nog niet vragen,denk ik. Maar als ze dat toch vraagt, biedt je hem gewoon de logeerkamer aan’, zei ik.
‘En wat dan als hij ’s nachts toch naar haar toegaat?’, vroeg Ben.
‘Tja, je zou voor de zekerheid voor haar deur kunnen gaan slapen, maar ik denk dat we ze toch ook gewoon een beetje moeten vertrouwen’, zei ik.
Ben sputterde nog wat, maar legde zich er uiteindelijk bij neer dat mijn aanpak waarschijnlijk de beste was.
‘Hoe is het met de jongens?’, vroeg ik.
‘Timmy slaapt al en rekent morgen op een cadeautje’, antwoordde Ben.
Ik glimlachte, die belofte was ik al bijna vergeten.
‘En Patrick wil je graag nog even spreken’, vervolgde Ben.
Hij gaf de telefoon aan Patrick, het werd stil aan de andere kant van de lijn.
‘Patrick…. ?’, zei ik.
‘Hoi mam’, zei hij aarzelend.
‘Alles goed, lieverd?’, vroeg ik.
Het bleef weer stil aan de andere kant van de lijn. Nee hè, dacht ik. Niet nog een kind met problemen die mama moet oplossen.
‘Patrick, wat is er?’, probeerde ik.
Er kwam niet veel uit, behalve wat gesnif. Het drong tot me door dat Patrick zat te huilen aan de andere kant van de lijn. Ben nam de telefoon weer over.
‘Patrick mist je en hij heeft er spijt van dat hij niet echt afscheid van je genomen heeft’, verklaarde Ben. ‘We bellen je straks, ik ga hem eerst even troosten.’
De verbinding werd verbroken. Ik was de manier waarop Patrick en ik afscheid hadden genomen alweer bijna vergeten en het verbaasde me dat hij zich daar ineens zo druk over maakte, maar hij kon soms ineens heel gevoelig zijn of zich heel druk maken over de gevoelens van anderen en dit was kennelijk zo’n moment. De telefoon ging weer, nu kreeg ik Patrick meteen aan de lijn. Hij stamelde met beverige stem dat het hem speet. Ik zei dat het niet erg was en dat ik het enorm lief en stoer vond dat hij uit zichzelf sorry zei. Daarmee was de kous af, ook voor Patrick. Hij wenste me welterusten en hing op. Ik wilde dat ik gewoon naast hem op de rand van zijn bed zat om hem eens lekker te knuffelen.
Later op de avond, toen ik alweer terug in het hotel was, belde Ben nog een keer. Patrick sliep al en ook Sanne lag inmiddels in bed.
‘Alleen, neem ik aan’, grapte ik.
‘Ik verdenk haar ervan dat ze stiekem nog met haar knuffelbeest slaapt, maar ik denk dat we maar moeten doen alsof we dat niet door hebben’, grapte Ben terug.
Ik was blij dat hij iets luchtiger tegen de situatie aankeek.
‘En Patrick?’, vroeg ik.
‘Die slaapt. Hij had de hele dag een gezicht als een oorwurm, maar na jullie gesprekje was hij helemaal opgelucht.’
‘Dan had ie veel eerder moeten bellen.’
‘Dat gaat bij ons niet zo makkelijk, mannen hè.’
Ik vermoedde dat Ben het niet alleen over Patrick had. We praatten nog een tijdje over de kinderen en over hoe mijn dag verder was verlopen. Daarna kwam het onderwerp eindelijk op de dingen die we hoognodig moesten bespreken. Na een half uurtje was de lucht tussen ons weer helemaal geklaard. Het was dat Ben thuis zat en ik op mijn hotelkamer, anders hadden we ongetwijfeld heerlijke goedmaakseks gehad. En voor telefoonseks is Ben helaas toch net iets te puriteins. Je weet tenslotte maar nooit wie er meeluistert.
Anne (8)
Het verhuurbedrijf had een raar Amerikaans autootje voor me geregeld. Een nieuw model dat ik nog nooit eerder gezien had. Het was knalrood en had zo’n eng goedkoop plastic dashboard dat Amerikaanse auto’s altijd lijken te hebben, hoe duur ze ook zijn.
Ben hielp me met inpakken. Tenminste: hij droeg alle spullen en ik keek toe. Het ging langzaam en zorgvuldig, het leek bijna alsof hij de zaak wilde vertragen. Ik liet Ben maar even zijn gang gaan, het inpakken van de auto kun je hem beter alleen laten doen, en ging weer terug naar binnen om afscheid te nemen van de kinderen.
Sanne was nog steeds bij haar vriendje. Ik probeerde haar te bellen op haar mobieltje, maar ze nam niet op. Een berichtje achterlaten op haar voicemail ging me wat te ver, ik zou het later nog wel een keer proberen.
Patrick zat achter zijn spelcomputer en had duidelijk geen zin om daarachter weg te komen.
‘Kun je niet even stoppen met het neerschieten van marsmannetjes. Ik ga zo weg.’
‘Dit zijn geen marsmannetjes’, zei Patrick verontwaardigd en zonder op te kijken.
‘Wat zijn het dan wel?’, vroeg ik in een poging om tenminste contact te maken.
‘Dat snap jij toch niet’, zei Patrick kortaf.
‘Nou, gezellig hoor’, zei ik boos. ‘Tot morgen dan maar.’
‘Ja de mazzel, tot morgen.’
Timmy werd heel verdrietig toen ik vertelde dat ik een nachtje wegging. Na Patrick zijn koele reactie was ik bijna blij dat er tenminste iemand was die me ging missen.
‘Kom je wel weer terug?’, vroeg Timmy huilend.
Ik vroeg me geschrokken af wat hij zich nou weer allemaal in zijn hoofd haalde.
‘Natuurlijk kom ik terug. Morgenavond al.’
‘En neem je dan een cadeautje voor me mee?’
Ik moest lachen. Zo kende ik mijn Timmy weer.
‘Misschien een heel klein cadeautje.’
‘Een groot cadeautje mag ook wel hoor.’
Al mijn bagage en fotospullen pasten makkelijk in de achterbak van de huurauto, zelfs met de achterbank nog overeind. Zo klein was de auto nou dus ook weer niet. Ben zette de laatste koffer in de auto en sloeg de achterklep dicht. Met zijn handen in zijn zijde bleef hij naar de achterkant van de auto staan kijken. Hij leek diep in gedachten of een beetje de weg kwijt. Ik kreeg medelijden met hem, maar vroeg me gelijktijdig af of dat misschien ook zijn bedoeling was.
‘Dan ga ik maar, anders wordt het wel erg laat’, zei ik zo koel mogelijk.
‘Dat lijkt me inderdaad het beste’, zei Ben.
Ik geloofde er niets van.
‘Ik ga je missen’, zei Ben zacht.
‘Het is maar voor een dag. Morgenavond ben ik er al weer. En ik heb deze opdracht echt hard nodig. Dat begrijp je toch wel?’
‘Tuurlijk.’
Ik geloofde Ben nu nog veel minder. Hij was duidelijk boos op me, maar hij wilde dat niet laten merken of hij vond van zichzelf dat hij niet boos hoorde te zijn. Ik had ook geen zin in een welles nietes spelletje, dus kroop ik even dicht tegen Ben aan, om het afscheid toch een beetje goed te laten verlopen. Hij hield me lekker stevig vast en daardoor kreeg ik het gevoel dat het allemaal toch nog wel een beetje goed zat. Ik gaf Ben nog een lange zoen, zei dat ik van hem hield en stapte in de auto. Ben stond er een beetje verloren bij toen ik wegreed. Hij zwaaide wel, maar het leek alsof hij met zijn gedachten ver weg was. Ik probeerde zo min mogelijk naar hem te kijken in de achteruitkijkspiegel.
Ik wilde het voor mezelf nauwelijks toegeven, maar zodra ik de weg opdraaide voelde ik iets van opluchting. Even rust, vrijheid, tijd om na te denken. Daar konden alleen maar goede dingen uit voortkomen. Een beetje afstand zou ons allebei goeddoen, hield ik mezelf voor, maar ik twijfelde toch ook weer of dat wel zo was. Of het niet gewoon weglopen voor problemen was, wat ik aan het doen was. Natuurlijk had ik veel liever eerst de ruzie goed afgerond, met een flink pak billenkoek, een stevige vrijpartij of een combinatie van beide, maar op een of andere manier voelde het alsof dat dat er deze keer niet inzat, niet onmiddellijk tenminste.
Naarmate ik verder van huis en dichterbij mijn bestemming kwam, merkte ik dat mijn gedachten zich toch wat verplaatsten naar de fotoreportage die ik moest gaan maken. Ik had geen idee waar het over ging en wat precies de bedoeling was. Nou ja, het ging ongetwijfeld over mode en gezien de locatie was de kans groot dat het om een reportage over badkleding zou gaan. Niet de moeilijkste foto’s om te maken, zolang de modellen en het weer maar een beetje meewerkten, maar eigenlijk was het ook niet erg interessant. Somber vroeg ik me af waarom ik er ook weer voor gekozen had om mijn baan als lerares op te geven en fotografe te worden, in elk geval niet om dit soort suffe opdrachten te doen en er nog blij mee te moeten zijn ook. Nou ja, eigenlijk viel er ook niet veel te kiezen. Ben had verzorging nodig toen hij weer thuiskwam en die kon ik hem natuurlijk niet geven als ik werkte. En naar mijn oude school kon ik natuurlijk sowieso niet meer terug, vanwege datgene waarvan ik besloten had om er niet meer aan te denken. Dat was me ook heel lang gelukt, weken lang al had ik er geen seconde meer aan gedacht, maar ineens spookte het toch weer door mijn hoofd.
Ik heb er al heel vaak over nagedacht hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren en elke keer kwam ik tot de conclusie dat de dingen niet veel anders hadden kunnen lopen dan ze gelopen zijn. Eigenlijk hoefde ik me dus niet eens schuldig te voelen, maar dat deed ik natuurlijk wel. Voor de zoveelste keer maakte ik in mijn gedachten een reconstructie van de gebeurtenissen.
In het begin toen Alwin als stagiair bij me kwam, had ik nauwelijks door dat hij er was. Ik had het veel te druk met Ben en de situatie thuis om me echt te realiseren wat er op mijn werk gebeurde. De eerste dagen had ik het waarschijnlijk niet eens opgemerkt als hij weg was gebleven en wat ik wel van hem merkte was ook weinig opzienbarend. Het werk deed hij best goed, maar als persoon vond ik hem onvolwassen, lichtelijk oversekst en vaak nogal irritant. Aan de andere kant was hij ook heel lief. Hij zorgde een beetje voor me, toonde hij begrip voor mijn situatie, zonder dat hij er ooit over sprak en juist dat was heel erg fijn. Er was een soort stilzwijgend gevoel van verstandhouding tussen ons, wat ik heel prettig en rustgevend vond. Het was bij hem soms alsof ik eventjes tijd en ruimte kreeg om adem te halen. Maar net als ik hem daarvoor begon te waarderen, maakte hij altijd weer een opmerking of een gebaar waar ik me groen en geel aan ergerde. Wat ik bij Alwin voelde, is denk ik dus het beste te beschrijven als een mengeling van ergernis, irritatie en vertedering.
Collega’s stelden me in een poging om me wat te ontlasten wel eens voor om de begeleiding van Alwin van mij over te nemen, maar daar wilde ik niets van weten. Op één of andere manier was ik toch wel aan hem gehecht. Onder normale omstandigheden had ik me ook zeker gerealiseerd dat er tussen ons niet echt sprake was van de professionele distantie die er hoort te zijn tussen een stagiair en zijn begeleider, maar op dat moment had ik te veel behoefte aan een arm om mijn schouder om me daar echt druk om te maken. Alwin had natuurlijk nog nooit van professionele distantie gehoord en ik was nou juist degene die hem dat had moeten bijbrengen, dus alles wat er gebeurd is, was helemaal mijn eigen schuld.
Ik kreeg meer dan genoeg signalen dat er in onze verhouding iets begon te verschuiven, maar ik koos ervoor om die signalen te negeren, totdat ze zo duidelijk werden dat ik er echt niet meer omheen kon. Aan het einde van een werkdag liep ik de kleedkamer in. De deur stond gewoon open, dus ik dacht dat Alwin al weg was, maar hij was nog aan het douchen. Hij stond met zijn rug naar me toe, daardoor zag hij mij niet binnenkomen, maar ik zag hem des te meer. Ik zag zijn brede schouders, zijn sterke rug en zijn kleine, gespierde kontje. Stiekem keek ik veel langer dan nodig was en zelfs nadat ik me had omgedraaid, gluurde ik nog even om het hoekje naar zijn perfecte kleine billetjes. Daar wilde ik best eens zachtjes mijn tanden in zetten, of mijn nagels.
Die nacht droomde ik over Alwin. Dat ik sliep was op zich al bijzonder in die tijd, maar de inhoud van mijn droom had voor mij een echte waarschuwing moeten zijn. Ik zag Alwin van achteren, hij was naakt en zijn kontje ging in een aardig tempo op en neer. De huid tussen zijn schouderbladen glom van het zweet. Onder hem lag een meisje dat ik verder niet kon zien. Ze genoot duidelijk van alles was Alwin met haar deed. Ineens veranderden ze van positie, Alwin ging op zijn rug liggen en het meisje klom bovenop hem. Ik kon nu duidelijk zien dat ik het zelf was. Ik zag er veel jonger uit, ongeveer zoals ik eruit zag toen ik zo oud was als Alwin, en ik had een verhit gezicht met een rode blos op mijn wangen, maar ik was het overduidelijk. De schok was zo groot dat ik in één keer rechtop in mijn bed zat. Timmy, die een beetje ziek was en daarom bij mij mocht slapen, keek me geschrokken aan. Ik vroeg me af wat voor geluiden ik in mijn slaap misschien wel gemaakt had, maar Timmy was gelukkig nog te klein om daar iets van te begrijpen.
Timmy voelde erg warm aan. Ik nam zijn temperatuur op, hij had maar een heel klein beetje verhoging. Toch leek het me beter om hem thuis te houden, maar dat was meer vanwege mezelf dan vanwege hem. Ik durfde Alwin vanwege mijn droom even niet meer onder ogen te komen en een zieke Timmy gaf me een prima excuus om thuis te blijven.
*
Het hotel dat mijn opdrachtgever voor me gereserveerd had lag zo’n beetje op het strand. Vanuit mijn kamer kon ik de zee zien. Ik legde mijn spullen op het enorme tweepersoonsbed en opende de balkondeuren. Op mooie dagen kon je hier ongetwijfeld geweldig zitten, met veel beschutting en privacy, maar die dag was het niet echt strandweer. Het motregende en er stond een stevige wind. Toch trok ik meteen mijn sportkleding aan en ging naar buiten, het strand op. Ik rende een lang stuk door het rulle zand om mijn gedachten over Alwin kwijt te raken. Hij was voor mij een gesloten boek, iets waar ik niet meer aan mocht en ook niet meer aan wilde denken. En ik wilde al helemaal niet die vreemde, ongepaste tinteling in mijn lijf voelen bij een willekeurige herinnering aan hem. Rennen over het strand leek ook al niet echt te helpen om zijn geest te verdrijven. Ik moest alleen maar denken aan die ene keer dat ik samen met Alwin over een strand gerend had.
Het ging op dat moment erg slecht met me. De zorgen om Ben, de situatie thuis, het werd me allemaal een beetje teveel en ik dreigde in te storten. Op doktersadvies moest ik er een lang weekend tussenuit, uitwaaien op Ameland. Ik wilde niet, maar ik voelde ook wel aan hoe moe mijn lichaam was, dat ik het op deze manier niet lang meer vol zou houden. En ik moest het juist wel volhouden, nog een hele tijd, zo leek het.
Iedereen bleef maar aandringen. Zelfs Ben, die tot dan toe min of meer van me geëist had dat ik elke dag aan zijn bed kwam zitten, vond het een goed idee. Uiteindelijk gaven de kinderen de doorslag.
‘Je moet nu eerst even goed voor jezelf zorgen, zodat je daarna weer voor papa en voor ons kunt zorgen’, zei Sanne wijs.
Ik was zo ontroerd dat ik een flinke huilbui kreeg, wat weer voldoende zei over mijn gemoedstoestand. Die lieve Sanne schrok enorm van mijn reactie en toen ik dat merkte, wist ik dat ze gelijk had. Er werd snel een kamer voor me gereserveerd, Sanne pakte samen met Mandy mijn koffer en Mandy bracht me met de auto naar de boot. Ze zwaaide me uit vanaf de kade en vanaf dat moment was ik alleen. Op de boot voelde ik me verschrikkelijk. Ik kon geen moment stilzitten en bleef maar naar het vasteland staren, dat steeds kleiner werd aan de horizon. De hele tijd stonden er tranen in mijn ogen, maar dat viel niemand op, omdat er een behoorlijk harde wind stond. Toen de boot aankwam bij het eiland, wilde ik eerst niet van boord gaan. Ik wilde meteen terug, maar dat kon niet meer. De eerste boot bood terug ging pas de volgende ochtend.
Ik stond een beetje verloren op de kade. Mandy had me de naam van mijn hotel wel gezegd, maar die was ik alweer vergeten. Een oudere man kwam naast mij staan en zei mijn naam. Ik keek hem verbaasd aan. Hij zei dat hij me op kwam halen en leidde me naar een busje, dat klaarstond.
‘Hoe heeft u me zo snel herkend?’, vroeg ik verbaasd.
‘Er zijn niet zo heel veel alleen reizende, knappe vrouwen’, zei de man met een glimlach.
Ik wist dat ik er op dat moment absoluut niet knap uitzag, maar toch deed de opmerking me wel een beetje goed.
‘We weten dat u het moeilijk heeft’, zei de man met een zachte, rustige stem. ‘Mijn vrouw en ik zullen heel goed voor u zorgen, als we iets voor u kunnen doen, moet u het maar zeggen.’
Ik vond de man meteen aardig en durfde nog even niet te zeggen dat ik alleen maar de eerste boot terug wilde nemen.
De ontvangst in het hotel was ook bijzonder hartelijk. De gastvrouw ontfermde zich over mij, terwijl haar man mijn koffer naar boven bracht.
‘U ziet eruit alsof u wel een borrel kunt gebruiken, wat kan ik u inschenken?’
Ik had al een hele tijd geen drank meer aangeraakt, uit angst dat als ik daar eenmaal aan begon, het hek van de dam zou zijn. Daarom zei ik ook dat ik liever iets fris wilde.
‘Onzin, van één goede borrel is nog nooit iemand slechter geworden’, zei de gastvrouw beslist.
Ze schonk een klein glaasje vol met een drankje uit een stenen kruik en zette dat voor me neer. Ik sloeg het in een keer achterover. Het brandde door mijn slokdarm en liet een lekker warm gevoel achter.
‘Dat is al beter’, zei de gastvrouw tevreden glimlachend. ‘Dan zal ik nu eens een lekkere maaltijd voor u klaarmaken.’
‘Ik heb niet zo’n honger’, protesteerde ik, maar de gastvrouw wilde daar alweer niets van horen.
‘Verdriet kost veel energie, dus u moet goed eten. Dan kunt u er beter tegen.’
Ik ging naar boven om me op te frissen en mijn kamer te inspecteren. Toen ik weer beneden kwam, stond de eerste gang al op me te wachten, een kom dampende groentesoep. De soep, gevuld met verse groenten, gehaktballetjes en soepvlees, was voor mij al een maaltijd op zich. Maar daarna volgde nog een hoofdgerecht van gebraden vlees, aardappelen en verschillende soorten groenten. Ik moest toegeven dat het allemaal prima smaakte en langzaam kwam ik een beetje tot rust. De gastvrouw kwebbelde gezellig tegen me als ze iets kwam brengen of halen en ook haar man bemoeide zich ermee als hij de kans kreeg. Ze vroegen of ik al eerder op het eiland was geweest en ik vertelde dat mijn opa en oma vroeger een hotelletje op Ameland hadden gehad, waar ik ’s zomers vaak logeerde. Ik noemde de naam van mijn opa en oma en natuurlijk waren die wel bekend. De gastheer haalde een aantal herinneringen aan mijn opa en oma op en hoewel ik zelf helemaal niet zulke goede herinneringen aan ze had, vooral mijn opa vond ik altijd een vrij norse, strenge man, luisterde ik er met veel plezier naar. Zo bleef het een gezellige avond. Ik ging vroeg naar bed, met een goed gevuld buikje. Mijn oorspronkelijke plan om de volgende dag de eerste boot terug te nemen, liet ik toen al varen.
Ik sliep uit totdat de gastvrouw me heel voorzichtig wekte. Ze bracht me ontbijt op bed en een berichtje dat de kinderen naar het hotel gemaild hadden: ‘Alles is goed hier, ook met papa. Rust maar lekker uit.’
De rest van de morgen zat ik op het terras in de zon, het was ineens heel aardig weer geworden, en ik genoot ervan dat ik op mijn gemak de hele zaterdagkrant kon lezen. Dat had ik al een hele tijd niet meer gedaan, terwijl ik het juist heerlijk vind om mijn dag zo te beginnen. Met Ben had ik de afspraak dat de zaterdagmorgen voor mij was. Ik mocht rustig koffie zetten en de krant lezen, terwijl Ben de kinderen naar hockey, voetbal of een verjaardagsfeestje bracht. Later op de dag haalde ik ze dan natuurlijk weer op, maar dan had ik mijn geliefde ochtendritueel al achter de rug. Zo hadden we samen meer van die kleine rituelen: de wekelijkse maintance spanking, vrijen op zondagmorgen en daarna uitgebreid ontbijten met het hele gezin. Het waren die kleine, gewone dingetjes, die ik misschien nog wel het meeste miste.
Voor ik het wist was het alweer lunchtijd. Ik had voor mijn gevoel nog maar net ontbeten, toch stond er alweer allerlei lekkers op tafel, volgens Oudhollands recept, dus zonder rekening te houden met allerlei moderne dieetinzichten.
‘Wat gaat u vanmiddag doen?’, vroeg de gastvrouw voordat ik aan tafel ging.
Ik wist het nog niet. Ik had geen zin om veel mensen tegen te komen en ik voelde me ook niet erg sterk.
‘Dat weet ik nog niet’, zei ik. ‘Het terras beviel heel goed.’
‘Misschien wilt u eens gaan kijken op de plekjes die u zich nog van vroeger herinnert?’
Het hotel van mijn grootouders was er niet meer, dat wist ik. Na het overlijden van mijn grootvader was het verkocht aan een projectontwikkelaar, die het had laten slopen om plaats te maken voor een appartementencomplex.
‘De duinen, het strand en het uitzicht over zee zijn anders nog precies hetzelfde als twintig jaar geleden. Daar moet u toch ook wel herinneringen aan hebben?’, vroeg de gastvrouw.
Ik had natuurlijk een heleboel mooie herinneringen aan het strand, waar we als kinderen eindeloos gespeeld hadden, en aan de duinen, waar ik voor het eerst met een jongen had gezoend en toen ik ‘het’ een paar jaar later voor het eerst deed, was dat ook weer in de duinen.
Ik had weinig zin om al die herinneringen weer op te gaan halen, omdat ze werden overschaduwd door de gedachten aan de laatste zomer dat ik bij mijn opa was. Ik was in de loop van dat jaar behoorlijk onhandelbaar geworden en uiteindelijk ook blijven zitten. Als straf hadden mijn ouders besloten dat ik niet mee mocht op vakantie naar Italië, en dat ik in plaats daarvan bij mijn opa in het hotel moest gaan werken. Mijn oma was eerder dat jaar overleden en opa probeerde het hotel zo goed en zo kwaad als dat ging alleen te runnen.
Ik moest ’s ochtends helpen met het ontbijt, serveren op het terras en de kamers doen. ’s Middags mocht ik dan naar het strand en ’s avonds moest ik weer helpen bij het diner en achter de bar. Mijn opa was nog norser en strenger dan hij altijd al was geweest.
Tot overmaat van ramp werd ik ook nog vreselijk verliefd op de jongen die mijn opa had ingehuurd als kok. Maar helaas voor mij zag hij mij absoluut niet staan, want hij had al een vriendin, een meisje dat maar een jaar ouder dan ik was en als serveerster in een strandtent werkte. Ze logeerden samen bij ons in het hotel en sliepen in de kamer naast die van mij. Bijna elke avond moest ik door de dunne muren heen aanhoren hoe ze het met elkaar deden. Het was een absolute kwelling, die elke keer langer leek te duren. Elke dag telde ik het aantal dagen dat ik nog moest blijven en die geluiden moest aanhoren en altijd waren het er nog veel te veel.
Het enige lichtpuntje waren de momenten dat ik vrij was en naar het strand mocht. Als daad van verzet tegen mijn opa ging ik niet naar het gewone strand, maar naar het naaktstrand. De eerste keer keek ik mijn ogen uit naar al die naakte lichamen en ik wist zeker dat iedereen ook naar mij keek. Ik vond het doodeng om me tussen allemaal vreemde mensen uit te kleden, maar ik deed het wel en ik vond het heel stoer van mezelf dat ik dat durfde.
Al snel merkte ik dat er eigenlijk helemaal niemand op mij lette. Ik werd met rust gelaten en kon ongestoord van de zon genieten en een boekje lezen, precies zoals ik wilde. Het allerliefst ging ik ’s morgens vroeg, nog voordat de hotelgasten wakker waren. Dan was er nog niemand op het strand en kon ik in alle rust zwemmen in de zee. De zee was altijd koud en fris, maar toch voelde het heerlijk, bijna alsof alle slechte dingen van me afgespoeld werden.
‘Is het naaktstrand er nog?’, vroeg ik aan de gastvrouw.
Het bleek maar een paar kilometer verderop te liggen.
‘Maar het zeewater is nu nog erg koud, hoor’, waarschuwde de gastvrouw.
Ik zei eerlijk tegen de gastvrouw dat ik ook niet echt van plan was om op stap te gaan en dat ik vooral erg moe was.
‘Wilt u na de lunch dan misschien weer even gaan slapen? Uw bed is al opgemaakt, u kunt er zo weer in.’
Het klonk aanlokkelijk. Lekker in bed met een goed boek, ook al had ik eigenlijk helemaal geen goede boeken bij me.
‘Ik kan toch moeilijk de hele dag in bed blijven liggen’, zei ik aarzelend.
‘Als u daar nou behoefte aan heeft, waarom niet? Ik maak u wel weer wakker als u al te lang blijft slapen.’
Ik gaf me over en kroop na de lunch weer in bed. Het ontbrak er nog maar net aan dat de gastvrouw me kwam instoppen. Rond een uur of vier werd ik vanzelf weer wakker. Ik dronk thee op het terras, met een groot stuk zelfgemaakte appeltaart. Nauwelijks twee uur later was het alweer tijd voor het avondeten. Daarna had ik het gevoel dat ik de hele dag alleen maar geluierd en gegeten had, wat ook wel zo ongeveer klopte, en vond ik dat ik toch nog wat moest gaan doen.
Ik liep een stuk over het bijna verlaten strand. Eigenlijk wilde ik een flink stuk rennen, om alles er eens lekker uit te gooien, maar ik merkte al na een paar meter dat ik daar de energie nog niet voor had, dus schakelde ik over op een normaal wandeltempo.
Hij zag mij als eerste. Enthousiast zwaaide hij naar me vanaf het duin. Ik moest behoorlijk staren om te zien wie hij was, want ik had mijn bril in het hotel laten liggen, maar toen hij op me af kwam rennen, zag ik dat het Alwin was. Het was ontzettend schrikken toen ik hem herkende. Hij kwam met een stralend gezicht op me afrennen en moest zich duidelijk inhouden om me niet te omhelzen.
‘Wat doe jij hier?’, vroeg ik stomverbaasd.
‘Ik wilde even zien of het wel goed met je gaat. Je hebt tenslotte al een tijdje niets meer van je laten horen.’
‘En hoe wist je dat ik hier was?’, vroeg ik achterdochtig.
‘Dat was niet zo moeilijk. Je mailde dat je naar een waddeneiland zou gaan en ik kon na al jouw verhalen natuurlijk wel raden voor welk eiland je zou kiezen.’
Ik had hem inderdaad vrij uitgebreid verteld over de zomers bij mijn opa en oma, inclusief mijn avonturen in de duinen. En dat had Alwin natuurlijk onthouden. Hoe kon ik in vredesnaam zo stom zijn?
‘Ik ben hier juist om uit te rusten en alleen te zijn’, zei ik koel. ‘Dus ik wil graag dat je weer weggaat.’
‘Maar ik ben er net. Ben je dan niet blij om me te zien?’
Alwin keek oprecht verbaasd en ineens werd me een heleboel duidelijk: de dag dat ik thuis was gebleven, omdat Timmy ziek was en hij ’s middags ineens voor de deur stond met een bos bloemen en een autootje voor Timmy. Ik vond dat toen alleen maar heel aardig van hem. De kinderen vonden Alwin ook leuk, Sanne fluisterde zelfs dat hij best een lekker ding was, en het werd nog best gezellig. Daarna de keren dat we samen geluncht en gelachen hadden om onbenullige onderwerpen. En de keren dat ik met hem in de auto mee terug was gereden, omdat dat nou eenmaal handiger was, en de ‘diepe’ gesprekken die we tijdens die ritten gevoerd hadden. Ik had er niets achter gezocht en ook niets mee bedoeld, maar Alwin duidelijk wel.
‘Wie het eerst bij de strandtent is, betaalt een drankje’, riep Alwin.
Hij gaf me een flinke klets op mijn billen en rende voor me uit. Ik staarde hem een tijdje na, niet meer wetende wat ik moest doen. Daarna liep ik de andere kant op. Ik was niet van plan om nog iets tegen Alwin te zeggen.
Alwin had natuurlijk snel genoeg door dat ik niet achter hem aankwam. Hij rende net zo hard weer terug en vroeg wat er aan de hand was. We stonden een tijd zwijgend tegenover elkaar. Ik wist het echt niet meer. Alwin hoorde hier niet te zijn. Ik wilde alleen zijn en ik wilde dat hij wegging. Het was het beste als ik hem nooit meer zou zien. Maar ergens diep van binnen sprak ook de wilde meid die ik vroeger was. Dat deel van mij herkende de blik in zijn ogen wel en wilde weten wat er achter die blik zat. Dat deel van mij had zin in een wilde vrijpartij met een knappe jongeman.
‘Laten we maar naar mijn hotel gaan, dan kunnen we even rustig praten’, zei ik met een zucht.
‘Mij best’, antwoordde Alwin gelaten.
Ik wist nog steeds niet wat ik moest doen. Het leek me geen goed idee om Alwin mee naar mijn kamer te nemen, maar ik wilde ook niet beneden in de ontvangstruimte zitten, waar iedereen ons kon horen. De gastvrouw zag ons binnenkomen.
‘Is uw zoon gekomen, wat leuk’, zei ze hartelijk.
Ik zag Alwin in elkaar kruipen en zelf was ik ook een beetje beledigd. Zo oud was ik toch nog niet.
‘Hij is niet mijn zoon, maar een goede vriend’, zei ik snel.
Toch maar naar boven dan, besloot ik.
‘Zou ik echt jouw zoon kunnen zijn?’, vroeg Alwin.
‘Nou, dan had ik er wel heel vroeg bij moeten zijn.’
‘En dat van die vriend, meende je dat?’
‘Op je goede momenten ben je best aardig, maar ik denk niet dat ik je echt als een vriend zie, nee. Meer als gewoon een aardige jongen.’
En een erg lekker ding, ging door mijn gedachten.
Ik onderdrukte die gedachte en ging verder.
‘Je kunt beter naar huis gaan, dan zien we elkaar wel weer op school. Jij bent mijn stagiair en ik ben jouw begeleider. Daar moeten we allebei heel goed aan denken.’
‘En daarbuiten is er niet meer?’, vroeg Alwin.
‘Nee, daarbuiten kan er niet meer zijn’, zei ik nadrukkelijk.
‘Kan niet of wil niet?’
‘Kan niet.’
‘Dus je wilt eigenlijk wel?’
Ik kon geen eerlijk antwoord op die vraag geven en wilde het gesprek afkappen.
‘Het wordt tijd dat je weggaat, misschien gaat er nog een boot.’
‘De laatste is allang weg’, zei Alwin dwars.
‘Dan neem je die van morgenochtend. Er is voor vannacht vast nog wel ergens een hotelkamer te vinden. Ik betaal wel.’
‘Ik ga vannacht echt niet ergens alleen in een hotel zitten.’
‘Wat wou je dan?’
Ik begon mijn geduld te verliezen.
‘Dit’, zei Alwin.
Voordat ik iets kon doen, pakte hij me vast en gaf hij me een lange tongzoen. Ik zoende niet mee, maar verzette me ook niet erg.
Alwin liet me weer los. Ik was helemaal buiten adem en wankelde op mijn benen.
‘Zie je wel’, zei Alwin triomfantelijk.
‘Luister nou!’, riep ik in paniek.
‘Volgens mij moet jij eens naar jezelf luisteren’, zei Alwin.
Ik deed een stap achteruit, maar Alwin was meteen weer bij me. Hij pakte me vast en duwde me achteruit op het bed.
´Wat ga je doen?´, gilde ik.
´Je snapt best wat ik aan het doen ben´, bromde Alwin.´En zolang je niet heel hard ´´nee´´ roept, ga ik daar gewoon mee door.´
Ik riep een heleboel en kon me later niet goed meer herinneren wat precies, maar ik weet nog wel vrij zeker dat ik geen ´nee´ geroepen heb.
Alwin ging dus verder en begon zijn kleren uit te trekken. Het ging allemaal heel beheerst, knoopjes los, overhemd uit, T-shirt uit, riem los, broek uit. Ik keek verbaasd toe. Het leek allemaal zo gewoon, alsof Alwin zich uitkleedde om te gaan sporten. Pas toen hij zijn boxershort omlaag schoof en zijn blote piemel tevoorschijn kwam, drong het echt tot me door dat er hele andere dingen stonden te gebeuren. Maar ik zei nog steeds geen ´nee´.
Alwin schoof zijn handen onder mijn billen. Zijn vingers haakten achter het elastiek van mijn sportbroekje en slipje. Ik hielp Alwin door mijn heupen een beetje op te tillen, zodat hij mijn broekje en slipje in een beweging omlaag kon trekken. Ik voelde de opwinding van naderende seks, mijn hart dat enorm tekeer ging en de adrenaline die door mijn lijf gierde. Met ingehouden adem wachtte ik af wat er verder ging gebeuren.
Alwin haalde een condoom uit de verpakking en rolde die snel en handig af over zijn stijve penis. Dat heeft hij vaker gedaan, dacht ik nog. Alwin duwde mijn benen uit elkaar en gleed bovenop me. Hij verkende even de weg met zijn vingers en toen hij die gevonden had, gleed hij met een soepele beweging van zijn heupen naar binnen. Het voelde fijn en ik kreunde zachtjes.
Alwin glimlachte naar me en veegde met een teder gebaar de haren uit mijn gezicht. Het gebaar bracht me even in verwarring. Ik probeerde overeind te komen, maar Alwin duwde me zachtjes terug en begon heel langzaam op en neer te bewegen met zijn heupen. Ik sloeg mijn benen om Alwin zijn middel en legde mijn handen op zijn billen. Alwin verhoogde het tempo van zijn stoten met veel gevoel voor ritme. Ik sloot mijn ogen en gaf me helemaal over.
Alwin viel na afloop bevredigd in slaap, maar ik lag nog een hele tijd wakker. Ik kon niet geloven dat ik met iemand anders dan Ben naar bed was geweest en ik kon niet geloven dat het zo makkelijk was gegaan. Vreemdgaan had ik altijd als iets heel groots en zwaars gezien, dat dingen definitief kapot maakt, maar zo voelde het helemaal niet. Ik had seks gehad, ervan genoten en daar voelde ik me niet eens echt schuldig over. Het leek eerder alsof er een last van mijn schouders afgevallen was. Ik voelde me beter dan ik me in lange tijd gevoeld had. Krachtig en energiek, alsof ik de wereld weer aankon.
Het gevoel deed me erg aan vroeger denken, ver voordat ik Ben ontmoette. Als ik me somber of onrustig voelde, ging ik altijd de stad in, op zoek naar een leuke jongen. Ik keek rustig om me heen, totdat ik een leuke gevonden had. Dan riep ik hem met mijn ogen, testte hem uit op de dansvloer en als hij slaagde voor de test, mocht hij met me naar bed. Na zo’n nacht voelde ik me dan weer helemaal de oude, het kostte soms alleen wat moeite om de jongen weer de deur uit te krijgen.
Ik werd vroeg wakker. Alwin lag nog te slapen. Het was een heel raar gevoel om ineens zo naast hem te liggen, alsof ik weer twintig jaar oud was en na een wilde nacht wakker werd naast een jongen waarmee ik het een paar uur eerder had gedaan, maar die ik verder nauwelijks kende.
Ik voelde me nog steeds niet echt schuldig, maar wel ongemakkelijk, alsof ik iets had gedaan wat een nette vrouw niet hoorde te doen. En dat was natuurlijk ook zo, maar wie wil er nou ook haar hele leven een nette vrouw zijn?
Ik had zin om lekker lang te douchen of om in mijn blootje de zee in te gaan, net als vroeger. Maar eerst wilde ik dat Alwin wegging. Ik kon tenslotte moeilijk samen met hem aan het ontbijt verschijnen. Voorzichtig maakte ik Alwin wakker. Hij leek ook even verbaasd toen hij me zag, maar hij draaide snel weer bij.
‘Tijd om op te staan’, fluisterde ik.
Alwin knipperde een paar keer met zijn ogen en kwam moeizaam overeind.
‘Wauw, we hebben echt geneukt’, zei hij enthousiast.
‘Gevreeën, de liefde bedreven’, verbeterde ik.
‘Sorry, ik was de generatiekloof even vergeten’, zei Alwin pesterig. ‘Was het bevredigend voor mevrouw?’
Ik had helemaal geen behoefte om antwoord op die vraag te geven. Sterker nog: ik wist het antwoord niet eens. Alwin was zeker geen slechte minnaar. Hij was teder en voorzichtig genoeg in het begin, met voldoende beheersing en uithoudingsvermogen om niet binnen vijf minuten klaar te zijn, maar ook stevig en doortastend genoeg om er geen eindeloos durende toestand van te maken. Toch had ik ook sterk het gevoel dat er iets miste en het was ook wel duidelijk wat dat was of liever gezegd: wie dat was.
Ik sloeg het dekbed terug om op te staan en te gaan douchen. Alwin draaide zich meteen om en staarde ongegeneerd naar mijn borsten. Ik kon me wel ongeveer voorstellen welke gedachten er door zijn hoofd schoten. Het voelde niet prettig om zo aangestaard te worden. Ik kreeg de neiging om mijn borsten te bedekken met mijn handen, maar dat vond ik toch ook een beetje gek. Alwin had alles aan me al gezien en aangeraakt, dus waarom zou ik me nu ineens gaan schamen?
Ik stapte nu echt uit bed. Alwin keek me een beetje verstoord aan.
‘Heb je haast of zo? Ik dacht dat je hier kwam voor je rust.’
‘Ik kom hier om te doen waar ik zin in heb en nu heb ik zin om te douchen, dus dat ga ik ook doen.’
‘Alleen wel te verstaan’, zei ik er voor de duidelijkheid nog bij.
‘Flauw’, mopperde Alwin, maar hij maakte geen aanstalten om ook het bed uit te komen.
Voor de zekerheid deed ik de badkamerdeur toch maar op slot. Ik wilde even alleen zijn om na te denken, de dingen weer een beetje op een rijtje te krijgen.
Ik stapte onder de douche en probeerde Alwin letterlijk en figuurlijk van me af te spoelen. Maar zodra ik mijn ogen dicht deed, zag ik mezelf weer in een prettig standje bovenop hem zitten. Ik zag mijn handen die op zijn borst steunden, mijn heupen die in een steeds hoger tempo op en neer gingen. En ik zag vooral de uitdrukking op zijn gezicht, die van gespannen en geconcentreerd langzaam overging naar een verbaasde, gelukzalige glimlach, alsof hij het voor de allereerste keer deed. Dat was natuurlijk niet zo, maar het idee dat het voor hem een bijzondere ervaring was, gaf het voor mij ook iets heel speciaals.
Toen ik terugkwam uit de badkamer, was Alwin verdwenen. Hij lag niet meer in bed en was niet in de woonkamer. Ik keek op het balkon, maar daar was hij ook niet. Zijn kleren lagen niet meer waar hij ze had achtergelaten, op de grond naast het bed. Daaruit trok ik de conclusie dat hij van de gelegenheid gebruik had gemaakt om er stilletjes vandoor te gaan. Aan de ene kant was ik opgelucht, want het scheelde een hoop pijnlijke momenten, die er anders ongetwijfeld gekomen waren. Maar aan de andere kant was ik ook boos en teleurgesteld. Kennelijk was het allemaal toch niet zo speciaal geweest als ik gedacht had. Ik liet me op het bed vallen en wilde alweer onder de dekens kruipen, toen de kamerdeur ineens openging. Alwin kwam weer binnen met een grote glimlach op zijn gezicht en een dienblad in zijn handen.
‘Ik heb maar even een ontbijtje geregeld. Van goede seks krijg ik altijd zo’n honger.’
Ik stikte bijna van woede.
‘Dus jij bent doorleuk naar beneden gelopen en hebt om een ontbijtje met spek en eieren gevraagd om je libido weer aan te sterken. Dan is het voor hun toch duidelijk dat je hier vannacht gebleven bent.’
‘Ik heb toch niet gezegd dat ik bij je ben blijven slapen?’, zei Alwin bedremmeld.
‘Nee, maar dat hoefde ook niet, oen! Ze weten toch dat je geen eigen kamer hebt, dus dat kunnen ze zelf wel invullen.’
Oen is normaal gesproken een vrij mild en onschuldig scheldwoord, maar nu klonk het heel hard en onvriendelijk, alsof ik dat woord speciaal had gekozen om Alwin zoveel mogelijk te kleineren.
Alwin deed er het zwijgen toe en pakte een broodje van het dienblad. Hij hield het voor mijn mond, maar ik perste mijn kaken stijf op elkaar. Alwin duwde het broodje voorzichtig tegen mijn lippen.
‘Hap, hap’, fluisterde hij.
Ik schoot in de lach en nam een grote hap uit het broodje.
‘Zie je wel, dat is al beter. Ik doe mijn best om goed voor je te zorgen, maar dan moet je ook wel een beetje lief voor mij zijn hoor.’
‘Zo lief als ik vannacht voor jou was, ben ik de afgelopen jaren alleen voor mijn man geweest. Dus reken maar dat je al een hele bijzondere behandeling krijgt.’
‘Dat heb ik gemerkt’, zei Alwin verlegen.
Hij keek me ineens aan met een dromerige blik, die mij op mijn beurt weer verlegen maakte. We aten zwijgend verder, allebei niet wetend hoe we om moesten gaan met de gevoelens, die tot dan toe nog niet waren voorgekomen in onze verstandhouding. Alwin zat zich waarschijnlijk af te vragen hoe het nou verder moest en ik probeerde uit alle macht te bedenken hoe ik kon voorkomen dat het nog verder ging. Hij moest zo snel mogelijk weg, dat was voor mij wel duidelijk. Dan zou ik daarna wel bekijken hoe ik de schade die ik had aangericht kon herstellen, als er nog iets te herstellen viel tenminste.
‘Wat gaan we nu verder doen?’, vroeg Alwin ineens.
Hij keek me een beetje benauwd aan. Ik bedacht me ineens dat hij natuurlijk ook een vriendin en een relatie had, die hij misschien wel net zomin als ik op het spel wilde zetten. Misschien konden we het wel op een akkoordje gooien.
‘Ik denk dat het het beste is als jij straks terug naar huis gaat en we daarna proberen te vergeten wat er gebeurd is.’
‘Dat lijkt me moeilijk’, zei Alwin met een zucht.
Hij trok daarbij zo’n gekweld gezicht dat het mij gewoon pijn deed.
‘Dat begrijp ik’, zei ik zo zakelijk mogelijk. ‘Maar we hebben allebei een relatie. Ik ben getrouwd en jij hebt ook een vriendin. Dus lijkt het jou ook niet het beste om het hierbij te laten?’
Alwin knikte afwezig. Het leek wel alsof hij nu pas voor het eerst aan zijn vriendin dacht. En hij leek zich niet eens zo heel erg druk te maken bij die gedachte. Alwin stond op en begon het ontbijt op te ruimen, zonder te vragen of ik al klaar was met eten. Hij zette het dienblad met alle ontbijtspullen op het tafeltje naast de deur en ging languit op het bed liggen. Het leek er dus niet erg op dat Alwin inderdaad van plan was om te vertrekken.
‘Wat doe je?’, vroeg ik voorzichtig.
‘Weet je’, zei Alwin rustig. ‘Ik snap best dat een langdurige relatie tussen ons er niet inzit en ik weet ook wel dat ik dat ook helemaal niet moet willen. Vanwege het leeftijdsverschil en vanwege jouw kinderen…’
‘En vergeet mijn man niet’, voegde ik er snel aan toe. ‘Die wil ik ook echt niet kwijt.’
‘En vanwege jouw man, en vanwege mijn vriendin’, ging Alwin verder. ‘Maar eigenlijk voel ik dat helemaal niet zo en zou ik het stiekem toch wel heel graag willen.’
‘Je begrijpt toch wel dat dat niet kan?’
‘Dat heb ik toch ook al gezegd.’
‘Maar wat wil je dan?’
‘Als we elkaar niet meer kunnen zien, dan wil ik in elk geval een fatsoenlijk afscheid.’
‘En wat bedoel je daarmee, met een fatsoenlijk afscheid?’
‘Nou, gewoon. We doen het nog één keer, daarna douchen we, trekken we onze kleren aan, gaan lunchen in een strandtentje en daarna breng jij me naar de boot.’
Het klonk bijna als een zakelijk voorstel.
‘Ik heb al gedoucht en om nog een keer seks te hebben, lijkt me heel erg onverstandig.’
‘Ik heb helemaal geen zin om verstandig te doen en jij ook niet, volgens mij.’
Alwins hand gleed langs mijn been en onder mijn badjas. Op die badjas na was ik nog steeds naakt, dus Alwin kon eenvoudig op zijn doel afgaan. Ik deed een poging om hem tegen te houden, maar hij duwde mijn handen heel simpel aan de kant.
‘Alwin, niet…’, protesteerde ik, maar mijn stem smoorde in een kus.
Zijn hand gleed langs mijn dijen verder omhoog en masseerde stukje bij beetje al mijn verzet weg. De gedachte dat we dit niet moesten doen verdween naar de achtergrond. Ergens in mijn achterhoofd klonk er nog wel een waarschuwend stemmetje, maar de roep van mijn lichaam klonk veel luider. Alwin knoopte mijn badjas helemaal los en spreidde mijn benen. Hij kuste en likte me eerst voorzichtig, maar daarna steeds steviger. Ik voelde me helemaal week worden en hapte wanhopig naar adem. Een orgasme was al niet ver weg meer. Alwin kwam langzaam overeind. Hij pakte me stevig vast en zei dat ik me om moest draaien. Ik kon niets anders meer doen dan gehoorzamen. Alwin kwam op zijn knieën achter me zitten. Hij legde zijn handen op mijn heupen en nam me op zijn hondjes, langzaam, nauwkeurig en diep. Ik voelde hoe het orgasme zich aandiende. Vanuit mijn buik begon het over mijn hele lichaam te tintelen. Alwin zijn rechterhand gleed van mijn heup en gaf me een keiharde klets op mijn billen. Het was ineens alsof ik wakker schrok. Ik zag Ben opeens heel duidelijk voor me en realiseerde me wat ik aan het doen was. De betekenis daarvan drong ook meteen keihard tot me door. Alwin merkte niets en bleef met een steeds steviger wordend tempo in me stoten. Het orgasme viel niet meer tegen te houden en ik kwam klaar. Paniek en genot stroomden gelijktijdig door mijn lichaam en de tranen rolden over mijn wangen.
Alwin hield zich aan de afspraak. Hij nam een douche, kleedde zich aan en trakteerde me daarna op een lunch aan het strand. We hadden elkaar eigenlijk niets meer te zeggen. Alwin deed nog een paar pogingen om een gesprek te beginnen, maar toen ik daar nauwelijks op reageerde, gaf hij het op. Hij at zwijgend zijn hamburger en ik knabbelde wat aan een broodje gezond, maar eigenlijk had ik helemaal geen honger. Ik staarde naar mijn telefoon, waarop net een berichtje van Sanne was binnengekomen.
‘Een acht voor Engels’, stond er, met een heleboel uitroeptekens en smilies.
Ik stuurde een vrolijk sms’je terug, maar voelde me diep ellendig en ontzettend schuldig.
Ik bracht Alwin met een taxi naar de boot. Alwin vond het nergens voor nodig dat ik hem wegbracht. Hij voelde de beklemmende sfeer die was ontstaan natuurlijk ook wel aan en wilde daar waarschijnlijk het liefst zo snel mogelijk vanaf. Maar ik wilde absoluut zeker weten dat hij echt terug naar het vasteland ging. Dus zaten we zwijgend en ongemakkelijk naast elkaar in de taxi. Gelukkig lag de boot al klaar in de haven en hoefden we niet lang meer te wachten. Het afscheid was heel vreemd, een mengeling van sentimenteel en zakelijk waar we allebei niet goed raad mee wisten. Uiteindelijk kusten we wel, maar niet meer van harte. Ik staarde Alwin na terwijl hij aan boord ging en bleef staan kijken totdat de boot echt uit de haven vertrokken was.
De gastvrouw van het hotel keek me nieuwsgierig aan toen ik terugkwam van de haven, maar ze stelde gelukkig geen vragen. Ik liep zo snel mogelijk door naar mijn kamer, deed de deur op slot en liet me op het bed vallen. Gelukkig was het inmiddels verschoond en opnieuw opgemaakt.
Het liefst wilde ik onder de dekens kruipen en voorlopig niets of niemand meer zien. Ik probeerde wat te slapen, maar elke keer als ik mijn ogen sloot, zag ik Alwin nog steeds voor me. Na een half uurtje woelen stond ik maar weer op. Ik liep naar de badkamer en nam twee van de zware slaappillen die de huisarts me had voorgeschreven om tot rust te komen. Hij had er nadrukkelijk bij gezegd dat ik maximaal een tegelijk mocht nemen, maar ik wilde heel zeker weten dat ik een hele tijd zou slapen. Ik kan me nog herinneren dat ik in bed ging liggen en dat ik vrij snel daarna een licht, zweverig gevoel in mijn hoofd kreeg, maar van de uren daarna weet ik niets meer. De gastvrouw vertelde later dat ze nog even was komen kijken of het goed met me ging, dat ik toen wakker werd en dat we zelfs nog even gepraat hebben, maar dat kan ik me allemaal niet meer herinneren.
Het was al bijna middernacht toen ik weer wakker werd. Ik was een aantal minuten lang flink in de war, wist niet meer wie ik was, waar ik was en wat er gebeurd was. Gelukkig kwam het ook allemaal vrij snel weer terug, stukje bij beetje, als puzzelstukjes die vervolgens vanzelf op hun plaats vielen. Ik stond op, maar schrok toen ik voelde hoe wankel ik op mijn benen stond. Slingerend, alsof ik dronken was, schuifelde ik naar de badkamer. Ik liet het licht uit, want ik durfde niet in de spiegel te kijken. Met kleine, voorzichtige stapjes, ik voelde me nog steeds duizelig en draaierig, liep ik terug naar bed. Ik ging weer in bed liggen en sloot mijn ogen. Meteen voelde ik dat ik weer weg begon te zakken in diepe bewusteloosheid.
De volgende keer dat ik wakker werd, was het rond een uur of tien de volgende morgen. Ik voelde me nog steeds erg sloom. Het leek wel alsof mijn hoofd vol mist zat. Daardoor lukte het ook niet goed om echt na te denken. Ik wist ergens wel dat er allerlei problemen waren, die ik op zou moeten lossen, maar op de een of andere manier lukte het me niet om die problemen echt vanuit mijn gedachten naar boven te krijgen. Ik bleef een tijdlang proberen om op een rijtje te krijgen wat er allemaal gebeurd was en aan de hand was, maar ergens halverwege raakte ik elke keer weer de draad kwijt. De mist in mijn hoofd zorgde er echter voor dat ik me ook daar niet echt druk over kon maken. Ik vond het zelfs wel prettig, die gedwongen zorgeloosheid.
De gastvrouw klopte zachtjes op de deur en kwam een beetje aarzelend naar binnen. Ze leek erg opgelucht toen ze zag dat ik weer gewoon op was en begon met een bezorgd gezicht te vertellen hoe ze me afgelopen nacht had aangetroffen. Ik kon haar op dat moment niet volgen en liet haar maar gewoon praten.
‘Ik had nog bijna een dokter gebeld’, zei de gastvrouw half boos.
Ik had geen idee waarom ze dat wilde en keek haar een beetje verdwaasd aan.
‘Volgens mij bent u er nog steeds niet helemaal bij’, zei de gastvrouw en ik kon niet helemaal uitmaken of ze nou bezorgd of geïrriteerd klonk.
‘Misschien moet u gewoon even lekker naar buiten, de frisse lucht in’, suggereerde ze. ‘Het is vandaag prachtig weer. U had het laatst over zwemmen, daar is het vandaag zeker warm genoeg voor.’
Ik kon me niet meer herinneren dat we het over zwemmen hadden gehad, maar dacht wel weer aan het naaktstrand waar ik vroeger altijd naartoe ging. Daar zou het vast niet al te druk zijn. Ik kleedde me aan en ging op zoek naar spullen om te zwemmen.
‘Wat nam je ook weer mee naar een naaktstrand?’
Geen badpak natuurlijk, maar wel een handdoek, zonnebrandcrème, een flesje drinken en een paar tijdschriften. Ik deed het allemaal in een kleine rugzak. Met het rugzakje al op mijn rug ging ik de trap af naar beneden. Ik wilde al door de hoofdingang naar buiten gaan, maar de gastvrouw hield me tegen.
‘Zou u niet eerst eens wat eten?’, vroeg ze streng.
Ze had gelijk, ik had nog helemaal niet ontbeten.
Het was inderdaad heerlijk weer en op het strand was het al behoorlijk druk. Maar naarmate ik dichter in de buurt van het naaktstrand kwam, werd het steeds rustiger. Op het naaktstrand zelf waren maar een paar mensen: twee oudere mannen, waarschijnlijk een homopaar, en een jong meisje van ongeveer Sanne haar leeftijd, misschien een paar jaartjes ouder. Sanne zou nog niet dood gevonden willen worden op een naaktstrand. Ze zou het zelfs ‘stom’ vinden dat ik er wel naartoe ging, maar dit meisje had er duidelijk geen enkele moeite mee. Dit meisje lag helemaal bloot op een badlaken en vond dat zo te zien de normaalste zaak van de wereld. Ze had haar ogen gesloten en genoot waarschijnlijk van de warme zonnestralen op haar lijf en de stilte om zich heen. De twee oudere heren waren minder ontspannen. Ze drentelden heen en weer en spraken zachtjes tegen elkaar. Ik besteedde er niet teveel aandacht aan, zocht een plekje een eindje bij de anderen vandaan en begon me uit te kleden. Terwijl ik daarmee bezig was, kwam één van de mannen mijn kant op. Hij begon fluisterend tegen me te praten en deed daarbij nadrukkelijk zijn best om mijn blote borsten te negeren.
‘Dat meisje’, zei hij zacht. ‘Volgens ons is ze in slaap gevallen en we zijn bang dat ze zich zal verbranden in de zon.’
Ik vroeg me af of het meisje echt sliep. Het was niet goed te zien, misschien had de man wel gelijk. Maar ook al had hij gelijk, wat moest ik daar dan mee? Waarom stapte de man niet zelf op het meisje af om haar voorzichtig wakker te maken? Ik bekeek de man en zijn vriend wat beter en begreep het meteen: het meisje zou de schrik van haar leven krijgen.
‘Ik houd haar wel een beetje in de gaten’, beloofde ik.
De man leek niet erg tevreden met dat antwoord, maar vond waarschijnlijk dat hij zijn plicht nu wel gedaan had. Hij draaide zich om en liep samen met zijn vriend weg in de richting van het gewone strand. Ik keek nog eens naar het meisje. Ze zag er inderdaad uit alsof ze sliep, maar met het verbranden leek het voorlopig wel een beetje mee te vallen. Ik kon eerst nog wel even gaan zwemmen. Daarna zou ik haar wel wakker maken, als het dan nog nodig was.
Ik liep het strand af de zee in. Het water was veel kouder dan ik gedacht had, maar ook lekker fris. Ik zwom een stuk de zee in, met krachtige slagen. Ineens kwam er een grote golf, die over me heen sloeg. Ik kreeg een flinke slok water binnen en probeerde geschrokken naar adem te happen. Daardoor kreeg ik alleen nog maar veel meer water binnen en ik ging kopje onder. Ik probeerde om me heen te slaan met mijn armen en benen, zodat ik meteen weer boven zou komen, maar er gebeurde helemaal niets. Mijn spieren leken niet meer naar me te willen luisteren. Ik zakte nog verder weg onder water en kreeg waarschijnlijk ook nog meer water binnen. Het werd donker en stil om me heen. Ik raakte niet in paniek, maar werd juist heel rustig. Mijn hoofd was leeg, ik dacht nergens meer aan en voelde me alsof ik zweefde. Toch was er ergens ver weg in mijn achterhoofd nog een gedachte, die voor meer en meer onrust zorgde. Ik schaam me nog steeds als ik moet bekennen dat het niet Ben of de kinderen waren, die op dat moment door mijn hoofd spookten. Het enige waar ik nog aan dacht was het meisje, dat moederziel alleen op het strand lag en dat nu zeker zou verbranden in de zon. Ineens leek het ontzettend belangrijk om daar in elk geval nog iets aan te doen. Ik concentreerde me zoveel ik maar kon op mijn armen en benen, op gewoon zwemmen in schoolslag.
‘Voeten naar de bips, wijd, sluit!’, herinnerde ik me nog van de zwemles van Timmy.
Ik herhaalde het zinnetje zachtjes voor mezelf en het leek te werken. Ik schoot omhoog naar de oppervlakte. Mijn hoofd kwam weer boven water uit en ik kon ineens weer ademhalen. Daardoor begon ik natuurlijk ontzettend te hoesten en proesten. Even ontstond een nieuwe panieksituatie.
‘Watertrappelen!’, zei ik hardop tegen mezelf.
Toen pas zag ik hoe dicht ik alweer bij het strand was. Ik voelde even met mijn voet en meteen raakte ik de grond. Half lopend, half zwemmend legde ik de laatste meters naar het strand af. Hoestend en proestend kwam ik aan de kant. Er was niemand in de buurt om me te helpen, dus strompelde ik op eigen kracht naar mijn handdoek. Ik liet me vallen en bleef een aantal minuten zo liggen om bij te komen. Het drong niet echt tot me door wat er allemaal gebeurd was. Ik vroeg me ook niet af hoe het kwam dat ik ineens niet meer kon zwemmen, ik maakte me nog steeds alleen maar druk over het meisje op het strand.
Zo gauw als ik daar weer toe in staat was, stond ik op om naar haar toe te gaan. Het meisje lag nog steeds op haar handdoekje te slapen. In de weide omtrek was verder niemand te bekennen. Ik vond het vreemd dat zo’n jong meisje daar zo helemaal alleen lag en ik kreeg er een ongerust gevoel van, alsof ik haar moest helpen en voor haar moest zorgen. Maar als eerste moest ik zien te voorkomen dat ze nog verder verbrandde. Daarom moest ik het meisje wakker maken en haar waarschuwen. Ik sloeg een handdoek om me heen, want hoewel we op een naaktstrand waren, vond ik het toch wat vreemd om een wildvreemd iemand zomaar in mijn blootje aan te spreken, en liep naar het meisje toe Vlak naast haar bleef ik staan. Ik had gehoopt dat ze vanzelf wakker zou worden, maar dat gebeurde niet, dus knielde ik naast haar en schudde voorzichtig aan haar schouder. Het meisje schrok wakker en staarde me verbaasd aan.
‘Mama?’, zei ze half vragend, half slapend.
‘Nee lieverd, ik ben Anne.’
‘Lieverd’, ik hoorde het mezelf zeggen, tegen een volslagen onbekende. Normaal zou ik dat nooit doen, maar nu leek het op één of andere manier passend.
‘Het spijt me dat ik je laat schrikken’, vervolgde ik. ‘Maar je moet echt iets doen tegen de zon, want je bent lelijk aan het verbranden.’
Het meisje knipperde nog een paar keer met haar ogen, alsof ze niet goed wist wat ze hoorde.
‘Waar bemoei je je mee gek mens, laat me met rust!’, riep ze toen.
Ik liet me niet zomaar wegsturen. Dit soort gedrag was voor mij tenslotte bekend terrein en ik wist heel goed hoe ik ermee om moest gaan: rustig laten uitrazen en ondertussen je zin gewoon doordrijven.
‘Doe niet zo raar, je voelt zelf toch ook wel dat je aan het verbranden bent? Wil je dan echt zo blijven liggen totdat je rood bent als een kreeft?’, zei ik op bestraffende toon.
‘Zal ik dat even lekker zelf uitmaken?’, zei het meisje dwars.
‘Nee, een meisje van jouw leeftijd moet gewoon doen wat volwassenen tegen haar zeggen. Dus je houdt nu op met eigenwijs doen en je smeert jezelf in of ik doe het voor je, kies maar.’
‘Sorry hoor, ik wist niet dat je kwaad werd’, mokte het meisje.
‘Nou, wat wordt het’, zei ik ongeduldig. ‘Ga je het zelf doen of moet ik je even helpen?’
‘Ik heb helemaal geen zonnebrand bij me, dus hoe kan ik me nou insmeren?’, zei het meisje boos.
‘Dat is niet zo slim hè, in je blootje gaan zonnen in de felle zon zonder zonnebrand mee te nemen’, zei ik spottend.
‘Dat weet ik toch ook wel’, zei het meisje boos. ‘Daarom is mijn vriendje naar het dorp gegaan om wat te kopen. Hij komt zo terug en dan zal ik me meteen insmeren. Nou tevreden?’
‘Ik weet niet hoe lang jouw vriendje nog wegblijft, maar als je nu niet snel iets doet tegen die zonnebrand, gaat het echt zeer doen. Dan wordt het letterlijk “wie haar billen brandt moet op de blaren zitten”. Misschien kun je beter wat crème van mij lenen.’
Ik pakte mijn tas om het meisje mijn zonnebrandcrème te geven, maar ik kon het flesje niet meer vinden. Het leek wel alsof het ineens verdwenen was. Dat kon natuurlijk niet waar zijn. Ik had het meisje uitgebreid de les gelezen en nou leek het alsof ik zelf ook geen zonnebrand bij me had. Nijdig doorzocht ik al mijn spullen, maar het flesje bleef weg. Tenslotte keerde ik mijn tas om, alle inhoud plofte in het zand: mijn portemonnee, mijn telefoon, mijn papieren, mijn bril, sleutels, sigaretten, medicijnen, een flesje water, kauwgom, maandverband, het lag allemaal verspreid over het strand. Maar het flesje zonnebrand was nog steeds nergens te bekennen.
‘Kun je het vinden?’, vroeg het meisje spottend.
Op dat moment zag ik het flesje zitten in een zijvakje van mijn tas.
‘Ja hoor’, zei ik triomfantelijk en ik gaf het aan haar.
Eindelijk begon het meisje zich in te smeren, haar armen, benen, schouders en buik.
‘Ik kan niet goed bij mijn rug en mijn kont, die doet mijn vriendje altijd’, klaagde het meisje.
‘Ga maar liggen, dan help ik je wel even’, zei ik zonder aarzelen.
Ik had allerlei bezwaren en protesten verwacht, maar het meisje ging zonder tegenstribbelen op haar handdoekje liggen. Ik druppelde langzaam wat crème op haar rug.
‘Hu, koud’, giechelde het meisje.
Ik smeerde haar voorzichtig in. Ze had nog echt het lichaam van een meisje en ook al deed ze zich voor alsof ze al bijna volwassen was, dat was ze nog zeker niet. Ik wist nu heel zeker dat ze niet veel ouder kon zijn dan Sanne, misschien zelfs nog wel jonger.
‘Zo, klaar alweer’, zei ik. ‘Nu kun je er wel weer een poosje tegen.’
Ik begon mijn spullen te verzamelen en terug in mijn tas te stoppen. Het meisje keek met belangstelling toe.
‘Mag ik een sigaretje van je?’, vroeg ze toen ik het pakje Camel filters terug in mijn tas wilde doen.
‘Mag jij al roken dan? Hoe oud ben je eigenlijk?’, vroeg ik.
‘Bijna veertien’, zei het meisje.
‘Dertien dus, nog veel te jong om te roken’, zei ik beslist.
‘Maar mijn ouders vinden het goed’, protesteerde het meisje.
‘Nou, ik niet. Je krijgt van mij geen sigaret’, zei ik.
‘Flauw hoor, straks komt mijn vriendje en die heeft zeker sigaretten bij zich. Dan kan ik zoveel roken als ik zelf wil.’
‘Dan doe je dat maar lekker, maar van mij krijg je geen sigaret’, herhaalde ik nog eens.
Het meisje keek me kwaad aan en draaide zich om, met haar rug naar me toe. Ik glimlachte even.
Die draait zo wel weer bij, letterlijk en figuurlijk, dacht ik.
Ik legde mijn handdoekje weer in het zand en ging ook liggen, op mijn buik, mijn gezicht van het meisje afgedraaid. Al snel voelde ik dat het meisje weer mijn kant op keek. Haar ogen prikkelden als het ware in mijn rug. Ik probeerde een tijd lang om haar te negeren, maar het gevoel dat er de hele tijd iemand naar me keek, begon me steeds meer te irriteren. Ik draaide me half om en keek recht in haar starende ogen.
‘Heb ik iets van je aan of zo?’, vroeg ik geërgerd.
Het meisje begon te giechelen en meteen realiseerde ik mij hoe raar mijn vraag op een naaktstrand moest klinken.
‘Je moet je wel een beetje gedragen hoor’, zei ik streng. ‘Kijken mag, maar staren is onbeleefd, zeker op een naaktstrand.’
‘Dat zei mijn mama ook altijd’, zei het meisje.
‘Daarover gesproken, waar is je mama eigenlijk? En wat doe jij hier helemaal alleen op een gewone schooldag? Voor zover ik weet is het geen vakantie’, zei ik.
‘Mijn mama is dood’, zei het meisje plompverloren. Daarna zweeg ze en ik ook, ik wist even niets meer te zeggen.
‘Sorry, dat wist ik niet’, stamelde ik na wat een hele lange stilte leek.
‘Kon je toch niet weten’, zei het meisje met een zurig glimlachje.
Ze zuchtte een paar keer met veel gevoel voor drama en de eerste tranen verschenen in haar ogen. Even twijfelde ik of haar verdriet wel helemaal oprecht was, maar die gedachte stond ik mezelf niet toe. Daarvoor was het veel te ernstig wat ze vertelde.
‘Vroeger kwam ik hier vaak samen met mijn moeder’, vervolgde het meisje met bibberende stem. ‘Dus als ik haar erg mis dan ga ik hier naartoe.’
‘Ook als je gewoon naar school moet?’, vroeg ik streng.
Ik voelde mee met het meisje, maar ik kon het gewoon niet opbrengen om het hele trieste verhaal over haar moeder aan te horen. Ze keek me verstoord aan met haar natte oogjes.
‘Nou bemoei je je alweer met mijn zaken’, snifte ze nijdig. ‘Als ik niet naar school wil en in plaats daarvan naar het strand ga, dan moet ik dat toch zeker zelf weten?’
Daar was ik het natuurlijk niet mee eens. Het leek mij duidelijk dat dit meisje al veel te veel dingen zelf mocht weten. Spijbelen, roken, een vriendje dat vast veel ouder was dan zijzelf, ik kon wel ongeveer invullen waar dat naartoe ging. En dat kon ik natuurlijk niet laten gebeuren.
‘Is er wel eens iemand die “nee” tegen jou zegt?’, vroeg ik.
Het meisje keek me niet begrijpend aan.
‘Dat dacht ik al wel’, mompelde ik.
Op dat moment begon de telefoon van het meisje te trillen en een liedje dat ik niet kende te spelen. Het meisje keek even op het schermpje en klapte toen met een achteloos gebaar haar telefoontje weer dicht.
‘Moet je niet opnemen of zo?’, vroeg ik.
‘Nee’, zei het meisje luchtig. ‘Het is mijn moeder en daar heb ik nu geen zin in.’
Meteen daarna keek ze me geschrokken aan, alsof ze zich realiseerde dat ze zich behoorlijk had versproken. Het duurde even voordat het ook tot mij doordrong wat dit betekende, maar toen het kwartje eenmaal gevallen was, werd ik razend. Ik wist van kwaadheid niet meer wat ik moest doen en de tranen sprongen in mijn ogen. Het meisje zag ik nauwelijks meer, ze was alleen nog een vaag contour waarin ik met moeite nog een bezorgd en bang kijkend gezichtje kon onderscheiden.
Ik vloog overeind, met twee stappen was ik bij het haar. Ze maakte angstig een afwerend gebaar met haar arm. Ik sloeg meteen toe, greep die arm stevig vast en trok het meisje met al mijn kracht overeind. Ze moet geschreeuwd hebben van pijn, maar dat hoorde ik niet. Met grote passen liep ik het strand op en ik sleurde het meisje aan haar arm met me mee. Ik keek met een verwilderde blik om me heen. Aan de rand van het strand, bij de overgang naar de duinen, zag ik een houten bankje. Dat bankje werd mijn doel.
‘Laat me los, wat ga je doen?’, gilde het meisje en ze gaf me een harde schop tegen mijn schenen.
Inderdaad, wat ging ik doen? Ineens wist ik het niet meer. Ik bleef staan en keek het meisje aan. Ze staarde terug met grote, geschrokken ogen. Ik zag dat ik haar pols in mijn hand geklemd had alsof ik probeerde haar fijn te knijpen. Meteen liet ik haar los. Het meisje deed een paar stappen achteruit.
‘Jij bent helemaal gek!’, hijgde ze.
Ik keek moedeloos naar mijn blote voeten in het zand. Het meisje zou zich nu omdraaien en weglopen, dat wist ik zeker, en ik probeerde uit alle macht te bedenken hoe ik dat kon voorkomen. Uiteindelijk bedacht ik dat de aanval waarschijnlijk de beste verdediging was.
‘Ik had bijna iets heel doms gedaan’, gaf ik toe. ‘Maar jij doet ook hele domme dingen.’
Het meisje zei niets en wreef over haar pijnlijke pols.
‘Hoe kun je nou zo tegen iemand liegen? Zeggen dat je moeder dood is, terwijl ze je gewoon opbelt. Of heb jij soms een hele bijzondere provider, zodat ze vanuit de hemel contact met je kan leggen?’, vroeg ik sarcastisch.
‘Nee, en dat was niet mooi van mij om zo te liegen’, stamelde het meisje. ‘Ik weet ook niet waarom ik dat deed.’
Ik merkte tevreden dat mijn aanpak werkte.
‘Vertel me nou maar eens precies wat je hier doet en waarom. En waar blijft dat vriendje van je, of heb je die ook verzonnen?’, vroeg ik op verhoortoon.
‘Ja’, bekende het meisje onmiddellijk.
Ze keek me nog steeds aan alsof ik haar elk moment weer aan zou kunnen vallen.
‘Mooi, dat is dan tenminste eerlijk’, zei ik. ‘Nu de rest nog. Laten we maar eens met je naam beginnen, hoe heet je?’
‘Jasmine’, zei het meisje.
‘Goed Jasmine’, zei ik. ‘Ik ben Anne, maar dat had ik geloof ik al gezegd.’
Jasmine knikte. We liepen terug naar onze handdoeken en gingen ondertussen verder met het vraag- en antwoordspelletje, totdat ik het verhaal voor mijn gevoel compleet had.
Jasmine was drie dagen daarvoor na een slaande ruzie met haar moeder van huis weggelopen. Hoe ze daarna op Ameland terecht was gekomen werd me niet helemaal duidelijk, maar dat interesseerde me ook minder. In elk geval zwierf ze nu al een paar dagen rond, zonder geld, schone kleren of wat dan ook. Waar ze sliep en hoe ze aan eten kwam wilde ze niet vertellen, maar ik had natuurlijk wel een idee. En verder dacht ik vooral aan de moeder van Jasmine en hoe die zich op dat moment moest voelen.
‘Ik vind dat je nu eerst je moeder moet bellen, want die is natuurlijk doodongerust’, zei ik gedecideerd.
‘Dat wil ik niet’, zei het meisje kortaf.
‘Stel je eens voor hoe je moeder zich nu voelt. Die wordt natuurlijk gek van ongerustheid. Is het allemaal echt zo erg dat ze dat verdient?’
Jasmine schudde haar hoofd.
‘Ik durf niet’, zei ze zachtjes. ‘Mama is vast heel erg boos.’
‘Ik denk dat je moeder alleen maar heel erg blij is als ze weet dat je nog leeft en dat je gezond bent. Bel haar nou maar, hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt.’
Jasmine stond een tijdje te twijfelen of misschien wel moed te verzamelen.
‘Oké’, zei ze tenslotte en ze pakte haar mobieltje.
Ik probeerde het gesprek te volgen. Jasmine zei eerst een paar woorden, maar daarna was het vooral haar moeder die aan het woord was. Af en toe mocht Jasmine ook wat zeggen, maar erg veel kans kreeg ze toch niet. Desondanks leek ze heel erg opgelucht toen ze ophing.
‘Mama komt me ophalen’, zei ze met een glimlachje.
‘Waar, wanneer?’, vroeg ik blij.
Het zou volgens Jasmine nog wel een paar uur gaan duren voordat haar moeder er was. Ik stelde voor om in de tussentijd wat te gaan eten. Zelf had ik absoluut geen trek, maar Jasmine reageerde enthousiast op het aanbod.
We kleedden ons aan en liepen naar de dichtstbijzijnde strandtent, waar Jasmine met smaak een uitgebreide lunch, die bestond uit een uitsmijter met ham en kaas, patat frites met mayonaise en een groot glas melk. Zelf raakte ik mijn broodje nauwelijks aan, maar ik keek wel geamuseerd naar Jasmine. Zelden had ik iemand zo smakelijk zien eten. Ze kon wel uitgehongerd zijn.
‘Eet jij niks?’, vroeg Jasmine met volle mond.
Voor de vorm nam ik een paar happen van mijn broodje. Het smaakte niet, te vet en te veel mayonaise. Jasmine at vrolijk verder en was zelfs eerder klaar dan ik, terwijl zij veel meer eten op haar bord had.
‘Wat zou mama zeggen als ze me straks ziet?’, vroeg Jasmine met een nerveus trekje om haar mond.
‘Dat weet ik niet, ik ken jouw moeder niet. Maar ik denk dat ik wel weet wat ik zou doen’, zei ik.
‘Wat dan?’, vroeg Jasmine.
‘Eerst zou ik je helemaal fijn knuffelen en daarna zou ik je een ongelofelijk pak voor je blote billen geven.’
Jasmine keek me aan met grote ogen en ik vroeg me geschrokken af wat ik nou weer had gezegd.
‘Niet waar’, zei Jasmine met een schaapachtig lachje.
‘Ja hoor, dat meen ik’, zei ik kalm. ‘Een meisje dat na een stomme ruzie wegloopt en haar ouders dagen in angst laat zitten, verdient wat mij betreft een paar blauwe billen.’
‘Kijk, dat vind ik eigenlijk wel tof’, zei Jasmine.
Ik keek haar verbaasd aan.
‘Jij zegt tenminste gewoon dat ik een pak voor mijn blote kont verdien als je dat vindt. Mijn moeder praat alleen maar met me mee en als ik eens wat zeg, dan is ze het altijd meteen met me eens. Als ik al de kans krijg om iets te zeggen trouwens.’
Ik glimlachte. Na het telefoongesprek met haar moeder dat ik gehoord had, kon ik me daar wel iets bij voorstellen.
‘Ach, dat zal ook wel een beetje meevallen’, suste ik. ‘Je moet gewoon een beetje geduld met je moeder hebben. Zij moet ook vaak genoeg geduld met jou hebben, geloof me.’
Ik stond op om af te rekenen en een pakje sigaretten te kopen, want die waren bijna op. Het was druk aan de kassa. Vlak voordat ik aan de beurt was, voelde ik dat mijn maag begon te protesteren tegen de vette hap die ik net naar binnen had gewerkt. Ik snelde naar de wc. Pas een minuut of tien later was ik weer terug bij ons tafeltje. Ik was stomverbaasd toen ik zag dat het leeg was. Jasmine was verdwenen en mijn tas ook.
Eerst was ik vooral bezorgd. Ik dacht aan de moeder van Jasmine, die nu misschien wel voor niets naar Ameland kwam en ik voelde me ontzettend schuldig, want ik was ervan overtuigd dat het mijn laatste opmerkingen geweest waren, die Jasmine op de vlucht hadden gejaagd. Daarna begon ik steeds meer te twijfelen. Had Jasmine wel met haar moeder gebeld of had ze gedaan alsof? Ik had de stem aan de andere kant van de lijn tenslotte niet echt gehoord.
De ernst van de situatie begon ook steeds meer tot me door te dringen. Jasmine was weg en ik was al mijn spullen kwijt. Mijn portemonnee had ik nog, maar verder was alles wat ik bij me had verdwenen. Ik miste mijn paspoort, rijbewijs, telefoon, medicijnen, huissleutels en nog veel meer belangrijke dingen. Vanuit een telefooncel belde ik mijn eigen telefoon. Nadat de telefoon een aantal keren was overgegaan hoorde ik mijn eigen stem zeggen dat ik na de toon een bericht moest inspreken. Ik begreep dat dat geen zin had en hing op. Het werd me steeds duidelijker dat Jasmine me gewoon belazerd had. Ik besloot om geen medelijden meer met haar te hebben en ging naar het politiebureau om aangifte te doen van diefstal.
De dienstdoende agent hoorde mijn verhaal rustig aan. Hij voerde al mijn gegevens in in de computer, printte het proces-verbaal uit en gaf het aan mij ter ondertekening, samen met wat folders over de gang van zaken bij gestolen identiteitspapieren, pasjes en rijbewijzen en zelfs een folder van slachtofferhulp. Daarna keek hij voor de zekerheid nog even in het register voor vermiste personen. In heel Nederland werd nergens een meisje vermist met de naam Jasmine.
‘Maar we vinden haar wel’, zei de agent optimistisch. ‘Het voordeel van dit eiland is dat je er maar op één plek afkunt. En die plek zullen we vanaf nu goed in de gaten houden.’
Ik vroeg me af of ze echt vanwege een gestolen tasje bewaking in de haven zouden neerzetten en geloofde daar eigenlijk helemaal niets van. De kans dat ze Jasmine of hoe ze ook heette ooit zouden pakken leek me heel erg klein en dat kon me ook niet schelen. Ik had genoeg van Ameland en wilde het liefst zo snel mogelijk weg, maar volgens de planning zou ik pas de volgende dag weer naar huis gaan. Toen ik zo aan thuis zat te denken, realiseerde ik me ineens dat ze me helemaal niet meer konden bereiken. Ik had immers geen telefoon meer. Als er nu iets met Ben zou gebeuren, zouden ze me dat niet eens kunnen vertellen. Vanuit de eerste de beste telefooncel belde ik naar huis.
‘Hallo, met Sanne’, zei een heldere meisjesstem.
Sanne wie?, dacht ik geërgerd. Ik had haar al zo vaak gezegd dat ze ook haar achternaam moest zeggen als ze de huistelefoon aannam, maar ik had nu ook geen zin om daar een punt van te maken.
‘Met mam, lief’, zei ik kort.
Sanne had duidelijk niet verwacht dat ik ineens op zou bellen en ze leek daardoor ook een beetje in de war. Ze stamelde wat, vroeg hoe het ging en zei dat ze blij was om mij weer eens te spreken, maar dat was ze niet echt, zoveel werd mij al snel duidelijk.
‘Hoe is het daar?’, vroeg ik.
‘Goed hoor’, zei Sanne iets te snel. ‘Mandy probeert je al een paar uur te bellen, maar je neemt steeds niet op.’
‘Mijn telefoon is gejat’, zei ik.
‘Door wie?’, vroeg Sanne snel, alsof ze dankbaar leek dat zich een ander gespreksonderwerp aandiende.’
‘Weet ik veel’, zei ik nijdig. ’Waarom wilde Mandy mij spreken?’
‘Weet ik veel’, zei Sanne op haar beurt. ‘Dat moet je haar maar vragen.’
‘Geef haar maar even dan.’
‘Dat kan niet, ze is aan het werk.’
‘Klets geen onzin Sanne, Mandy heeft helemaal geen werk.’
‘Ze is er in elk geval niet. Als je haar wilt spreken moet je haar maar even mobiel bellen.’
‘Wat doe je raar, heb je soms iets uitgespookt, jongedame?’
‘Nee hoor, er is niets aan de hand, maar ik moet nu ophangen. Dag mam.’
Ik keek stomverbaasd naar de hoorn in mijn hand, die het bekende ‘tuut’, ‘tuut’ geluid maakte. Natuurlijk wilde ik Mandy best bellen, maar haar nummer stond in mijn telefoon, die ik kwijt was. Er zat daarom niets anders op dan nog een keer naar huis te bellen. Behoorlijk geïrriteerd en vastbesloten om zodra ik weer thuis was een hartig woordje met Sanne te wisselen draaide ik nogmaals ons nummer. De telefoon ging deze keer naar de voicemail. Ik wist bijna zeker dat Sanne nog naast de telefoon stond, maar gewoon niet meer opnam. Kwaad hing ik de telefoon weer op. Ik had het even helemaal gehad met tienermeisjes.
Een tijdlang liep ik wat besluiteloos rond. Ik wilde weten wat er thuis aan de hand was, maar had geen idee meer hoe ik daar achter kon komen. Misschien wilde de politie me wel helpen, maar wat die precies zouden moeten doen wist ik dan ook weer niet. Ze konden toch moeilijk een politieauto naar ons huis sturen om daar eens een kijkje te gaan nemen.
Ineens zag ik vanuit mijn ooghoeken een meisje, gekleed in een kort spijkerrokje en een T-shirt. Ze had een rood petje op haar hoofd en een grote zonnebril, zoals een popster die niet herkend wil worden. Toch had ik haar meteen door. Zoals ze daar stond en met veel genoegen van een groot ijsje likte, was het voor mij wel duidelijk dat zij het was.
Jasmine, dacht ik meteen, degene die deze ellende allemaal veroorzaakt heeft.
Woedend werd ik en ik kreeg een soort waas voor mijn ogen. Met twee stappen was ik bij het meisje. Ik greep haar stevig bij haar arm. Het meisje keek me aan door haar zonnebril. Ze liet haar ijsje op de grond vallen. Ik rukte het petje van haar hoofd om haar definitief te ontmaskeren, maar onder het petje bleek een dikke bos gitzwart haar te zitten.
‘Mama!’, gilde het meisje in paniek.
Het was alsof ik ineens weer scherp kon zien en meteen zag ik dat het meisje van dichtbij niet eens op Jasmine leek. De moeder van het meisje, een grote, stevige vrouw van ergens achterin de veertig, kwam een winkel uitgerend. Ze zag me staan, met het petje van haar dochter nog in mijn handen.
‘Wat krijgen we nou?’, vroeg ze op een toon die niet eens kwaad of geschrokken klonk, maar vooral heel erg verbaasd.
De situatie moet er ook absurd uit hebben gezien, alsof een volwassen vrouw het petje van een jong meisje probeerde te stelen. Ik schaamde me diep, vooral ook omdat het meisje stond te huilen van schrik. Ik wist niet wat ik moest zeggen, maar begreep wel dat ik helemaal fout zat. Dus stamelde ik maar een welgemeend excuus. De moeder kalmeerde haar dochter met sussende woordjes, maar bleef verder opvallend rustig. Ik probeerde zo goed mogelijk uit te leggen wat er aan de hand was, maar ik hoorde zelf ook wel hoe raar en onsamenhangend ik klonk.
‘Ik heb geen tasje gestolen’, huilde het meisje, dat het allemaal ook maar half leek te begrijpen.
‘Dat zegt die mevrouw ook niet’, zei de moeder rustig. ‘Ze dacht dat je iemand anders was en heeft zich helemaal vergist. Mevrouw geeft je nu je petje terug. Daarna krijg je van haar een nieuw ijsje en vijftig euro voor op je spaarrekening, dan praten we nergens meer over.’
Bij die laatste zin keek de moeder mij doordringend aan. Ik vond vijftig euro veel geld voor zo’n knullig misverstand, maar ik begreep ook wel dat ik weinig keuze had en gelukkig zaten er nog twee biljetten van vijftig in mijn portemonnee.
De moeder nam de vijftig euro met een kort knikje in ontvangst. Ze keek even kritisch naar het biljet, alsof ze wilde controleren of het wel echt was, en gaf het toen door aan het meisje, dat het biljet meteen gretig aanpakte. Als bij toverslag hield het meisje weer op met huilen. Het geld maakte blijkbaar al een heleboel goed, maar nog niet genoeg in de ogen van de moeder.
‘Nu nog een nieuw ijsje en niet het kleinste’, zei ze op een toon die weinig tegenspraak duldde.
Ik vond het best, kocht een ijsje bij de dichtstbijzijnde snackbar en nam er zelf ook één. Dat had ik na al die toestanden wel verdiend.
Ik liep een stukje verder om bij het meisje en haar moeder uit de buurt te raken en ging op een bankje zitten. Het ijsje smaakte eigenlijk nergens naar, veel te zoet en te kunstmatig, maar toch genoot ik ervan. Even niets anders doen dan een ijsje eten en genieten van de zon, alsof er niets aan de hand was. Door de rust leek het alsof mijn gedachten weer een beetje op hun plek vielen en de gelatenheid waarmee ik de dag was begonnen kwam weer enigszins terug. Wat was nou het ergste wat er thuis aan de hand kon zijn? Ben kon het niet zijn, dan had Sanne wel iets gezegd. Nee, er was iets met Sanne zelf aan de hand. Iets wat ze gedaan had, maar niet durfde te bekennen. Ik probeerde te bedenken wat dat zou kunnen zijn, maar kon eigenlijk niets verzinnen. Uiteraard kon ik het standaard lijstje met angsten van een bezorgde moeder wel opdreunen en daarvan leek een zwangerschap me altijd het allerergste, maar dat kon ik me bij Sanne toch echt niet voorstellen. Min of meer ontspannen besloot ik om maar weer terug te gaan naar het hotel.
Meteen toen ik terug was in het hotel, kwam de gastvrouw naar me toe met een briefje. Ik moest naar huis bellen, het was dringend.
‘Heeft u ook een nummer genoteerd?’, vroeg ik gespannen.
‘U weet uw eigen telefoonnummer toch wel?’, vroeg de gastvrouw verbaasd.
Ik zuchtte een paar keer diep. Natuurlijk wist ik mijn eigen telefoonnummer, maar ik wist ook dat ik er nu niet zoveel aan had. Op goed geluk probeerde ik toch maar weer naar huis te bellen. Dit keer nam Mandy meteen op.
‘Waar zat je toch’, vroeg ze verontwaardigd. ‘Ik probeer je al uren te bereiken, ik heb je hele voicemail volgepraat, ik heb boodschappen achtergelaten in het hotel, maar allemaal tevergeefs.’
‘Mijn telefoon is gejat’, zei ik kort. ‘Wat is er toch allemaal aan de hand?’
‘Oh, Sanne heeft iets uitgehaald’, zei Mandy en ze deed ineens heel luchtig.
‘Wat dan?’, drong ik aan.
‘Oh, ze had vandaag blijkbaar geen zin in school, dus toen is ze maar de stad ingegaan. En daar is ze betrapt door een leerplichtambtenaar. Ik werd gebeld dat ik haar op moest komen halen op het politiebureau. Kennelijk was het niet de eerste keer dat ze op spijbelen is betrapt, dus nu krijgt ze waarschijnlijk een taakstraf en jullie een flinke boete.’
Ik was even stil. Dit was nog lang niet zo erg als een tienerzwangerschap, maar het kwam toch wel totaal onverwacht. Tot een paar minuten geleden had de combinatie Sanne en spijbelen me bijna net zo onwaarschijnlijk geleken als de combinatie Sanne en zwanger, maar daar had ik me dus flink in vergist.
‘Spijbelen’, mompelde ik. ‘Hoe haalt ze het in haar hoofd. Als ze nou allemaal tienen haalde, maar ze staat er al zo slecht voor.’
‘Ja, dat zei Ben ook al.’
Oh, dus Ben wist het allemaal ook al, eerder dan ik nog wel. Ik liet dat allemaal eens goed tot me doordringen en eigenlijk werd ik toen pas echt boos. Kennelijk vonden ze thuis al dat ze met mij nog voorzichtiger moesten zijn dan met Ben. Wie was er hier nou de zwakkere? Wie lag er hier nou in het ziekenhuis te herstellen?
‘Hoe reageerde Ben?’, vroeg ik toch wel een beetje bezorgd.
‘Nou, die was niet blij. We zijn meteen maar even bij hem langs gegaan onderweg van het politiebureau naar huis. Ben heeft onder vier ogen met Sanne gesproken en dat heeft kennelijk wel indruk gemaakt. Eerst leek het haar allemaal niet zoveel te kunnen schelen, maar toen ze weer naar buiten kwam huilde ze als een klein meisje en zei ze dat het haar heel erg speet. Ik weet niet wat hij gezegd heeft, maar blijkbaar heeft het wel indruk gemaakt.’
Ik vermoedde dat het niet zozeer Ben zijn woorden waren, die indruk gemaakt hadden. Wat hij gedaan had was tegen alle afspraken die wij over het opvoeden van de kinderen gemaakt hadden, maar toch voelde het alsof Sanne haar verdiende loon had gekregen, ik kon er niets aan doen. En kennelijk was de kracht in Ben zijn armen alweer aardig terug. Dus dat was in elk geval goed nieuws.
‘Hoe is het verder met Ben?’, vroeg ik.
‘Best goed eigenlijk. Het lopen gaat nog wat moeilijk, maar hij oefent hard en loopt ook nog elke dag samen met Timmy een rondje door de gangen van het ziekenhuis, hand in hand. Heel schattig om te zien. Praten gaat ook wel weer goed, hij zal nog even geen referaat houden voor een volle collegezaal met co-assistenten, maar hij kan zich in elk geval alweer aardig verstaanbaar maken. En hij helpt Patrick met een werkstuk voor school, over Japan geloof ik, daar kan Ben aardig in opgaan. We hebben al allerlei boeken en een laptop naar het ziekenhuis gesleept. Het lijkt alsof het meer Ben dan Patrick zijn werkstuk aan het worden is, maar dat ze samen bezig zijn en dat hij weer iets te doen heeft, scheelt wel heel veel, geloof ik.’
Het waren allemaal goede berichten over Ben, waar ik blij mee zou moeten zijn en dat was ik ook wel, maar toch voelde ik ook iets anders. In de korte tijd dat ik afwezig was, hadden ze het zonder mij kennelijk ook aardig onder controle. Zelfs de problemen met Sanne hadden ze eigenlijk al afgehandeld, zonder ook maar met mij te overleggen. Het leek bijna wel alsof ze mij niet meer nodig hadden.
‘Ik kom vandaag nog naar huis’, zei ik plotseling.
‘Doe niet zo gek’, zei Mandy meteen. Het leek wel alsof ik iets van verontwaardiging in haar stem hoorde. ‘Je hebt je hotel nog tot morgen en ik kan je vanavond niet van de boot komen halen, dus dan sta je in de haven. En dat hele eind met het openbaar vervoer is een ramp.’
‘Toch wil ik vandaag naar huis’, zei ik eigenwijs.
‘Blijf nou nog lekker één nachtje in je hotel. Dan neem je morgenochtend de boot en kom ik je ophalen. Als je aankomt sta ik in de haven op je te wachten. Zal ik Timmy meenemen? Die vindt het vast geweldig om je van de boot te zien komen.’
Het vooruitzicht van een begroeting door een juichende Timmy en de gedachte aan de urenlange reis met de bus, de trein en weer de bus die ik voor de boeg had als ik vandaag zou gaan trokken me over de streep. Ik hing op met een onbestemd gevoel in mijn maag. Later bedacht ik pas dat ik Sanne zelf niet eens gesproken had.
De rest van de dag deed ik weinig meer. Ik probeerde wat te slapen, maar daar kwam weinig van terecht. Ik was nog te druk met denken aan wat er die dag gebeurd was en met vooral niet denken aan wat er de dagen daarvoor allemaal gebeurd was. En dat laatste was nog niet zo gemakkelijk. Doordat ik de hele dag bezig geweest was, had ik nauwelijks aan Alwin gedacht, maar nu ik weer wat tijd en rust had, kwam hij weer boven op de momenten dat ik juist probeerde om even niet aan thuis te denken. Het leek wel alsof ik moest kiezen tussen twee kwaden. Ik stond maar weer op en begon mijn spullen in te pakken.
Ik had er alweer enorm veel spijt van dat ik nog een nacht op het eiland was gebleven, maar de laatste boot was al weg, dus er was niets meer aan te doen. De eenzaamheid, die ik de afgelopen dagen zo prettig had gevonden, leek me nu een beetje aan te vliegen. Maar ik zag vooral op tegen de lange nacht zonder slaappillen die nog voor me lag. De gedachte daaraan vloog me als het ware aan en greep me naar de keel. Ik moest alle zeilen bijzetten om niet verschrikkelijk in paniek te raken. Rond een uur of tien ’s avonds hield ik het niet meer vol. Ik wist zeker dat ik de hele nacht achtervolgd zou gaan worden door allerlei enge gedachten en dat ik geen oog dicht zou doen. In paniek rende ik naar beneden, waar de gastvrouw net bezig was met afsluiten.
‘Is hier ook een apotheek?’, vroeg ik.
‘Natuurlijk, voelt u zich niet goed?’, antwoordde de gastvrouw bezorgd.
‘Mijn medicijnen zijn vanmiddag gestolen. Ik dacht eerst dat ik wel even zonder kon, maar nu ben ik bang dat dat toch niet zo is.’
‘Waar heeft u dan medicijnen voor nodig, als ik vragen mag?’, vroeg de gastvrouw.
Door de manier waarop ze me aankeek kreeg ik het gevoel dat ze het niet helemaal vertrouwde.
‘Om te kunnen slapen, zonder pillen lig ik de hele nacht wakker’, zei ik zacht.
‘Daar heeft u toch geen pillen voor nodig? Dat lijkt me erg ongezond. Een glas warme melk met rum werkt ook prima.’
Ik betwijfelde of dat ook prima werkte. Sterker nog, ik geloofde er helemaal niets van. Maar ik had geen zin om met de gastvrouw in discussie te gaan. Dan ging ik wel zonder haar hulp op zoek naar een apotheek. Ik wilde langs haar heen naar buiten lopen, maar de gastvrouw hield me tegen. Ze nam me bij de arm. Door de manier waarop ze dat deed, zachtjes maar ook vastbesloten, durfde ik ineens geen weerstand meer te bieden. Er kwamen ineens allerlei associaties bij me naar boven. Ik dacht aan mijn moeder, maar ik dacht vooral aan Ben en de manier waarop hij me aan mijn arm mee kon voeren als het tijd was voor een pak op mijn billen. Ik verlangde ernaar om over het zachte schoot van de gastvrouw getrokken te worden, over de knie als een klein meisje. Een harde hand op mijn blote stoute billen. En niet voor een paar minuten, maar net zolang totdat ik het niet meer vol zou houden om mijn spieren aan te spannen en ik mijn tranen echt niet meer tegen zou kunnen houden. Ik schrok zo van deze gedachte, dat ik meteen begon te huilen. De gastvrouw drukte me meteen tegen zich aan en probeerde me te troosten. Maar ik wilde helemaal niet getroost worden, ik wilde Ben, die als enige echt begreep wat er nodig was om mijn verdriet te stoppen. Hoe meer de gastvrouw probeerde om me te troosten, hoe meer het tot me doordrong wat ik allemaal miste en hoe erger het leek te worden. Toch hield het huilen op een gegeven moment als vanzelf weer op. Niet omdat ik me getroost of beter voelde, maar omdat huilen ook vanzelf ophoudt als het maar lang genoeg duurt.
‘Nou, dat luchtte wel op zeker’, zei de gastvrouw.
Uit die woorden bleek voor mij wel dat ze er niets van begreep. Ik knikte maar wat en probeerde om mijn tranen te drogen. De gastvrouw gaf me een zakdoek. Ik veegde mijn tranen weg, maar voelde verder geen enkele opluchting. Nog steeds voelde ik het gemis, diep en pijnlijk, maar het allerergste was het onderliggende gevoel dat het gemis misschien wel definitief was, dat er dingen voor altijd veranderd waren.
Ik durfde de gastvrouw niet meer aan te kijken, want elke keer dat ik dat deed, zag ik het beeld van mijn moeder weer voor me. Het was een hele sterke herinnering aan lang geleden, toen ik nog een klein meisje was.
Ik zag mezelf staan in onze oude woonkamer. Er rolden dikke tranen over mijn wangen en ik was helemaal achter adem van het huilen. Mijn vader en mijn zus keken een beetje bezorgd, maar mijn moeder bleef kalm. Ze probeerde niet om me te troosten of te kalmeren, maar nam me over haar knie. Ik gilde en huilde natuurlijk nog steeds vanwege de pijn, maar het was toch een ander soort huilen, minder hysterisch. Ik kon me niet meer herinneren wanneer dit gebeurd was en ik wist zelfs niet zeker of het wel echt gebeurd was, maar het beeld kwam nu elke keer weer naar boven en dat maakte dat ik snel weg wilde bij de gastvrouw. Ik bedankte haar met een ongemakkelijk gevoel voor haar steun en vluchtte naar mijn kamer. Zodra de gastvrouw uit beeld was, verdween het beeld van mijn moeder ook weer. Ik wist nu bijna zeker dat het ging om een ingebeelde herinnering van iets wat nooit echt gebeurd was, maar ik nam me voor om mijn zus eens te vragen of zij zich er misschien nog iets van kon herinneren.
Ik nam een lange douche, blij om in elk geval iets te doen te hebben. Warm water en lekker geurend doucheschuim helpen altijd wel een beetje als ik me rot voel en hoewel ik me nog niet echt veel beter voelde, had de huilbui toch wel voor wat opluchting gezorgd. Ik kon de dingen weer een beetje in verhouding zien en had zowaar de eerste heldere gedachte van die dag. Het had geen enkele zin om gedachten weg te drukken, ik kon ze beter te lijf gaan. Natuurlijk waren er dingen gebeurd en natuurlijk waren er problemen, grote problemen zelfs, maar die zouden zich niet oplossen als ik zielig in een hoekje bleef zitten, hield ik mijzelf voor. Ik moest bedenken wat ik wilde en daarna moest ik een plan bedenken om dat voor elkaar te krijgen. Mijn gedachten leken nog het meest op een advies uit de Viva, maar ze gaven gaf me wel nieuwe kracht en energie.
Ik droogde me af, smeerde mijn hele lichaam lekker in met lotion en ging bloot op het bed liggen. Meteen moest ik aan Alwin denken, maar dit keer probeerde ik niet om de gedachte weg te drukken, juist niet. Laat maar komen, dacht ik dapper. Ik draaide op mijn zijde en trok mijn benen een beetje op. Met gesloten ogen liet ik de film van de afgelopen dagen nog eens afspelen. Nu ik de herinnering gewoon toeliet, leek het allemaal ineens een stuk minder erg. Ik dacht met een glimlach aan Alwin zijn vaak botte, lompe opmerkingen en zijn directe humor. Maar ik realiseerde me ook hoe lief hij vaak voor me geweest was en hoe hij had geprobeerd om voor me te zorgen, vertederend als een jongetje dat zijn uiterste best doet om een echte man te zijn. Haast automatisch begon ik mezelf te strelen. Even schrok ik toen ik me er echt van bewust werd wat ik aan het doen was. Masturberen was een heimelijk genoegen dat ik mezelf onder normale omstandigheden wel toestond, tijdens een warm bad of gewoon ’s ochtends in bed. Maar dan pas als Ben de deur uit was. Het was ook nooit als vervanging van seks met Ben dat ik het deed, maar meer als een aanvulling daarop, een soort privéfeestje als voorbereiding op het echte feest.
Sinds Ben in het ziekenhuis lag, had ik het niet meer gedaan, omdat het niet goed voelde, als een soort verraad. Ik moest nu zelf een beetje lachen om dat idee. Afgezet tegen wat ik allemaal met Alwin had gedaan, was een potje soloseks natuurlijk maar kinderspel. Ik vervolgde waar ik mee begonnen was en kwam al snel in de juiste stemming. Mijn heupen bewogen in een ritme dat aansloot bij de bewegingen van mijn vingers en ik produceerde zacht kreunende geluidjes. Ik fantaseerde dat ik thuis op ons bed lag, met mijn billen hoog in de lucht. Alwin zat achter me en nam me doggy style met zijn handen op mijn heupen. Ben zat op een stoel naast het bed. Hij keek toe met grote ogen, die glommen van opwinding. Hoewel ik met Alwin aan het vrijen was, keek ik de hele tijd naar Ben en hij naar mij. Alwin was eigenlijk niet meer dan een soort bijfiguur. Ben stond op en gaf Alwin een teken. Ze wisselden van plek en Ben ging verder waar Alwin gebleven was. Alleen deed Ben het veel beter, langzamer, met meer passie en vol overgave. Alwin verliet de kamer zonder dat een van ons het merkte. Het vrijen ging in mijn fantasie over in een andere scène, waarin ik nog steeds op het bed lag en Ben weer naast het bed zat met zijn armen over elkaar en een strenge blik in zijn ogen. Ik probeerde dit beeld vast te houden in mijn gedachten en kwam binnen een paar tellen klaar.
Met een tevreden gevoel draaide ik me op mijn rug. Ik voelde me ontspannen, voldaan en lekker moe.
Toch wist ik toen al dat ik zonder mijn tabletten weinig zou slapen. De normale zorgen waren al genoeg om me wakker te houden en daar waren de afgelopen uren nog wel de nodige zaken bij gekomen.
Ik probeerde om te bedenken hoe het nu verder moest. Daarbij begon ik maar bij de dingen die ik zeker wist, want die waren nog redelijk overzichtelijk. Het was voor mij volkomen duidelijk dat ik bij Ben en de kinderen wilde blijven, geen moment had ik serieus overwogen om iets met Alwin te beginnen of om bij Ben weg te gaan. Niet vanwege Ben zijn ziekte en de gebeurtenissen van de afgelopen dagen vond ik daarvoor ook geen aanleiding, maar dat was natuurlijk niet alleen aan mij. Ik voelde me weliswaar niet schuldig en vond ook dat ik niet vreemd was gegaan, niet echt tenminste, maar of Ben daar ook zo over zou denken? Dat durfde ik werkelijk niet te voorspellen. Misschien was het wel het beste om het Ben gewoon niet te vertellen. Maar dat ging in tegen onze afspraak om elkaar altijd alles te vertellen, een afspraak waar ik me tot dan toe altijd aan gehouden had en Ben ook, dat wist ik zeker.
Ik had dringend de behoefte om met iemand te praten. Iemand die mijn standpunt begreep of er in elk geval naar wilde luisteren. Normaal zou Mandy voor die rol in aanmerking komen, maar die leek nu op een of andere manier ook onderdeel van het probleem. En eigenlijk kon ik niemand anders bedenken die me zou kunnen helpen. Ik moest het dus alleen op zien te lossen.
De volgende morgen ging ik al vroeg richting de haven om de boot terug te nemen. Het viel me meteen op dat er twee politieagenten stonden, die de passagiers in de gaten leken te houden. Misschien waren ze wel op zoek naar Jasmine, het meisje van het strand, zoals ze beloofd hadden. Ik hoopte dat ze haar en mijn tas zouden vinden, maar verder interesseerde het me niet zo heel veel meer. Er waren andere dingen belangrijk.
Ik had de hele nacht over die dingen nagedacht en een plan bedacht. Of eigenlijk was het nauwelijks een plan, maar meer een hele sterke wens die ik uit wilde laten komen en waar ik alles voor wilde doen. Ik wilde weer samen zijn met Ben en het gezin, gewoon weer met zijn vijven, zonder Mandy of wie dan ook. Dan kwam het met Sanne allemaal ook vanzelf weer goed. Maar daarvoor was het nodig dat Ben weer gewoon thuiskwam. Vanuit huis kon hij ook prima revalideren en ik kon zelf ook heel goed voor hem zorgen. Ik zou iemand in moeten huren om te helpen, want ik begreep dat ik het allemaal niet alleen zou kunnen, maar als ik voorlopig even stopte met werken, zou het toch moeten lukken. En dan kon Mandy ook weer naar huis, want die was alweer veel te lang bij ons. Vandaag was misschien nog een beetje snel om het allemaal te regelen, maar morgen of uiterlijk overmorgen moest ik het toch voor elkaar kunnen krijgen.
*
Ik moest glimlachen bij de herinnering. In gedachten had ik het allemaal zo mooi op een rijtje, maar de werkelijkheid bleek toch een heel stuk ingewikkelder te zijn. Ben weer naar huis halen was nog niet zo moeilijk, dat had ik binnen een paar dagen voor elkaar. Maar wat er daarna allemaal moest gebeuren had ik heel erg onderschat. Iedereen om ons heen wilde ons wel helpen en steunen, maar als het puntje bij paaltje kwam, dan was ik toch meestal degene die de dingen moest opknappen. Dus kookte, waste, verpleegde, verzorgde en chauffeerde ik de hele dag voor Ben en de kinderen. En dat vond ik ook helemaal niet erg. Ik had er tenslotte zelf voor gekozen en was al lang blij dat ik ´s avonds gewoon weer tegen mijn man aan kon kruipen.
Dat ik naast al die activiteiten niet ook nog eens kon werken vond ik vanzelfsprekend. Ik meldde me telefonisch ziek en hoefde daarbij gelukkig weinig uit te leggen. Iedereen begreep de reden en de tweede reden, dat ik Alwin niet meer onder ogen wilde komen, kon ik voor mezelf houden. De eerste tijd had ik nog elke week contact met mijn baas, omdat het nou eenmaal zo moest volgens de regeltjes, maar na een paar maanden verwaterde het contact. Ik dacht eigenlijk alleen nog aan mijn werk als ik mijn salaris kreeg. Totdat ik op een dag een brief kreeg waarin ik werd opgeroepen voor een bezoek aan de bedrijfsarts. Ik kreeg het daar zo benauwd van dat ik meteen met een tweeregelig briefje mijn ontslag indiende, wat mijn baas vervolgens maar al te graag accepteerde. Ben kwam daar pas achter toen het allemaal al lang geregeld was en werd daar erg kwaad over. Ben zijn boosheid bleef een tijdje in de lucht hangen, maar de volgende ochtend betaalde ik met mijn pyjamabroek op mijn knieën de prijs voor mijn onbezonnen actie.
Ben nam me over de knie en begon me billenkoek te geven op mijn onderbroek. Dat was nog maar het begin, maar toch deed het erg zeer. Ik was het een beetje verleerd om straf te krijgen en daardoor reageerde mijn lichaam wat anders dan ik gewend was. Naast pijn voelde ik namelijk ook vooral onrust en opwinding. Daardoor lukte het me niet om me te concentreren op de pijn en om stil te blijven liggen. Het voelde heel vervelend, maar ik kon er niets aan doen.
Ben merkte dat er iets aan de hand was.
´Last van onrust in je kontje?´, vroeg hij.
Ben klemde me extra stevig vast tussen mijn benen en verstevigde ook zijn greep op mijn bovenlichaam. Hij deed mijn onderbroek naar beneden en voelde met zijn vingers tussen mijn benen.
´Hier moeten we eerst maar eens even wat aan doen´, zei hij rustig.
Hij ging met twee vingers bij me naar binnen en begon me te vingeren. Ik kon me niet bewegen en moest me wel overgeven aan het snel stijgende gevoel van opwinding. Het enige wat ik nog kon doen om de zaak nog een beetje onder controle te houden was schreeuwen en slaan met mijn armen.
Ben stopte en liet me opstaan. Ik kon aan hem zien dat hij enorm opgewonden was. Snel trok ik de kleren die ik nog aan had uit. Ben deed hetzelfde.
We rolden over het bed en vreeën met snelle ongecontroleerde bewegingen. Ik voelde de opwinding snel stijgen en kwam schreeuwend klaar. Het kwam niet eens in me op dat er misschien nog iemand anders in huis was. Ik klampte me vast aan Ben en drukte hem zo stevig tegen me aan dat hij bijna geen adem meer kon halen. Ik voelde zijn hart kloppen, ik hoorde zijn snelle, hijgerige ademhaling en ik zag de blik in zijn ogen. Grote, glimmende ogen, die vonkelden van de passie die hoort bij het gevoel dat er op de wereld niets anders meer is dan hij, ik en seks. Toen ik die blik zag en herkende, voelde het alsof Ben weer terug was, alsof hij na een lange reis weer bij mij thuis was gekomen. Dat gevoel was ineens zo heftig, dat ik er niet mee om kon gaan en heel hard begon te huilen. Ben draaide zich op zijn rug en trok me dicht tegen zich aan. Ik legde mijn hoofd op zijn borst en huilde. Ben hield me vast en streelde me. Hij zei niets, maar dat was ook niet nodig.
Ik had nog dagen, weken desnoods zo willen blijven liggen en lekker blijven huilen, maar Ben vond het na een poosje wel genoeg. Hij droogde mijn tranen met het laken en kuste me een aantal keren.
´Je moet nog wel wat tranen overhouden kleintje, want je hebt nog wat tegoed´, zei Ben pesterig.
Ik begreep heel goed wat hij bedoelde.
´Je mag je even gaan opfrissen, maar daarna krijg je gewoon het pak billenkoek waar we al mee bezig waren´, zei Ben nog even voor de duidelijkheid.
Ik zuchtte een paar keer diep. Het lag zo lekker in Ben zijn armen. Ik wilde niet opstaan, maar Ben duwde me zachtjes van het bed.
´Je hoeft niets aan te trekken, ik wil je zo meteen naakt over mijn knie´, zei hij.
Ik gehoorzaamde. Het zou heel moeilijk worden om dit pak slaag te ondergaan, maar ik wilde het wel. Het paste op een of andere manier heel goed bij dit moment.
In de badkamer keek ik in de spiegel. Ik zag er gelukkig uit en verhit. Iedereen kon zien dat ik net seks gehad had, maar dat kon me niets schelen. De hele wereld mocht het weten.
Ben zat al voor me klaar op een rechte stoel. Hij was weer helemaal aangekleed en op zijn schoot lag een stevige, houten haarborstel voor me klaar. Ik bleef een beetje staan dralen bij de badkamerdeur. Met een haarborstel op je blote billen krijgen is heftig en ik had even een beetje tijd nodig om aan het idee te wennen. Maar Ben had geen geduld meer. Hij pakte me stevig vast en hielp me over zijn knie.
´Lig je goed?´, vroeg hij.
Ik knikte. Mijn hart raasde in mijn keel en mijn mond was ineens droog. Ik kon nauwelijks meer slikken van de zenuwen.
´Houd je maar vast aan de stoelpoten, dan is het iets makkelijker´, zei Ben.
Ik gehoorzaamde. Ben legde zijn hand op mijn rug en duwde me stevig tegen zich aan. Zijn greep was nog niet zo stevig als vroeger, maar zeker stevig genoeg. Die hand op mijn rug betekende heel veel voor mij, het betekende dat Ben me erdoorheen zou slepen. Hij zou mijn billen geen moment sparen, maar verder zou hij alles doen om me te helpen.
Ben pakte de haarborstel. Ik hield mijn adem in. Hij gaf me een paar voorzichtige proeftikjes op mijn linkerbil. In een reflex kneep ik meteen mijn billen samen.
´Probeer je te ontspannen´, zei Ben. ´Dan doet het veel minder pijn.´
Ik ontspande mijn spieren. Meteen kreeg ik een keiharde klap op mijn rechterbil. Ik schreeuwde het uit. Eigenlijk had ik me zo lang mogelijk in willen houden, maar de klap en de pijn overvielen me zo dat er geen houden meer aan was. En daarmee was meteen het hek van de dam. Ik schreeuwde bij elke klap die ik kreeg. Mijn benen bewogen als vanzelf en mijn handen knepen hard in de stoelpoten, maar toch lukte het me niet lang om de tranen tegen te houden. Ik gaf me over en liet de tranen stromen. Ben verhoogde het tempo van de slagen en richtte zich steeds meer op het zitvlees rond het midden van mijn billen. Hij wisselde ook niet meer af, maar concentreerde zich steeds vaker op een bepaalde plek. Het brandde zo erg dat ik dacht dat ik gek werd. Ik schreeuwde, huilde en probeerde met mijn billen te draaien om de slagen een beetje te ontwijken. Maar telkens als dat leek te lukken, verstevigde Ben zijn greep weer een beetje en kreeg ik een paar extra venijnige tikken om mijn ongehoorzaamheid te bestraffen.
Ben besteedde geen aandacht aan mijn geschreeuw en gehuil. Hij sloeg door totdat hij tevreden was over de kleur van mijn billen en toen dat eindelijk zo was, lag ik op zijn schoot te janken als een klein meisje. Ben liet me opstaan en gaf me toestemming om over mijn billen te wrijven. Ik raakte ze heel voorzichtig aan. Het deed nog erg zeer. Ben legde me op mijn buik op bed en liet me even alleen. Ik huilde nog een paar minuten in het kussen, toen was het over. Langzaam zakte ik weg in gedachten. Ik schrok op toen ik de steunende hand van Ben weer op mijn rug voelde. Hij kuste mijn billen en zei dat hij heel trots op me was, dat hij heel veel van me hield en dat hij me heel erg dankbaar was. Aan zijn stem kon ik horen dat de tranen ook in zijn ogen stonden.
Ik kwam overeind en kroop tegen hem aan. We knuffelden en daarna vreeën we nog een keer, iets wat we normaal gesproken nooit deden na een bestraffing, maar dit keer mocht het.
Na afloop voelde ik me rustig en vrij, bevrijd van een baan die ik niet meer wilde en van een heleboel andere dingen.
Anne (7)
2 jaar eerder
Ik lag een paar uur in bed, maar ik sliep nauwelijks. Om half zes hoorde ik het brommertje van de krantenjongen. Ik besloot om op te staan, want slapen zou toch niet meer lukken. De rest van het huis was nog in diepe slaap. Ik bladerde de krant door, zonder dat het echt tot me doordrong wat ik las. In de keuken rookte ik een sigaret. Er was toch niemand om tegen me te zeggen dat dat niet mocht.
Timmy wekte ik op de gewone tijd. Ik waste hem, kleedde hem aan en maakte een ontbijt voor hem. Timmy was nog te klein om te snappen wat er aan de hand was, dus het leek mij voor hem het beste om alles zo normaal mogelijk te doen. Toch leek Timmy wel aan te voelen dat er iets vreemds was. Hij begon te huilen toen ik hem in zijn stoel aan de keukentafel zette. Ik probeerde hem te troosten met zijn knuffelbeer, met zijn favoriete speelgoedautootje en met een cd’tje met vrolijke kinderliedjes, maar het hielp allemaal niet. Zijn boterham met chocopasta, normaal gesproken een grote favoriet, liet hij onaangeroerd staan. Alleen zijn beker drinkyoghurt slobberde hij tussen het snikken door wel leeg. Na een tijdje proberen vond ik dat het lang genoeg geduurd had. Ik veegde de melksnor van Timmy zijn toet en gooide de boterham met chocopasta in de vuilnisbak. Daarna nam ik Timmy een tijdje op de arm. Hij greep mijn trui stevig vast met zijn knuistjes, zodat ik niet op het idee zou komen om hem weer lost te laten, en legde zijn wang tegen mijn borst. Vanuit mijn ooghoeken zag ik het op de keukenklok steeds later worden, maar ik onderdrukte mijn ongeduld en bleef Timmy vasthouden totdat hij gekalmeerd was.
‘Zullen we je tas in gaan pakken?’, probeerde ik voorzichtig. ‘Dan gaan we zo naar juf Nienke.’
Timmy vond het goed. Het idee dat hij gewoon naar de crèche leek hem wel aan te spreken.
We zochten snel zijn spulletjes bij elkaar. Die deden we in het Sesamstraat tasje, dat al klaarstond op het aanrecht. Ik wilde Timmy optillen om hem naar de auto te dragen, maar dat vond hij niet goed. Hij wilde zelf lopen. Ik vond het allemaal best, als het maar niet te lang duurde. We liepen samen naar de achterdeur. Timmy zette zijn handjes tegen het glas van de deur. Hij keek me vol verwachting aan.
‘Sjesh openu!’, riep hij. ‘Sesam open u’, bedoelde hij daarmee.
Dit spelletje speelden we elke dag. Op Timmy zijn commando drukte ik op de afstandsbediening van de schuurdeur. De grote, metalen roldeur schoof dan langzaam open.
Timmy kraaide van plezier, zoals altijd, maar ineens werd hij stil.
‘Papa auto?’, vroeg hij verbaasd.
Ben zijn auto stond inderdaad keurig in de schuur. Timmy begreep er niets van: papa was niet thuis, maar zijn auto was er wel. Ik was de hele nacht bezig geweest om te bedenken hoe ik deze dag door zou gaan komen en ik dacht dat ik het allemaal aardig op een rijtje had, maar dit had ik duidelijk over het hoofd gezien.
‘Ja, dat heb je goed gezien. Dat is papa zijn auto’, was het enige dat ik nog wist te zeggen.
Maar Timmy liet zich niet paaien.
‘Waar papa dan?’, wilde hij weten.
Ik probeerde snel een passende verklaring te verzinnen, maar mijn creativiteit liet me in de steek. Dus vertelde ik maar gewoon de waarheid. Het leek weinig indruk te maken. Timmy trok een moeilijk gezicht, alsof hij even moest nadenken. Toen knikte hij met een blik van ‘oké, het zal wel’ en werd zijn aandacht weer opgeëist door andere dingen. Ik moest de achterdeur voor hem openmaken, want hij wilde naar buiten.
Ik bracht Timmy met de fiets naar school. Timmy wilde eigenlijk met de auto, met papa’s auto het liefst, maar daar had ik geen zin in, ik wilde frisse lucht. Ik tilde Timmy op, hij begon meteen weer te jengelen, en ik wurmde hem in zijn stoeltje achter op de fiets. Timmy stribbelde behoorlijk tegen. Ik gaf hem een flinke duw, misschien net iets harder dan strikt noodzakelijk, waardoor Timmy met een plof in zijn stoeltje belandde. Timmy keek me stomverbaasd aan, hij vergat helemaal om te huilen of te schreeuwen. De hele weg bleef Timmy zo braaf en rustig in zijn stoeltje zitten, dat ik me bijna zorgen begon te maken. Bij de creche aangekomen liet hij zich zonder enig protest uit zijn stoeltje tillen. We liepen zoals altijd samen naar binnen, maar zodra Timmy zijn speelkameraadjes zag was hij mij helemaal vergeten. Ik bleef nog heel even staan kijken en liet hem toen achter in de vertrouwde handen van juf Nienke.
Normaal had ik bij het hek nog even een praatje gemaakt en een sigaretje gerookt met de andere moeders, maar nu wilde ik zo snel mogelijk naar huis. Ik stapte op de fiets, maar net voordat ik weg kon rijden ging mijn telefoon. ‘Het ziekenhuis’, dacht ik meteen. Ik stapte af, liet mijn fiets op de grond kletteren. Het was een heel gewoon telefoontje, een kennis die me wilde uitnodigen voor haar verjaardag. Ze kletste heel gewoon tegen me, alsof er niets aan de had was. Natuurlijk wist ze nog niet wat er gebeurd was en dat kon ze ook helemaal niet weten, maar toch irriteerde het me verschrikkelijk dat ze zo gewoon deed. Ik verbrak de verbinding zonder nog iets tegen haar te zeggen. Mijn telefoon ging meteen weer. Aan het nummer op de display kon ik zien dat het weer mijn kennis was. Ik stopte mijn rinkelende telefoon weer terug in mijn tas. Ooit zou ik het wel weer goed maken met haar en anders ook maar niet.
Ik bukte voorover om mijn fiets op te rapen. Achter me hoorde ik allemaal stemmen, toen pas had ik door dat alle moeders naar me stonden te kijken. Ze keken me allemaal aan met blikken vol met iets waarvan ik dacht dat het medelijden was. Ik begreep dat de tamtam op de een of andere manier zijn werk al gedaan had. De hele omgeving wist al lang dat er iets met Ben aan de hand was. Ze wisten waarschijnlijk nauwelijks wie Ben was, want hij bemoeide zich zo weinig mogelijk met de mensen uit de buurt, maar het nieuws was blijkbaar wel de moeite waard. Er gebeurde toch al zo weinig in deze omgeving en hoewel de dames wel gezellig met me kletsten, bleef ik altijd al een beetje een buitenbeentje. Iemand die ze een beetje vreemd vonden, maar waar ze ook wel een beetje tegenop keken. In elk geval iemand waar ze zonder al te veel schuldgevoel over konden roddelen. In de loop der jaren hadden de dames al heel wat sappige verhalen over me bedacht. Zo ging er een tijdje het gerucht dat ik een geheime minnaar had (niet waar, maar Ben heeft me wel flink gespanked toen hij het hoorde, zodat ik ook niet in de verleiding zou komen). Later was er het verhaal dat ik mijn borsten had laten vergroten (ook niet waar, ik had ze alleen laten liften na de geboorte van Timmy). Meestal kon ik smakelijk om de verhalen lachen, maar ik had natuurlijk geen zin om de hoofdrol te spelen in de roddel ‘Drama voor Anne, man ernstig ziek’ (helaas wel waar).
Het was nog steeds stil in huis toen ik terugkwam. Mandy was opgestaan, ze zat aan de keukentafel en las de ochtendkrant. De kinderen lagen nog in bed. Ik liet ze slapen, want ik had al besloten dat ze die dag niet naar school hoefden.
‘Moet je niet naar je werk?’, vroeg ik aan Mandy.
Mandy keek even op van haar krant.
‘Ik heb even geen werk’, zei ze achteloos. ’Ik ben vorige maand ontslagen.’
Ik keek Mandy verbaasd aan, ik probeerde tenminste verbaasd te kijken. Eigenlijk verbaasde het me helemaal niet. Zo ging het wel vaker met Mandy. Ik vroeg niet wat er deze keer gebeurd was, dat interesseerde me niet op dat moment. Mandy leek ook niet van plan om uit zichzelf meer te vertellen.
‘Als je wilt kan ik hier blijven om je een beetje te helpen. Ik heb voorlopig toch niets anders te doen’, zei ze.
Ik knikte.
‘Dat zou heel fijn zijn’, zei ik dankbaar.
‘Zal ik dan maar beginnen om een goed ontbijt voor jullie te maken? Ik zag allemaal lekkere dingen in de koelkast liggen. Dan kunnen je onder het eten de kids vertellen wat er allemaal aan de hand is. Ik zal jullie wel even alleen laten.’
Ik dacht aan het eten in de koelkast: verse broodjes, roomkaas, bacon, marmelade, vers geperst sinaasappelsap, allemaal dingen die ik in een romantische bui had gekocht. Bedoeld als ingrediënten voor een voedzaam ontbijt na een lange, stevige vrijpartij. In plaats daarvan zouden ze nu dus gaan dienen als ingrediënten om mij en de kinderen te troosten.
Ik maakte Sanne en Patrick voorzichtig wakker. Ze keken me heel even slaperig aan, maar wisten daarna meteen weer dat er iets aan de hand was met papa. Nog voordat ze waren opgestaan begonnen ze met vragen stellen. Ik nam ze in hun pyjama mee naar beneden, naar een mooi gedekte ontbijttafel waarop alle lekkers stond uitgestald. Ze lieten zich nauwelijks afleiden door het eten en gingen door met vragen stellen. Ik vertelde zo rustig mogelijk wat er gebeurd was. Sanne begon meteen te huilen, Patrick even later ook.
‘Wanneer mogen we papa zien?’, snikte Patrick.
Ik dacht aan het beeld van Ben, gekoppeld aan allerlei apparaten op de intensive care. Dat leek me een beeld waar kinderen nachten wakker van konden liggen.
‘Papa ligt nu nog op de intensive care, dat is niets voor kleine kindertjes. Als hij weer op een gewone kamer ligt mogen jullie naar hem toe.’
Patrick hield er al niet van om klein genoemd te worden, maar Sanne, op haar dertiende al een echte jongdame, was echt diep beledigd.
‘Ik ben geen toch kind meer’, schreeuwde ze. ‘En ik mag mijn eigen vader toch wel zien als ik dat wil.’
‘Wil je niet zo schreeuwen?’, zei ik rustig. ‘Je bent dan misschien geen kind meer, maar ook zeker nog geen volwassene en nee, je mag je vader nu even niet zien. Zo is dat nu eenmaal.’
Sanne keek me woedend aan. Ze wilde opstaan, maar ik pakte haar bij haar arm en trok haar terug in haar stoel.
‘Zitten en eten’, zei ik streng.
Als ze de confrontatie zoekt, dan kan ze die krijgen, dacht ik.
Even hing er een grimmige sfeer aan tafel. Sanne knabbelde met een boos gezicht aan een croissant. Patrick keek afwezig voor zich uit.
‘Moeten we eigenlijk niet naar school?’, vroeg hij ineens.
‘Vandaag niet, morgen wel’, zei ik beslist.
‘Maar wat gaan we dan doen vandaag, als we niet naar papa toe gaan?’
Daar had ik nog helemaal niet over nagedacht. Ik kon het de kinderen niet aandoen om de rest van de dag maar een beetje in huis te blijven zitten, ze hadden afleiding nodig en ikzelf ook. Snel keek ik om me heen, alsof ergens in de keuken een oplossing voor handen was. Ik zag dat het buiten stralend weer was.
‘We gaan een flink stuk wandelen’, zei ik beslist.
Patrick leek dat wel een goed idee te vinden. Sanne zei niets, maar het was duidelijk dat ze niet erg veel zin had in een dagje in de natuur.
‘Kom kinders’, zei ik overdreven opgewekt. ‘Aankleden en naar buiten. Ik ruim wel af.’
Patrick was na een kwartiertje alweer beneden, maar Sanne was er na bijna een uur nog steeds niet. Ik riep naar boven dat ze op moest schieten.
‘Ik ga echt niet mee hoor’, riep Sanne terug.
Ik stormde de trap op en gooide de deur van Sanne haar kamer open zonder kloppen. Ze lag in haar ondergoed op bed te bladeren in een tijdschrift.
‘Hé, kun je niet kloppen?’, riep Sanne verontwaardigd.
‘Je krijgt nog een kwartier om je aan te kleden’, zei ik dreigend. Als je dan niet met je wandelschoenen aan beneden staat, dan zwaait er wat.’
Sanne keek me verbaasd aan. We hadden nog niet eerder zo’n soort conflict gehad. Mopperend kwam Sanne overeind. Binnen tien minuten was ze beneden. Sanne was kennelijk nog niet puber genoeg om uit te proberen wat ik bedoelde met ‘dan zwaait er wat’.
*
Ik kreeg tijdens één van mijn eerste bezoeken aan het ziekenhuis, toen Ben nog niets eens aanspreekbaar was, al te horen wat me de komende periode allemaal te wachten stond. Een speciaal daarvoor opgeleide psychologe, een oudere dame met grijs haar en een bril aan een koordje, nodigde me uit voor een gesprek.
Ik heb iets tegen psychologen. Een gevoel dat niet voortkomt uit slechte ervaringen, maar vooral uit jaloezie. Ooit wilde ik zelf graag psycholoog worden. Ik ben toen ook aan de studie begonnen, in de hoop dat ik dingen zou leren om anderen te kunnen helpen. Stiekem hoopte ik ook dat ik vooral dingen zou leren, waarmee ik mezelf zou kunnen helpen. Na een half jaartje was ik helaas nog steeds een verward meisje van achttien. De moeilijke theorieën die ik leerde maakten dat alleen maar erger. Aan het einde van mijn eerste studiejaar was ik zo in de war dat ik zelf professionele hulp nodig had. De eerste opdracht die ik toen van mijn therapeut kreeg was onmiddellijk stoppen met mijn studie. Een aantal sessies later stelde hij voor om me op te laten nemen.
‘Maar ik ben toch niet gek,’ huilde ik geschrokken.
‘Nee’, zei mijn therapeut droog. ‘En we moeten er alles aan doen om dat zo te houden.’
Ik had dus weinig behoefte aan een gesprek met een psychologe en ik deed mijn best om er onderuit te komen. Maar na een beleefde weigering en een minder beleefd ‘hoepel op mens’, belandde ik toch in haar spreekkamer. Ze wilde meteen alles over ons weten: hoe lang we al samen waren, waar we elkaar ontmoet hadden, hoeveel kinderen we hadden, of we vaak ruzie maakten en zelfs hoe vaak we het met elkaar deden. Ik gaf keurig antwoord op alle vragen en toen ik uitverteld was, begon zij op te sommen wat er allemaal met Ben kon gebeuren: somberheid, stemmingswisselingen, wantrouwen en misschien depressies. Er bestond zelfs een kans dat zijn hele karakter zou veranderen.
‘Goh, ik probeer al bijna twintig jaar om zijn karakter te veranderen’, grapte ik.
‘Dat soort grappen kunt u voorlopig ook beter achterwege laten’, zei de psychologe bestraffend.
‘Zo gaan wij nou eenmaal met elkaar om. We zijn altijd erg direct tegen elkaar. Zelfs als één van ons vreemd zou gaan, dan zou die dat gewoon aan de ander vertellen.’
‘Ook dat zou ik voorlopig even niet doen.’
‘Wat? Vreemd gaan of opbiechten dat ik vreemd ben gegaan?’
‘Het eerste laat ik aan uzelf over, maar het tweede zou ik zeker laten.’
Ik was de wijze woorden van de psychologe alweer vergeten toen ik haar kantoor uitliep. Het ene oor in het andere uit leek me het beste wat ik met haar geklets kon doen. Maar zo makkelijk kwam ik niet van haar af. Een paar dagen later werd ik weer op haar kantoor uitgenodigd, ontboden eigenlijk. De psychologe vertelde dat ze een goed gesprek met Ben gehad had. Ik was meteen zwaar gepikeerd. Zelf had ik nog nauwelijks met Ben kunnen praten sinds hij weer bij kennis was en ik kon er slecht tegen dat zij me voor was geweest.
‘Uw man is nou niet bepaald een charmeur hè’, zei de psychologe.
Ik keek haar niet begrijpend aan. Ben kan op zijn manier juist ontzettend charmant zijn. Alleen had de psychologe die manier waarschijnlijk niet helemaal goed begrepen.
‘Hij heeft bepaalde dingen tegen me gezegd, die me aan het denken hebben gezegd. Daarom wil ik u iets vragen.’
Ze leunde voorover over haar bureau en keek me aan. Ik probeerde haar blik zoveel mogelijk te ontwijken. Het was wel duidelijk dat ik het niet leuk zou gaan vinden wat ze me ging vragen. Met al mijn stekels recht overeind wachtte ik af. Ze pakte een pen van het bureau, waarschijnlijk wilde ze de spanning nog wat verder opbouwen.
‘Slaat hij u wel eens?’, vroeg ze.
Ze keek me triomfantelijk aan, alsof ze me een groot geheim had ontfutseld. En dat was natuurlijk ook zo. Mijn gezicht kleurde rood tot ver achter mijn oren. Daardoor was de vraag natuurlijk meteen met ‘ja’ beantwoord.
‘Ik ben nu wel heel benieuwd waar u dat idee vandaan haalt’, zei ik zo luchtig mogelijk. ‘Wat heeft Ben in godsnaam tegen u gezegd?’
‘Hij zei dat hij me een ontzettend pak slaag had gegeven, als hij mijn man was geweest.’
In gedachten vervloekte ik Ben. Hoe haalde hij het in zijn hoofd om zomaar dit soort dingen te roepen. Misschien nam de psychologe het wel niet zo nauw met haar beroepsgeheim als ze een goede roddel over een collega kon vertellen. Ik zag de geruchten al voor me, die de rond zouden gaan in het ziekenhuis. ‘Dokter Ben geeft zijn vrouw billenkoek.’
Dat wilde ik koste wat het kost voorkomen.
‘En op basis van zo’n uitspraak laat u mij hier komen?’, vroeg ik. Ik probeerde zo verontwaardigd mogelijk te klinken.
‘Misschien heeft u Ben wel verkeerd verstaan. En ook al heeft hij het wel gezegd, dan bedoelde hij er natuurlijk niets mee. Ik had verwacht dat een ervaren psycholoog als u dit soort dingen beter in zou kunnen schatten.’
Ik hoopte vurig dat de psychologe mijn spelletje blufpoker niet zou doorzien, maar ik betwijfelde of het zou gaan lukken. Een pokerface had ik in elk geval niet. Mijn gezicht voelde nog steeds aan alsof het gloeide. De psychologe zei niets meer. Ze keek me aan en probeerde me te peilen.
‘Ik geloof u niet’, zei ze tenslotte. ‘Er is iets aan de hand dat u mij niet wilt vertellen. Dat hoeft ook niet, maar ik wil u toch nog één ding vragen. Denkt u goed na over het antwoord.’
Ze keek me weer aan.
Heeft u hulp nodig?’
‘Nee’, zei ik meteen. Ik klonk als een kind van drie dat niet naar bed wil.
‘Oké, dan laten we het hierbij. Bedankt voor uw komst.’
Ik stond op. Heftig gefrustreerd verliet ik de spreekkamer van de psychologe. Ik had het gevaar weten af te wenden, maar verder had ik mijn strijd met de psychologe kansloos verloren.
Met twee treden tegelijk stormde ik de trap op naar de verdieping waar Ben lag. Ik had even geen geduld om op de lift te wachten. Ben lag alleen op een kamer. Hij lag niet meer op de intensive care, maar hij zat nog wel met draden en slangen vast aan allerlei apparaten. Toch zag het er allemaal alweer een stuk normaler uit, veel minder eng dan op de intensive care in elk geval. Ben herkende me meteen en leek erg blij om me te zien. Hij probeerde iets tegen me te zeggen, maar ik kon er niets van verstaan. Hoe de psychologe erin geslaagd was om een heel gesprek met hem te voeren begreep ik absoluut niet.
‘Heb je een leuk gesprek met de psychologe gehad?’, vroeg ik cynisch.
Ik deed mijn uiterste best om Ben zijn antwoord te verstaan.
‘Dat mens moet me met rust laten’, kon ik er met veel moeite uit opmaken.
‘Ik denk anders ook niet dat ze nog snel langs zal komen voor een babbeltje. Wat heb je wel niet allemaal tegen haar gezegd?’
Ben probeerde me antwoord te geven. Hij begon zijn zin minstens drie keer opnieuw, omdat hij een bepaald woord niet kon vinden. Het deed pijn om Ben zo te zien. Ik wist ook niet wat ik moest doen: Ben zelf uit laten praten of hem de woorden die hij vergeten was voorzeggen. Als de psychologe me dat nou eens verteld had.
‘Gewoon dat ze een goed pak slaag verdiende’, zei Ben uiteindelijk.
‘Ik vind het helemaal niet zo gewoon om zoiets tegen iemand te zeggen’, mopperde ik. ‘En zeker niet tegen een psycholoog.’
‘Nee, voor je het weet sluiten ze je op. Daar weet jij natuurlijk alles van.’
Die zin kwam er ineens heel helder en duidelijk uit (of ik begon aan Ben zijn ‘accent’ te wennen). De aanval was zo onverwacht en kwam zo hard aan dat ik er geen enkel verweer tegen had. Ik vocht zonder succes tegen de tranen. Ben zag het en begon ineens ook te snotteren. Tot dat moment had ik Ben nog bijna nooit zien huilen, alleen bij de geboorte van onze kinderen had hij van ontroering een paar tranen gelaten. Nu zat hij vanwege een kleinigheidje ineens heel hard te huilen. Ik vergat mijn eigen verdriet even en probeerde Ben te troosten, maar dat lukte nauwelijks. Ben bleef zo onbedaarlijk huilen dat ik me ernstig zorgen begon te maken. Ik wilde een dokter gaan waarschuwen, maar Ben gaf aan dat ik bij hem moest blijven.
‘Sorry’, snikte hij. ‘Kleintje geen pijn doen.’
Dat zinnetje bleef hij maar herhalen.
‘Kleintje geen pijn doen.’
Het duurde weer even voordat ik het verstaan had en begrepen had dat Ben me ineens weer ‘kleintje’ noemde, een troetelnaampje dat hij me in het begin van onze relatie had gegeven en dat hij al jaren niet meer gebruikt had.
*
Die avond nam ik Patrick en Sanne voor het eerst mee naar het ziekenhuis. Het was natuurlijk hoog tijd dat ze hun vader weer te zien kregen. Ik had het bovendien beloofd. Maar als ik heel eerlijk ben gebruikte ik de kinderen ook als een soort buffer. Ik hoopte dat Ben een aanval zoals ik die middag had ondergaan achterwege zou laten als de kinderen erbij waren.
Onderweg in de auto probeerde ik Sanne en Patrick nog eens uit te leggen wat er met hun papa aan de hand was, dat hij niet zo goed kon praten, dat hij misschien wel gekke dingen zou gaan zeggen of zomaar ineens zou gaan huilen.
‘Ik vind het raar als mannen huilen’, zei Patrick.
‘Jij huilt toch ook wel eens’, zei ik.
‘Ja, maar ik ben nog maar klein. Papa is een grote man.’
‘Grote mannen kunnen toch ook verdrietig zijn, ik vind daar niets geks aan.’, zei Sanne verontwaardigd.
‘Toch vind ik het stom’, zei Patrick beslist.
‘Dan vind ik jou ook stom’, gilde Sanne.
Sanne en Patrick gingen nog even door met bekvechten, zoals ze dat eigenlijk altijd doen. Ze bleven daarmee doorgaan totdat we voor de deur van Ben zijn kamer stonden. Ik begon me al af te vragen of het wel slim was om ze allebei mee te nemen. Maar toen de deur open ging waren ze ineens rustig, alsof ze aanvoelden dat dat zo hoorde. Timide stonden ze naast het bed van hun vader. Hij kreeg van allebei een onhandige knuffel. Sanne gaf hem ook nog een aarzelende kus op zijn wang. Ze bleef nog een beetje op afstand, maar Patrick had zijn schroom snel overwonnen. Voordat ik hem tegen had kunnen houden zat hij al op de rand van Ben zijn bed. Patrick luisterde even naar Ben zijn stem. Het leek alsof Patrick iets herkende. Hij begon tegen Ben te praten, zoals hij ook tegen Timmy praatte. Ik kreeg er kromme tenen van en ik was bang dat het Ben ook irriteerde, maar dat bleek niet zo te zijn. Op één of andere manier lukte het Patrick geweldig om met Ben te communiceren en ook voor Ben leek het heel makkelijk te gaan. Ik keek er stomverbaasd naar.
Sanne stond een beetje verloren in een hoekje van de kamer, alsof ze was vergeten. Ik duwde haar voorzichtig richting Ben zijn bed en gebaarde dat ze naast Patrick moest gaan zitten. Ben glimlachte toen hij haar in de gaten kreeg.
‘Ziet mooi uit’, zei Ben tegen Sanne.
Sanne lachte verlegen.
‘Gaat school?’, wilde Ben weten.
‘Goed’, zei Sanne snel.
‘Cijfers?’, vroeg Ben.
Sanne keek me geschrokken aan. Haar schoolprestaties waren een pijnlijk onderwerp, want het ging helemaal niet goed op school. Sanne had ook vast niet verwacht dat het gesprek meteen die kant op zou gaan. Ze stond er een beetje aangeslagen bij. Ik vond het wel sneu voor Sanne, maar ik was ook blij dat Ben weer belangstelling toonde voor de dagelijkse dingen.
‘Niet goed’, bekende Sanne. Ze keek naar mij in plaats van naar Ben, alsof ze bij mij steun dacht te vinden. Het leek bijna alsof we weer met zijn drieën thuis aan de keukentafel zaten. Ben in de aanval, Sanne in de verdediging en ik er tussenin als bemiddelaar. Ik begreep wel dat Sanne het moeilijk had: de nieuwe, grote school waar ze moeilijk aan kon wennen, haar woordblindheid waar ze veel last van had, de puberteit die toesloeg. Een paar maanden eerder was ze voor het eerst ongesteld geworden. Het leek mij niet vreemd dat ze zich niet kon concentreren. Met een beetje hulp, een beetje bijles en veel geduld kon het allemaal goed komen. Maar misschien was het allemaal ook wel te moeilijk voor haar en konden we beter op zoek gaan naar een andere school. Ben vond dat allemaal onzin. Sanne moest gewoon beter haar best doen, dan kon ze het allemaal makkelijk aan. En ik aarzelde. Ik wilde Sanne niet onder druk zetten, maar misschien was een beetje meer druk wel helemaal niet zo slecht.
‘Cijfers?’, herhaalde Ben bijna onverstaanbaar.
Sanne deed alsof ze Ben niet verstond. Ze gaf geen antwoord, maar begon over iets anders.
Ben raakte geïrriteerd. Hij keek Sanne aan en schudde zijn hoofd.
Met heel veel moeite formuleerde hij een volledige zin: ‘Welke cijfers heb je gehaald?’
Sanne zuchtte diep en noemde een aantal onvoldoendes op, die ze de afgelopen week had gehaald.
Ik zag dat Ben nu echt boos werd.
‘Kom hier’, zei hij. ‘Dan zal ik je billen eens flink opwarmen.’ De woorden kwamen er niet helemaal zo uit, maar het wat duidelijk genoeg wat Ben bedoelde. Het ook was volkomen duidelijk dat het een loos dreigement was, dat Ben in zijn toestand onmogelijk uit zou kunnen voeren. Toch deinsde Sanne geschrokken achteruit. De tranen stonden in haar ogen.
Ik nam Sanne even mee de gang op, zogenaamd om wat drinken te halen. We gingen even in een stille wachtkamer zitten. Ik gaf Sanne een zakdoekje om haar tranen te drogen. Ze keek me vreselijk dankbaar aan, alsof ik haar had helpen ontsnappen, maar dat was nou ook weer niet mijn bedoeling.
‘Misschien heeft papa wel een klein beetje gelijk’, probeerde ik voorzichtig.
Sanne vloog overeind. Ze keek me aan alsof ik me ineens tegen haar had gekeerd.
‘Je gaat me niet slaan’, gilde ze. ‘Als je dat doet, loop ik weg.’
‘Doe niet zo dramatisch’, zei ik spottend. ‘Denk je nou echt dat ik je hier, midden tussen de mensen, over de knie ga leggen? Er wordt hier niemand geslagen en er gaat hier ook niemand weglopen.’
‘Maar papa zei toch…’, snifte Sanne.
‘Papa bedoelde dat je nog wel een beetje beter je best kunt doen. En ik denk dat dat misschien ook wel zo is. Ik geloof wel dat jij je best doet, maar misschien kan het toch nog wel een beetje beter. Of misschien moet je nog wat meer hulp hebben. Daar gaan we eens rustig over praten met je mentor, maar niet nu. Nu gaan we wat te drinken voor ons halen.’
‘Maar mama…’, protesteerde Sanne.
‘Wil je Cola of Seven up?’, vroeg ik plagerig. Sanne lustte geen van beide.
*
De volgende dag was het alweer een week geleden. Ik had die hele week nauwelijks geslapen, alleen maar liggen draaien in mijn bed, maar toch had ik nog genoeg energie over om me de hele dag druk en rusteloos te voelen. Het lukte me niet om rustig te gaan zitten, tv te kijken, een boek te lezen, steeds had ik het gevoel dat ik iets moest doen. Ik was dan ook bijna opgelucht toen ik weer aan het werk kon. Mandy had me geadviseerd om me voorlopig ziek te melden en dat had ik serieus overwogen, maar uiteindelijk toch niet gedaan. Ik vond dat ik dat niet kon maken, de kinderen moesten ondanks alles ook gewoon naar school en er begon die dag een nieuwe stagiair, die ik toch moeilijk aan zijn lot kon overlaten. Bovendien werkte ik maar twee dagen per week, dus dat moest ik toch wel vol kunnen houden.
Ik gaf lichamelijke opvoeding op een school die bijna honderd kilometer verder lag, ruim een uur reizen met de trein. Om zes uur stond ik naast mijn bed, ik had weer nauwelijks geslapen. De kinderen sliepen nog. Mandy zou verder voor ze zorgen, zoals Ben dat normaal altijd deed. Ik ging zonder ontbijt de deur uit en was net op tijd op het station. De trein vertrok twee minuten te laat, om één minuut over zeven.
Ik maakte deze reis alweer ruim vier jaar, twee keer per week. En hoewel het niet erg praktisch was, vond ik de grote afstand eigenlijk wel prettig. Mijn privé-leven was daardoor keurig afgeschermd voor mijn collega’s en leerlingen. Ben en de kinderen hadden ze nog nooit ontmoet. Werk en thuis waren twee verschillende werelden, die eigenlijk nooit samenkwamen. Op school was ik alleen maar Anne en niet Anne de vrouw van Ben of de moeder van Sanne, Patrick en Timmy. En dat was af en toe best prettig.
Ik kwam even na achten aan op school. Het was nog rustig in de gangen. In de lerarenkamer zaten al een paar collega’s koffie te drinken. Uit de manier waarop ze me aankeken kon ik opmaken dat ze wisten wat er met Ben gebeurd was. Ze vroegen beleefd hoe het nou ging, maar uit hun houding bleek weinig echte belangstelling. Ik zei voor de vorm dat het wel redelijk goed ging, maar dat ik er verder liever niet over wilde praten. Onder het mom van ‘ik moet nog wat voorbereiden’ liep ik meteen door naar mijn lokaal.
Als puber had ik regelmatig ruzie met de meeste van mijn leraren. Ik werd ook regelmatig ‘uit de les verwijderd’, zoals dat heette. Dan moest ik mij melden bij de conrector, die hoofdschuddend mijn moeder belde. Dat telefoontje leidde weer tot een goed ‘gesprek’ met mijn moeder, waar ik meestal een stel pijnlijke billen aan overhield. Ik had toen niet kunnen bedenken dat ik later zelf lerares zou worden. Eigenlijk voelde ik me ook niet echt een lerares. Mijn vak was immers een vak zonder schoolbord, huiswerk of proefwerken. Lekker bewegen, meer hoefden de leerlingen bij mij niet te doen.
Alwin, zo heette mijn stagair, was meteen al te laat. We hadden afgesproken dat hij ruim voor de eerste les aanwezig zou zijn, zodat we samen de voorbereiding konden doen, maar hij kwam pas vijf minuten van tevoren binnen. Ik sprak Alwin geërgerd toe, maar hij kwam meteen met een excuus: zijn fiets was van het station gestolen en daardoor had hij zijn trein gemist. Ik twijfelde of ik hem wel moest geloven.
De eerste leerlingen kwamen binnen, druk als altijd. Maar toen ze mij zagen werden ze stil. De meeste keken me alleen maar zwijgend aan, een paar probeerden op een onhandige manier iets aardigs tegen me te zeggen. Op school wist dus ook iedereen, inclusief alle leerlingen, wat er aan de hand was. En ze wilden natuurlijk allemaal meeleven. Ik werd acuut moedeloos van die gedachte. De blikken en vragen van een paar collega’s kon ik nog wel aan, maar van al mijn leerlingen… Ik moest er niet aan denken. De neiging om naar huis te gaan en voorlopig niet meer terug te komen was sterk. Maar dan kon ik net zo goed de hele dag naast Ben in het ziekenhuis blijven zitten. En dat zou ook niet lang goed gaan.
Ik wachtte totdat de klas compleet was, toen vroeg ik om stilte. Iedereen staarde me aan, ik denk niet dat deze klas ooit eerder zo stil was geweest. Ik vertelde in twee woorden wat er thuis aan de hand was en in iets meer woorden wat ik de komende tijd wel en vooral niet wilde aan belangstelling en medeleven. Het was duidelijk dat de meeste leerlingen iets heel anders verwacht hadden. Ze vonden me vast kil en ondankbaar, maar dat kon me geen fluit schelen. Ik wilde alles zo normaal mogelijk. Daarom begonnen we ook gewoon met de les, zoals we dat altijd deden: met een warming-up op muziek. Ik koos voor James Brown. Niet voor ‘I feel good’, want dat leek me toch wat overdreven, maar wel voor een lekker snel en energiek nummer.
Na de warming-up stond er paardspringen op het programma. Voor mij als voormalig regionaal turnkampioene een makkie, dat ik op routine kon afwerken. Ik deed de oefening een aantal keren voor. Stiekem genoot ik van de bewonderende blikken als ik sierlijk over het paard heen zweefde.
Na een aantal keren proberen kregen de meeste leerlingen het ook wel voor elkaar om over het paard heen te komen, maar dat ging nog met de elegantie van een aangeschoten eend. Ik moest me vaak inhouden om niet in lachen uit te barsten, maar ondertussen lette ik wel goed op. Er waren veel dingen die ik in de gaten moest houden: dat onhandige leerlingen niet al te ongelukkig terecht kwamen, dat iedere leerling even vaak aan de beurt kwam en dat er in de rij wachtende leerlingen geen ongewenste intimiteiten plaatsvonden (ook geen gewenste trouwens, dat deden ze maar ergens anders). In je ééntje is dat normaal gesproken al best veel, maar nu leek het zelfs iets te veel voor me. Gelukkig was Alwin er om me te assisteren en gelukkig deed hij dat heel goed. Hij had maar weinig woorden nodig om te begrijpen wat hij moest doen.
Tijdens de kleine pauze had ik eindelijk even de tijd om wat aandacht aan Alwin te besteden. Ik kende hem nog maar nauwelijks. Een collega van me had de gesprekken met hem gevoerd en ik had hem nog maar één keer een handje gegeven en vijf minuten gesproken.
‘Lullig van je man’, was het eerste wat hij zei.
Ik vond ‘lullig’ nogal zwak uitgedrukt, maar zag dat Alwin het goed bedoelde, dus glimlachte ik vriendelijk. Maar daarna ging ik meteen over op een ander onderwerp. Ik wilde het niet over mezelf hebben. Het ging me er vooral om wat meer over Alwin te weten te komen, zodat ik snel kon inschatten wat ik aan hem had.
‘Waarom wil je gymleraar worden?’, vroeg ik.
‘Weet niet, omdat ik sport leuk vind. En omdat ik van mijn broer goede dingen over de opleiding heb gehoord.’, zei Alwin.
‘Wat voor goede dingen dan?’
‘Nou’, Alwin glimlachte ondeugend. ‘Dat er veel lekkere meiden op de opleiding zitten bijvoorbeeld. En dat er nogal eens wat gebeurd in de kleedkamers na de les.’
‘Maar dat is toch niet de voornaamste reden om voor dit vak te kiezen, mag ik hopen?’, vroeg ik lichtelijk geschokt.
‘Ik vind het anders erg belangrijk om regelmatig een stevige wip te kunnen maken en daar krijg ik bij ons op school meer dan voldoende gelegenheid toe. De meeste meiden ken ik niet alleen van gezicht, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Dat begreep ik natuurlijk maar al te goed. Ik ben wel blond, maar niet naïef en in de tijd dat ik op dezelfde opleiding zat, deed ik buiten de lessen ook aan hele andere vormen van lichamelijke oefening met mijn medestudenten. Met gêne dacht ik terug aan die keer dat ik me gelijktijdig door twee medestudenten had laten nemen en later hoorde dat de jongens dit standje onderling ‘Kippetje aan het spit’ noemden.
‘Vind je het heel erg om het hier verder niet over te hebben. Ik weet dat seks in de ringen heel spannend kan zijn, maar tussen ons vind ik het niet echt een gepast gespreksonderwerp.’, zei ik.
Ik begon een beetje boos te worden. Wat was dit voor mafkees.
‘Seks in de ringen!’, riep hij enthousiast. ‘Daar had ik nog nooit aan gedacht. Bedankt voor de tip, man.’
‘Dat was geen tip, idioot!’, schreeuwde ik. ‘Ik stel je een paar vragen om een indruk van je te krijgen en binnen de kortste keren heb je het over seks. Ik moet eerlijk zeggen dat de indruk die je daarmee achterlaat niet al te best is. Er lopen hier allemaal strakke, jonge meiden van zestien rond en ik begin me serieus af te vragen of die bij jou wel veilig zijn.’
Alwin keek me geschrokken aan. Ineens leek hij te beseffen dat hij het niet tegen zijn kroegmaten, maar tegen zijn stagebegeleider had, die ook nog eens een vrouw en twee keer zo oud als hijzelf was.
‘Ik zou nooit iets doen met een meisje van zestien hoor’, mompelde hij. ‘Mijn kleine zusje is net zestien en op die leeftijd horen meisjes nog helemaal niet aan seks te denken.’
Hij leek het echt te menen, maar ik wist niet wat ik hoorde. Hoe kon iemand die aan de ene kant zo open en uitgesproken is over seks, aan de andere kant zo naïef zijn om te geloven dat meisjes van zestien nog volmaakt onschuldig zijn. Ik liet hem desondanks maar in de waan.
‘Dat is mooi’, zei ik. ‘Maar ik wil je toch waarschuwen en die waarschuwing geldt ook voor de meisjes van zeventien en achttien plus die hier rondlopen. Als ik er achter kom dat je ook maar iets met één van hen doet in de tijd dat je hier stage loopt, dan zorg ik er persoonlijk voor dat je gecastreerd wordt.’
Ik koos bewust harde bewoordingen, omdat ik verwachtte dat hij die taal wel zou verstaan en mijn woorden leken inderdaad over te komen.
De volgende lessen verliepen op ongeveer dezelfde manier als de eersten. Ik probeerde Alwin wat extra in de gaten te houden, maar hij leek zich keurig te gedragen. Een ouderejaars klas was in een wat vervelende bui, maar daar liet ik me niet door van de wijs brengen. Ik wist dat ik werd uitgeprobeerd. Wel merkte ik dat mijn geduld snel minder werd. Na twee keer waarschuwen stuurde ik de ergste raddraaier naar de kleedkamer. Hij kon zich gaan melden bij de directeur.
Dat deed hij echter niet. In plaats daarvan meldde hij zich in de middagpauze weer bij mij. Hij mompelde een slap excuus en vroeg of we er niet nog eens over konden praten. Ik wilde helemaal niet met hem praten, wat mij betreft waren we uitgepraat. Toch lukte het me niet goed om hem weg te krijgen, terwijl ik wel wilde dat hij zo snel mogelijk weg ging. Voor mijn gevoel had ik nog een heleboel te doen: ik moest naar huis bellen, de mentor van Sanne bellen om een afspraak te maken, een boodschap doen in de stad en om half één begon de volgende les. Ik luisterde half naar wat mijn leerling te zeggen had. Ondertussen rommelde ik in mijn tas op zoek naar mijn telefoon. Ik zag dat ik een heleboel oproepen had gemist, allemaal van hetzelfde, voor mijn onbekende, nummer.
‘Het ziekenhuis’, dacht ik meteen.
Ik wilde mijn voicemail af gaan luisteren, gaan bellen, maar toen zag ik dat mijn leerling nog steeds voor me stond.
‘Ik wil dat je nu weggaat’, zei ik zo beheerst mogelijk.
‘Eerst praten’, zei hij rustig.
‘Ik wil dat je weggaat’, herhaalde ik met trillende onderlip.
Hij ging niet weg, maar zette juist een stap naar voren. Precies op dat moment kwam Alwin, die even een broodje was gaan halen, weer binnen. Hij legde zijn hand op de schouder van de jongen.
‘Volgens mij is het tijd om te gaan’, zei Alwin kalm.
‘En volgens mij wordt jou helemaal niets gevraagd’, zie de leerling agressief.
‘Nee, maar ik vraag jou nou om weg te gaan en dat vraag ik niet nog een keer’, zei Alwin dreigend.
De leerling draaide zich om en maakte aanstalten om flink uit te halen, maar Alwin was hem voor. Hij pakte de linkerarm van de jongen stevig vast en draaide die met groot gemak op zijn rug. In een oogwenk had Alwin de jongen naar buiten begeleid.
Ik keek vol verbazing naar Alwin. Ineens was hij geen gefrustreerde, overjarige puber meer, maar iemand die de situatie onder controle had. Hij pakte me voorzichtig bij mijn bovenarmen en drukte me zachtjes tegen zich aan. Ik maakte even dankbaar gebruik van het gebaar en huilde tegen zijn sterke schouder. Al snel bedaarde ik weer een beetje. Meteen realiseerde ik me dat het plaatje niet klopte: ik in de armen van mijn stagiair. Voorzichtig maakte ik me los uit zijn omhelzing. Ik draaide me om, in verlegenheid gebracht door de situatie. Alwin glimlachte.
‘Gaat het weer een beetje?’, vroeg hij.
Ik knikte, maar het ging natuurlijk helemaal niet. Het was maar een omhelzing, maar het voelde haast alsof ik we net seks gehad hadden. Totaal ongeoorloofd natuurlijk.
Alwin liep naar de deur.
‘Ik kan ook heel lief zijn hoor’, zei hij over zijn schouder.
*
Ik dacht weer aan mijn telefoon, meteen luisterde ik de voicemail af. Er waren geen berichten. Ik probeerde het nummer terug te bellen, maar er nam niemand op. Mandy wist ook nergens van. Het ziekenhuis had niet gebeld en verder was alles ook in orde. Ik belde tenslotte het ziekenhuis en vroeg of ik Ben kon spreken. Het duurde even voordat ze door hadden dat ik niet dokter Ben, maar patiënt Ben wilde spreken, maar uiteindelijk kreeg ik hem aan de lijn.
‘Was je vanmorgen?’, vroeg hij meteen.
‘Aan het werk’, zei ik. ‘Heb jij me gebeld?’
Stilte.
‘Waarom?’, vroeg Ben.
Ik begreep de vraag niet. Natuurlijk moest ik werken, dat moest ik elke maandag en woensdag en dat wist Ben ook wel.
‘Waarom heb je mij gebeld?’, vroeg ik opnieuw.
‘Ik wilde je spreken.’
‘Waarover dan?’, vroeg ik. ‘Je weet toch dat ik moet werken?’
‘Nee, wist niet’, zei Ben. ’Was je kwijt.’
Ik hoorde door de telefoon dat hij begon te snikken. Natuurlijk wilde ik meteen naar hem toe, maar dat kon even niet. Er stond alweer bijna een klas op me te wachten. Ik beloofde dat ik vanuit mijn werk meteen naar Ben toe zou komen. Daar leek hij weer wat kalmer van te worden.
‘Gaat het wel tot die tijd?’, vroeg ik bezorgd.
‘Gaat uitstekend’, zei Ben cynisch. Hij legde de telefoon neer.
Het telefoontje bleef de rest van de middag door mijn hoofd spoken, maar desondanks kon ik me nog vrij aardig op de lessen concentreren. Onderweg terug in de trein kreeg ik een onrustig gevoel over me. Ik had geen idee wat ik moest verwachten.
Ben zat bijna rechtop in zijn bed, met een paar kussens in zijn rug. Alle slangen en apparaten waren inmiddels verdwenen, maar nog steeds zag Ben er heel anders uit dan anders. Hij leek ongedurig en rusteloos, terwijl hij anders altijd de rust zelve was.
‘Verveel me’, klaagde Ben.
Daar begreep ik niets van. Ben was toch de hele dag aan het revalideren? Hoe kon hij zich dan vervelen? En als hij zich dan al verveelde, dan was dat toch nog geen reden om mij op mijn werk lastig te vallen met telefoontjes. Ik probeerde niet te laten merken dat ik boos werd en ik vroeg langs mijn neus weg wat Ben dan de hele dag deed. Dat vroeg Ben zich ook af. Van revalidatie was volgens hem weinig sprake: de logopedist en vooral de fysiotherapeut moesten het ontgelden.
Ik reageerde een beetje plagerig.
‘Ik begrijp wel dat je liever een jonge blondine met een lekker kontje hebt, maar ik vind toch dat ze het hier behoorlijk goed doen. Je praat tenminste alweer heel aardig.’
Ben raakte geïrriteerd. Hij pakte een soort veer, waar je in moest knijpen. Blijkbaar gebruikte Ben die om zijn armspieren te trainen. Hij kneep uit alle macht, maar het lukte hem niet om de veer in te drukken.
‘Proberen’, zei Ben tegen mij en hij gaf me de veer.
Ik probeerde de veer voorzichtig in te drukken. Het ging heel licht, maar ik deed alsof het me heel veel moeite kostte. Ik gaf mijn poging op voordat ik de veer helemaal had ingedrukt.
‘Zwaar’, zuchtte ik.
Ben keek me wantrouwend aan.
‘Echt proberen’, zei hij.
Ik herhaalde mijn toneelstukje nog een keer. Ben bleef me achterdochtig aankijken, maar nam er voorlopig genoegen mee. Ik hoopte dat Ben het verder zou laten rusten. Ondertussen maakte ik me wel zorgen over het gebrek aan kracht in Ben zijn armen, maar daar zei ik niets over.
‘Wat nou als hij blijft, zoals hij nu is?’, schoot er door me heen. ‘Wat moet ik dan doen?’
Ik wist het niet. Het leek me wel erg veel: drie kind om voor te zorgen en dan ook nog eens man die veel zorg nodig heeft. En ik wilde ook nog allerlei dingen doen: werken, reizen, wandelen langs het strand, tango dansen, noem maar op. Tegelijkertijd schaamde ik me voor mijn gedachten. ‘In voor en in tegenspoed’, was het toch. Daar had ik destijds volmondig ja tegen gezegd.
Een kwartiertje later kwam Mandy mij ophalen. Ze had Patrick en Timmy meegenomen. Sanne was thuisgebleven, omdat ze moest leren voor een proefwerk. Patrick klom op de rand van Ben zijn bed. Zodra hij zat gaf Ben de veer aan hem.
‘Knijp eens’, zij Ben.
Patrick kneep de veer met groot gemak helemaal in.
‘Makkie’, zei hij trots.
Ben keek me strak aan. Hij speelde wat met Patrick en Timmy, maar tegelijkertijd bleef hij mijn blik steeds opzoeken. Ik kon nauwelijks terug kijken en ik voelde een knoop in mijn maag ontstaan. Ben glimlachte lichtjes, zijn ogen glinsterden een heel klein beetje. Het was voor het eerst dat ik weer iets van die typische twinkeling dacht te zien. Toen we naar huis wilden gaan en al afscheid hadden genomen, hield Ben me nog even tegen. Hij greep me met een slap handje bij mijn pols. Ik gebaarde naar Mandy dat ze maar vast met de kinderen naar buiten moest gaan. Nerveus keek ik hoe ze hun jassen aantrokken en de deur achter zich dichttrokken.
‘Mag niet liegen’, zei Ben.
‘Ik loog niet’, protesteerde ik. Dat was niet mijn bedoeling tenminste.’
‘Deed je wel’, zei Ben onverbiddelijk. ‘Dus heb je straf verdiend.’
‘Hoe had je dat voorgesteld?’, vroeg ik spottend.
‘Kan het helaas niet voor je doen. Zult het dus dit keer zelf moeten doen.’, antwoordde Ben.
Ik keek Ben verbijsterd aan.
‘Dat kan niet’, stamelde ik. ‘Dat kan ik niet.’
‘Kan wel.’, zei Ben. ‘Ik kan het natuurlijk beter, maar je kunt het zelf ook wel. Ik wil dat je het doet. Vanavond nog. Volgens mij heb je er dringend behoefte aan.’
‘Er is maar één ding waar ik behoefte aan heb’, zei ik nijdig. ‘En dat is dat jij zo snel mogelijk weer thuiskomt. Dan wil ik desnoods het pak slaag van mijn leven in ontvangst nemen, maar alleen als jij me dat geeft.’
Ben schudde zijn hoofd.
‘Duurt te lang’, zei hij.
‘Dan zorg je maar dat het wat sneller gaat’, beet ik Ben toe. Ik heb je nodig thuis en de kinderen ook.’
Ben ging onverstoorbaar verder.
‘Vanavond, lekker warm bad nemen. Daarna naakt op bed, twee kussens onder je buik. En dan de grote, lederen paddle.’
Ik kreeg buikpijn bij de gedachte alleen al, toch beloofde ik dat ik zou doen wat me werd opgedragen.
Onderweg naar huis had ik alweer spijt van die belofte. Ik probeerde het nog even uit mijn hoofd te zetten, maar dat lukte natuurlijk niet.
*
Tijdens het avondeten vroeg Patrick ineens waarom Ben niet gewoon naar huis kwam. Eerst begreep ik zijn vraag niet, de vraag irriteerde me zelfs een beetje. Ben lag toch in een bed, kon nauwelijks lopen en praatte moeilijk. Dan begreep Patrick toch ook wel dat er wat met Ben aan de hand was en dat hij eerst beter moest worden? Ik probeerde het Patrick zo geduldig mogelijk uit te leggen, maar hij begon al na een paar woorden heftig nee te schudden.
‘Dat bedoel ik helemaal niet’, zei hij nijdig. ‘Papa kan hier toch ook weer leren lopen en praten. Dat kan best hoor. Dan kunnen wij hem allemaal helpen en dan gaat het vast veel sneller.’
Ik wilde nog wat zeggen, Patrick vertellen waarom het niet kon wat hij wilde, maar zodra ik mijn mond open deed, keek hij me woedend aan.
‘Ik wil gewoon dat papa weer thuis komt!’, schreeuwde hij. ‘En als dat van jou niet mag, dan vind ik je heel stom en gemeen.’
Patrick gooide zijn bestek op de grond. Hij me recht aan, met de meest boze blik die hij maar kon verzinnen. Iedereen, inclusief ikzelf, staarde hem verbijsterd aan. Ik begreep totaal niet hoe ik het voor elkaar had gekregen, maar ineens was het allemaal mijn schuld wat er gebeurd was.
‘We zouden natuurlijk allemaal wel willen dat papa meteen weer thuiskomt….’, probeerde ik nog.
‘Mooi’, zei Patrick. ‘Dan gaan we papa nu halen.’
‘… maar dat kan echt niet’, ging ik zo onverstoorbaar mogelijk verder.
‘Het is natuurlijk heel lief van je dat je papa wilt helpen, maar in het ziekenhuis zijn mensen die dat veel beter kunnen dan wij. Als papa nog even in het ziekenhuis blijft, dan denk ik dat hij wel weer helemaal beter wordt (Geloofde ik dat wel echt? Ik hoopte in elk geval van harte dat ik overtuigend klonk). Als wij nu zelf voor papa gaan zorgen, dan ben ik bang dat hij niet meer helemaal beter wordt. En dat wil je toch ook niet?’
‘Ik wil alleen maar dat papa weer thuis komt’, herhaalde Patrick dwars. ‘Ik vind het hier helemaal niet leuk als papa er niet is.’
‘Ik ook niet leuk’, zei Timmy met een trillend stemmetje.
‘En ik ook niet’, zei Sanne meer voor de vorm.
Zo zaten we met zijn allen aan tafel te zuchten. Ik kon het ook even niet opbrengen om iets anders dan verdrietig te zijn en het voelde ook wel prettig: even samen treurig zijn.
De kinderen leken dat ‘samen treurig zijn’ wel erg letterlijk te nemen. Timmy en Patrick bleven de rest van de avond met sneue gezichtjes tegen mij aan hangen op de bank. Sanne droop af naar boven, ook met een lang gezicht. Het leek alsof ze alledrie de grens van hun incasseringsvermogen bereikt hadden. Rust of regelmaat kregen ze absoluut niet, dus bij gebrek daaraan eisten ze nu al mijn aandacht. En daar hadden ze ook recht op, vond ik.
Ik stopte Timmy in een warm bad met veel schuim, speelde met hem en las hem heel lang voor. Met kleine oogjes van de slaap vroeg hij steeds weer om nog een verhaaltje en telkens las ik hetzelfde verhaal nog een keer voor. Ik stopte hem lekker diep in, deed het licht uit, maar toen ik weg wilde gaan begon Timmy zo hard te huilen dat ik hem onmogelijk alleen kon laten. Ik twijfelde tussen oprecht verdriet en schandalig misbruik van de situatie (wie denkt dat zulke jonge kinderen daar nog niet toe in staat zijn: think again!), maar bij zo’n lief klein jongetje ben je toch vooral geneigd om in het goede te geloven. Ik ging naast Timmy op bed liggen en hield hem dicht tegen me aan.
‘Ik wil papa’, huilde hij met lange uithalen.
‘Morgen gaan we naar papa’, beloofde ik. ‘En overmorgen en de dag daarna, net zo vaak als je maar wilt. Dat vind papa ook leuk. En op een dag komt hij echt weer thuis en dan vieren we een heel groot feest.’
‘Met ballonnen?’, vroeg Timmy.
‘Als jij dat wilt.’
Dat wilde Timmy. En dat was best dapper van hem, want hij was eigenlijk heel erg bang voor ballonnen. Vooral voor knallende ballonnen.
Patrick was vooral ongedurig en humeurig. Hij wilde niets, maar hing wel voortdurend om me heen en liet duidelijk merken dat hij nog boos op me was. Ik liet hem even begaan, maar toen Timmy eindelijk sliep, was Patrick aan de beurt. Hij keek me streng aan, zodat ik goed zou begrijpen hoe boos hij was. Ik tilde Patrick op, hij stribbelde tegen, maar ik liet hem niet gaan. In plaatst daarvan zette ik hem op mijn schoot en ik drukte zijn gezicht zachtjes tegen mijn borst. Natuurlijk was hij veel te oud voor zoiets kinderachtigs, maar zijn lijfje ontspande en hij leek het stiekem toch wel fijn te vinden. Ik praatte zachtjes tegen Patrick en vroeg hem of hij me uit kon leggen waarom hij zo boos was. Dat kon Patrick prima. In voor een mannetje van zes hele volwassen bewoordingen vertelde hij mij dat hij het allemaal niet begreep wat er gebeurd was en dat hij daar bang van werd. Ik was onder de indruk, ik had een slim ventje op de wereld gezet, maar dat wist ik al langer.
Het werd een lang gesprek. Patrick wilde zoveel weten dat ik me afvroeg hoe vaak hij het woord ‘waarom’ nog zou herhalen en hoe ik hem zonder totale paniek te veroorzaken kon uitleggen dat ook volwassenen niet op alle vragen een antwoord weten. Met het simpele antwoord ‘dat weet ik ook niet’, bleek hij echter verrassend goed om te kunnen gaan.
Ik zat nog een tijdje alleen beneden en dacht aan het bad dat ik van Ben moest gaan nemen. Een bad nemen zou ik anders een heerlijk idee hebben gevonden, maar nu was het de eerste stap op weg naar iets wat ik helemaal niet wilde en daarom stelde ik het het liefst zo lang mogelijk uit. Ik praatte wat met Mandy, vertelde wat Timmy en Patrick allemaal gezegd en gedaan hadden.
‘En hoe is het met Sanne?’, vroeg Mandy. ‘Die is ook wel erg stilletjes de laatste paar dagen.’
Ik was Sanne helemaal vergeten, wist niet eens waar ze uithing. Ongetwijfeld was ze gewoon boven op haar kamer, maar als ze gewild had, had ze er tussenuit kunnen knijpen, zonder dat iemand het gemerkt had. Ik dacht aan de keren dat ik zelf via het balkon en het platte dak uit het ouderlijk huis was ontsnapt, vast van plan om nooit meer terug te komen.
Ik was ineens bang dat Sanne helemaal niet meer op haar kamer was. Dat ze door haar slaapkamerraam naar buiten was geklommen en verdwenen, met haar kleine rugzakje op haar rug. Ik vloog overeind en rende naar boven. Mandy vroeg nog wat ik ineens ging doen, maar ik gaf haar geen antwoord.
Sanne zat natuurlijk gewoon op haar kamer achter haar bureau te studeren.
‘Wat ben jij aan het doen?’, vroeg ik.
Ik moet behoorlijk boos geklonken hebben, want Sanne keek me heel schuldbewust aan.
‘Ik zit gewoon te studeren’, piepte ze.
Ze keek daarbij zo triest en ongelukkig dat ik ervan schrok. Ik moest een andere toon tegen haar aanslaan. Geen idee welke toon, maar in elk geval een andere toon dan die van mijn vorige zin. Ik probeerde het zachtjes en streelde haar gelijktijdig over haar rug. Er kwam nauwelijks een reactie. Sanne vouwde haar benen op onder haar lichaam. Ze trok haar trui over zich heen, alsof ze het vreselijk koud had, terwijl het toch lekker warm was in haar knusse kamertje. Ze keek als een ziek vogeltje voor zich uit en ik dacht zelfs te zien dat ze een beetje rilde. Ik zag ineens het spookbeeld voor me van een broodmagere Sanne, die onder haar dikke trui een lijfje verborg dat alleen nog maar uit beenderen bestond. Weglopen, anorexia, het leek wel of alle dingen waar ik als moeder bang voor was even langskwamen om mij te plagen. Ik probeerde de opkomende paniek weg te drukken en pakte Sanne voorzichtig vast. Ze voelde zacht, rond en warm aan, precies zoals het hoorde. Sanne rolde zich nog wat verder op en kroop zo dicht mogelijk tegen me aan. Haar haren kriebelden onder mijn neus. Ze rook fris naar kamille.
Ik hoopte dat Sanne me uit zichzelf zou vertellen wat haar zo dwars zat, al kon ik dat ook wel raden. Zelf wilde ik er niet over beginnen, want ik was bang dat ik iets verkeerds zou zeggen wat Sanne vreselijk boos of verdrietig zou maken. Ze schoot toch al zo makkelijk uit haar slof en ik voelde me te moe voor zo’n drama. Al mijn talenten als begripvolle, geruststellende moeder waren al opgebruikt door Sanne haar broertjes. Het was natuurlijk niet eerlijk, Sanne had net zo goed recht op begrijpende en troostende woorden, maar ik had er even geen meer in de aanbieding. Daarom vond ik het eigenlijk ook wel goed: een beetje knuffelen met Sanne en verder niets zeggen.
Sanne verbrak de stilte als eerste. Eerst zuchtte ze een paar keer heel diep en dramatisch, waarschijnlijk in de hoop dat ik zou vragen wat er aan de hand was. Dat deed ik niet.
‘Mag ik je wat vertellen?’, vroeg ze toen voorzichtig.
Ik wilde bijna ‘sst’ zeggen, maar Sanne keek zo bedrukt dat ik begreep dat haar iets groots dwars zat.
‘Tuurlijk’, zei ik.
‘Je moet eerst beloven dat je niet boos wordt.’
Dat trucje kende ik al lang en ik was niet van plan om erin te trappen.
‘Even geen spelletjes, Sanne’, zei ik. ‘Vertel maar gewoon wat er aan de hand is. Ik zal rustig je hele verhaal aanhoren en daarna zie ik wel of ik wel of niet boos moet worden. Je krijgt in elk geval niet voor je blote billen, zoals ik vroeger, en ik zal ook niet tegen je schreeuwen. Dus je hebt helemaal niet zoveel om bang voor te zijn.’
Ik bedoelde het niet kwaad, maar mijn woorden vielen helemaal verkeerd.
‘Je kunt me toch wel een beetje serieus behandelen’, zei Sanne kwaad. ‘Ik ben geen klein kind meer.’
‘Juist omdat je geen klein kind meer bent, zou je misschien kunnen begrijpen dat dit voor mij allemaal ook niet gemakkelijk is en dat mijn geduld wel eens een klein beetje opraakt’, zei ik.
‘Nou, als het je teveel moeite kost om naar me te luisteren, laat dan maar hoor. En flikker dan ook maar op.’
‘Pardon, zo praat je niet tegen mij.’
‘Ik roep wat ik wil! Ik ga me echt niet inhouden als ik kwaad ben, dat doe jij toch ook niet!’
‘Op dit moment houd ik me anders wel heel erg in, jongedame. Doe jij eens heel snel een beetje gewoon.’
‘Als jij niet weggaat, dan doe ik het wel.’
Sanne liep langs me heen.
‘Jij blijft hier!’, schreeuwde ik net iets te hard.
‘Dacht het niet’, zei Sanne rustig.
Ze liep langs me heen en sloeg mijn arm, waarmee ik haar probeerde tegen te houden, hard aan de kant. Mijn arm stootte hard tegen de rand van Sanne haar bureau. Het deed zo’n pijn dat de tranen in mijn ogen sprongen. Sanne zag het. Ze aarzelde even, leek toch een beetje geschrokken, maar draaide zich toen weer om en liep de kamer uit. De deur sloeg hard achter haar dicht.
Ik moest me enorm inhouden om niet achter Sanne aan te rennen. Het liefste wilde ik haar stevig vastgrijpen en eens goed door elkaar schudden, maar gelukkig zag ik ook wel in dat het daar allemaal niet beter van zou worden. Ik liet Sanne dus maar even met rust. Ik kon trouwens niet eens bij haar komen, want ze stond onder de douche en had de deur op slot gedraaid.
*
Ik liep naar beneden, met de tranen nog in mijn ogen. Mandy zag het natuurlijk meteen. Ze vroeg niet wat er aan de hand was, maar sloeg alleen haar armen om me heen. Daardoor was het alsof er iets knapte. Ik huilde heel lang en heel hard met mijn gezicht tegen haar borsten gedrukt. Mandy zei niets, ze streelde alleen een beetje door mijn haren. Het leek een hele tijd later toen ik eindelijk weer een beetje tot mezelf was gekomen. Ik voelde me leeg en moe. Uitgeput liet ik mezelf op de bank vallen.
‘Meid, dat kwam van diep’, zei Mandy.
‘Ik kan het niet uitleggen’, zuchtte ik. Het leek wel of er weer tranen op kwamen zetten.
‘Dat hoeft ook niet. Je mag zoveel praten als je wilt, maar je hoeft me niets uit te leggen.’
Ik keek Mandy aan en probeerde een beetje te glimlachen. Ik hoop dat ik dankbaar gekeken heb, want zo voelde ik me wel.
‘Kan ik nog iets voor je doen? Wil je nog iets drinken of wil je naar bed? Ik kan ook bij je komen liggen, dan slaap je misschien wat beter.’
Dat klonk niet onaantrekkelijk. Vroeger, toen we nog huisgenoten waren, sliepen we regelmatig in één bed en soms gebeurde er dan ook wel meer dan slapen alleen. Daar moest ik aan denken en het maakte me een beetje bang. In die tijd was het geen probleem dat we zo af en toe met elkaar vreeën, maar nu was dat toch heel anders. En er was nog iets dat ik moest doen, waar ik Mandy zeker niet bij kon gebruiken. Ik had er de afgelopen uren nauwelijks meer aan gedacht, maar het kwam nu weer bovendrijven in mijn gedachten. Ik wenste Mandy welterusten met een lange zoen op haar mond en ging naar boven.
Ik wilde eerst nog even met Sanne praten, het weer een klein beetje goedmaken voor het slapen gaan, maar Sanne sliep al. Of ze deed alsof.
Ik nam een heet bad en bleef zitten totdat het water bijna koud was. In mijn blootje liep ik naar de slaapkamer. Ik stapelde een paar kussens op elkaar, pakte de paddle uit de kast en legde die klaar op het bed. Het leer kraakte zachtjes.
Ik deed de slaapkamerdeur achter me op slot. Er was geen enkele reden meer voor verder uitstel. Het was eerder hoog tijd. Ik ging liggen, met de kussens onder mijn buik. Dat was voor mij wel een bekende positie, maar toch voelde het vreemd. Ik miste zijn sterke hand op mijn onderrug, die me stevig in de kussens drukte. Met het gevoel dat ik iets miste, verdween ook de vastbeslotenheid om mezelf eens flink aan te pakken. Een tijd lang bleef ik stil liggen, met de paddle in mijn linkerhand. Ik was op van de zenuwen en doodsbang voor de pijn.
Pijn als noodzakelijk kwaad is iets dat ik best kan verdragen, als die pijn wordt toegebracht door iemand die ik door en door vertrouw, maar mezelf pijn doen kan ik niet. Toen we voor het eerst zwanger probeerden te worden moest ik mezelf elke dag hormooninjecties geven. Ik heb uren klaar gezeten met de injectienaald in de aanslag, maar het lukte me niet, hoe graag ik ook een kind wilde. En dit pak slaag ging nog veel meer pijn doen dan een simpele injectie.
Met al mijn wilskracht lukte het me om de paddle op te tillen en naar achteren te brengen. Ik telde tot drie, bij drie zou ik de eerste klap meedogenloos hard op mijn achterwerk laten kletsen, maar het leek alsof al mijn spieren ineens blokkeerden. Er gebeurde niets, ook al had ik al lang tot drie geteld. En ook al was het me wel gelukt om de paddle richting mijn billen te krijgen, mijn hand trilde veel te erg om kracht te kunnen zetten. Voor mijn gevoel heb ik nog heel vaak tot drie geteld, maar steeds lukte het niet.
Ik weet niet meer hoe lang ik daar gelegen heb, maar het moet behoorlijk lang zijn geweest. Het was koud in de kamer en ik lag na een tijdje gewoon te bibberen. Tenslotte kreeg ik het zo koud dat ik de moed maar opgaf. Ik stond weer op, legde de paddle terug in de kast en liep naar de badkamer. Uit het medicijnkastje haalde ik twee slaaptabletten, terwijl je er eigenlijk maar één tegelijk mag nemen, en ik slikte ze allebei door. Ik ging in bed liggen en wachtte totdat de slaappillen begonnen te werken. Langzaam begon ik weg te glijden in een soort vage bewusteloosheid. Ik voelde me ontzettend alleen en diep ellendig.
Ik droomde dat ik samen met Mandy op ons bed lag. We praatten en knuffelden. Mijn handen streelden haar grote, ronde borsten. Ben zat naast ons bed met Sanne over zijn knie. Hij keek grimmig voor zich uit, alsof hij zich af wilde sluiten voor wat Mandy en ik aan het doen waren. Geconcentreerd gaf hij Sanne voor haar blote billen met een haarborstel. Sanne schreeuwde en riep om hulp, maar ik was veel te druk met Mandy om haar te horen.
‘Ik zal je billen eens goed opwarmen’, herhaalde Ben de hele tijd.
*
Ik werd wakker van een onduidelijk soort gedoe om me heen. Mijn ogen voelden zwaar en dik en ondanks dat ik heel diep geslapen had, was ik nog steeds ontzettend moe.
Sanne stond naast mijn bed. Ze deed haar best om haar meest vrolijke gezicht op te zetten. In haar handen had ze een dienblad met een ontbijtje, compleet met gebakken broodjes, thee, verse jus en een bloemetje in een vaasje. Sanne zette het voorzichtig naast me neer. Ik had helemaal geen zin in een ontbijt, mijn maag had nog last van de slaappillen, maar ik nam toch een broodje en een kopje thee. Sanne kwam naast me op bed zitten en begon ook aan een broodje te knabbelen. Ze durfde me niet goed aan te kijken, maar af en toe keek ze toch onder haar armen door. Ik glimlachte een beetje naar haar.
‘Het spijt me zo van gisteravond’, zei Sanne met een diepe zucht.
Ik glimlachte geruststellend.
‘Wat is het toch een lieverd’, dacht ik.
‘Zo erg was het nou ook weer niet’, zei ik. ‘Eigenlijk verdien je een goed pak voor je billen, maar ik heb beloofd dat ik dat niet zou doen, dus het is voor deze keer wel goed.’
‘Waarom hebben jij en papa het de laatste tijd steeds over billenkoek, terwijl jullie ons nog nooit geslagen hebben. Het lijkt wel of jullie daarop geilen of zo.’
Ik keek Sanne verbaasd en gegeneerd aan en ik realiseerde me dat ze gelijk had. We moesten beter opletten op wat we zeiden.
‘Wat doen we?’, vroeg ik. ‘Let een beetje op je woorden jongedame.’
‘Sorry’, zei Sanne zacht. Ze staarde weer naar haar vingers die met het dekbed speelden.
Ik moest nu echt lachen.
’Kijk niet zo benauwd, liefje. Het is al lang weer goed. Vertel me nou maar eens wat je gisteravond zo dwars zat.’
‘Moet dat echt?’
‘Het hoeft niet, maar ik denk wel dat het oplucht.’
‘Toen Patrick gisteravond zei dat hij wilde dat papa meteen weer thuiskomt, zei ik dat ik dat ook wilde. Maar dat was helemaal niet zo. Eigenlijk wil ik helemaal nog niet dat papa naar huis komt. En dat vind ik heel gemeen van mezelf.’
Dat vond ik eigenlijk ook wel. Ik was even stil en wist niet wat ik zeggen moest. De stilte maakte Sanne nog nerveuzer, ze keek me angstig aan en er rolden dikke tranen over haar wangen.
‘Waarom wil je dat dan niet?’, vroeg ik op zachte toon.
‘Ik wil papa zoals hij hoort te zijn. Niet een papa die in een bed ligt en rare dingen zegt. Ik ben gewoon een beetje bang voor hem.’
‘Dan ben ik het wel een beetje met je eens. Ik wil ook dat papa eerst beter wordt, voordat hij thuiskomt. Maar je hoeft echt niet bang te zijn voor papa. Hij zal je echt niets doen. Kom vanavond maar mee naar het ziekenhuis, dan kun je zien dat het alweer wat beter gaat.’
‘Moet dat?’, vroeg Sanne met tegenzin.
‘Ja, dat moet’, zei ik streng.
Sanne zuchtte diep. Het deed me pijn dat ze zo reageerde. Ik voelde me moedeloos en nog steeds heel erg moe. Het ontbijt mocht wel aan de kant, ik wilde weer slapen.
Sanne zag er eigenlijk ook heel erg moe uit. Door al haar gepieker was ze de afgelopen dagen waarschijnlijk ook weinig aan slaap toe gekomen.
‘Hoe lang heb jij al niet meer geslapen?’, vroeg ik.
‘Al heel lang.’
‘Ik ook niet. Zullen we vandaag proberen om wat slaap in te halen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, gewoon, hier in bed. Dan kruipen we lekker tegen elkaar aan, net als vroeger.’
‘Daar ben ik toch te groot voor.’
‘Het voordeel van jouw leeftijd is dat je zo af en toe ook nog gewoon een klein meisje mag zijn, daar zou ik maar van profiteren als ik jou was. Maar je mag natuurlijk ook gewoon naar school.’
‘Dat is chantage, mama.’
‘Helemaal niet, gewoon een trucje dat ik mag gebruiken, omdat ik je moeder ben.’
Sanne trok haar kamerjas uit en kroop naast me onder de dekens. Ze rolde zich op en schurkte met haar rug tegen me aan. Ik legde mijn armen beschermend om haar heen en binnen een paar minuten sliep ze. Het duurde niet lang voordat ik haar voorbeeld volgde.
Anne (6)
Ik voelde me geradbraakt. We hadden maar een paar uur geslapen, wat bij mij altijd leidt tot een vervelende, stekende hoofdpijn, en mijn kont deed ook nog eens behoorlijk zeer.
‘Au, mijn billen’, klaagde ik. ‘Had je niet ietsje voorzichtiger kunnen zijn?’
‘Je hebt precies gekregen wat je verdiende’, zei Ben kortaf. ‘Eigenlijk ben je er nog genadig vanaf gekomen.’
Ben had nog minder geslapen dan ik en dat was goed te merken. Ik hield dus verder mijn mond. Het is niet Ben zijn gewoonte om na afloop nog over een bestraffing te praten. Hij laat de slagen wel voor zichzelf spreken. Na de laatste klap is alles gezegd wat er gezegd moet worden en is de kwestie waar het om gaat wat hem betreft afgedaan. Soms krijg ik nog een voorzichtige massage met een beetje verkoelende crème, maar na een echte strenge straf hoef ik daar niet op te rekenen. Dan krijg ik hooguit een sterke schouder om eens flink op uit te huilen.
Ik stapte voorzichtig uit bed en liep een beetje voorover gebogen naar de badkamer. Ben stond zich voor de spiegel te scheren. Ik draaide mijn rug naar de spiegel en keek over mijn schouder. Kersenrood kwam nog het dichtst in de buurt. Ben zag het ook en moest toch heel even glimlachen. Daarna ging hij weer onverstoorbaar verder met scheren. Ik nam een hete douche, twee roze tabletten tegen de hoofdpijn en een kop sterke, zwarte koffie tegen het duffe gevoel. Vermoeid keek ik naar Ben, die staande een snel ontbijt at, terwijl hij zijn koffertje inpakte. Hij morste jam op zijn overhemd. Vloekend en tierend probeerde hij de vlek weg te poetsen, maar die werd natuurlijk alleen maar groter. Ik kwam moeizaam overeind en legde een kalmerende hand op zijn schouder. Voorzichtig hielp ik hem uit zijn overhemd.
‘Laat mij maar’, zei ik rustig. ‘Boven in de kast hangt nog wel een ander overhemd.’
Ben rende snel naar boven. Het was weer een ochtend als altijd.
In grote haast kwam Ben weer van de trap af gestormd. Hij greep zijn koffertje, sloeg het met een klap dicht en wilde in één beweging naar buiten rennen. Ik hield hem tegen bij de deuropening. Voordat hij wegging wilde ik nog een hele stevige knuffel om de dag door te komen. Ik kroop in zijn armen en zorgde dat hij me stevig vasthield. Het had voor mij de hele dag mogen duren, maar Ben vond het na een paar minuten wel genoeg. Hij duwde me voorzichtig van zich af en gaf me een flinke klets op de plek die de avond ervoor ook al zo te lijden had gehad. Ik maakte een klein sprongetje van schrik.
‘Allez kind.’, riep hij. ’Er is werk aan de winkel. Vanavond komen Mandy en haar nieuwe vriend eten, je moet alledrie de kinderen ophalen. Op het prikbord een lijstje met de locaties en de wensen van de dame en heren ten aanzien van het tijdstip waarop ze opgehaald willen worden. Het wordt nog een interessante puzzel om dat voor elkaar te krijgen, volgens mij. Veel succes ermee.’
‘En hoe had mijnheer gedacht dat ik dat allemaal voor elkaar ging krijgen zonder auto? Die van mij staat nog in Amsterdam.’
‘Neem die van mij maar. Ik ga wel met de trein.’
Ben wierp me nog een kushandje toe en trok toen de deur achter zich dicht.
*
Ik had nog even geen zin in het briefje, de kinderen, de wekelijkse boodschappen en alles wat er verder nog moest gebeuren. Het liefst was ik weer in mijn bed gekropen met een goed boek en daar de rest van de dag gebleven, maar daar was natuurlijk geen tijd voor. Behalve de normale zaterdagse klusjes, moest ik ook nog dringend zorgen voor nieuwe klanten voor mijn bedrijfje. Nou is zaterdag niet de meest geschikte dag om klanten te werven, maar ik bedacht dat ik toch in elk geval potentiële belangstellenden kon gaan opzoeken op internet. Ik installeerde me aan de keukentafel, met koffie en sigaretten binnen handbereik. Vol goede bedoelingen startte ik mijn laptop op. Ik surfte naar Google, tikte het woord ‘modefotografie’ in. Het leverde ‘circa 184.000’ hits op. Waar moest ik in godsnaam beginnen.
‘Gewoon bovenaan’, besloot ik.
De foto’s op de eerste site zagen er zo gelikt en professioneel uit, dat de moed me al aardig in de schoenen zonk. Ik hield mezelf voor dat dit bedrijf toch niet bij mij paste. Gelikte foto’s zijn niet echt mijn stijl. Snel klikte ik door naar de volgende site, die er ongeveer hetzelfde uitzag. Eigenlijk leken al de sites die ik zag op elkaar. Ik begon me af te vragen of mijn werk wel geschikt was voor deze doelgroep en of het wel zin had wat ik aan het doen was. Bovendien begon ik goed te voelen hoe hard de keukenstoel waar ik op zat was. Ik stond op en liep naar de woonkamer om een kussen van de bank te halen. Met het kussen in mijn hand bleef ik voor het raam staan. Sanne haar paard stond bij het hek van haar wei mijn kant op te staren, alsof ze me aankeek. Het was mooi weer voor een lange buitenrit, maar daar moest ik op dat moment natuurlijk niet aan denken. Ik had ook geen zin om weer terug te gaan naar mijn computer, want die missie kon ik wel als mislukt beschouwen. Het had waarschijnlijk veel meer nut om al mijn huidige klanten nog eens te benaderen, maar dat kon ik pas de maandag daarop doen. Onrustig liep ik heen en weer. Ik wilde nog iets doen om de mislukking van de dag daarvoor uit te wissen, maar tegelijkertijd wist ik niet meer wat. Als een soort compromis tussen iets en niets doen besloot ik om nog even op bed te gaan liggen en de laptop mee te nemen.
Ik zette de laptop op de plaats van mijn hoofdkussen, liep naar het balkon en opende de deuren. Er woei een fris briesje in mijn gezicht.
‘Een ander deel van mijn lichaam kan ook wel een beetje verkoeling gebruiken.’, dacht ik. Eerst verwierp ik die gedachte als toch wel een beetje raar, maar toen zei ik tegen mezelf dat ik me niet moest aanstellen. Er was tenslotte niemand die me kon zien. Ik trok mijn broek en onderbroek uit en ging op mijn buik op het bed liggen met een kussen onder mijn borst. De koele luchtstroom langs mijn blote billen voelde inderdaad erg aangenaam. Ik probeerde me weer op mijn werk te concentreren, maar dat lukte niet meer. Mijn gedachten dwaalden af en ik moest ineens aan Albert denken. Ik tikte de naam van zijn café in in Google, het bleek een eigen website te hebben. Via die website kwam ik terecht bij de andere activiteiten van Albert: een handel in oude auto’s voor Afrikaanse landen, twee restaurants in Londen, een nachtclub in Parijs en een advocatenkantoor in Zuid-Afrika. Ook stond er een verwijzing naar de website van een uitgeverij, waar je on-line boeken kon bestellen. Voor 15 Euro plus verzendkosten hadden ze een boek in de aanbieding dat door Albert was geschreven. ‘Een ander geluid over apartheid’, stond er als commentaar bij. Verder vermeldde de site dat het boek in Zuid-Afrika nogal wat stof had doen opwaaien. Op een aparte pagina stond een verdere toelichting. Toen ik de pagina open klikte keek ik meteen recht in het lachende gezicht van Albert. Het voelde ineens heel vreemd om naakt te zijn, ook al was het alleen maar een foto van hem die me aankeek. Ik dacht weer aan de dingen die in zijn appartement waren gebeurd en vooral aan de dingen die net niet waren gebeurd. Gelijktijdig dacht ik aan iets heel anders: aan de dingen die ik vroeger als tiener deed als ik op mijn buik op bed lag na een pak slaag. Deels als een soort protest en deels omdat ik op die momenten vrij zeker wist dat ik niet gestoord zou worden. Niet door mijn moeder, want die vond dat ik in alle rust mijn zonden moest overdenken, en niet door één van mijn zussen, want die wisten maar al te goed wat er zou gebeuren als ze betrapt zouden worden.
Het ging bijna vanzelf. Ik schoof het kussen een stukje omlaag tot onder mijn buik. Mijn hand gleed tussen mijn benen. Voorzichtig begon ik mezelf heel lichtjes te strelen, terwijl ik naar het beeldscherm van mijn laptop bleef kijken. Met moeite (ik had maar één hand vrij) scrollde ik verder over de pagina. Er stond een kort fragment van een hoofdstuk uit Albert zijn boek. Het fragment was in het Zuid-Afrikaans, dus de betekenis drong maar deels tot me door. Ik moest grinniken om leuke woorden als ‘plofbaar’ en ‘moltrein’, maar verder was ik niet erg onder de indruk. Er werd vooral veel gescholden tegen allerlei antiapartheidsbewegingen waar ik nog nooit van gehoord had en als hoogtepunt schreef Albert dat hij wenste dat Nelson Mandela op zijn robbeneiland was gebleven. Het was ruw en grof, maar duidelijk recht uit het hart. Als ik het gewoon ergens had gelezen, had ik er waarschijnlijk kromme tenen van gekregen, maar nu leek het alsof ik hem zelf hoorde praten. Op één of andere rare manier was dat erg opwindend. Zo opwindend zelfs dat er meer nodig was dan een beetje strelen. Ik maaide de laptop aan de kant, duwde mijn middel omhoog en kneep mijn ogen dicht. Ik zag hem niet, maar ik kon hem wel voelen. Het waren zijn handen die met me bezig waren. Eerst voorzichtig, met één vinger, daarna twee vingers, steeds sneller. Ik schudde, draaide met mijn heupen. In een reflex duwde ik mijn middel steeds verder omhoog. Zijn vrije hand gleed heel stiekem tussen mijn billen, hij spreidde ze voorzichtig uit elkaar. Ik kronkelde en produceerde allerlei hele vreemde geluiden, die in de verte nog iets weg hadden van een zwak protest. Albert liet zich er niet door tegenhouden. Heel langzaam duwde hij zijn wijsvinger steeds dieper naar binnen, terwijl de vingers van zijn andere hand steeds sneller gingen. Ik brulde, schreeuwde dingen waarvoor ik normaal gesproken het schaamrood op mijn kaken zou krijgen. Gelukkig werd mijn stem gesmoord door de matras. Het deed een beetje pijn en het was vernederend, maar dat kon me niet meer schelen. Ik wilde alleen nog maar dat het verder ging. Het ging ook verder, maar in een voor mij veel te laag tempo. Ik tilde mijn hoofd op van de matras en schreeuwde dat hij me moest nemen. Later kon ik me niet meer herinneren of ik dat alleen gedacht had of ook echt had geroepen. In mijn gedachten voldeed hij in elk geval zonder aarzelen aan mijn verzoek. Ik begon te loeien als een koe die gemolken moet worden. Al snel zag ik sterretjes en lichtflitsen. Een gevoel dat vanuit mijn tenen leek te komen verspreidde zich in golven steeds verder, over mijn hele lichaam. Ik hijgde en beet op mijn tanden, maar er was geen houden meer aan. De ontlading kwam met drie korte gilletjes. Daarna werd het langzaam stil om me heen. Mijn gezicht lag scheef tegen het bed gedrukt, alsof het er met geweld tegenaan was gesmeten. Ik opende voorzichtig mijn ogen en keek recht in het glimlachende gezicht van Albert op het beeldscherm van mijn laptop. Hij was ineens zo dichtbij dat ik ervan schrok. Met een harde klap sloeg ik de laptop dicht.
Verward staarde ik door het slaapkamerraam naar buiten. Ik voelde me een beetje licht en draaierig. In het weiland beneden was onze buurman aan het grasmaaien. Hij leek gelukkig te ver weg om me te horen of te zien. Ik geneerde me voor wat er net was gebeurd. Het was lang geleden dat ik zoiets had gedaan. Zo lang geleden dat ik me niet eens meer kon herinneren wanneer. Ik liep naar de badkamer en nam een hete douche. De hele badkamer kwam vol stoom te staan. Ik droogde me af met een grote, zachte handdoek. Mijn huid was lichtroze geworden door het hete water. Ik trok mijn badjas aan en liep weer terug de slaapkamer in. Hoewel ik nog steeds last had van het tekort aan slaap, was ik vol nieuwe energie. Ik had ineens zin om naar buiten te gaan, een stuk te gaan rennen. Even stond ik voor mijn klerenkast te twijfelen of ik echt mijn sportkleren aan zou trekken en naar buiten zou gaan, maar uiteindelijk besloot ik dat het toch geen goed idee was. Na afloop zou ik zo uitgeput zijn dat ik alleen nog maar op de bank kon liggen. Ik trok dus gewoon een broek en een wollen vest aan. Op het balkon rookte ik snel een sigaret. De buurman was in het weiland naast ons huis bezig om het gras te maaien. Ik zwaaide naar hem en vroeg me af of hij iets gehoord of gezien kon hebben. Het leek me erg onwaarschijnlijk. Hij was te ver weg en door het lawaai van zijn tractor hoorde hij waarschijnlijk ook niets anders. Ik stapte weer naar binnen en trok de balkondeuren achter me dicht. Verward keek ik naar de chaos op mijn bed: het dekbad overhoop, de kussens van hun plaats en de lakens losgetrokken. Ik kon me nu al niet meer voorstellen dat ik echt ongegeneerd en vol overgave met mezelf had liggen spelen. Schuldbewust begon ik de sporen uit te wissen. Ik haalde het bed af en gooide de lakens in de was, hoewel ik ze de dag daarvoor ook al had verschoond. Ben zou het verschil toch niet merken. De laptop nam ik mee naar beneden. Ik zette het apparaat op de keukentafel en klapte het open. Albert staarde me meteen weer aan. Ik klikte zijn afbeelding weg en wilde de computer afsluiten, maar ik werd toch weer nieuwsgierig. Ik ging terug naar de site en bestelde het boek met mijn creditcard.
*
De kinderen waren een stuk beter gehumeurd dan ik had verwacht toen ik ze ophaalde. Sanne was voor haar doen zelfs zo verdacht vrolijk dat ik meteen het gevoel kreeg dat er iets aan de hand was. Zodra ik de kans kreeg nam ik haar even apart om te vragen wat ze de avond ervoor had uitgespookt. Sanne deed even geheimzinnig, maar ik zag meteen dat het haar toch niet zou lukken om zich stil te houden. Ik hoefde Sanne maar even onderzoekend aan te kijken, toen kon ze haar mond al niet meer houden.
‘Ik denk dat ik verliefd ben.’, zei ze geheimzinnig.
Ik zuchtte in gedachten. Het éne vriendje was nog maar net vergeten en nou diende de volgende zich alweer aan. Maar ja, zo gaat dat op die leeftijd.
‘Wat leuk, hoe heet hij?’
‘Bosse en hij komt uit Zweden.’
‘Wat een aparte naam, nog nooit gehoord. Is dat typisch Zweeds?’
Sanne haalde haar schouders op.
‘Hij ziet er in elk geval wel typisch Zweeds uit, met van dat hele blond haar en blauwe ogen en hij praat heel leuk Engels. Het klinkt een beetje alsof hij zingt.’
De dromerige blik in haar ogen was bijzonder aandoenlijk. Ik vroeg me van alles af: hoe oud hij was, wat zo’n Zweedse jongen in Nederland deed en nog veel meer, maar ouderlijke belangstelling wordt door een pubermeisje al snel uitgelegd als zeuren, dus ik hield mijn mond. Bovendien ratelde Sanne vrolijk verder, waardoor ik vanzelf antwoord op al mijn vragen kreeg. Bosse was zestien jaar, twee jaar ouder dan Sanne. Hij was in Nederland via een uitwisselingsprogramma en zou nog anderhalve week blijven. Ik dacht meteen aan mijn eigen verloren vakantieliefdes, aan een pijnlijk afscheid, lange brieven en hoge telefoonrekeningen. Stiekem hoopte ik dat Sanne niet al te verliefd zou worden, want dan dreigde er over anderhalve week een groot drama. Maar toen ik nog eens naar haar glimmende ogen keek, wist ik eigenlijk al wel dat er geen redden meer aan was: Sanne was helemaal hotel de botel, dat was duidelijk.
‘Hij is zo leuk mam’, zuchtte ze. ‘Vanmiddag komt hij langs, dan kun je het zelf zien. Ik ga hem leren paardrijden.’
Sanne stond haast te dansen van enthousiasme. Ik was behoorlijk verbaasd. Haar vorige vriendje had ik nooit ontmoet en deze kwam werd op de eerste dag al aan ons voorgesteld. Voor het gemak was Sanne daarbij maar even vergeten dat ze nog huiswerk had en dat ze beloofd had om mij te helpen met het eten van vanavond. Ik vond het nodig om haar daar toch even aan te helpen herinneren. Haar gezicht betrok. Ze keek me met haar grote ogen smekend aan en vroeg of ik het please, please, please voor deze ene keer alleen kon doen. Ik keek haar even streng aan. Het eten moest in mijn eentje wel lukken en dat huiswerk geloofde ik eigenlijk ook wel. Sanne is altijd behoorlijk ijverig, een stuk ijveriger dan ik vroeger was in elk geval. Het kon dus geen kwaad om Sanne gewoon met haar nieuwe liefde op stap te laten gaan. Met een pesterig glimlachje zei ik dat het voor deze ene keer goed was. Sanne omhelsde me en zei dat ik de liefste moeder van de hele wereld was.
‘Ja, vandaag wel weer even.’, dacht ik stiekem.
Sanne ging naar boven om zich op de middag voor te bereiden. Ze kwam vijf minuten later alweer naar beneden om te vragen wat ze aan zou trekken.
‘Wat dacht je van een rijbroek en laarzen?’, vroeg ik droog. ‘Dat draag je toch altijd bij het paardrijden?’
Sanne vloog meteen weer naar boven. Om twee uur zat ze al helemaal klaar, terwijl Bosse pas om drie uur zou komen. Sanne leek behoorlijk nerveus. Ze ging zitten aan de keukentafel, stond na een minuut weer op, ijsbeerde door de keuken, pakte een boek, las twee bladzijden, legde het boek weer weg, zette de tv aan en weer uit en zo ging het door. Ik werd er helemaal gestoord van.
‘Ga alsjeblieft iets doen! Ga de paarden vast zadelen of zo.’, zuchtte ik.
‘Dat kan toch niet. Dan staan die arme beesten een uur lang voor niets met een zadel op hun rug.’, riep Sanne verontwaardigd. ‘Bovendien moet Bosse ook leren om paarden te zadelen.’
‘Dan ga je maar aardappels schillen voor het eten.’
Ik zette Sanne op een stoel aan de keukentafel met een hoopje aardappels en een schilmesje.
Sanne mokte wat, maar begon wel te schillen. Ze leek blij dat ze iets te doen had, waardoor de tijd ietsje sneller ging. Toch keek ze nog elke vijf minuten op de klok.
Ik probeerde haar een beetje te negeren en me op iets anders te concentreren. Op het diner van die avond bijvoorbeeld, want dat werd nog een hele uitdaging. In een overmoedige bui had ik op de markt een hele, verse vis gekocht. Die lag me nu aan te staren op het aanrecht en ik had eigenlijk geen idee hoe ik hem schoon moest maken. Ik had een kookboek waar in stond hoe het moest, maar op papier leek het een stuk makkelijker dan in het echt. Volgens het boek moest ik de vis aan zijn staart onder de stromende kraan houden en met de achterkant van een scherp mes de schubben eraf schrapen. Hoewel ik me afvroeg waarom het mes scherp moest zijn als ik toch alleen de achterkant gebruikte, deed ik precies wat er stond. De schubben lieten inderdaad los, maar het ging veel langzamer dan ik verwacht had en de losse schubben bleven overal aan plakken. Binnen de kortste keren zat het hele aanrecht vol zilverkleurige schilfertjes. Daarna werd het nog moeilijker. In het boek stond dat ik de vis aan de buikzijde moest opensnijden ‘van de aarsopening tot aan de kop’. Toen ik het las had ik meteen geen trek meer in vis. Ik bekeek de vis nog eens aan alle kanten en probeerde te ontdekken waar ik nou precies moest snijden. Op goed geluk prikte ik het mes voorzichtig in de vis. Ik sneed heel langzaam richting de kop, maar ergens halverwege schoot ik uit en sneed ik in mijn vinger. De vis en het mes vielen op het aanrecht. Mijn vinger bloedde flink. Ik pakte een stuk keukenrol en probeerde daarmee het bloeden te stoppen. Dat lukte natuurlijk niet. Ik hield mijn vinger dus maar onder de koude kraan, om te voorkomen dat de hele keuken onder het bloed kwam te zitten. Sanne had niets door, ze ging onverstoorbaar verder met aardappels schillen. Pas toen ik geïrriteerd vroeg of ze misschien een pleister voor me kon gaan halen, keek ze verstoord op van haar werk. Ze gooide een nog maar half geschilde aardappel in de pan, stond op en slofte naar boven. Ik hoorde Sanne boven me de trap op lopen, maar na ongeveer vier treden stopte ze ineens. Met een hels kabaal stormde ze de trap weer af. De voordeur vloog open. Bosse was gearriveerd, dat was duidelijk. Sanne was helemaal hyper. Haar stem echode door de hal, een paar tonen hoger dan normaal. Bosse reageerde kalm op Sanne haar gekwetter, met een donkere bromstem die zo volwassen klonk dat ik me nauwelijks kon voorstellen dat hij echt nog maar zestien jaar oud was. Maar toen Bosse de keuken in kwam lopen, geloofde ik het meteen. Hij liet zich door Sanne de keuken in leiden, ze trok hem aan zijn arm mee naar binnen, en keek aarzelend om zich heen. Ik gaf hem mijn vrije hand, mijn gewonde vinger hield ik nog steeds boven de gootsteen. Hij schudde mijn hand zonder me echt aan te kijken. Verlegen staarde hij mijn kant op en hij mompelde dat het leuk was om me te ontmoeten. Sanne kletste ondertussen maar door in onsamenhangende zinnen. Ze begon zelfs weer een beetje te stotteren, terwijl ze dat bijna heeft afgeleerd.
‘Sanne, heb je nou al een pleister voor me gehaald.’, vroeg ik rustig.
Het leek me een goed idee om Sanne even een paar minuutjes alleen te gunnen, om weer tot zichzelf te komen. Sanne keek me verward aan en realiseerde zich toen wat ik van haar vroeg. Zonder iets te zeggen snelde ze de keuken uit. Bosse voelde zich daardoor natuurlijk nog ongemakkelijker. Ongelukkig keek hij om zich heen.
‘Ik heb me gesneden.’, zei ik om uit te leggen wat er gebeurde en ik liet mijn vinger zien. Ik wilde zeggen dat Sanne een pleister was gaan halen, maar ik was het Engelse woord voor pleister vergeten.
Bosse zei dat hij het begreep, maar hij keek nog net zo ongemakkelijk.
Ik legde uit dat ik vis aan het snijden was en dat ik toen uitschoot. Bosse keek langs me heen naar de ravage op het aanrecht en knikte.
‘Zo moet je dat ook niet doen.’, zei hij droog.
‘Weet jij hoe dat moet dan?’, vroeg ik verbaasd.
‘Tuurlijk.’, zei hij stoer. ‘Mijn oude heer is visser, net als iedereen in ons dorp. Ik maak zo vaak vis schoon.’
‘Laat mij dan maar eens zien hoe het moet.’
Bosse keek me wantrouwend aan.
‘Ik meen het hoor, als je me wilt helpen graag.’
Ik reikte hem het mes aan.
Bosse deed aarzelend een paar stappen in mijn richting.
‘Kom maar naast me staan hoor. Ik zal je niet bijten en ook niet in je billen knijpen.’
Mijn opmerking hielp natuurlijk niet echt. Bosse keek me geïrriteerd aan.
‘Whatever’, zei hij stoer en hij pakte het mes. Handig sneed hij de vis in één vloeiende beweging open. Met zijn vingers schoof hij de ingewanden naar buiten en legde ze op het aanrecht.
Sanne kwam weer binnen met de verbandtrommel onder haar arm. Voorzichtig druppelde ze een beetje jodium op mijn vinger. Sanne had zichzelf weer een beetje onder controle, zo leek het.
‘Kon je Bosse niet gewoon een kopje thee geven, in plaats van hem meteen aan het werk te zetten.’, vroeg ze verontwaardigd.
Bosse hoorde zijn naam en keek verstoord op.
Sanne keek hem aan met een spottend lachje.
‘What!’, riep Bosse.
‘Mijn moeder heeft je al helemaal ingepakt.’, zei Sanne plagerig.
‘Ik doe wat ik wil’, bromde Bosse en hij sneed stug verder.
‘Wil je dan nu wel met mij meegaan? Anders wordt het te laat.’
‘Ik wil dit nog even af maken.’
‘Kom nou mee. Je kunt thuis ook nog genoeg vis schoonmaken, met mij paardrijden kan nog maar anderhalve week even.’
Bosse legde het mes neer en waste zijn handen. Hij draaide zich om en pakte Sanne stevig vast.
‘Als we nog maar zo weinig tijd hebben, dan doe ik liever wat anders.’
Sanne duwde Bosse voorzichtig van zich af.
‘Gedraag je, mijn moeder is erbij.’, zei ze giechelend.
‘Je moeder kan wel wat hebben hoor.’, zei ik zo luchtig mogelijk.
‘Laten we toch maar gaan.’, zei Sanne vlug. ‘Mijn moeder redt zich nu wel met die vis.’
Ze pakte Bosse bij zijn arm en trok hem mee de keuken uit. Bosse keek me hulpeloos aan. Hij leek weinig vertrouwen te hebben in een paardrijd avontuur.
‘Maak je geen zorgen.’, zei ik bemoedigend. ‘Sanne is een uitstekende lerares. Als je doet wat zij zegt kan er niets gebeuren.’
Ik kon Bosse zijn reactie niet meer verstaan, want Sanne gooide de keukendeur achter zich dicht. Ik keek ze nog even na door het keukenraam, daarna concentreerde ik me weer op het diner. De vis lag nu keurig schoongemaakt op het aanrecht, klaar om bereid te worden.
*
De vismaaltijd was een groot succes. Ik vertelde eerlijk dat Bosse me gered had bij het schoonmaken van de vis en dat die dankzij hem zo goed smaakte. Iedereen aan tafel moest er smakelijk om lachen.
‘Die Bosse mag blijven.’, zei Ben.
Hij pakte de wijnfles en schonk iedereen nog eens bij.
‘En dat is heel wat, als hij dat zegt.’, zei ik plagerig.
‘Help hem daar maar aan herinneren als Bosse Sanne een keer te laat thuisbrengt.’, voegde Mandy daaraan toe.
‘Daar komt hij niet mee weg hoor, dan pak ik gewoon mijn jachtgeweer.’, zei Ben lachend.
We lachten allemaal mee. Alleen Willem, de nieuwe vriend van Mandy, staarde een beetje verveeld voor zich uit. De hele avond was hij al niet erg spraakzaam geweest, maar nu viel het me wel heel erg op. Misschien kwam het doordat hij als enige van ons geen wijn dronk, maar het kon natuurlijk ook zijn dat we hem verveelden. En die gedachte kon ik moeilijk verdragen. Ik probeerde Willem aan het praten te krijgen door allerlei vragen op hem af te vuren en hem aan te kijken alsof ik aan zijn lippen hing. Hij gaf beleefd antwoord, maar meer ook niet en Mandy gaf me onder de tafel een schop tegen mijn schenen om aan te geven dat ik op moest houden hem uit te horen. Met een van pijn vertrokken gezicht strompelde ik naar de keuken om de volgende gang te halen. Ik was een tijdje bezig met een sausje en toen ik terugkwam in de eetkamer was er ineens een geanimeerd gesprek gaande. Willem had plotseling het hoogste woord.
‘We hebben het over het milieu.’, legde Mandy uit. ‘Daar had jij ooit toch ook iets mee?’
‘Hoezo ooit?’, vroeg ik. Ik scheid nog steeds mijn afval hoor.’
‘Ik bedoel die actievoerder waar je ooit iets mee had.’
Ik was meteen alert, want ik had helemaal geen zin om alweer over een relatie van lang geleden te hebben. Ben zocht mijn blik en keek me dwingend aan. Hij had een hekel aan verhalen over mijn vroegere relaties. Daarom hebben we bij ons trouwen ook afgesproken om het verleden het verleden te laten en er niet meer over te praten. Ik hield me graag aan die afspraak, zeker in dit geval.
‘Hij protesteerde tegen apartheid, niet tegen milieuvervuiling.’, zei ik op onvriendelijke toon.
‘Dat heb ik ook nog gedaan.’, zei Willem enthousiast. ‘Hoe heette hij.’
‘Met veel tegenzin noemde ik zijn naam.’
‘Oh die.’, zei Willem met minachting in zijn stem. ‘Hij deed het alleen maar om meisjes te versieren. Actievoeren was sexy in die tijd. Dat is nu wel anders, sinds Folkert.’
‘Hij was inderdaad populair, maar volgens mij om een hele andere reden.’, zei Mandy. ‘Ik weet uit betrouwbare bron dat hij een erg goede minnaar was.’
Ze maakte een hoofdknikje mijn kant op.
‘Ik geloof niet dat Ben op dit soort informatie zit te wachten.’, zei Willem.
Daar had hij helemaal gelijk in, want Ben keek zeer geïrriteerd: niet naar Mandy, maar naar mij. Hij moest zich duidelijk inhouden om geen onvriendelijke dingen tegen me te zeggen.
‘In elk geval was het een waardeloos figuur’, ging Willem verder. ‘Hij heeft later gewerkt bij bedrijven waar hij tegen geprotesteerd heeft. Op het laatst was hij zelfs manager bij Shell.’
‘Op het laatst…?’, vroeg ik geschrokken.
‘Ja’, zei Willem laconiek. ‘Hij is nu denk ik alweer twee jaar dood. Longkanker geloof ik. Hij rookte ook veel te veel.’
Het bericht kwam aan als een stomp in mijn maag. Ik moest me tot het uiterste inspannen om me nog een beetje goed te houden. Wankelend vluchtte ik naar de keuken. Daar liet ik me op een keukenstoel vallen. Ik huilde boven het toetje. Waarom ik zo ontdaan was begreep ik zelf al niet, maar Ben had er nog veel minder begrip voor. Hij deed geen enkele poging om me te troosten.
‘Waarom zit je nou te janken om iemand die je meer dan twintig jaar niet gezien hebt?’, vroeg hij agressief.
‘Dat ik hem twintig jaar niet gezien heb, betekent niet dat hij niet belangrijk voor me is geweest.’, riep ik kwaad.
‘En je roept altijd dat hij zo’n klootzak was.’
‘Dat roep ik helemaal nooit, want we hebben het nooit over hem. Natuurlijk had hij veel fouten, maar ik heb ook heel veel van hem geleerd.’
‘Veel standjes zeker.’, zei Ben cynisch.
Die opmerking ging als een mes door mijn ziel. Het duurde even voor ik voldoende hersteld was om te reageren. Maar toen ging ik ook volledig los, ik was woedend en totaal niet meer geneigd om rekening te houden met Ben zijn gevoelens.
‘Gaat het daar om!’, gilde ik. ‘Dat is toch niet te geloven! Je weet al jaren dat jij niet de enige bent waar ik mee geneukt heb. En je weet ook al jaren dat jij wel de enige bent waar ik van houd, waar ik mee getrouwd ben en waar ik kinderen mee heb. Bovendien is de seks met jou beter dan met welke andere minnaar dan ook. Als je daar aan twijfelt gaan we het nu doen, hier ter plekke op de keukentafel. Mandy en Willem kunnen mooi toekijken en jureren.’
Ik veegde in één beweging alles van de keukentafel. Borden, keukengerei, het complete toetje, alles kletterde op de keukenvloer.
‘Doe niet zo idioot.’, bromde Ben.
‘De enige die hier idioot doet ben jij, als je aan mij twijfelt.’, krijste ik.
Mandy kwam binnen en keek geschrokken naar de ravage.
‘Alles goed hier?’, vroeg ze.
‘Er is niets aan de hand.’, mompelde Ben.
‘Er is godverdomme wel wat aan de hand.’, huilde ik. ‘We hebben geen toetje meer. Dat ligt daar op de grond.’
‘Dan doen we het toch zonder toetje.’, zei Mandy troostend.
Ben draaide zich om en liep door de keukendeur naar buiten.
‘Hij heeft te veel gedronken, hij mag niet in de auto stappen’, schoot er door me heen, maar ik kon het niet opbrengen om hem tegen te houden. Mandy kwam naast me staan en probeerde me te troosten. Door mijn tranen heen zag ik Willem ook staan. Hij wist niet wat hij met de situatie aan moest. Eerst liep hij naar het aanrecht om een glaasje water voor me te halen, daarna begon hij aarzelend de troep op de keukenvloer op te ruimen. Mandy nam me mee naar buiten en gaf me een sigaret. Ze leek gelukkig te begrijpen dat het op dat moment geen zin had om een uitgebreid gesprek te gaan voeren. Dankzij haar goede zorgen kwam ik weer een beetje tot mezelf. Het was koud buiten, merkte ik.
‘Waar is Ben?, vroeg ik angstig.
‘Even weg, die komt wel weer terug.’, zei Mandy geruststellend.
‘Waarom zegt ze dat’, dacht ik. ‘ Zoiets zegt ze alleen maar als ze zelf denkt dat hij niet meer terug komt.’
Ik begon weer te huilen. Mandy leidde me naar binnen en zette me op een stoel in de woonkamer. Willem had de tv aangezet. Het journaal van middernacht werd herhaald.
‘Ik wil dat Ben terugkomt’, huilde ik.
‘Nou moet je ophouden’, zei Mandy streng. ‘Natuurlijk komt hij terug.’
Na nog drie herhalingen van het journaal was Ben nog steeds niet terug. Mandy en Willem begonnen ook een beetje ongerust te worden en ik had het helemaal niet meer. Ik rookte de éne na de andere sigaret, ondanks het verbod op roken in huis. Willem had net aangeboden om eens wat rond te gaan rijden in de omgeving, toen we de achterdeur hoorden. Ben kwam de kamer in met een grote doos.
‘Ik heb maar even een toetje gehaald’, verklaarde hij. ‘Misschien is het een beetje gesmolten.’
Ben keek me aan alsof hij me een groot plezier had gedaan, maar ik zag dat heel anders. Ik stikte bijna van verontwaardiging. Machteloos staarde ik Ben aan, met tranen in mijn ogen.
‘Wat is er nou?’, vroeg hij verbaasd.
Die vraag en het domme onbegrip dat eruit bleek, waren voor mij de druppel. Ik werd zo kwaad dat ik een waas voor mijn ogen kreeg. Er waren nog maar twee dingen die ik wilde: pijn doen en vernietigen. Ik rende de kamer uit. Ben en Mandy riepen me nog iets na, maar ik wilde ze niet horen. Ik had al mijn concentratie nodig om mezelf toe te spreken.
‘Rustig blijven, rustig blijven’, herhaalde ik hardop.
Ik stormde de trap op en rende over de overloop naar onze slaapkamer. De deur sloeg zo hard achter me dicht, dat de kinderen rechtop in hun bed gezeten moeten hebben van schrik. Ik draaide de sleutel om in het slot. De woede gierde door mijn lichaam. Het adrenalinespiegel in mijn bloed moet enorm hoog geweest zijn, alsof iemand me een shot had toegediend. Ik keek verwilderd om me heen, op zoek naar iets waar ik mijn woede op kon koelen. De razernij moest eruit, anders zou ik gek worden. Ik kende het gevoel, ik ben wel vaker buiten mezelf van woede, maar dan is Ben er altijd om me te helpen. Als ik zo’n bui heb grijpt hij me altijd stevig vast en hoewel ik dan spartel, sla, krab en bijt slaagt hij er toch altijd in om me over zijn knie te leggen. Een paar minuten met de ronde plak van krakend leer zijn dan voldoende om me weer bij zinnen te brengen. Maar dit keer was alles anders. Hoewel ik erg verlangde naar een bevrijdend pak slaag wist ik heel zeker dat ik zo’n behandeling niet zou accepteren.
‘Als hij dat probeert krab ik desnoods zijn ogen uit’, gromde ik tegen mezelf.
Ik zag de hometrainer staan, in een hoek van de kamer. Binnen een paar tellen zat ik erop. Dat het zadel keihard is merkte ik niet eens. Ik begon als een bezetene te trappen, met het verzet op de zwaarste stand. Al snel liepen de tranen over mijn wangen en het zweet over mijn hele lichaam. Mijn hart ging zo tekeer dat de ingebouwde hartslagmeter van de hometrainer luid begon te protesteren. Ik trok me er niets van aan en trapte nog harder verder.
Mijn hart dreunde in mijn borst en mijn benen begonnen vreselijk zeer te doen. Ik raakte buiten adem en werd duizelig van het zuurstoftekort. Mijn laatste krachten stroomden weg uit mijn lijf. Ik wilde doortrappen, maar dat lukte gewoon niet meer. Mijn lichaam besloot voor me dat het genoeg was geweest. Het duurde minuten voordat ik mijn ademhaling weer een beetje onder controle had en de zwarte waas voor mijn ogen verdwenen was. Ik hijgde en proestte. Mijn longen protesteerden pijnlijk en mijn hart bonsde in een verontrustend tempo.
Zonder waarschuwing kwam een vreselijk zure smaak door mijn slokdarm omhoog zetten en ik braakte totdat mijn maag helemaal leeg was. Ik kon nog net op eigen kracht van de hometrainer af klimmen. Wankelend, met onzekere pijnlijke stapjes sleepte ik mezelf naar het bed. Ik liet mezelf voorover op het dekbed vallen. Met mijn kleren nog aan zakte ik weg in een onrustige slaap.
*
Een paar uur later werd ik met een schok wakker. Mijn lichaam deed overal pijn en ik had een vreselijk vieze smaak in mijn mond. Ik rilde van de kou in mijn bezwete kleren. Moeizaam kwam ik overeind. Ik nam voorzichtig een slokje water en trok mijn kleren uit. Zittend op de rand van het bed keek ik naar buiten. Het was midden in de nacht, maar toch nog vrij licht doordat het volle maan was. Langzaam drong het tot me door hoe erg het stonk in de slaapkamer. Vol walging keek ik naar de plas braaksel, die nog steeds naast de hometrainer lag. Ik haalde een emmer uit de badkamer om de rommel op te ruimen. Door de afschuwelijke zurige geur moest ik bijna nog een keer overgeven. Ik zette de balkondeur open om de stank een beetje te verdrijven. Lichtelijk verward probeerde ik de gebeurtenissen op een rijtje te krijgen. Ik vroeg me af waar Ben was en kwam tot de ontdekking dat de deur van de slaapkamer op slot was.
Ben zat beneden voor de tv. Hij keek naar een heel simpel spelletje: je moest een woord van vier letters raden en drie van de letters waren al ingevuld. Een hoogblond meisje in een strak pakje probeerde kijkers over te halen om te bellen met het goede antwoord. Ik keek een tijdje naar Ben zijn brede rug en sterke schouders. Hij zag er gekweld uit en ik kreeg de indruk dat hij gehuild had. Ik legde voorzichtig een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en keek me aan. Toen wist ik zeker dat hij gehuild had.
‘Hoe gaat het me je?’, vroeg ik voorzichtig.
‘Ik kan niet slapen.’, zei Ben.
‘Ik ook niet. Ik werd wakker en je was er niet.’
‘Ik heb je maar even met rust gelaten’, zei Ben. ‘Dat leek me beter.’
‘Je kon ook niet anders, want ik had de slaapkamerdeur op slot gedaan’, zei ik.
‘Oh’, zei Ben gelaten.
Het irriteerde me dat hij blijkbaar niet eens geprobeerd had om bij me te komen. Ik had hem natuurlijk niet binnen gelaten, maar hij had het toch in elk geval kunnen proberen.
‘Waarom kregen we nou zo’n ruzie?’, vroeg Ben. Hij probeerde te glimlachen.
‘Omdat jij kinderlijk jaloers bent over iets dat al twintig jaar voorbij is’, zei ik.
‘Is het wel echt definitief voorbij? Ik zag hoe je reageerde.’
‘Hij is dood verdomme. Veel definitiever kan het niet, lijkt me?’
Ik merkte dat ik weer boos begon te worden en gooide het over een andere boeg.
‘Dat je jaloers bent is nog tot daar aan toe. Als je dat zo voelt kun je daar niet zo veel aan doen, ook al kan ik je verzekeren dat er geen enkele reden voor is. Ik ben wel heel boos op je, omdat je zomaar bent weggelopen. Na wat er twee jaar geleden gebeurd is mag je me dat gewoon niet aandoen.’
‘Dat heeft er niets mee te maken’, zei Ben.
Hij probeerde me niet meer aan te kijken, maar toch zag ik tranen in zijn ooghoeken.
‘Dat heeft er juist alles mee te maken. Als jij zomaar verdwijnt moet ik daaraan terugdenken en dan besterf ik het van angst. Daar moet je rekening mee houden. Je kunt niet doen alsof er niets veranderd is.’
Ik was opgelucht dat het eruit was. De aanleiding tot onze ruzie was dan misschien iets heel anders, maar we waren toch bezig en het was hoog tijd dat het eens gezegd werd. Voor Ben werd het allemaal even te veel. Mijn sterke woudreus werd even geveld door zijn emoties. Hij huilde als een klein jongetje. Sinds die hersenbloeding gebeurt dat zo heel af en toe gewoon. Dan is het even mijn beurt om de sterkste te zijn. Ik nam Ben in mijn armen en drukte hem tegen mijn borst. Toen hij weer een klein beetje bedaard was, leidde ik hem naar de slaapkamer en stopte hem in bed. Ik kroop ook onder het dekbed. Mijn lijf zocht en vond zijn bevende lichaam. Ik streelde zachtjes over zijn schouders en rug. Heel lang lagen we zo tegen elkaar aan, zonder te praten. Ben snifte alleen nog een beetje.
*
De volgende ochtend leek Ben weer helemaal de oude. Zoals altijd als hij zich zo heeft laten gaan, wilde hij de verhoudingen tussen ons weer even normaliseren. De beste manier om dat te doen is voor hem een stevig potje seks. Voor mij hoefde dat nog even niet, daarom duwde ik hem voorzichtig van me af. Ben werd daar boos over, daar werd ik op mijn beurt ook weer boos over en zo ging het nog een tijdje door. Ik belde Mandy om haar te vertellen dat alles weer goed was. Ze leek opgelucht, maar toch kreeg ik de indruk dat ze me niet echt geloofde.
‘Ik geloof mezelf niet eens’, dacht ik toen ik ophing.
Er heerste bij ons in huis een soort gewapende vrede, die ook zijn invloed op de kinderen had. Sanne vluchtte naar Bosse zodra ze de kans kreeg, Timmy was de hele dag dwars en humeurig en Patrick probeerde met één van zijn grapjes de spanning te breken. Hij pakte mijn naaidoos, haalde er iets uit en liet het op de grond vallen.
‘Ik had gelijk’, zei hij. ‘Je kunt hier inderdaad een speld horen vallen.’
Ben snauwde Patrick zo af dat hij beledigd naar boven vluchtte. Ik werd boos en bijna hadden we weer ruzie. Zo waren er nog een aantal incidenten, totdat aan het einde van de middag mijn mobiele telefoon ging. Het was een redactrice van een modetijdschrift waar ik een tijd geleden een rapportage voor gemaakt heb. Ze klonk alsof ze behoorlijk in paniek was. Snel vertelde ze dat er de volgende ochtend een fotoshoot met een aantal modellen gepland stond. Alles was geregeld, maar die middag had de fotograaf ineens afgezegd. Ik kon me wel ongeveer voorstellen wat er daarna gebeurd was. De redactrice had zonder succes haar hele adressenbestand afgebeld op zoek naar een vervanger en ergens onderaan de lijst was ze mijn naam tegengekomen. Uit beleefdheid zei ze nog dat ze mijn werk altijd erg mooi vond, maar ik wist vrijwel zeker dat ze nog nooit een foto van mij gezien had. Niet dat het me iets kon schelen, alle werk was welkom. Er waren nog wel wat praktische bezwaren: ik had geen auto, want die stond nog in Amsterdam. Dat betekende dat ik mijn apparatuur niet kon vervoeren. De redactrice wuifde die bezwaren achteloos weg. Ik hoefde alleen mijn camera maar mee te nemen, de rest was aanwezig. Ik vroeg om een huurauto, een kamer in een goed hotel en een honorarium dat flink hoger was dan mijn normale tarief. Het bleek allemaal geen enkel probleem. De redactrice wilde alles regelen wat ik nodig had: een auto, een hotel, een vliegtuig desnoods, als ik maar kwam.
Ben had mijn telefoongesprek van achter zijn krant gevolgd. Aan zijn houding kon ik wel zien dat hij zich op zat te winden, maar daar trok ik me even niets van aan. Toen ik de telefoon had neergelegd ging hij er eens goed voor zitten, maar ik was hem te snel af. Ik stond op en zei dat ik voor mijn werk op reis moest. Ben protesteerde, zei dat het al laat was. Bovendien moest hij ook nog werken en hoe moest het dan met de kinderen.
‘Dan bel ik Tonny toch even’, zei ik. Ik pakte de telefoon. Tonny nam direct op. Ze klonk opgewekt. Nee, het was helemaal geen probleem om op de kinderen te passen en als ik dat wilde kon ze meteen komen. Op één of andere manier stond Tonny altijd klaar als het mij uitkwam.
‘Waarschijnlijk heeft ze geen erg druk sociaal leven’, dacht ik en ik realiseerde me schuldbewust dat ik daar volop van profiteerde.
‘Allemaal geregeld’, zei ik tegen Ben.
Ben draaide zich om en deed alsof hij een boek zocht in de boekenkast. Hij liet zijn schouders hangen, alsof hij verloren had. Het beviel hem duidelijk niet dat ik wegging, ook al was het maar voor een dag, maar zijn trots liet het hem blijkbaar niet toe om dat ook te zeggen. Ik was ook niet van plan om hem daarbij te helpen, dus begon ik mijn spullen bij elkaar te zoeken. Ben ging nog even verder met het aanvoeren van praktische bezwaren en toen ik volhield wilde hij me perse met de auto wegbrengen. Ik zei dat dat niet nodig was, omdat mijn huurauto al bijna voor de deur stond. Ben reageerde op deze afwijzing door als een klein kind te gaan zitten mokken.
‘Misschien moet ik hem maar eens over de knie leggen in plaats van hij mij’, bedacht ik geïrriteerd.
Ik probeerde Ben voor de zoveelste keer uit te leggen waarom ik de dingen gezegd had, die ik gezegd had. Ik zei ook nog dat ik hem geen pijn wilde doen.
‘Waarom doe je dat dan wel’, bromde hij voor zich uit.
Ik zuchtte diep. Door die opmerking wist ik zeker dat het beter was om een dagje weg te gaan.
‘Morgen, als ik weer terug ben, moeten we dit gesprek nog maar eens overdoen’, zei ik berustend. ‘Op deze manier heeft het geen zin.’
Ik liet Ben achter in de woonkamer en liep naar boven om mijn tas in te pakken. Het duurde maar vijf minuutjes, toen kwam Ben achter me aan.
‘Ga zitten en luister even naar me’, zei hij met een stem die geen tegenspraak duldde.
Ik ging op de rand van het bed zitten. Ben houdt niet van uitgebreide gesprekken over gevoelens en dergelijke, maar hij zegt meestal wel precies wat hij denkt. Hij pakte mijn hand en keek me aan, ongeveer net als toen hij me vroeg of ik met hem wilde trouwen.
‘Ik houd van je’, zei hij, niet meer niet minder, alleen die drie woordjes. Het was op dat moment precies genoeg om te geloven dat het allemaal wel weer goed zou komen. Ik zei niets terug, maar kneep alleen in zijn hand. We zaten elkaar een tijdje stil aan te kijken. Ik had helemaal geen zin meer om weg te gaan, het liefste wilde ik nog een hele tijd zo blijven zitten en elkaar zwijgend aanstaren. Ben kwam helaas weer overeind. Zijn knieën kraakten en hij trok een pijnlijk gezicht. Ik zuchtte en maakte geen aanstalten om ook overeind te komen.
‘Kom’, zei hij streng. ‘We moeten gaan pakken, anders wordt het te laat.’
Het verbaasde me dat Ben het ineens over ‘we’ had, alsof we alles in goed overleg hadden besloten.
Anne (5)
Twee jaar eerder
Het was die morgen een hele gewone morgen als alle andere. We hadden met alle kinderen aan tafel ontbeten, daarna was Ben met de auto naar zijn werk gegaan. Ik had de kinderen weggebracht: Sanne en Patrick naar school en Timmy naar de crèche. Daarna was ik naar mijn eigen werk gereden, ik werkte toen nog als lerares op een middelbare school. Aan het einde van de middag haalde ik Timmy weer op, Sanne en Patrick waren al thuis. Ik was net met koken begonnen toen Ben vanuit de auto belde: hij was onderweg en zou over een half uurtje thuis zijn. Twee uur later was het eten op en de keuken opgeruimd, maar Ben was nog steeds niet thuis. Ik was eerst kwaad geworden, daarna ongerust en tenslotte bang. De kinderen werden ook steeds onrustiger. Timmy wilde niet naar bed, Patrick en Sanne zaten stilletjes naast elkaar op de bank, ze maakten zelfs geen ruzie meer. Ik zette de televisie aan om voor wat afleiding te zorgen, maar ik was te nerveus om er echt naar te kijken.
‘Moeten we de politie niet bellen?’, suggereerde Sanne.
Daar had ik zelf ook al aan gedacht, maar het leek me dat de politie niet meteen uit zou rukken als een volwassen man een paar uur zoek is. En het had ook iets engs om de politie te bellen, alsof er echt iets aan de hand kon zijn. Ik belde Ben nog een keer, dat had ik al ontelbare keren gedaan, maar ik kreeg weer zijn voicemail.
‘Weer niks, zeker?’, vroeg Sanne.
‘Wat stom van papa’, mopperde Patrick. ‘Hij kan toch wel gewoon even zijn telefoon opnemen?’
‘Ik denk dat hij dat nou juist niet kan’, zei Sanne.
‘Tuurlijk wel, hij weet toch wel hoe hij zijn telefoon op moet nemen.’
‘Dat bedoel ik natuurlijk niet, sukkel. Ik denk dat er iets met papa gebeurd is, waardoor papa niet meer bij zijn telefoon kan.’
‘Dat is toch niet zo, mam?’, snikte Patrick bang. ‘Papa komt toch gewoon thuis?’
‘Ik hoop het’, zei ik, maar ik had er weinig vertrouwen in.
Alle mogelijke scenario’s waarin Ben gewoon anders ergens liet ik in gedachten de revue laten passeren, zelfs de mogelijkheid dat Ben met zijn nieuwe assistente, een oogverblindend mooi Indisch meisje, lag te vrijen ergens in een hotelkamer. Ik vroeg me serieus af hoe lang een hartstochtelijke vrijpartij met een oosterse schone zou duren. Toch niet veel langer dan twee uur, leek me, dus ook dan had hij nu al thuis moeten zijn. Bovendien zou Ben zelfs in dat geval gebeld hebben om aan te kondigen dat hij het bed ging delen met een andere vrouw.
Zo direct is Ben nou eenmaal.
Ik bracht de kinderen uiteindelijk toch naar bed, ondanks luide protesten. Het was al laat, ze moesten de volgende dag gewoon weer naar school en ik wilde rustig na kunnen denken over wat ik verder moest doen. De politie bellen vond ik nog steeds geen goed idee. Het ziekenhuis bellen leek me ook zinloos. Hij werkte zelf in het enige ziekenhuis in de buurt, dus als hij daar was binnengebracht hadden ze hem meteen herkend en mij gewaarschuwd. De enige mogelijkheid die dan nog overbleef was zelf naar Ben gaan zoeken.
Sanne was nog wakker, ik had ook niet anders verwacht. Ze begon te huilen toen ik haar vertelde wat ik van plan was.
‘Ik ben bang’, klaagde ze. ‘Ik wil hier niet alleen blijven. Mag ik niet mee?’
‘Nee’, zei ik streng. ‘Je moet nu even flink zijn en op je broertjes passen. Dat kun je best.’ Sanne bleef protesteren en sputteren. Ik had het gevoel dat ik geen tijd meer te verliezen had en in elk geval geen tijd had om met mijn dochter te discussiëren. Kortaf zei ik dat Sanne zich niet moest aanstellen en moest doen wat ik zei. Dat maakte indruk.
‘Sorry mam’, zei ze bedremmeld.
Ik veegde haar tranen weg met mijn duimen en gaf Sanne een stevige knuffel.
Ben zoeken was makkelijker gezegd dan gedaan. Er waren minstens drie verschillende routes die hij vanaf zijn werk naar huis genomen kon hebben en ik had geen idee bij welke ik moest beginnen. Op goed geluk koos ik voor de meest toeristische route, over allemaal smalle landweggetjes. Het was slecht weer, het regende en het waaide hard. Ik had al mijn aandacht nodig om mijn auto op de weg te houden en ondertussen ook nog uit te kijken naar Ben en zijn auto. Bij de oude molen moest ik kiezen of ik rechtdoor zou gaan naar het volgende dorp of linksaf zou slaan over het oude dijkweggetje. Ik heb een hekel aan het kronkelende weggetje, maar Ben is dol op de scherpe bochten en het geweldige uitzicht bij mooi weer. Die avond was er nauwelijks sprake van uitzicht. Ik kon met moeite een paar meter voor me uit kijken en daardoor zag ik zijn auto pas staan toen ik er al voorbij was. Er was geen gelegenheid om te keren op het smalle weggetje, dus liet ik mijn auto midden op de weg staan. Door de stromende regen rende ik naar Ben zijn auto, die in de berm langs de weg stond. Ik zag geen sporen van een ongeluk. De auto leek gewoon netjes geparkeerd, alsof die daar was neergezet door iemand die op het land onderaan de dijk moest zijn. Het enige vreemde was dat de koplampen nog zwakjes brandden en de ruitenwissers nog langzaam heen en weer gingen. Ben zat nog gewoon achter het stuur. Hij bewoog niet. Ik trok het portier open, er klonk een belletje om aan te geven dat de verlichting nog brandde. De radio speelde vrolijke jazzmuziek. Ben zat onderuitgezakt in de bestuurdersstoel, hij had zijn gordel nog om. Zijn gezicht was aan de rechterkant scheefgezakt en zijn rechterarm hing slap langs zijn lichaam. Met dezelfde rechterarm had hij me een dag eerder nog een vlammend pak billenkoek gegeven en vreemd genoeg was dat het eerste waar ik aan moest denken. Ik probeerde Ben aan te kijken, maar het leek alsof ik geen contact kreeg.
‘Wat is er gebeurd?’, vroeg ik. ‘Wat is er met je?’
‘Ambulance’, wist Ben met heel veel moeite uit te brengen.
Zijn blik ging in de richting van zijn telefoon in de carkit op het dashboard. Ik pakte de telefoon uit de houder en belde 112. Op het display zag ik een enorm aantal gemiste oproepen staan. Ik probeerde er niet aan te denken hoe Ben daar uren lang gezeten had. Elke keer dat ik belde moest hij de telefoon gehoord hebben. En elke keer kon hij er net niet bij.
Terwijl we wachtten op de ambulance probeerde ik met Ben te praten. Ik probeerde te achterhalen wat er gebeurd was en wat er aan de hand was, maar Ben reageerde nauwelijks.
‘Kinderen?’, vroeg hij.
Ik zei dat de kinderen veilig thuis in bed lagen, maar dat ze zich wel erg veel zorgen maakten.
‘Bellen’, zei Ben.
Het leek me geen goed idee om Sanne te bellen en haar te vertellen wat er aan de hand was, terwijl ze helemaal alleen thuis was. Het arme kind zou ongetwijfeld vreselijk in paniek raken.
‘Ik bel straks’, zei ik beslist. ‘Eerst naar het ziekenhuis.’
Opnieuw vroeg ik wat er nu aan de hand was. Ben deed zijn best om iets te zeggen, maar dat lukte niet erg. Hij mompelde iets dat ik niet kon verstaan. Ik vroeg of hij het wilde herhalen, maar daar had hij geen kracht meer voor. Ben staarde alleen nog maar mismoedig voor zich uit. Ik bleef tegen hem praten,vertelde wat ik die dag gedaan had, maar hij reageerde nauwelijks.
De ambulance kwam met veel lawaai de dijk op rijden en stopte naast Ben zijn auto. De hele omgeving werd verlicht door de blauwe zwaailampen, alsof het onweerde. Twee mannen kwamen met grote tassen onder hun armen naar ons toegesneld. Ik werd door één van de mannen ruw aan mijn schouders naar achteren getrokken, waardoor ik mijn evenwicht verloor en achterover in een plas modder viel.
‘Hé, voorzichtig’, riep de andere man verontwaardigd en hij boog zich over Ben.
De man die me omver had getrokken knielde naast me en keek me bezorgd aan. Hij hielp me voorzichtig overeind.
‘U bent helemaal doorweekt’, zei hij.
Ik merkte dat het nog steeds regende. Ineens had ik het zo koud dat ik begon te klappertanden.
De ambulancechauffeur probeerde me mee naar de ambulance te leiden. Ik protesteerde en zei dat ik bij Ben wilde blijven. De chauffeur liet me los en liep door naar de ambulance. Hij liet mij gewoon staan, midden op de weg. Ik keek hem na terwijl hij steeds verder bij me vandaan liep. Een klein, dik mannetje in een groen fluorescerend pak, dat langzaam in de richting van het felle licht van de ambulance liep. Het was raar dat hij daar liep, zo midden op de dijk, hij en de ambulance hoorden daar duidelijk niet te zijn. Maar het was nog veel vreemder dat ik als versteend naar hem bleef staan kijken, terwijl hij helemaal niet belangrijk was.
‘Ben’, fluisterde ik tegen mezelf. ‘Ik moet weer naar Ben toe.’
Ik draaide me om en liep weer richting Ben zijn auto. De verpleegkundige zat over Ben heen gebogen en was van alles aan het doen. Ik wilde weten wat er gebeurde, maar ineens stond de ambulancechauffeur weer achter me. Hij sloeg een dikke, grijze deken om me heen en pakte me stevig vast. Niet zachtjes en voorzichtig, maar zo dat het behoorlijk pijn deed. Dagen later waren de blauwe plekken nog zichtbaar. Hij sleurde me mee naar de ambulance en duwde me naar binnen. Het was er licht en warm. Hij klapte een stoeltje uit één van de wanden.
‘Ga zitten’, zij hij.
Dat was zo ongeveer het laatste wat ik van plan was te doen. Ik duwde de chauffeur aan de kant.
‘Ik wil bij mijn man zijn, ik wil weten wat er aan de hand is’, gilde ik.
De chauffeur gaf me een handig zetje, zodat ik met een plof op het klapstoeltje belandde.
‘Au’, schreeuwde ik.
‘Ik heb u nauwelijks aangeraakt’, riep de chauffeur verontwaardigd.
Ik keek hem woedend aan. Natuurlijk was ik niet van plan om uit te leggen wat er zo’n pijn deed.
‘Ik wil naar mijn man, u mag me niet tegenhouden’, zei ik nog een keer.
‘U moet mijn collega zijn werk laten doen, dat is het beste voor uw man. U loopt alleen maar in de weg.’
‘Vertel me dan tenminste wat er met hem aan de hand is.’
‘Dat mag ik niet, dat mag alleen een arts doen.’
‘Er is hier geen arts en ook niemand anders die er iets van kan zeggen, dus bent u degene die het me moet vertellen. Het is hoogst onfatsoenlijk om me in onzekerheid te laten als u wel iets weet.’
‘Het mag echt niet.’
‘Kom op zeg. Als je flink genoeg bent om me aan mijn haren mee te sleuren, dan moet je ook zo flink zijn om je bek open te doen. Ik beloof je dat ik het aan niemand zal vertellen en ik zal heel verrast doen als de dokter straks de echte diagnose vertelt.’
De chauffeur keek me beledigd aan, maar dat kon me niets schelen. Ik keek hem aan zoals ik de kinderen aankijk als ze tegen me liegen. ‘De borende blik’, noemt Patrick dat.
De chauffeur kon er niet tegen, net als de kinderen. Hij keek naar de punten van zijn schoenen en zei dat Ben waarschijnlijk een hersenbloeding had gehad.
*
De voorlopige diagnose van de ambulancechauffeur werd een paar uur later bevestigd door een echte arts in een witte jas, een collega van Ben die wel eens met zijn vrouw bij ons had gegeten. Het was alweer ruim een half jaar geleden dat ik hem voor het laatst gezien had, maar hij herkende me gelukkig meteen. Ik kreeg een stevige omhelzing, dat deed hij vast niet bij al zijn patiënten. Daarna begon hij een lang verhaal met ingewikkelde medische termen.
Ik moest hem eraan helpen herinneren dat Ben de dokter was en niet ik. Hij glimlachte verlegen en ging over op normale spreektaal. Ik werd op geen enkele manier gespaard: Ben had een hersenbloeding gehad en was aan de rechterkant van zijn lichaam verlamd. Zijn gezicht was aan een kant scheefgezakt en hij had moeite met spreken. Er was een kleine kans op een nieuwe bloeding en daar kon Ben aan overlijden. Hij kreeg medicijnen en verder was het afwachten wat er gebeurde. Als de medicijnen aansloegen was het ook niet uitgesloten dat Ben volledig zou herstellen. Dat laatste hoorde ik nauwelijks meer, ik dacht alleen nog maar aan de woorden ‘kans op overlijden’. Ik wilde Ben meteen zien en ik wilde bij hem blijven, maar daar kwam niets van in. De dokter was daar heel duidelijk over. Ik mocht even bij Ben kijken, maar daarna moest ik naar huis gaan, naar de kinderen. Op dat moment dacht ik voor het eerst sinds we in de ambulance waren gestapt weer aan de kinderen. Die waren nog steeds met zijn drieën thuis. Meteen was ik ervan overtuigd dat ik een vreselijk slechte moeder was. In paniek schreeuwde ik dat ik meteen naar huis moest bellen.
‘Dat is al lang geregeld’, zei de dokter op geruststellende toon. ‘Toen je binnenkwam heb je ons een nummer gegeven en dat hebben we gebeld. Weet je dat niet meer?’
Ik kon me daar inderdaad helemaal niets meer van herinneren.
‘Een vriendin van jullie, ik ben haar naam even kwijt, is nu bij jullie thuis om op de kinderen te passen.’
Het was een enorme opluchting om dat te horen. Kennelijk had ik mijn zaken beter voor elkaar dan ik zelf dacht. De dokter gaf me een arm, alsof we samen een romantisch wandelingetje door het park gingen maken. Met de lift gingen we twee verdiepingen omlaag. Hij wees naar een bordje waar ‘Intensive care’ op stond.
‘Daar ligt hij voorlopig. Dan kunnen we hem het beste in de gaten houden.’
De klapdeuren in de gang gingen automatisch voor ons open. Ben lag alleen in een klein kamertje, zijn naam stond al in keurig getypte letters op het bordje naast de deur. Hij leek klein en kwetsbaar tussen al de slangen, apparaten en beeldschermen. Ik probeerde hem aan te kijken, maar er kwam geen reactie, het leek alsof er niemand thuis was.
‘Mag ik even met Ben alleen zijn?’, vroeg ik.
‘Vijf minuten. Ik zal alvast iemand roepen om je naar huis te brengen.’
Ik pakte een krukje en ging bij het hoofdeinde van Ben zijn bed zitten. Het harde hout van het krukje deed pijn aan mijn beurs geslagen achterwerk. Ik boog voorover, zodat mijn mond vlakbij Ben zijn oor was, en fluisterde dat ik er de hele dag aan gedacht had: aan zijn sterke arm die me vast had gepakt en me over zijn knie had getrokken en aan zijn grote, harde hand die mijn slipje omlaag had getrokken en van links naar rechts over mijn blote billen had gedanst, totdat die aanvoelden alsof ik veel te lang in de zon had gelegen. Ben reageerde er nauwelijks op. Ik dacht heel even een klein glimlachje te zien, maar later vroeg ik me af of ik me dat misschien had ingebeeld.
Er werd geklopt en de deur ging voorzichtig open. Het Indische meisje, waarvan ik eerder die avond nog gedacht had dat Ben misschien met haar in bed lag, stond in de deuropening.
‘Ik moet je nu naar huis brengen’, zei ze zachtjes.
‘Dat hoeft niet’, protesteerde ik.
‘Ik ben bang van wel’, zei ze. ‘De dokter heeft tegen me gezegd dat ik mijn baan kwijt ben als ik jou niet binnen een uur veilig thuis breng. En dat meende hij.’
Het meisje bracht me naar huis in haar rode Mini Cooper. Ze reed te hard. Ik vroeg of ik een sigaret mocht roken en ze wees naar de grote ‘niet roken’ stikker op het dashboard. Verder zei ze niets tegen me en ik zei ook niet meer dan nodig was om haar de weg te wijzen. Eén keer vergat ik om op tijd te waarschuwen, daardoor moesten we een stukje omrijden. We kwamen vrijwel langs de plek waar ik Ben had gevonden. Ik zag onze auto’s niet meer staan en ik vroeg me af waar die gebleven waren.
Ze stopte bij de oprit naar ons huis. Ik vroeg haar niet of ze mee naar binnen wilde komen, ze bood het zelf ook niet aan. Ze wenste me sterkte en reed weer weg.
Ons huis zag er nog precies hetzelfde uit. Er was natuurlijk ook geen enkele reden waarom dat niet zo zou zijn, maar toch viel het me op dat er niets veranderd was. Onze auto’s stonden zelfs weer gewoon op hun plaats in de schuur.
Mandy zat op de bank in de woonkamer. Ze wilde meteen weten hoe het nu was, maar ik wilde eerst weten hoe het met de kinderen ging.
‘Wel goed’, zei Mandy. ‘Sanne en Patrick zijn nog een paar keer beneden geweest, er zijn ook nog wel wat traantjes gevloeid. Ze hebben een hele tijd hier op de bank tegen me aan gelegen.
Eigenlijk wilden ze hier wachten totdat je weer thuis was, maar een uurtje geleden heb ik ze toch maar weer in bed gestopt. Volgens mij slapen ze nu. Ik heb zoveel mogelijk geprobeerd om ze gerust te stellen, maar ze hebben natuurlijk best door dat er iets aan de hand is.’
Mandy vroeg opnieuw hoe het nou met Ben was, maar ik wilde eerst zelf zien dat het goed ging met de kinderen. Ik liep naar boven en gluurde even in de verschillende slaapkamers. Het liefst was ik naar binnen gelopen om ze alledrie te knuffelen, maar dan waren ze zeker wakker geworden.
Ik vertelde Mandy heel kort wat er allemaal aan de hand was. Erg veel had ik niet te melden, ik merkte dat ik alle uitleg van de arts maar half mee had gekregen. Alleen het woord hersenbloeding was echt blijven hangen.
‘Meid, volgens mij ben je toe aan een goede borrel’, zei Mandy. Ze had ook wel door dat het niet het moment was voor diepgaande conversatie.
Ik ging op de bank zitten. Voor het eerst in een aantal uren had ik even een moment om tot mezelf te komen. Ik probeerde me een beetje te ontspannen, maar ineens begon ik vreselijk te trillen. Het leek wel een epileptische aanval.
‘Wow, voorlopig even geen drank voor jou!’, riep Mandy.
Ze pakte een dekentje, dat er nog lag van één van de kinderen, sloeg het om me heen en hield me stevig vast. De trillingen werden langzaam minder en verdwenen tenslotte helemaal.
‘Zal ik de huisarts maar bellen?’, vroeg Mandy geschrokken.
Ik schudde snel mijn hoofd. Voor één dag had ik genoeg doktoren gezien.
‘Het gaat al weer’, zei ik. ‘Laten we maar naar bed gaan.’
Anne (4)
Ik hoorde een hele tijd niets meer van de man. Toch kon ik hem niet goed uit mijn hoofd zetten. En ik werd ook nog bijna dagelijks aan hem herinnend, als Ben weer vroeg wanneer de auto nou eindelijk eens opgehaald zou worden. Ik had Ben maar weinig verteld over de koper van mijn auto, alleen het hoognodige. De enige die ik vertelde wat er die middag was gebeurd, was Mandy, mijn beste vriendin, mijn enige echte vriendin eigenlijk. Ik vertelde het haar tijdens ons wekelijkse bezoekje aan de sportschool. We hadden onze bbb oefeningen en de powerplate net gehad en we zaten in de sauna. Tegenover ons zaten twee hele jonge meiden met jaloersmakend strakke lijven. Ze bekeken ons van onder tot boven.
‘Keizersnee?’, vroeg één van de meisjes brutaal. Ze wees naar het lidteken op mijn buik.
Ik knikte stomverbaasd.
‘Ik wil later ook een keizersnee als ik kinderen krijg.’, zei het meisje tegen haar vriendin.
‘Dat lijkt me veel minder pijnlijk dan een gewone bevalling. Alleen jammer van dat lidteken, maar dat kun je misschien nog wel weer weg laten werken.’
Het meisje negeerde mij nu volkomen, alsof ze alweer vergeten was dat ze net iets tegen mij gezegd had. Ik draaide met om, met mijn rug naar de meisjes toe, legde mijn handdoek over een houten bankje en ging liggen, plat op mijn buik met mijn armen onder mijn kin. Mandy kwam naast me zitten. Ze keek me aan alsof ze het bijna uitproestte van het lachen. De meiden stonden op, sloegen hun handdoeken om zich heen en verlieten de sauna zonder nog een woord tegen ons te zeggen.
‘Heb je die superstrakke buikjes gezien?’, vroeg ik toen ze de deur achter zich dicht hadden gedaan. ‘Ze zouden voor elke leeftijdscategorie een aparte sauna moeten maken, want dit is wel heel erg confronterend.’
‘Ach, als je die schapen hoort blaten, dan ben je toch blij dat je wat ouder en wijzer bent.’, zei Mandy lachend.
‘Nou, volgens mij is Sanne al wijzer dan die meiden en die is toch nog heel wat jaartjes jonger.’, zei ik smalend. ‘Ze mogen blij zijn dat ze er zo goed uit zien, kunnen ze tenminste nog een rijke vent aan de haak slaan.’
‘En met die gedachte kunnen wij ons dan weer troosten.’, zei Mandy tevreden.
Ik begon het al aardig warm te krijgen en ook Mandy zag er enigszins verhit uit. Ze glom helemaal van de hitte en het zweet.
‘Ik moet je iets vertellen, maar je mag er met niemand over praten’, zei ik geheimzinnig.
Mandy keek me bezorgd aan, ze verwachtte kennelijk geen goed nieuws. Ik vertelde haar wat er gebeurd was. Mandy kon er alleen maar om lachen.
‘Meid, is dat nou zo’n groot geheim? Moet je me daarvoor nou zo laten schrikken? Ik dacht minstens dat je me zou gaan vertellen dat je weer zwanger bent.’, zei ze spottend.
Ik keek haar verwonderd aan. ‘Hoe kom je daar nou bij. Je weet toch dat Ben en ik geen kinderen meer willen.’
‘Nou ja, het had toch gekund. Vroeger riep je ook altijd dat je nooit kinderen wilde en nu heb je er drie. Ik begrijp gewoon niet waar je je zo druk over maakt. Een dansje in een stoffige schuur, op muziek uit een autoradio, het lijkt wel die slechte tienerfilm. Dirty dancing of hoe heet die ook al weer. Als je daardoor al van slag raakt, ben je volgens mij toe aan een stevige beurt.’
Een stevige beurt, dat is Mandy haar antwoord op elk mogelijk probleem. Meestal luister ik er al niet eens meer naar, maar dit keer voelde ik me geraakt en zelfs beledigd.
‘Ben en ik hebben een prima seksleven en dat weet jij best.’, zei ik boos.’
‘Ik weet nergens van.’, zei Mandy lachend. ‘Maar vertel…’
Ik nam nog een slokje water en keek Mandy vuil aan.
‘Kreng’, zei ik zonder geluid.
‘Wees maar blij dat ik zo’n kreng ben, dan haal je tenminste geen gekke dingen in je hoofd.’
‘Waarom luister ik eigenlijk naar jou, wie van ons tweeën is ook alweer gescheiden.’
Mandy maakte een gebaar alsof ze in haar hart geraakt werd.
‘Da’s gemeen!’, riep ze quasi verontwaardigd. ‘Wie heeft mij ook alweer aangeraden om te gaan scheiden?’
‘Misschien had jij wel niet naar mij moeten luisteren.’, zei ik met een brede glimlach.
‘Nee, voor dat advies ben ik je nog steeds dankbaar. Het beste dat me ooit is overkomen.’
Ze stond op en wikkelde zichzelf in haar badlaken.
‘Kom’, zei ze. ‘Het wordt hier veel te heet. Ik trakteer op een caloriearme fruitshake.’
*
Een paar dagen later liep ik in mijn eentje door Amsterdam. Ik had een afspraak met een tijdschrift om een opdracht voor een fotorapportage te bespreken. Het ging om een vrij grote opdracht die ik goed kon gebruiken, omdat mijn orderportefeuille behoorlijk leeg was. Ik had me dus extra goed voorbereid: nieuwe voorbeeldfoto’s gemaakt, naar de kapper geweest, met Mandy de stad in gegaan voor nieuwe kleren. Mandy had me meegenomen naar een hele dure winkel, me allerlei hele dure kleding laten passen en me uiteindelijk overgehaald om het allerduurste pakje te kopen. Een zwarte, strakke rok en een getailleerd jasje.
‘Niet voor iedereen weggelegd, maar u kunt het hebben’, had de verkoopster gezegd.
Het was natuurlijk een verkooppraatje, maar het vlijde me toch. Daarna hadden we nog nieuwe laarzen gekocht en nieuwe lingerie. Aan het eind van de dag had ik een klein vermogen uitgegeven.
‘Kun je allemaal aftrekken van je inkomsten voor de belasting.’, zei Mandy luchtig.
‘Dan moet ik eerst wel inkomsten hebben om het vanaf te trekken.’, dacht ik iets minder luchtig.
Het was erg mooi weer en ik was expres heel vroeg weg gegaan, zodat ik zeker op tijd zou zijn. Uiteindelijk kwam ik veel te vroeg aan, dus besloot ik om op mijn gemak nog wat langs de grachten te slenteren. Ik heb jaren in Amsterdam gewoond en eigenlijk mis ik de stad nog steeds een beetje. Elke keer als ik er kom, voel ik me meteen weer thuis.
Ik liep langs het smalle kroegje, waar ik vroeger altijd zat met een groepje studievriendinnen. Hele nachten zaten we aan een lange tafel te kletsen met veel witte wijn en zonder jongens. Ons kroegje was nu een koffieshop, je kon de weeë, zoetige wietlucht vanaf de straat ruiken. Een stukje verder, in een smal zijstraatje, stond mijn oude studentenhuis. Ik had een klein, gehorig kamertje op de bovenste verdieping, onder het schuine dak. Er stond een bed en een klein bureautje, meer paste er niet in. Maar het had ook een deur met een slot, waarvan ik de enige sleutel had. Het was het eerste plekje dat helemaal alleen van mij was. Nu waren de ramen en deuren dichtgetimmerd. Er stond een hek om het pand, met een groot bord van stadsvernieuwing. In de tijd dat ik er woonde, was het al een bouwval, dus het verbaasde me dat het huis er überhaupt nog stond.
De gebouwen rondom mijn oude huis waren bijna allemaal gesloopt en vervangen door moderne winkelpanden of kantoren. In één van de panden zat een grand café dat er wel leuk uitzag. Ik had nog wel tijd voor een kop koffie, dus ik ging even naar binnen. Daar zat hij, aan een tafeltje achterin het café. Met zijn grote lijf paste hij onmogelijk onder het tafeltje. Ik wilde me weer omdraaien en weglopen, maar hij had me al gezien. Hij zwaaide enthousiast, lachend van oor tot oor. Het leek me nog steeds verstandiger om weg te gaan, maar op één of andere manier lukte dat niet meer. Ik liep langzaam in zijn richting. Hij bleef rustig zitten en keek me uitdagend aan. Ik verwachtte dat hij me zou omhelzen en wild zou kussen, misschien hoopte ik het ook wel. Maar er gebeurde niets. Hij bood me glimlachend een stoel aan, wenkte de serveerster en vroeg wat ik wilde drinken. De serveerster, een klein meisje met een indrukwekkende hoeveelheid piercings, keek me ongeduldig aan. Ik bestelde snel een koffie verkeerd. De serveerster draaide zich met een ruk om, zonder iets te zeggen.
‘Zes’, zei hij.
‘Hè, wat?’, vroeg ik.
‘Ze heeft zes piercings, dat vroeg je je toch af?’
Ik keek hem verbaasd aan. Dat was inderdaad precies wat ik me afvroeg.
‘Zes voor zover je kunt zien, misschien zijn het er nog wel meer’, zei ik.
‘Ik weet heel zeker dat het er precies zes zijn.’
Het meisje kwam weer terug met mijn koffie. Gewone koffie, geen koffie verkeerd. Ze zette het kopje voor mijn neus zonder iets te zeggen. Het bonnetje gooide ze voor hem op tafel, waarbij ze hem bijzonder vuil aankeek.
‘Heb je haar iets aangedaan of zo?’, vroeg ik toen ze weer weg was.
‘Ik heb haar betoverd, Black magic you know.’, zei hij schaterend.
‘Met voodoo poppetjes en zo?’
‘Veel simpeler, gewoon een goede toverspreuk en een dansje rond een vuur. In Afrika ben ik medicijnman. Ik dans elke avond in mijn blote kont om een kampvuur om allerlei betoveringen uit te spreken.’
‘Dat zou ik wel eens willen zien.’
Hij bulderde van het lachen. Ik realiseerde me wat ik net gezegd had en haastte me om te zeggen dat ik mijn woorden niet zo bedoelde als hij ze uitlegde. Hij moest nog harder lachen en zei dat hij er niet aan twijfelde dat hij mijn woorden precies goed uitlegde. Daarbij keek hij me zo uitdagend aan, dat ik het ineens vreselijk warm kreeg. Ik had de neiging om mijn jasje uit te trekken, maar realiseerde me dat dat ook weer verkeerd uitgelegd kon worden. Dus hield ik mijn jasje maar aan. Ook andere dingen waarvan ik dacht dat ze verkeerd uitgelegd konden worden, liet ik achterwege. Maar of ik nou glimlachte, mijn benen over elkaar sloeg, een sigaret opstak of gewoon voorover boog om mijn koffie te pakken, steeds weer kreeg ik toch het gevoel dat hij het opgevatte als een signaal.
‘Dat is wel erg toevallig, dat ik je hier tegenkom’, zei ik om maar wat te zeggen te hebben.
‘Geen toeval, ook tovenarij. Ik heb je gewoon zo sterk aan je gedacht dat je hier vanzelf naartoe werd geleid.’
‘Oh, dus daar had ik zelf niets meer over te zeggen.’
‘Natuurlijk wel, het werkt alleen als jij ook aan mij denkt.’
Ik vroeg me af of hij het echt meende, of hij echt dacht dat ik onder de indruk zou zijn van een sprookje dat Timmy nog niet eens zou geloven, of dat hij me voor de gek hield.
‘Even serieus’, zei ik met een welwillend glimlachje. ‘Wat doe je hier in Amsterdam.’
‘Ik ben niet alleen autohandelaar, ik handel ook in drugs en vrouwen. En dan is Amsterdam natuurlijk de place to be.’
‘Als je niet gewoon antwoord op een vraag kunt geven, dan ga ik wel weg.’, zei ik nijdig.
Ik kwam half overeind, maar hij hield me tegen.
‘Relax’, zei hij. ‘We kunnen toch wel gewoon een beetje praten over niets. Waarom zo serieus?’
‘Ik houd niet van praten over niets. Ik ben nieuwsgierig en ik wil je beter leren kennen, omdat ik nog niet vaak iemand als jij heb ontmoet. Maar als jij dat niet wilt, dan ga ik wel weg.’
‘Iemand als ik…… Een zwarte bedoel je?’
‘Ik ken weinig zwarte Afrikanen.’, gaf ik toe. ‘Maar hoeveel blanke, Hollandse moeders kan jij?’
Daar moest hij mij weer gelijk in geven. Hij wenkte de serveerster en bestelde nog een keer hetzelfde. Het meisje keek nu nog chagrijniger dan daarnet. Hij legde zijn arm om haar middel, fluisterde aardig klinkende woordjes in een vreemde taal en gaf haar een flinke tik op haar achterwerk. Het meisje zag er meteen een stuk vrolijker uit. Ik keek toe en merkte dat ik een beetje jaloers werd.
‘Wat heb je nou tegen haar gezegd?’
‘Dat ik haar ga ontslaan als ze niet snel een beetje normaal doet, maar ik denk niet dat ze dat verstaan heeft. Mijn gebaren zullen waarschijnlijk meer geholpen hebben.’
‘Ontslaan, ben je haar baas dan?’
‘Ja, dit is mijn café, net twee maanden open.’
‘Hoe is het mogelijk’, dacht ik. ‘Ik loop in Amsterdam zomaar een café binnen en daar zit hij niet alleen, het café blijkt ook nog eens van hemzelf te zijn. Ik moet straks een lot in de staatsloterij gaan kopen, want de kans dat ik die win is groter dan dit.’
‘Hoe kom jij in godsnaam aan een café in Amsterdam?’, vroeg ik.
‘Dat is een lang verhaal.’
Hij leende een sigaret uit het pakje dat voor me op tafel lag, leunde achterover en begon te vertellen.
Hij vertelde dat hij Albert heette en uit Zuid Afrika kwam. Ik dacht meteen aan apartheid, aan mijn studententijd en aan mijn eerste grote liefde, die fanatiek actie voerde tegen alles wat in zijn ogen verkeerd was. In de periode dat ik zijn vriendinnetje was, deed ik daar net zo fanatiek aan mee. Ik heb zelfs nog een nacht in een politiecel gezeten, omdat ik slangen had doorgesneden bij een pompstation van Shell. Toen ik dit verhaal met lichte trots aan Albert vertelde, keek hij me alleen maar stomverbaasd aan en hij schudde zijn hoofd.
‘Jullie blanken denken ook altijd dat je weet wat goed voor ons is.’, zei hij verontwaardigd.
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Dat zal ik je precies uitleggen.’
Albert kwam wild gebarend overeind. Hij keek me zo dreigend aan dat ik er bang van werd.
Het bleek dat Albert juist in die jaren voor de Shell gewerkt had en volgens hem waren bedrijven als Shell juist het perfecte middel tegen apartheid geweest.
‘Wat je hier om je heen ziet heb ik allemaal zelf verdiend, door hard te werken bij de Shell. Zo heb ik mijn eigen vrijheid verdiend en daar heb ik van niemand hulp bij nodig gehad.’
Hij keek me triomfantelijk aan. Ik voelde me net een dom gansje van zestien, dat van een ouder en wijzer iemand krijgt uitgelegd hoe het leven in elkaar zit.
‘Sorry’, was het enige wat ik nog wist te zeggen, ook al kon ik eigenlijk niet bedenken waarvoor ik mijn excuses moest aanbieden. Maar het stemde Albert in elk geval iets milder. Hij ging zitten en schudde geërgerd zijn hoofd.
‘Ik kan dat nooit begrijpen. Van die idealisten die zo zeker weten dat ze gelijk hebben, dat ze zich nooit eens afvragen of het eigenlijk wel goed is waar ze mee bezig zijn. Gelukkig hebben jullie niet veel bereikt met jullie acties.’
Hoewel ik me niet schuldig voelde, vond ik het toch nodig om me te verdedigen.
‘Ik deed die acties niet uit idealisme, ik wist nauwelijks waar het over ging. Het was puur vanwege mijn vriendje dat ik meedeed. Ik deed alles wat hij maar wilde, zo wanhopig verliefd was ik op hem.’
‘Alles?’, vroeg hij geïnteresseerd.
‘Dat ook ja’, zei ik geërgerd. ‘Eigenlijk deden we maar twee dingen: actievoeren en vrijen.’
‘En met hem ben je nu getrouwd?’
‘God nee, gelukkig niet zeg. Hij was eigenlijk een onmogelijk iemand om mee samen te leven. Na een half jaar heb ik hem genadeloos gedumpt. Heel spectaculair: al zijn kleren op straat gegooid en zo. Daarna heb ik hem nooit meer gezien.’
‘Zijn verdiende loon.’ Albert glimlachte tevreden.
Het werd voller en voller in het café. Buiten was het gaan regenen en veel mensen vluchtten naar binnen. Albert stond op en nodigde me uit voor een korte rondleiding. Trots liet hij me de keuken, het restaurant en de dansvloeren zien. Plagerig vroeg hij of ik nog geoefend had op mijn danspasjes. Als reactie gaf ik hem een zacht tikje tegen zijn bovenarm. Het was de eerste keer die dag dat ik hem aanraakte. Het voelde spannend, alsof er een elektrisch stroompje door me heen liep. Ik zag dat hij het ook voelde. Het leek of hij er ook een beetje van schrok, want hij staarde even verlegen uit het raam naar buiten. Voor het eerst merkte ik bij hem iets van twijfel en onzekerheid. Met aarzelende gebaren wees hij me de weg naar het volgende vertrek. Door zijn reactie was ik ineens vol zelfvertrouwen. Het leek me wel leuk om eens een beetje met hem te spelen, zoals hij tot nu toe met mij had gespeeld. Vroeger was ik daar erg goed in en ik wilde wel eens weten of ik het nog kon. Met iets meer heupbeweging dan strikt noodzakelijk ging ik hem voor de trap op. Ik voelde zijn ogen in mijn rug. Het was wel duidelijk waar hij naar keek. Ik zorgde dat ik hem net ver genoeg voor bleef, hij mocht kijken maar niet aanraken. Bovenaan de trap was een lange, smalle gang. Ik had natuurlijk geen idee welke kant ik op moest. Albert wurmde zich in de smalle ruimte langs me heen, waarbij hij me zogenaamd per ongeluk even aanraakte. Hij opende een deur en leidde me met een voorzichtig duwtje in mijn rug naar binnen. We stonden midden in een ruim vertrek met aan alle kanten grote ramen. Als vanzelf liep ik naar één van de ramen. Het uitzicht over de stad was geweldig. Ik zag onder me de mensen voorbij lopen, zonder dat ze door hadden dat ik ze kon zien. Albert kwam vlak achter me staan en keek over mijn schouder mee. Ik zag zijn gezicht weerspiegelen in het glas. Hij raakte me niet aan, maar toch voelde ik dat hij heel dichtbij was. Ik merkte dat ik het niet onprettig vond. Meestal vind ik het vervelend als mensen heel dicht bij me komen, maar bij hem had ik er geen moeite mee. Zo stonden we een tijdje zwijgend naar buiten te staren. Toen legde hij heel voorzichtig zijn hand in de holte van mijn rug. Ik schrok. Aanraken was wat mij betreft niet toegestaan. Niet omdat ik het niet wilde, maar omdat ik bang was dat ik de controle kwijt zou raken en me zou laten meeslepen. Dat was me vroeger vaak genoeg overkomen en dat en dat eindigde dan altijd op dezelfde manier. Sinds ik Ben kende was dat niet meer voorgekomen en het mocht nu ook absoluut niet gebeuren, maar de verleiding was wel behoorlijk groot. Ik zette een stap opzij en draaide me om, zodat ik met mijn rug naar de ramen toe stond. Albert deed heel galant een paar passen de andere kant op, zodat ik wat meer ruimte kreeg. Ik keek om me heen. Het vertrek was eigenlijk een complete woning. Er was een zithoek, een kookeiland en een groot tweepersoonsbed. Onwillekeurig vroeg ik mezelf af wat er allemaal in dat bed gebeurde.
‘Niet aan denken.’, zei ik tegen mezelf. ‘Niet aan denken en vooral niet naar vragen.’
Ik deed mijn uiterste best om naar iets anders dan het bed te kijken. Het was een mooie ruimte met designmeubelen en moderne kunstwerken aan de muur, waarschijnlijk ingericht door een binnenhuisarchitect. Maar de ruimte leek ook erg netjes en opgeruimd, alsof er niet echt iemand woonde.
‘Je komt hier niet zo vaak, zeker?’, vroeg ik.
‘Alleen als ik in Amsterdam ben en dat is hooguit één keer per maand. Eigenlijk woon ik in Londen.’
Ik knikte en betrapte mezelf erop dat ik nauwelijks luisterde naar wat hij zei.
‘Zei hij nou Londen?’, vroeg ik me verbaasd af.
Als vanzelf was mijn blik weer zijn kant op gegaan en ik stond hem ongegeneerd aan te staren. Ik zag dat hij net zo ongegeneerd terugstaarde. We deden een wedstrijdje wie het langst kon staren. Albert had er het eerste genoeg van. Zijn blik zakte van mijn gezicht naar beneden, totdat hij me met zijn ogen helemaal uitgekleed had. Daarna zette hij de volgende stap. Hij pakte me stevig bij mijn heupen en liet me om mijn as draaien, zodat ik weer met mijn rug tegen hem aan stond. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen en ik hoorde zware, hijgerige ademhaling, maar ik wist niet zeker of dat nou die van mij of die van Albert was. Hij was in elk geval behoorlijk opgewonden en hij was ook niet van plan om nog geheimzinnig te doen over zijn bedoelingen. Zijn handen gleden van mijn heupen af naar achteren, naar de sluiting van mijn rok. Mijn handen schoten snel naar achteren om hem tegen te houden.
‘Dat is niet de bedoeling.’
Albert duwde me van zich af. Ik struikelde bijna.
‘Wat is dan wel de bedoeling?’, vroeg Albert boos. ‘Je loopt me hier duidelijk te versieren, maar als het erop aankomt is het ineens niet de bedoeling.’
‘Ik ben getrouwd.’, zei ik laf.
‘En dat bedenk je nu ineens. Daar had je wel eens wat eerder aan kunnen denken. Voor een getrouwde vrouw ben je al veel te ver gegaan. Als je man dit hoort, krijg je vast een flink pak voor je blote kont.’
Ik schrok verschrikkelijk.
‘Volgens mij zit ik er niet ver naast.’, zei Albert gemeen. ‘Zeg maar wat je wilt hoor: een pak slaag of een stevige beurt, het kan allebei.’
‘Heb je die stevige beurt weer’, dacht ik. En hoewel die beurt tot een paar minuten erg aantrekkelijk had geleken, wilde ik nu nog maar één ding: wegwezen.
Terwijl ik dat dacht, schoot me ineens ook nog iets anders te binnen.
‘Hoe laat was het eigenlijk?’
‘Veel te laat’, wist ik meteen.
Ik durfde nauwelijks op de klok te kijken en toen ik dat uiteindelijk toch deed, zag ik dat ik al meer dan een uur te laat was voor de afspraak met mijn nieuwe klant.
‘Ik moet weg’, stamelde ik. ‘Te laat voor een afspraak.’
‘Okee, nou jammer, het was gezellig en doe de groeten aan je man’, zei Albert cynisch. ‘Ik bel je nog wel over de auto.’
Beneden in het café liep ik bijna het meisje met de piercings omver. Ze liep net langs met een dienblad vol glazen toen ik de trap af kwam stormen. Ze riep me nog iets na, maar dat hoorde ik niet meer. Ik rende de straat op, zo snel als mogelijk was op mijn hoge hakken. Binnen een paar minuten was ik bij het kantoor waar ik een afspraak had.
De receptioniste keek me verbaasd aan en zei dat degene waar ik een afspraak mee had niet meer in het gebouw was. Ik vroeg of ik hem aan de telefoon kon krijgen. Ze draaide een nummer en gaf me het toestel. Zijn secretaresse zei nog een keer dat hij er niet meer was en dat ik hem ook niet kon spreken. Ik moest het later maar weer proberen. Verslagen liep ik het gebouw weer uit. Vanuit een café, niet het café van Albert, bleef ik proberen om mijn opdrachtgever aan de telefoon te krijgen. Steeds weer kreeg ik zijn secretaresse en steeds weer was de boodschap hetzelfde: ik moest later maar terugbellen. Uiteindelijk kreeg ik hem aan de telefoon. Zijn boodschap was duidelijk: hij wilde me niet spreken en hij was niet meer geïnteresseerd in mijn diensten. Het duurde even tot het tot me doordrong wat dat betekende: geen nieuwe klant, geen grote opdracht, nog steeds te weinig werk en te weinig inkomsten. Al het werk en alle tijd die ik al aan deze klant had besteed, allemaal voor niets. En dat alleen maar omdat ik te beroerd was geweest om de tijd in de gaten te houden. Ik belde Ben en vertelde hem wat er gebeurd was, alleen de reden waarom ik te laat was geweest verdraaide ik een beetje. Ben hoorde het rustig aan, hij zei niet erg veel. Hij werd niet boos, maakte me geen verwijten, eigenlijk luisterde hij alleen maar. Hoe langer ik met Ben praatte, hoe schuldiger ik me voelde en hoe meer van streek ik raakte. Uiteindelijk zat ik te huilen aan de telefoon. De mensen in het café keken me aan met een mengeling van schrik, nieuwsgierigheid en verbazing. Ben kon door de telefoon natuurlijk ook horen dat ik zat te huilen. Hij probeerde me niet te troosten, maar vertelde me op kalme toon wat ik moest doen. Ik moest zo snel mogelijk naar huis komen, niet met de auto, maar met de trein. En ik moest bellen als ik in de trein zat. Ik protesteerde, want ik wilde de auto niet achterlaten, dat was alleen maar lastig.
‘Kom jij nou maar gewoon met de trein.’, zei Ben onverstoorbaar. ‘Het is toch al niet je dag, daar kunnen we geen ongelukken bij gebruiken. Die opdracht gemist, zere billen, het is allemaal al vervelend genoeg.’
Ik was nog te verward om hem meteen te begrijpen.
‘Zere billen? Ik heb helemaal geen zere billen.’
‘Nu nog niet nee, maar dat komt nog wel.’
*
Ik zag Ben niet op het perron staan toen ik uit de trein stapte. In zijn plaats stond Tonny me op te wachten. Ik was nog zo in gedachten dat ik haar gewoon voorbij liep. Ze kwam achter me aan gerend en tikte me op mijn schouder. Zoals altijd lachte ze vrolijk. Meteen voelde ik me weer schuldig, want ik had Tonny een rolletje als model beloofd in mijn eerstvolgende fotorapportage. En die kwam er nu voorlopig niet. Ik had er nog niet eens aan gedacht dat ik Tonny ook moest vertellen dat het allemaal niet door ging. Maar gelukkig bleek ze dat al lang te weten. Ze leek het ook helemaal niet zo erg te vinden.
‘Misschien is het maar beter zo’, zei ze opgewekt. ‘Als internationaal topmodel was ik toch alleen maar aan de drugs geraakt.’
Ik kon er met veel moeite een beetje om lachen. In elk geval was ik blij dat Tonny het zo sportief opvatte. Waarschijnlijk had Ben haar al ingelicht en opgevrolijkt met een paar charmante opmerkingen. Daarna had hij haar dus naar mij toe gestuurd. Ik vroeg me af waarom. Tonny wist het ook niet echt. Ze zei dat mijnheer Ben haar had gebeld en gevraagd had of ze even op Timmy en Patrick wilde passen. Hij was met Sanne weggegaan en alleen teruggekomen. Daarna had hij ook Patrick en Timmy weggebracht. Timmy had nog geprotesteerd, hij wilde liever thuisblijven, maar Ben was onverbiddelijk geweest.
‘Ik had ook best bij jullie thuis op Timmy willen passen’, zei Tonny verontwaardigd.
‘Ik denk dat Ben de kinderen even kwijt wilde’, zei ik voorzichtig.
‘Oh, ik begrijp het. Jullie gaan….’ Ze brak haar zin af, sloeg haar hand voor haar mond en keek me geschrokken aan. Haar gezicht werd vuurrood van schaamte. Ik geneerde me net zo erg, maar moest er toch ook wel om lachen.
‘Ik kan me voorstellen dat je begrijpt wat Ben en ik gaan doen lieverd, maar eigenlijk hoor je dat niet te laten merken.’
Tonny grinnikte beschaamd. Ik gaf haar een snelle knuffel.
‘Hoe gaan we naar huis? Heeft Ben dat geregeld of moeten we lopen?’
‘De taxi staat te wachten.’
*
De taxi zette Tonny bij haar huis af. Ik stapte ook uit. Het was nog maar een klein stukje lopen naar ons eigen huis en ik had wel behoefte aan een beetje frisse lucht. Van veraf kon ik al zien dat er rook uit de schoorsteen van ons huis kwam. De open haard was dus aan.
Ben zat in de woonkamer op me te wachten, ontspannen achterover geleund in een gemakkelijke stoel met een glas whisky binnen handbereik. Hij leek niet boos of geïrriteerd. Alles leek volkomen normaal, klaar voor een rustig avondje met zijn tweeën. Er was maar één ding dat erop duidde dat er mogelijk iets ging gebeuren: op de armleuning van Ben zijn stoel lag een houten haarborstel. Ben besteedde geen aandacht aan de borstel, deed alsof die er toevallig lag. Hij gaf me ook een glas whisky en leidde me naar het kleed voor de haard. Het kleed voor de haard is één van mijn favoriete plekjes om te vrijen, dus ik dacht even dat Ben me probeerde te verleiden. De gloed van het haardvuur en de warmte van de whisky brachten me ook al aardig in de stemming. Ben kwam achter me zitten. Hij masseerde mijn nek en schouders. Terwijl hij dat deed moest ik vertellen wat er die middag allemaal gebeurd was. Hij wilde het precies weten. Ik vertelde alles, maar daarbij verdraaide ik de waarheid wel een beetje. Albert werd een oude vriendin uit mijn studietijd. Ben vroeg nog wie ze was en hoe ze heette. Albertine was het enige dat ik zo snel kon bedenken.
‘Je kent haar toch niet’, voegde ik er nog snel aan toe.
‘Je moet haar maar eens aanwijzen op een oude foto. Misschien ken ik haar toch wel. Is ze een beetje knap?’
Ben knoopte mijn bloesje los en ging verder met het masseren van mijn schouders.
‘Als ik toch moet liegen dan doe ik het ook meteen goed.’, dacht ik.
Binnen een paar seconden had ik bedacht wie van mijn studievriendinnen de rol van Albertina mocht gaan spelen. In het echt heette ze Brechtje en ze was na ons afstuderen geëmigreerd naar Australië. Een veilige keuze, leek me.
‘Vroeger was ze een klein, fragiel meisje met een hele blanke huid en lang rood haar. Echt een schatje om te zien. Volgens mij heb ik nog ergens een hele spannende foto waar ik samen met haar op sta. Als je heel lief voor me bent mag je die misschien wel zien.’
Ben beet heel zachtjes in mijn nek.
‘Als jij spannende foto’s hebt die ik nog nooit heb gezien, weet ik niet of jij het wel verdient dat ik lief voor je ben.’
‘Dan krijg je die foto’s ook niet te zien. Zelf weten.’
Ben moest lachten. Hij gaf zich gewonnen. Heel langzaam trok hij al mijn kleren uit. Ik kreeg zachte kusjes op elk vrijgekomen plekje van mijn lichaam. Toen ik helemaal naakt was zette hij me op handen en knieën voor de open haard, met mijn hoofd naar het vuur. Ik keek over mijn schouder naar de opgewonden blik op zijn gezicht. Hij kleedde zich uit, ging op zijn knieën achter me staan en legde zijn handen op mijn heupen.
‘Ben je er klaar voor?’, vroeg hij met geknepen stem.
Ik hoefde geen antwoord meer te geven.
Na afloop lagen we tegen elkaar aan op het kleed. Ik voelde me heerlijk ontspannen. Seks is altijd een goede manier om opgekropte stress kwijt te raken. Ik legde mijn hoofd op zijn borst en luisterde naar zijn hartslag. Ineens hoorde ik zijn maag rommelen.
‘Heb jij ook zo’n honger?’, vroeg ik lachend.
*
Ben zorgde voor het eten, terwijl ik een heerlijk warm bad nam. Ik werd er zalig loom van en moest oppassen dat ik niet in slaap viel. Ben kwam nog even binnen om me een glaasje wijn te brengen.
‘Wat wordt er toch goed voor me gezorgd’, dacht ik schuldbewust.
Eigenlijk verdiende ik dit allemaal niet, zeker niet nu ik Ben ook nog eens had voorgelogen. Maar op één of andere manier leek het allemaal niet zo erg. Het was gewoon onderdeel van het spel, zo hield ik mezelf voor. Ben kwam me halen voor het eten. Hij hielp me uit bad en droogde me af met een grote, zachte handdoek. Ik trok nog even snel een spijkerbroek en een bloesje aan en rende toen achter hem aan de trap af.
Ben had zelfgemaakte pasta gekookt, met tomatensaus van verse tomaten uit onze eigen kas en stukken kippenvlees van één van onze eigen kippen, die Ben de week daarvoor eigenhandig had geslacht. De kinderen hadden ervan gegruweld en ik had ook meegedaan, maar stiekem had ik er ook wel bewondering voor dat Ben dat soort dingen gewoon zonder pardon deed.
Na het eten voelde ik me ineens vreselijk moe. Ik wilde naar bed gaan, maar Ben hield me tegen.
‘Volgens mij hebben wij nog iets af te handelen’, zei hij streng. ‘Ik zal je leren om voortaan op tijd te komen voor belangrijke afspraken.’
Ik was niet verrast. In mijn achterhoofd had ik vanaf het moment dat ik thuiskwam geweten dat dit zou gaan gebeuren. Ben pakte de haarborstel, die al die tijd had klaargelegen. Uit een la in de grote kast haalde hij een satijnen sjaal en een fluwelen handschoen. De handschoen had ik nog niet eerder gezien. Ben ging op de bank zitten met de borstel, de sjaal en de handschoen voor hem op tafel. Ik mocht mijn spijkerbroek en mijn broekje naar beneden doen, al was ‘mocht’ in dit geval een wat vreemde uitdrukking. Als ik het niet deed, zou hij het ongetwijfeld wel voor me doen. Ben pakte me stevig vast en legde me over zijn knie. Met kussens op de juiste plaatsen zorgde ervoor dat ik comfortabel lag. Het voelde vertrouwd en veilig, hoewel ik wist dat het veel pijn zou gaan doen. Toen ik daar zo lag, moest ik tot mijn eigen verbazing aan Albert denken. Die middag had ik wel met hem naar bed gewild en eigenlijk wilde ik dat nog steeds, maar of ik dit ook met hem zou kunnen? Ik rilde haast bij de gedachte.
Ben schoof wat heen en weer met de kussens, totdat ik precies goed lag.
‘Je kontje nog ietsje verder omhoog. Ja, zo is het goed. Geef me je handen.’
Ik stak mijn armen omhoog, zodat hij ze bij de polsen kon vastpakken. Met de sjaal bond hij mijn polsen stevig aan elkaar, zodat ik mijn billen niet kon bedekken of kon wrijven. Ik kon geen kant meer op, ook al zou ik willen. Het enige wat ik nog kon doen was mijn billen omhoog duwen en mijn straf in ontvangst nemen. Ben schoof mijn bloesje nog wat omhoog.
‘Zoals je vast wel gezien hebt, is deze borstel vrij klein. Heel geschikt dus om je kontje bil voor bil op te warmen. Daar wou ik maar eens mee beginnen. Is dat goed?’.
‘Ik lig hier over zijn knie met mijn handen op mijn rug gebonden en dan gaat hij nog eens vragen of het goed is’, dacht ik in stilte. ‘Hij moet niet vragen, hij moet gewoon doen. Dat is zijn rol’.
Bijna zei ik er wat van, maar ik bedacht net op tijd dat bijdehante opmerkingen ook niet echt bij mijn rol pasten.
‘Ik wacht op een antwoord’, zei hij rustig.
‘Ja, dat is goed’, antwoordde ik met een zucht.
Hij tilde de borstel op. Ik sloot mijn ogen en wachtte gespannen af, maar hij legde de borstel ook weer zachtjes terug. Automatisch zakte de spanning weer een beetje weg. Meteen kreeg ik een venijnige tik, midden op mijn linker bil. De klap kwam zo onverwacht dat ik bijna een gil slaakte, maar die kon ik nog net op tijd inslikken. Ik beet op mijn tanden toen hij de borstel weer optilde. Hij wachtte nog even tot het gevoel van de eerste klap helemaal tot me was doorgedrongen, daarna kreeg mijn rechterbil dezelfde behandeling. Zo ging hij verder in een langzaam ritme, elke slag heel nauwkeurig gemikt op een plekje waar de borstel nog niet geweest was. Van links naar rechts en van rechts weer naar links, zodat de bil die niet aan de beurt was steeds een heel klein beetje kon herstellen. Ik probeerde mijn lichaam zo stil mogelijk te houden, maar dat koste erg veel moeite. Het deed zeer, heel erg zeer. Elke slag zorgde voor een nieuw brandje op één van mijn billen. Er was al bijna geen plekje meer over waar de borstel nog niet geweest was, daardoor ging de pijn van de slagen steeds dieper.
Hij ging rustig door in hetzelfde tempo, geen versnelling, geen vertraging, steeds hetzelfde ritme. Het leek wel een uurwerk. Ik kon niet meer stil blijven liggen. Elke keer als hij een gevoelig plekje raakte, trappelde ik met mijn benen in de lucht.
Ineens stopte hij. Het duurde even voordat ik het door had. In plaats van de harde borstel voelde ik nu iets ongelofelijk zachts over mijn billen glijden. De fluwelen hand gleed heel voorzichtig van mijn bovenbeen naar de holte van mijn rug en weer terug. Het was een zachte, voorzichtige aanraking, die zorgde voor een hele lichte, tintelende pijn.
‘Voel je hoe zacht dat fluweel is?’, vroeg hij.
Ik kon alleen nog maar knikken.
‘We gaan hard en zacht een beetje afwisselen, dan houd je het wat langer vol.’
Ik schrok een beetje van zijn woorden. Ze klonken dreigend en opwindend tegelijk.
Hij ging rustig verder met strelen, ook hier nam hij alle tijd voor. Het leek alsof de pijn inderdaad een heel klein beetje wegzakte. Maar dat veranderde snel toen hij de borstel weer ter hand nam. Ik kreeg slagen midden over mijn billen in een hoog tempo. Geen afwisseling meer, gewoon een regen van harde klappen. Wat deed dat ongelofelijk zeer. Het lukte me niet meer om stil te zijn. Ik schreeuwde het uit en de eerste echte tranen rolden over mijn wangen. Hij stopte weer en veegde met de handschoen de tranen van mijn gezicht. Ik kon zien dat hij onder de indruk was en even was ik bang dat hij al ging stoppen, maar hij zette gelukkig door.
‘Ik wil pas stoppen als je een mooi egaal rood kontje hebt, maar ik ben nog niet helemaal tevreden. Ik zal met de hand nog even de plekjes doen waar ik met de borstel niet bij kon’.
Hij duwde mijn benen van de bank en klemde ze stevig tussen zijn eigen benen, zodat ik niet meer kon spartelen. Met de vlakke hand gaf hij me een flink pak ouderwetse billenkoek. Het deed iets minder pijn dan de slagen met de borstel, maar nog steeds genoeg om me te laten gillen. Ben heeft grote, sterke handen en daarmee is hij ook heel goed in staat om mijn billen te laten gloeien. De schrijnende pijn was bijna niet meer uit te houden. Ik probeerde me te bewegen om de slagen te ontwijken, maar dat was zinloos. Hij klemde me nog steviger vast en ging onverstoorbaar verder. Ik schreeuwde dat het genoeg was, maar ook dat had geen zin. Het is pas genoeg als hij vindt dat het genoeg is.
‘Nog een paar tikjes maar, dan is het voorbij’, zei hij rustig.
Hij leek zijn best te doen om de laatste paar klappen nog extra venijnig te maken. Vier snelle tikken kreeg ik nog, toen was het eindelijk voorbij. Hij maakt het lint om mijn polsen los en hielp me overeind. Heel voorzichtig voelde ik aan mijn achterwerk. Het gloeide en voelde wel twee keer zo groot als normaal. Ik haalde een paar keer diep adem om het huilerige gevoel kwijt te raken. Door mijn tranen keek ik hem aan en ik glimlach flauwtjes. Ik was hem dankbaar. Hij glimlachte ook flauwtjes en inspecteerde de kleur van mijn billen. Mooi egaal rood, zoals hij beloofd had.
Anne (3)
De volgende morgen ging het nog niet veel beter met Sanne. Ze wilde niet mee joggen, terwijl ze anders vrij fanatiek is, omdat ze is bang dat ze een dikke kont zal krijgen (Ze weet nog niet dat ze die toch wel zal krijgen, omdat ze erfelijk belast is). Ik besloot om haar een beetje zelfmedelijden te gunnen en zei dat ze een dagje thuis mocht blijven.
‘Eén dagje maar, morgen ga je weer gewoon naar school’, zei ik streng.
Ze knikte braaf, dankbaar dat ze haar vriendinnen nog even niet onder ogen hoefde te komen. Ik bracht haar thee en een beschuitje op bed. Timmy was ook al wakker en slofte in zijn pyjama achter me aan Sanne haar kamer in. Hij keek me verbaasd aan toen hij zag dat ze nog in bed lag.
‘Sanne ziek?’, vroeg hij bezorgd.
Sanne keek me smekend aan. Ze houdt er niet van als Timmy zomaar haar kamer in loopt. Hij kiest altijd de meest ongelukkige momenten uit: als ze net met een vriendin aan de telefoon zit of als ze in haar blootje staat.
‘Sanne is een beetje verdrietig, laat haar maar even met rust’, zei ik en ik nam Timmy mee de kamer uit. Hij begreep er niets van en bleef tijdens het wassen en aankleden allerlei vragen stellen. Ook tijdens het ontbijt was hij dwars en moeilijk. Hij wilde niets eten en voordat hij naar school ging wilde hij persé nog even bij Sanne kijken. Heel voorzichtig keken we even bij haar naar binnen. Sanne sliep. Haar beschuitje had ze niet aangeraakt.
Het regende die morgen en Patrick had geen zin om op de fiets naar school te gaan. Hij vond dat als Sanne thuis mocht blijven we hem toch ook wel even naar school konden brengen. Ik zag het verband niet, maar vond het ook wat sneu voor hem als hij helemaal nat regende. Dat betekende wel dat Ben en ik allebei op pad moesten, want de scholen van Timmy en Patrick liggen in verschillende plaatsen. We spelen wel vaker voor taxibedrijf, dus daar draaiden we onze hand ook niet voor om. Ben ging op stap met Timmy en ik met Patrick. Zodra we het erf af waren begon Patrick aan de knoppen van de autoradio te draaien, en al gauw schalde de rapmuziek uit de speakers. Patrick rapte vol overtuiging mee, met veel ‘Yo’ en ‘Motherfocker’, wat hij uitsprak als ‘modderfokker’. Na een aantal nummers begon het toch wel erg pijn te doen aan mijn oren en zette ik de radio zachter.
‘Wat ga je vanmiddag doen?’, vroeg ik.
‘Ik moet vanmiddag naar het feestje van Karel, dat heb ik toch gezegd.’ Patrick keek me verontwaardigd aan.
Er begon me inderdaad iets te dagen.
‘Je bent het toch niet vergeten hè’, zei Patrick geschrokken.
Natuurlijk was ik het wel vergeten. Het stond ook niet op de kalender, dat wist ik zeker. Ik rekende snel in mijn hoofd uit of het allemaal paste. Patrick van school halen, samen een cadeautje voor Karel kopen, Patrick naar Karel brengen. Het zou allemaal net kunnen, maar alleen als Sanne Timmy van school kon halen. Ineens dacht ik weer aan de man die mijn Peugeot wilde kopen. Die zou ook komen die middag. En als ik Patrick naar Karel moest brengen zou ik nooit op tijd terug zijn voor die afspraak.
‘Sorry Patrick, maar ik kan je niet brengen’, zei ik. ‘Ik bel Marieke haar moeder wel om te vragen of je met haar mee mag rijden.’
‘Marieke is helemaal niet uitgenodigd’, riep Patrick boos.
‘Karin dan?’.
‘Er zijn helemaal geen meisjes uitgenodigd. Meisjes zijn stom.’
‘Dan weet ik het ook niet meer.’
‘Maar ik wil wel naar het feestje hoor!’, riep Patrick wanhopig. ‘Je hebt beloofd dat ik naar het feestje mocht! Kan ik niet met Michel meerijden?’
Ik zuchtte diep. Dat betekende dat ik Michel zijn moeder moest bellen en Michel zijn moeder is nou niet bepaald een vriendin van me.
‘Ik zal Michel zijn moeder bellen, dan zien we wel.’
Patrick keek ontevreden voor zich uit. ‘We zien wel’, vond hij geen erg geruststellend antwoord.
‘Wat nou als Michel zijn moeder niet kan?’
‘Dat los ik dan wel op’, zei ik stoer.
Ik had geen idee hoe ik dat dan ging oplossen, maar dat hoefde Patrick niet te weten.
Hij was nu in elk geval gerustgesteld. De radio weer ging weer op zijn hardst. Het gebonk moet buiten de auto ook te horen moet zijn geweest, want ik zag mensen verbaasd opkijken.
‘Zo’n herrie uit zo’n keurig autootje’, dachten ze waarschijnlijk.
In het straatje waar Patrick zijn school aan ligt, zal de herrie wel niet eens zijn opgevallen. Zoals elke ochtend stond de weg aan beide kanten helemaal vol met auto’s. De één nog onhandiger geparkeerd dan de andere. Sommige ouders namen niet eens de moeite om te parkeren en stopten gewoon midden op de weg om hun kinderen uit te laten. Tussen al het verkeer stonden twee leerlingen in een klaar-over uniform, maar die hadden er net zo goed niet kunnen staan. Ik zag auto’s voor me, auto’s achter me.
‘Straks kan ik geen kant meer op’, dacht ik.
Ik raakte een beetje in paniek. Door de drukte om me heen en de herrie in de auto kon ik nauwelijks meer helder denken. Ineens zag ik een uitweg: een smal zijstraatje aan mijn linker hand. Ik zag ook het bordje éénrichtingsverkeer, maar toch sloeg ik meteen af.
‘Hier mag je niet in, mam’, waarschuwde Patrick nog.
‘Houd je mond en zet die radio zachter’, snauwde ik.
Voor me in het straatje stond een andere auto die op hetzelfde idee als ik was gekomen. Uit de andere richting kwam heel langzaam een politieauto aanrijden. Ik keek achterom. Als ik snel was kon ik nog draaien en weer de andere kant op rijden. Ik schakelde in de achteruit, maar voordat ik kon keren, kwam de volgende auto alweer de hoek om rijden. De bestuurder toeterde. Ik wees met een geïrriteerd handgebaar naar de naderende politieauto, maar de auto achter me bewoog geen centimeter.
‘Krijg je nu een boete, mam?’, vroeg Patrick triomfantelijk.
Hij had vandaag nog niemand kunnen pesten en blijkbaar vond hij het nu hoog tijd.
Dat ik een boete zou krijgen was inmiddels wel duidelijk. De politieauto was al gestopt bij de auto voor me en de agenten waren uitgestapt. Eén van de agenten, een jong meisje nog, kwam mijn kant op. Ik trok mijn meest onschuldige gezicht, maar dat hielp weinig.
‘Weet u dat u tegen de rijrichting in rijdt?’, vroeg de agente zakelijk.
Ze had een fijn meisjesgezichtje en blond, bijna wit haar. Het koste haar duidelijk moeite om streng en daadkrachtig over te komen. Waarschijnlijk zou ze veel liever breeduit lachen en de zaak afdoen met een vrolijke opmerking. Natuurlijk wist ik dat ik tegen de rijrichting in reed. Ik deed nog een zwakke poging om me te verdedigen, maar dat maakte geen enkele indruk. De agente vroeg naar mijn rijbewijs en autopapieren. Ze keek met een kritische blik naar de foto op mijn rijbewijs.
‘Andere bril?’, vroeg ze droog.
Ik knikte alleen maar. De agente bekeek de autopapieren, liep nog even om de auto heen en begon toen in haar bonnenboekje te schrijven. Ik kreeg mijn rijbewijs en papieren weer terug en een keurig ingevuld geel bonnetje.
‘Hier draaien en dan met het verkeer mee die kant op’, zei de agente.
‘Hoe moet ik hier nou draaien, het is vreselijk smal’, zei ik enigszins wanhopig.
‘Dan snapt u meteen waarom het hier eenrichtingsverkeer is’, zei de agente gevat. Het leek even of ze glimlachte. Met veel moeite en wat hulp van de agente kreeg ik de auto weer gedraaid.
‘Hoe hoog is de boete mam’, vroeg Patrick nieuwsgierig.
Ik gaf hem het bonnetje.
‘Wow, honderd euro!’, riep hij uit.
Voor Patrick was honderd euro een niet te overzien groot bedrag, maar ook voor mij was het best veel geld. Ik probeerde er luchtig over te doen, maar eigenlijk baalde ik verschrikkelijk. Als ik het hoofd een beetje koel had gehouden en iets meer geduld had gehad, dan was dit niet gebeurd. Ik kon me ook al wel indenken wat Ben zou zeggen als hij dit hoorde. En wat hij zou doen. Door het hele gedoe had ik vreselijke hoofdpijn gekregen. Ik kon me niet goed meer concentreren op het verkeer. Het koste me al moeite om rustig rechtdoor te rijden.
‘Daar is een plekje, mam!’, riep Patrick en hij wees recht naast ons.
Achter een oud Volkswagen busje was inderdaad een ruime parkeerplek, die ik helemaal niet gezien had. Ik parkeerde de auto en stapte uit om Patrick zijn tas te geven. Er fietsten twee jongens langs, die zich op hun fiets omdraaiden en me ongegeneerd nastaarden.
‘MILF!’, hoorde ik één van hen roepen. Ik had geen flauw idee wat dat betekende.
Toen ik weer achter het stuur zat, nam ik even de tijd om een beetje tot mezelf te komen. Eigenlijk durfde ik niet meer verder te rijden. Even overwoog ik om Ben te bellen, maar ik kon me wist wat zijn reactie zou zijn. Ik moest mezelf toch ook een beetje kunnen redden en dus moest ik zelf naar huis rijden. Daarvoor moest ik eerst van de hoofdpijn af. Ik zocht in mijn tas naar mijn tabletten. Het waren ronde, hardroze tabletten in doorzichtige doordrukstrips. Ik nam er twee voor de zekerheid. In het dashboardkastje vond ik nog een aangebroken flesje spa rood om de tabletten weg te spoelen. Vrijwel meteen voelde ik de spanning in mijn hoofd wegzakken. Ik wachtte nog een paar minuten en startte toen de motor. Even keek ik naar mijn mobieltje in de carkit. Ik kon natuurlijk meteen Michel zijn moeder bellen, dan was ik daar maar van af. Haar nummer zat alleen niet in mijn mobiele telefoon. Dat moest dan later maar. Ik zei het nog een keer tegen mezelf, zodat ik het niet zou vergeten. Mijn gedachten gingen weer naar de bekeuring en naar wat ik Ben zou gaan vertellen.
*
Ik moest denken aan de eerste keer dat ik hem opbiechtte dat ik een bekeuring had gekregen. Voor die bekeuring schaamde ik me toen nog veel erger, want die was voor rijden onder invloed. Ik kende Ben toen nog maar heel kort. Zo luchtig mogelijk vertelde ik hem wat er gebeurd was. Ben had er geen enkel begrip voor en wilde mijn excuses niet horen. Hij pakte hij me stevig vast bij mijn middel en sleepte me door de kamer. Voordat ik door had wat er gebeurde lag ik over zijn knie en was hij bezig om zijn woede te koelen op mijn blote billen. Een kwartiertje later lag ik op mijn buik op mijn bed met een roodgloeiend achterwerk. Ik snifte nog een beetje na. Heel voorzichtig wreef ik over mijn gekwetste huid. Ben lag naast me het resultaat van zijn inspanningen te bewonderen. Hij zei niets, maar ik voelde zijn aanwezigheid des te meer. Ik probeerde te begrijpen wat er gebeurd was. Het pak slaag had vreselijk zeer gedaan en ik had gegild en gehuild, maar ik had me er ook aan overgegeven. Ik had niet geprobeerd om te ontkomen of gesmeekt om genade. Zonder enige vorm van verzet had ik het allemaal laten gebeuren. Ik had zelfs heel dapper mijn billen omhoog geduwd om de slagen in ontvangst te nemen. Het verbaasde me dat ik niet boos was over deze behandeling. Een paar maanden daarvoor had ik het nog uitgemaakt met een vriendje, omdat hij me tijdens het vrijen een klets op mijn billen had gegeven. Een tik op mijn billen hoorde bij mijn jeugd, bij mijn overleden vader en moeder en daar wilde ik tijdens de seks niet aan herinnerd worden. Maar dit was totaal anders geweest. Hoewel het gevoel van over de knie gaan me wel bekend voorkwam, had het me geen moment aan mijn jeugd en mijn ouders doen denken. Ik had me laten straffen door een man die ik eigenlijk nog helemaal niet goed kende, die me tot dan toe zelfs nog nooit naakt had gezien en die met zijn straffende hand hele nieuwe gevoelens in me had opgewekt. Wat voor gevoelens dat waren, kon ik onmogelijk beschrijven.
En nu lag ik volkomen ontspannen naast hem, met mijn billen bloot. Ben had aangeboden om weg te gaan, maar dat was wel het laatste wat ik wilde. Ik wilde dat hij bleef en ik wilde met hem naar bed. We hadden het lang uitgesteld, maar nu wilde ik met hem vrijen. Dat wist ik heel zeker. Ben was echter onverbiddelijk.
‘Straf is straf en geen voorspel’, zei hij streng. ‘Als je wilt vrijen, dan doen we dat morgenochtend. Nu gaan we slapen’.
Hij kuste me voorzichtig en legde toen de dekens over me heen. Zelf ging hij op de bank in de woonkamer liggen.
‘Waarom blijf je niet hier slapen?’, had ik nog gevraagd.
‘Ik laat je even alleen, dan kun je rustig nadenken. Als je me nodig hebt, dan ben ik heel dichtbij.’
Hij zei er niet bij waar ik over moest nadenken, maar dat was ook wel duidelijk.
De volgende ochtend kwam Ben zijn belofte na. Er waren weinig woorden meer voor nodig. Hij kleedde zich uit en kwam naast me liggen. Ik draaide me op mijn rug. Het deed even pijn toen mijn billen de matras raakten, maar daarna ging alles als vanzelf. Ben leek precies te weten wat hij moest doen. Hij sloeg het voorspel over en kwam meteen ter zake, met korte, felle stoten. Zijn gezicht was heel vlak bij het mijne. Ik hield zijn gezicht tussen mijn handen en keek recht in zijn ogen. Ben was er niet bang voor en liet me rustig kijken. Nog nooit had ik iemand zich zo bloot zien geven. Ik zag kleine lichtjes ontstaan in zijn pupillen, die zich steeds verder uitbreidden totdat zijn ogen leken te gloeien. De uitdrukking op zijn gezicht werd steeds waziger, een beetje schaapachtig zelfs. Hij maakte zuchtende, steunende en piepende geluidjes. Het moest nu sneller gaan. Ik sloeg mijn benen om zijn middel en gaf hem de sporen met mijn hakken. Hij verhoogde het tempo steeds verder. Ik schreeuwde en schreeuwde.
‘Dit gaat vaker gebeuren, hè’, vroeg ik na afloop.
‘Seks bedoel je? Ik hoop het wel.’, zei hij met een tevreden glimlach.
Ik bedoelde iets anders en ik zag aan zijn gezicht dat hij dat ook wel begreep. Het gebeurde inderdaad nog veel vaker. In de loop der jaren heeft Ben een aantal hulpmiddelen aangeschaft: een lederen plak, een houten paddle en een aantal gemene Spaanse rietjes. En hij heeft ze ook allemaal regelmatig gebruikt.
*
Ik reed met een gangetje van 60 kilometer per uur terug naar huis. Het is een bochtige weg met veel bomen, waar regelmatig ongelukken gebeuren, dus ik ben altijd extra voorzichtig. Ik werd een aantal keren toeterend ingehaald, maar ik bleef onverstoorbaar mijn eigen tempo rijden. Sinds ik een aantal jaren geleden met Ben zijn splinternieuwe Mercedes tegen een boom ben gereden, rijd ik hier gewoon niet harder. Bij het begin van ons dorp ging ik nog langzamer rijden, vanwege de camera die vlak na het plaatsnaambord tussen de bomen staat verstopt. Dorp is eigenlijk nog een groot woord voor het plaatsje waar wij wonen. Een paar huizen, een paar boerderijen en een benzinepomp, meer is het niet. Er is geen school en de dorpswinkel is al jaren geleden gesloten. Het enige wat het dorp te bieden heeft is een hotel en een grote manege. In de zomer komen er veel kinderen af op de ponykampen die de manege organiseert, maar dat is dan ook het enige dat er ooit te doen is in het dorp.
Ik reed het dorp door, langs de manege. Er kwam net een groepje ruiters de weg op, die ik heel voorzichtig inhaalde. Ik zwaaide naar de stalknecht die naast één van de paarden liep, een klasgenootje van Sanne. ‘Moet hij niet op school zijn?’, vroeg ik me verbaasd af.
Bij de benzinepomp stopte ik even om sigaretten te kopen. Achter de kassa stond Tonny, ook een klasgenootje van Sanne. Tonny is een heel aandoenlijk, klein meisje. Hoewel ze bijna een half jaar ouder is dan Sanne, zou je denken dat ze een paar jaar jonger is. Als ik haar in één woord zou moeten beschrijven, dan zou ik haar een schatje noemen, met haar lange, blonde haren en haar grote, blauwe ogen. Maar wat haar vooral zo aandoenlijk maakt, is dat ze zegt en doet wat haar hart haar ingeeft en nooit na lijkt te denken over de gevolgen. Daardoor is ze een buitenbeentje op school en wordt ze het liefst door iedereen genegeerd, ook door Sanne. Ik vind Tonny stiekem heel erg leuk. Als ik haar zie heb ik altijd de neiging om haar even te omarmen en heel zachtjes tegen mijn borst aan te drukken. Maar dat is natuurlijk het laatste wat je wilt op haar leeftijd.
‘Hoe gaat het met Sanne?’, vroeg Tonny voorzichtig, terwijl ze probeerde om een pakje sigaretten van mijn merk te pakken. Het lag helemaal bovenin het rek.
‘Matig’, zei ik naar waarheid. Ik wilde verder niet teveel vertellen.
Ze keek me ernstig aan. Blijkbaar had ze al gehoord wat er gebeurd was.
‘Ze blijft vandaag thuis om een beetje bij te komen, maar hebben jullie soms allemaal vrij? Ik zag Pieter net ook al lopen.’
‘Nee hoor, we hebben alleen veel tussenuren. Ik mag straks nog twee uur fietsen voor één uurtje les.’ Tonny keek me boos aan, alsof ik het rooster bedacht had.
‘Dan ben je vanmiddag dus vrij?’, vroeg ik hoopvol. Ik had een plannetje bedacht om Sanne wat op te vrolijken en daarom had een ik oppas nodig voor Timmy. Tonny was daarvoor de ideale kandidaat. Ze had, tot grote ergernis van Sanne, al veel vaker op Timmy gepast en kon goed met hem opschieten.
‘Ja, ik ben om twaalf uur al weer vrij’, zei ze.
‘Heb je dan zin om vanmiddag op Timmy te passen?’, vroeg ik.
Tonny stemde gretig toe, ze zei eerlijk dat ze het geld goed kon gebruiken. Ik bedacht me dat ze van haar vader waarschijnlijk niet betaald kreeg voor haar hand en spandiensten bij de benzinepomp. We spraken af dat ik haar nog zou bellen. Ze schreef snel haar mobiele nummer op een briefje.
*
Ben was nog niet terug toen ik weer thuiskwam. Dat verbaasde me, want het was maar een heel kort ritje naar Timmy zijn school. Het irriteerde me ook dat hij er nog niet weer was. Ik wilde zo snel mogelijk weer naar boven, naar onze slaapkamer. En dan wilde ik natuurlijk niet alleen in ons grote bed liggen. Ik keek nog even in de schuur. Misschien had hij zijn auto wel weer binnen gezet, lag hij nu al boven op me te wachten. Naakt en met de massageolie in de aanslag. Maar de schuur was leeg. Alleen mijn Peugeotje stond er nog, zielig in een hoekje onder een dun laagje stof.
‘Vandaag zal ik afscheid van haar moeten nemen, als het meezit.’, bedacht ik.
Ik wilde er nog even niet aan denken, want dan werd ik weer boos op Ben. Het was zijn schuld dat mijn dierbare autootje weg moest. Als het aan mij lag, dan was ze daar rustig in het hoekje van de schuur blijven staan, wachtend op betere tijden. Ik had uit alle macht geprobeerd om Ben daar ook van te overtuigen. Alle emotionele herinneringen die ik kon bedenken had ik op tafel gegooid. Mijn inmiddels overleden vader, die altijd met veel plezier in het autootje had rondgereden. Dagjes naar het strand met mijn ouders en mijn vier zussen, ik moest altijd met mijn jongste zusje op een kussen in de achterbak zitten. Mijn eerste zoen met de buurjongen op de achterbank, terwijl mijn vader achter het stuur zat en zo lief was om te doen alsof hij niets door had. Maar ook de keer dat ik met mijn moeder boodschappen deed en werd betrapt bij het stelen van een lipstick. Mijn moeder sleurde me mee naar de auto, opende de kofferklep, ging op de bodem van de kofferbak zitten en legde me over de knie. Voor de ogen van het winkelende publiek kreeg ik een flink pak voor mijn afgeknipte spijkerbroek. Ik had gedacht dat Ben van het laatste verhaal wel week om het hart zou worden, maar niets was minder waar. Het had allemaal geen enkele indruk op Ben gemaakt en hij was blijven herhalen dat ik niet meer met de auto kon rijden, dat ze nog wel geld kostte aan wegenbelasting en verzekering en dat ze vreselijk in de weg stond. Ik was uiteindelijk boos geworden over zoveel onbegrip.
‘Het is mijn auto en ik beslis wat ermee gebeurd’, had ik huilend gezegd.
Ik kon zien dat dit zinnetje Ben pijn deed, want er kwamen ook tranen in zijn ogen.
Hij heeft er een hekel aan als ik dingen voor mezelf claim. Dat herinnert hem aan het feit dat we niet in gemeenschap van goederen getrouwd zijn. Het meeste van ons bezit is uiteindelijk mijn eigendom, ons huis is betaald met geld uit mijn familie.
‘Dat zullen we nog wel eens zien’, had hij geroepen. ‘Ik bel nu de sloper en die komt die auto vandaag nog weghalen.’
Ik had geschreeuwd, met dingen gegooid, gehuild en toen dat allemaal niet hielp heel zachtjes gesmeekt. Toen pas had hij de telefoon neergelegd. We hadden elkaar zwijgend aangekeken. Het had nu geen zin om iets te zeggen, dat wisten we allebei. Ik was begonnen om de dingen op te ruimen die ik had stuk gegooid. Een vaasje dat Timmy voor me had gemaakt, lag in scherven op de grond. Hij had zo trots gekeken toen hij het aan me gaf. Uit schaamte was ik weer begonnen te huilen. Ben was naar me toe gekomen en had me stevig tegen zich aan gedrukt. Ik had geprobeerd om hem weg te duwen, maar dat liet hij niet toe. Hij hield me net zolang vast totdat ik me overgaf en alles weer goed was. Totdat alles weer goed leek, tenminste.
*
Ben was ook niet binnen, hij lag dus ook niet in de slaapkamer op me te wachten. Sanne was gelukkig inmiddels opgestaan en lag op de bank tv te kijken. Ze had zich nog niet aangekleed.
‘Is je vader nog niet terug?’, vroeg ik haar.
‘Zie jij hem hier ergens dan?’, vroeg Sanne nukkig.
‘Nee, daarom vraag ik het.’
‘En waarom denk je dat ik het zou weten?’
‘Nou ik dacht dat hij misschien…’.
Ik maakte mijn zin niet af. Dit dreigde een nutteloze discussie te worden.
‘Nou ja, laat ook maar, hij zal zo wel komen.’
Ik deed mijn best om mijn teleurstelling te verbergen. Ik had helemaal geen zin om te wachten. Sanne lette er verder niet op. Ze was nog zo met zichzelf bezig dat het haar waarschijnlijk zelfs niet was opgevallen als Leonardo di Caprio naakt voor haar had gestaan.
‘Hoe gaat het nu met je’, vroeg ik voorzichtig. Ik had geen zin in een nieuw drama, maar ik maakte me toch ook wel een beetje zorgen over Sanne.
Ze bleef strak naar het tv scherm kijken, alsof daar iets heel spannends gebeurde, maar ik zag de eerste tranen alweer ontstaan. Ik ging op de bank zitten en trok haar stevig tegen me aan. Sanne trok haar benen op en rolde zich op als een baby’tje. Met haar hoofd op mijn schoot en haar duim in haar mond. ‘Mijn kleine meisje.’
Als het aan Sanne had gelegen, hadden we eeuwig zo kunnen blijven liggen, maar ik begon me toch een beetje ongemakkelijk te voelen. Ik moest plassen en ik begreep absoluut niet waar Ben nou toch bleef. Seks kon ik voorlopig in elk geval wel vergeten, daar was al haast geen tijd meer voor.
‘Hallo!’, hoorden we ineens een heldere meisjesstem roepen. Het geluid kwam uit de gang. Ik riep dat we in de woonkamer waren. Eén van Sanne haar vriendinnen stak haar hoofd voorzichtig om de kamerdeur. Sanne kwam meteen overeind en omhelsde haar vriendinnetje. Ik maakte er dankbaar gebruik van en snelde naar de wc. Op het prikbord in de gang zag ik een briefje hangen met mijn naam erop.
‘Kom zodra je thuis bent naar het vakantiehuisje. Je snapt wel waarvoor. B.’, had Ben geschreven.
Kwaad liep ik terug naar de woonkamer. Sanne zat met haar vriendin op de bank, ze huilde niet meer.
‘Is je vader toch thuis geweest?’, vroeg ik.
‘Zou best kunnen.’, zei ze.
‘En dit briefje’, vroeg ik, nu duidelijk geïrriteerd.
‘Oh ja, nu weet ik het weer. Hij ging meteen weer weg en hij zei dat er een briefje voor jou op het prikbord hing.’
Ik moest even tot tien tellen. Ook al ben je er nog zo op tegen, soms is het ineens een hele aantrekkelijke gedachte om je kind over de knie te leggen en een ongenadig pak op haar blote billen te geven. Ik hield me gelukkig in en keek Sanne alleen maar woedend aan.
‘Ik ga nu naar je vader. Je zorgt maar dat je bent aangekleed als ik terugkom, anders zwaait er wat.’
*
Het vakantiehuisje ligt met de auto ongeveer tien minuten bij ons eigen huis vandaan, in het bos tussen ons dorp en het volgende dorp. Hoewel het er een aardig eindje vandaan ligt, hoorde het bij ons huis toen we het kochten. In het koopcontract stond bovendien dat het vakantiehuisje niet los van het huis verkocht mocht worden. Dus zitten we er min of meer aan vast. Af en toe gebruiken we het om gasten te ontvangen en in de zomer wordt het verhuurd aan toeristen, maar verder doen we er niet veel mee. Dat Ben me had gevraagd, om er naartoe te komen, kon twee dingen betekenen. Ofwel hij wilde rustig vrijen, ofwel hij vond het tijd voor een bestraffing. Dat laatste leek mij het meest waarschijnlijke. Ik reed iets sneller dan ik gewend was, want als Ben een bestraffing in zijn hoofd heeft, is het niet verstandig om hem te laten wachten. Er was bijna niemand op de weg, daardoor ik durfde het aan om onder het rijden een sigaret op te steken. Dat doe ik anders nooit. Ik voelde me nerveus en opgewonden. Er lag een dikke knoop in mijn maag, mijn hart klopte iets sneller dan normaal. Het hek van het huisje was dicht, maar niet op slot. Tussen de bomen, naast het huisje, stond onze rode Volvo. Ik parkeerde mijn eigen auto ernaast, deed mijn kleren recht en mijn haar goed, en ging naar binnen. Ben zat ongeduldig te wachten in één van de oude, lederen Chesterfield stoelen.
‘Waar bleef je nou?’, vroeg hij geïrriteerd.
‘Sorry, Sanne was vergeten te zeggen dat je een briefje voor me had achtergelaten.’, zei ik bedeesd.
‘Dat is geen excuus. Je kunt zelf toch ook op het prikbord kijken, daar is het voor. Ik vind dat je straf hebt verdiend, vind je ook niet?’
Ik knikte.Het was waar dat ik straf wilde. Niet vanwege het gemiste briefje, maar wel om een heleboel andere redenen. Het idee dat het nu ging gebeuren, was als een enorme opluchting. Ik verlangde niet naar de pijn, maar wel naar de opluchting die de pijn zou brengen. Alsof ik eindelijk verlost ging worden van een zeurende kiespijn.
‘Vraag er dan maar om.’, zei Ben rustig.
Ik had een hekel aan dit stukje. Dat ik gestraft wilde worden, betekende nog niet dat ik er ook om wilde vragen. Ik wist ook dat het wel zou moeten doen, anders gebeurde er niets. Daarin was Ben onverbiddelijk.
‘Wil je me alsjeblieft straffen?’, vroeg ik dus met tranen in mijn ogen.
‘Kleed je dan maar uit. Je mag alleen je ondergoed aanhouden.’
Ik deed wat me gevraagd werd. Ben zette me voor de glazen tuindeuren met mijn gezicht naar de muur. Ik moest mijn handen in mijn nek leggen. Hij legde zijn handen op mijn heupen. Langzaam schoof hij mijn broekje omlaag, tot vlak onder mijn billen. Zo moest ik blijven staan. Ben ging weer in zijn stoel zitten. Ik voelde hoe hij ongegeneerd naar me keek, naar mijn ronde, stevige achterwerk. Waarschijnlijk zat hij te bedenken hoe hij straks te werk zou gaan. Ik voelde me slecht op mijn gemak. Niet vanwege Ben, maar omdat ik in mijn blootje voor een glazen deur stond. De kans dat er op deze plek iemand langs zou komen was minimaal, maar toch. Ben stond op en zei dat ik stil op mijn plek moest blijven staan. Ik hoorde hoe hij wegliep over de krakende, planken vloer. De voordeur ging open, maar niet weer dicht. Door de glazen deur zag ik Ben in de tuin lopen. Hij haalde zijn zakmes uit zijn broekzak. Daarmee sneed hij een dunne, buigzame tak van een jonge boom. Hij liet de tak een paar keer door de lucht zwiepen. Ik kon het zoevende geluid bijna horen. Onwillekeurig kneep ik mijn billen samen. Ben kwam weer naar binnen, deed de voordeur dicht en ging in zijn stoel zitten. Het zakmes kraste over de tak, totdat Ben tevreden was. Toen mocht ik me omdraaien en hem aankijken. Ik zag nu pas goed wat voor tak hij had uitgezocht: lang en stevig, maar toch ook buigzaam. Eindelijk mocht ik over zijn knie gaan liggen. Hij klemde mijn benen tussen zijn dijen. Zijn vrije hand legde hij midden op mijn rug. Hij duwde me stevig tegen zijn lichaam, zodat ik bijna niet meer kon bewegen. De tak lag, nu nog werkloos, klaar op mijn strak aangespannen billen. Ben gaf me een paar voorzichtige proeftikjes.
‘Zullen we maar beginnen’, vroeg hij toen.
‘Oké.’, fluisterde ik nauwelijks hoorbaar.
Ben begon op het plekje waar benen en billen in elkaar overgaan. Langzaam, zodat elke tik indruk maakte, ging hij naar boven tot het midden van mijn zitvlak. Daarna deed hij hetzelfde nog een keer in omgekeerde volgorde. Het deed nog veel meer pijn dan ik gedacht had. Elke tik kwam met volle kracht neer en veroorzaakte een afschuwelijke, brandende pijn. Alles kwam nu samen. De tikken en de brandende pijn in mijn billen, de ruzie met Ben over de auto, de boete, de toestanden met Sanne, ik gooide het er allemaal uit. Ik gilde, schreeuwde en huilde tot lang nadat Ben was opgehouden met slaan. Hij hielp me voorzichtig overeind, liet me uithuilen tegen zijn schouder. Gelukkig zei hij niets, hij hield me alleen maar heel stevig vast. Ik kwam weer langzaam tot mezelf. De vlammende pijn begon nu pas goed tot me door te dringen. Ik probeerde de pijn weg te wrijven. Dat was voor Ben het teken om me op mijn buik op de oude sofa te leggen. Ik keek hem angstig aan. Meer slaag kon ik op dit moment echt niet verdragen. Ben haalde iets uit de koelkast, een doorzichtige tube met blauwe gel. Hij smeerde wat op zijn handpalmen. Voorzichtig, met draaiende bewegingen, smeerde hij de gel uit over mijn gekwetste achterwerk. Ik schrok even van de kou, maar daarna was het erg aangenaam. Langzaam voelde ik het bekende gevoel van totale rust en ontspanning over me heen komen. Ik wilde de hele dag wel zo blijven liggen, maar dat zat er helaas niet in. Ben hielp me overeind. Hij gaf me mijn kleren.
‘Ik moet nu echt weg, ik ben al laat. Red je het verder?’
‘Ja hoor, het gaat prima. Bedankt.’
Ben gaf me een afscheidskus. Ik keek toe hoe hij zijn auto keerde en wegreed. In de spiegel in de badkamer inspecteerde ik snel de schade. Die viel nog wel mee. Alleen mijn mascara was uitgelopen door de tranen. Ik waste mijn gezicht, daarna was bijna niets meer van te zien dat ik gehuild had. Er waren natuurlijk nog wel andere duidelijke sporen van wat er net gebeurd was, maar die hoefde niemand te zien. Ik mocht alleen aan niemand laten merken dat ik wat moeite had met zitten. Dat zou een boel lastige vragen opleveren.
*
Sanne was niet thuis toen ik terugkwam. Er hing weer een briefje op het prikbord.
‘Ik ben gaan paardrijden met Maria, Sanne. PS. Sorry!!’
Ik was enorm opgelucht. Blijkbaar ging het weer wat beter met Sanne. Mijn plannetje was niet nodig. Dus had ik ook geen oppas nodig voor Timmy. Ik belde Tonny op haar mobiele telefoon. Ze was duidelijk teleurgesteld en dat zei ze ook. Ik voelde me schuldig en besloot in een opwelling dat Tonny dan toch maar moest komen. Dan kon zij met Timmy spelen en had ik tijd om nog een beetje te werken. We haalden Timmy samen uit school. Hij keek even verbaasd toen hij ons samen zag, maar verder vond hij het prima.
‘Ik vind het leuk als Ton oppast. Ton is lief.’, zei hij met glinsterende oogjes.
Tonny hoorde het ook. Haar gezicht lichtte helemaal op van trots. We dronken met zijn drieën thee in de keuken. Timmy met heel veel melk, Tonny en ik met suiker en vers geperste citroen.
‘Sanne nog verdrietig?’, vroeg Timmy.
‘Een beetje, maar ze is nu met een vriendinnetje paard aan het rijden. Dus als ze straks thuis komt is ze denk ik ook wel weer een beetje blij.’
Timmy leek nog niet erg overtuigd. Hij kon zich blijkbaar niet voorstellen dat je van paardrijden blij kon worden. Voor hem waren paarden alleen maar groot en eng.
‘Misschien moet je nog een mooie tekening voor Sanne maken, Timmy, daar wordt ze vast ook erg blij van.’, stelde Tonny voor.
Timmy leek het meteen een erg goed idee te vinden, maar hij had zelf een nog veel beter idee.
‘Ja, een tekening met viltstiften.’, riep hij enthousiast.
Ik was veel minder enthousiast. De laatste keer dat Timmy met viltstiften in de weer was geweest, had hij alle muren van zijn kamertje onder gekleurd. Hij had vooral de felle kleuren gebruikt, zodat het resultaat nog het meest op een schilderij uit de flower power tijd leek, als het al ergens op leek. Sindsdien lagen de viltstiften helemaal bovenin de boekenkast, ver buiten Timmy zijn bereik. En dat wilde ik voorlopig graag zo houden. Daarom vertelde ik Timmy dat hij best mocht tekenen, maar dan zonder viltstiften. Daar was hij het helemaal niet mee eens.
‘Ik wil met de viltstiften tekenen.’, zei hij huilerig.
‘Je kunt ook heel goed met potloden tekenen.’, zei Tonny zachtjes. Ze legde haar hand op zijn arm.
Timmy duwde haar hand meteen weg.
‘Dat wil ik niet.’
Tonny pakte haar rugzak, haalde er een schrijfblok en een doosje kleurpotloden uit en legde die voor zich op tafel. Het waren dure, Zwitserse kleurpotloden in een metalen doosje. Tonny opende het doosje en pakte één van de potloden.
‘Ik zal je eens wat laten zien, moet je goed opletten.’
Tonny begon met rustige, zekere bewegingen te schetsen. Timmy zat nog een beetje te mokken, maar leek toch ook wel een beetje nieuwsgierig. Met een wantrouwende blik volgde hij wat er op het papier gebeurde. Na een paar minuten scheurde Tonny het papier van haar schijfblok.
‘Klaar!’, riep ze trots.
Ze legde het papier voor Timmy neer op tafel. Timmy zijn gezicht klaarde helemaal op. Hij herkende zichzelf meteen in de tekening.
‘Mooi’, riep hij enthousiast.
‘Tja, je bent een mooi jongetje met die grote blauwe ogen.’, zei ze lachend en ze aaide even door zijn haren. Timmy werd er even stil van. Hij was de viltstiften nu helemaal vergeten.
‘Wil jij ook?’, vroeg Tonny. ‘Als je heel voorzichtig bent, mag je mijn potloden ook wel gebruiken.’
Timmy kreeg ook een vel papier. Met zijn tweeën begonnen ze aan een nieuw portret. Dit keer was ik het model. Twee paar ogen keken van mij naar het papier en weer terug. Ik werd er een beetje verlegen van. Timmy kriebelde heel voorzichtig wat lijntjes op papier, Tonny hielp hem een beetje en werkte tussendoor aan haar eigen tekening. Ik mocht me niet meer bewegen. Elke keer als ik dat toch probeerde, keken ze me verstoord aan. Zelfs toen de telefoon ging, mocht ik niet opstaan om hem op te nemen. Ik speelde het spelletje mee en liet de telefoon rinkelen. Het antwoordapparaat klikte aan. Ik kon horen dat iemand iets insprak, maar ik kon niet verstaan wat er gezegd werd. Ze tekenden nog een tijdje verder, nog wel tien minuten, voor Timmy een ongelofelijk lange tijd om met hetzelfde bezig te zijn. Toen waren ze ineens klaar. Ze draaiden de tekeningen tegelijk om.
‘Kijk mam, we hebben jou getekend’, zei hij trots.
Het verschil tussen de twee tekeningen had niet groter kunnen zijn, ook al hadden ze hetzelfde onderwerp.Timmy had vooral heel veel kleuren gebruikt, zijn tekening leek nog het meest op de muurschildering die hij in zijn slaapkamer had gemaakt. Mezelf kon ik er niet echt in herkennen. Tonny haar tekening was een portret van mijn gezicht. Ze had getekend wat ze zag, eerlijk en genadeloos. Ik zag de dingetjes waar ik altijd trots op was, mijn grote, bruine ogen en mijn glanzende blonde haren, maar ook mijn kleine rimpeltjes en mijn iets te grote oren.
‘Mama is mooi’, zei Timmy. Hij keek vol bewondering naar de tekening van Tonny.
‘Ja Timmy, je hebt een hele mooie moeder.’, zei Tonny terwijl ze me strak aankeek.
Het was duidelijk dat ze oprecht meende wat ze zei. Ik voelde me er een beetje ongemakkelijk bij, maar ook erg gevleid. Het liefst wilde ik ook iets aardigs zeggen over Tonny, iets dat ik ook meende. Dat zei ook een leuk en mooi meisje was, bijvoorbeeld. Maar ik voelde ook wel aan dat ze dat toch nooit zou geloven. Toch wilde ik graag iets voor haar terugdoen. Ineens wist ik ook wat ik ging doen.
‘Je hebt van ons allebei een mooi portret gemaakt, nu ben jij aan de beurt.’, zei ik.
Tonny werd helemaal rood, tot in haar nek.
‘Dat hoeft niet hoor’, zei ze. Ineens leek ze erg verlegen.
‘Ik vind dat jij ook een mooi portret verdiend hebt, vindt je ook niet Timmy?’
Timmy was het helemaal met me eens.
‘Kom, zei ik. ‘Tekenen kan ik niet, maar we kunnen wel een hele mooie foto van je maken.’
‘Ik zie er altijd stom uit op foto’s, ik ben helemaal geen leuk model…’, protesteerde Tonny.
‘Maar ik kan heel goed fotograferen en ik zal je laten zien dat je een heel mooi meisje bent. Het wordt echt een hele mooie foto.’
Tonny bleef ongelukkig kijken, maar ze liet zich wel door mij meevoeren. We liepen door de achterdeur de tuin in, naar de grote schuur. Tegen de zijkant van de schuur is een metalen trap naar boven. Daar, onder het schuine dak van de schuur, heb ik mijn atelier. Ik opende de deur. Tonny sputterde nog wat tegen, maar ik dwong haar met een zacht duwtje in haar rug naar binnen. Ik deed de lichten aan, Tonny keek verschrikt om zich heen. Ze was nog nooit in mijn atelier geweest. De grote lampen, de decors, de vele foto’s, ze leek het allemaal heel indrukwekkend te vinden. Ik gaf Timmy zijn camera, het omhulsel van een oude Nikkon. Hij begon meteen plaatjes te schieten. Mijn eigen camera, een echte Hasselblad, die meer gekost had dan mijn auto, lag nog veilig in de kast achter slot en grendel.
‘Ga maar ergens zitten, dan gaan we even kijken wat voor foto we gaan maken.’
Tonny keek even om zich heen. Ze aarzelde. Er waren allerlei mogelijkheden om te gaan zitten. Een zitje met een rode lederen bank en een paar rechte stoelen, een keukentafel met stoelen of een hele stapel zachte, felgekleurde kussens. Tonny koos voor de kussens, wat me vanwege de toestand van mijn achterwerk niet slecht uitkwam. Ik pakte een dik fotoboek uit de kast en gaf het aan Tonny.
‘Kijk maar eens welke foto’s je mooi vindt.’
‘Ik hoef me toch niet uit te kleden hè?’, vroeg Tonny benepen.
Ik glimlachte, ik kende de verhalen die over mij werden verteld in het dorp.
‘Als je het maar laat.’, zei ik lachend. ‘Ik maak geen naaktfoto’s.’
Timmy liet zich naast Tonny op de kussens vallen. Hij begon een beetje ongeduldig te worden. Ik keek van een afstandje naar Tonny, probeerde te bedenken hoe zij graag gefotografeerd zou willen worden. Eigenlijk was het niet al te moeilijk om dat te bedenken. Ik rende terug naar het huis, stormde de trap op naar boven, naar Sanne haar kamer. Haar kamer bestaat eigenlijk uit twee kamertjes: één kamertje met haar bed en haar bureau, daarnaast, achter een gordijn, een kamertje met een wastafel en twee kledingkasten. Ik vond dat ik wel iets van haar mocht lenen, Sanne leende ook zo vaak kleren van mij. Dus trok ik de kleine kast open, de kast waarin Sanne kleren bewaart die ze niet meer draagt. De kast lag van onder tot boven helemaal vol met kleren. Kleren van toen Sanne een baby was, maar ook kleren van een jaar geleden. Ergens tussen de stapels vond ik Sanne haar eerste echte lederen broek, die ze drie jaar eerder had gekregen. Een stoere broek, strak, zwart, perfect voor wat ik in gedachten had. Op de vloer naast de kast stonden ook Sanne haar eerste rijlaarzen, die had ik ook nodig voor mijn plannetje.
Timmy keek me boos aan, toen ik het atelier weer binnenkwam. Hij vond dat ik veel te lang was weggebleven, hij verveelde zich. Tonny zat nog steeds op de kussens, ze deed alsof ze in het fotoboek aan het kijken was. Ik gaf haar de broek en de laarzen, de broek herkende ze onmiddellijk. Er kwam een glinstering in haar ogen.
‘Trek die maar eens aan.’, zei ik. ‘Dan zullen we eens kijken of dat werkt.’
‘Mag ik die broek aan?’, vroeg Tonny met trillende stem.
‘Nee, die moet je aan. Niet tegen Sanne zeggen hoor, want die vermoord me.’
Het werkte, het werkte zelfs beter dan ik gedacht had. De broek zat Tonny als gegoten, alsof hij speciaal voor haar op maat was gemaakt. Tonny wilde zichzelf bekijken in de spiegel, maar ik hield haar tegen. Eerst moesten er nog een paar kleine dingetjes worden veranderd. Ik maakte het elastiekje onder aan haar vlecht los, heel voorzichtig ontvlocht ik het haar, totdat het helemaal los hing. Daarna haalde ik met een watje en wat remover alle make-up van haar gezicht, ik wilde haar zo puur mogelijk op de foto zetten. Als finishing touch knoopte ik nog een rode zakdoek om hals. Tonny zag er strak en heftig uit, precies zoals ik het bedacht had.
Ze bekeek zichzelf in een grote spiegel aan de muur. De uitdrukking op haar gezicht veranderde, het was haast alsof het zelfvertrouwen ineens van haar gezicht af spatte. Ik pakte snel mijn camera. Licht en decor waren nu niet zo belangrijk, die blik in haar ogen, die moest ik zien vast te leggen. Zonder te praten volgde ik haar met de camera, terwijl ze rondliep, terwijl ze met Timmy speelde en tenslotte terwijl ze gewoon op een stoel zat en mij brutaal aankeek. Ik kreeg het er warm van en ik werd een beetje duizelig, maar toen ik eindelijk stopte met fotograferen en mijn camera neerlegde, wist ik zeker dat het geweldige foto’s waren geworden.
*
Ik zat nog een beetje bij te komen in de woonkamer. Bij hoge uitzondering rookte ik een sigaretje in de luie stoel. Ik had vanmiddag een goede daad gedaan, daarom mocht ik wel even ondeugend zijn, vond ik. Tonny was net naar huis, met in haar rugzak de eerste foto’s. Zoals ze liep toen ze wegging, leek ze wel tien centimeter langer dan toen ze kwam. Haar gezicht straalde. Patrick was onderweg naar zijn feestje, met veel moeite had ik op het allerlaatste moment nog vervoer voor hem weten te regelen. Sanne was net weer thuis gekomen, nat van de regen en de inspanning. Gelukkig zag ze er wel weer een stuk beter uit. Ze nam snel wat te drinken en ging toen naar boven om te douchen. Timmy liep een beetje ongedurig door het huis. Hij was moe, zijn gezichtje zag rood van de slaap. Ik probeerde om hem op schoot te nemen, maar dat stond hij niet toe.
‘Bah, je rookt’, riep Timmy verontwaardigd.
Hij duwde me van zich af en rende weg. Ik had even geen zin om achter hem aan te gaan.
*
De voordeur was afgesloten met allemaal extra sloten en grendels, alsof we midden in een grote stad woonden. We gebruiken de voordeur bijna nooit, dus het kostte me enige moeite om alle sloten open te krijgen. Van één van de sloten, een extra veiligheidsslot dat Ben een paar weken daarvoor had gemonteerd, kon ik de sleutel niet vinden. Ik rende vloekend en tierend door de gang op zoek naar die ene ontbrekende sleutel. De bel ging opnieuw. Ik schreeuwde naar degene die aan de andere kant van de deur stond dat ik eraan kwam, maar dat ik die kutsleutel van dat klerenslot niet kon vinden.
‘Mam toch, wat een taalgebruik.’ Sanne kwam fris gedoucht de trap af rennen, haar haren nog nat.
‘Het is je waarschijnlijk niet opgevallen, maar die kutsleutel hangt aan dat pokkenhaakje naast de klotendeur.’
Ik kon er niet om lachen. Waarom moest die sleutel nou zo nodig aan een haakje hangen? Ik begreep er niets van.
‘Dank voor deze bijdrage’, beet ik Sanne toe. ‘Ik ben blij dat Patrick niet de enige hier in huis is die hatelijke opmerkingen kan maken.’
Sanne rende giechelend langs me heen, zodat ze nog net voordat ik de deur open had uit het zicht was verdwenen. De deur zwaaide eindelijk open. Ik keek tegen de brede borstkas van een enorme neger, in een wit, kraakhelder overhemd. Hij had zijn mouwen opgerold tot aan zijn ellebogen. Om zijn pols droeg hij een gouden Rolex, waarvan ik bijna zeker wist dat het nep was. Hij was niet alleen enorm breed, maar ook enorm groot. Ik moest mijn hoofd in mijn nek leggen om hem aan te kunnen kijken. Hij had een prachtige, kale kop met glinsterende pretogen. Ik ben niet romantisch genoeg om te geloven in liefde op het eerste gezicht, maar lust op het eerste gezicht bestaat wel degelijk. Er liep een schokje langs mijn ruggengraat, ik voelde me een beetje duizelig worden. Daar stond ik met een rood hoofd en een bek vol tanden schaapachtig naar hem te kijken. Ik moest iets tegen hem zeggen, maar ik kon geen woorden vinden.
‘Ik kom voor de auto, ja?’, zei hij in zangerig Engels.
Ik knikte.
‘Een momentje, dan haal ik de sleutels.’
Ik draaide me om en liet hem gewoon in de deuropening staan. Natuurlijk kon ik de sleutels van de auto ook niet vinden. Ik keek in laatjes en kastjes, keerde bakjes om, maar ze waren nergens te bekennen. Uiteindelijk vond ik ze gelukkig. Ze bleken nog gewoon in mijn handtas te zitten. Ik liep weer terug naar de voordeur. Timmy, die inmiddels weer klaarwakker was, trippelde nieuwsgierig achter me aan. Hij verstopte zich achter me en keer voorzichtig van achter mijn rug naar de grote neger bij de voordeur. Timmy had nog niet veel negers gezien in zijn jonge leventje en ik zag hem denken. Ineens deed hij een stap opzij, hij keek de man brutaal aan. Met samengeknepen billen wachtte ik op wat Timmy zou gaan zeggen.
‘Wat ben jij groot’, zei hij vol bewondering.
De man keek mij vragend aan.
‘Hij zegt dat u erg groot bent’, legde ik uit.
‘In Afrika leren wij onze kinderen dat ze hun mond moeten houden als grote mensen praten’, zei de man vlak.
‘In Nederland bemoeien we ons niet met de opvoeding van andermans kinderen.’
‘Tja, dat is misschien wel waarom het zo slecht gaat met Nederland.’
‘Als u het zo slecht vindt in Nederland, waarom bent u hier dan?’
‘Om een auto te kopen natuurlijk.’ Hij keek me niet begrijpend aan.
Ik haalde mijn schouders op. De conversatie was niet geweldig, maar soms is dat ook niet het belangrijkste.
Hij bekeek de auto uitgebreid, deed alle deuren open en dicht, keek onder de motorkap, in de kofferruimte, hij ging zelfs op zijn knieën liggen om onder de auto te kunnen kijken. Daardoor had ik even een fraai uitzicht. Tenslotte klom hij achter het stuur. Hij paste nauwelijks tussen de stoel en het dak. Met een brede glimlach deed hij alsof hij aan het rijden was. Hij gebaarde dat ik naast hem moest komen zitten.
‘Nu zijn we net man en vrouw’, zei hij met een ondeugende glimlach.
Ik glimlachte terug. Was hij me nou aan het versieren?
‘We zouden mooie kindertjes kunnen krijgen, jij en ik. Melkchocoladebruine kindertjes.’
Het begon nu gevaarlijk te worden.
‘Ik heb al kindertjes’, zei ik droog.
‘Ik ook.’, zei hij lachend. ’Heel veel kindertjes, maar nog geen kindertjes bij een blanke vrouw.’
Ik vond het niet leuk meer en stapte uit de auto. Hij deed hetzelfde. Met veel moeite klom hij weer uit de auto. Hij legde zijn armen op het dak van de auto, keek me strak aan.
‘Hoe vind je de auto?’, vroeg ik. Ik wilde zakelijk zijn, afstand creëren, de boel afronden en afscheid van hem nemen.
‘Mooie auto’, zei hij tevreden. ‘Zit zelfs een radio in, goede auto voor een chief.’
Hij vroeg om het contactsleuteltje.
‘De motor doet het niet meer’, zei ik eerlijk.
‘Straks wel, die maak ik.’
Hij stak de sleutel in het contact en zette de autoradio aan. Er zat nog een bandje in, met salsa muziek. Hij draaide de muziek flink hard en liep toen om de auto heen naar me toe. Ik deed een paar stappen achteruit om weer wat ruimte tussen ons in te krijgen. Hij overbrugde die ruimte met kleine danspasjes, op de maat van de muziek. Ik stapte nog een klein beetje achteruit, maar ook weer niet teveel. Hij kwam vlak bij me, er was nog maar een paar millimeter ruimte tussen onze lichamen. Ik kon zijn ademhaling horen en zijn geur ruiken. Hij rook zoetig, naar kokos. De muziek kwam goed op gang, bijna als vanzelf begon ik met mijn heupen te draaien. Hij pakte me heel voorzichtig vast, zijn handen op mijn heupen, zijn lichaam dicht tegen het mijne. We begonnen te dansen. De betonnen vloer voldeed prima als dansvloer. Het leek wel alsof mijn armen en benen met touwtjes aan die van hem waren vastgemaakt, als vanzelf volgde ik zijn bewegingen. Ik kon pasjes en draaien doen, die ik helemaal niet kende, alleen maar door de aanwijzingen te volgen die hij gaf met zijn lichaam. Het voelde geweldig: heel lichtvoetig en heel spannend. Ik werd er een beetje draaierig van.
We hadden zo door kunnen gaan totdat we waren uitgeput of het totdat het bandje was afgelopen. Vroeger zou ik dat ook gedaan hebben en dan was het ongetwijfeld ook niet bij dansen gebleven. Maar nu wist ik dat ik verstandig moest zijn. Toen het tweede nummer was afgelopen, maakte ik me voorzichtig van hem los. Hij keek teleurgesteld, maar liet me gaan. Ik draaide de radio uit.
‘Anders raakt de accu leeg.’
Hij deed zijn overhemd recht en knikte een beetje afwezig. We stonden elkaar een beetje ongemakkelijk aan te kijken.
‘Tweehonderd vijftig Euro’, zei hij ineens.
Ik vond het meteen goed. Uit alle macht probeerde ik te bedenken was er nog moest gebeuren. Ik wilde het nu afhandelen en het was ook beter om hem niet meer te zien.
‘De papieren’, riep ik. ‘We moeten nog zorgen voor de autopapieren.’
‘Dat moet op het postkantoor.’
Het dichtstbijzijnde postkantoor was twee dorpen verder en het was ook al ver na sluitingstijd.
Dat betekende dat het die dag niet meer zou lukken en dat we nog een afspraak moesten maken. Ik wist dat het verstandiger was om dat niet te doen, maar ik hield mezelf voor dat het niet anders kon. En heel stiekem vond ik het ook wel een beetje leuk dat ik nog een keer met hem kon afspreken.