Ik voelde me geradbraakt. We hadden maar een paar uur geslapen, wat bij mij altijd leidt tot een vervelende, stekende hoofdpijn, en mijn kont deed ook nog eens behoorlijk zeer.
‘Au, mijn billen’, klaagde ik. ‘Had je niet ietsje voorzichtiger kunnen zijn?’
‘Je hebt precies gekregen wat je verdiende’, zei Ben kortaf. ‘Eigenlijk ben je er nog genadig vanaf gekomen.’
Ben had nog minder geslapen dan ik en dat was goed te merken. Ik hield dus verder mijn mond. Het is niet Ben zijn gewoonte om na afloop nog over een bestraffing te praten. Hij laat de slagen wel voor zichzelf spreken. Na de laatste klap is alles gezegd wat er gezegd moet worden en is de kwestie waar het om gaat wat hem betreft afgedaan. Soms krijg ik nog een voorzichtige massage met een beetje verkoelende crème, maar na een echte strenge straf hoef ik daar niet op te rekenen. Dan krijg ik hooguit een sterke schouder om eens flink op uit te huilen.
Ik stapte voorzichtig uit bed en liep een beetje voorover gebogen naar de badkamer. Ben stond zich voor de spiegel te scheren. Ik draaide mijn rug naar de spiegel en keek over mijn schouder. Kersenrood kwam nog het dichtst in de buurt. Ben zag het ook en moest toch heel even glimlachen. Daarna ging hij weer onverstoorbaar verder met scheren. Ik nam een hete douche, twee roze tabletten tegen de hoofdpijn en een kop sterke, zwarte koffie tegen het duffe gevoel. Vermoeid keek ik naar Ben, die staande een snel ontbijt at, terwijl hij zijn koffertje inpakte. Hij morste jam op zijn overhemd. Vloekend en tierend probeerde hij de vlek weg te poetsen, maar die werd natuurlijk alleen maar groter. Ik kwam moeizaam overeind en legde een kalmerende hand op zijn schouder. Voorzichtig hielp ik hem uit zijn overhemd.
‘Laat mij maar’, zei ik rustig. ‘Boven in de kast hangt nog wel een ander overhemd.’
Ben rende snel naar boven. Het was weer een ochtend als altijd.
In grote haast kwam Ben weer van de trap af gestormd. Hij greep zijn koffertje, sloeg het met een klap dicht en wilde in één beweging naar buiten rennen. Ik hield hem tegen bij de deuropening. Voordat hij wegging wilde ik nog een hele stevige knuffel om de dag door te komen. Ik kroop in zijn armen en zorgde dat hij me stevig vasthield. Het had voor mij de hele dag mogen duren, maar Ben vond het na een paar minuten wel genoeg. Hij duwde me voorzichtig van zich af en gaf me een flinke klets op de plek die de avond ervoor ook al zo te lijden had gehad. Ik maakte een klein sprongetje van schrik.
‘Allez kind.’, riep hij. ’Er is werk aan de winkel. Vanavond komen Mandy en haar nieuwe vriend eten, je moet alledrie de kinderen ophalen. Op het prikbord een lijstje met de locaties en de wensen van de dame en heren ten aanzien van het tijdstip waarop ze opgehaald willen worden. Het wordt nog een interessante puzzel om dat voor elkaar te krijgen, volgens mij. Veel succes ermee.’
‘En hoe had mijnheer gedacht dat ik dat allemaal voor elkaar ging krijgen zonder auto? Die van mij staat nog in Amsterdam.’
‘Neem die van mij maar. Ik ga wel met de trein.’
Ben wierp me nog een kushandje toe en trok toen de deur achter zich dicht.
*
Ik had nog even geen zin in het briefje, de kinderen, de wekelijkse boodschappen en alles wat er verder nog moest gebeuren. Het liefst was ik weer in mijn bed gekropen met een goed boek en daar de rest van de dag gebleven, maar daar was natuurlijk geen tijd voor. Behalve de normale zaterdagse klusjes, moest ik ook nog dringend zorgen voor nieuwe klanten voor mijn bedrijfje. Nou is zaterdag niet de meest geschikte dag om klanten te werven, maar ik bedacht dat ik toch in elk geval potentiële belangstellenden kon gaan opzoeken op internet. Ik installeerde me aan de keukentafel, met koffie en sigaretten binnen handbereik. Vol goede bedoelingen startte ik mijn laptop op. Ik surfte naar Google, tikte het woord ‘modefotografie’ in. Het leverde ‘circa 184.000’ hits op. Waar moest ik in godsnaam beginnen.
‘Gewoon bovenaan’, besloot ik.
De foto’s op de eerste site zagen er zo gelikt en professioneel uit, dat de moed me al aardig in de schoenen zonk. Ik hield mezelf voor dat dit bedrijf toch niet bij mij paste. Gelikte foto’s zijn niet echt mijn stijl. Snel klikte ik door naar de volgende site, die er ongeveer hetzelfde uitzag. Eigenlijk leken al de sites die ik zag op elkaar. Ik begon me af te vragen of mijn werk wel geschikt was voor deze doelgroep en of het wel zin had wat ik aan het doen was. Bovendien begon ik goed te voelen hoe hard de keukenstoel waar ik op zat was. Ik stond op en liep naar de woonkamer om een kussen van de bank te halen. Met het kussen in mijn hand bleef ik voor het raam staan. Sanne haar paard stond bij het hek van haar wei mijn kant op te staren, alsof ze me aankeek. Het was mooi weer voor een lange buitenrit, maar daar moest ik op dat moment natuurlijk niet aan denken. Ik had ook geen zin om weer terug te gaan naar mijn computer, want die missie kon ik wel als mislukt beschouwen. Het had waarschijnlijk veel meer nut om al mijn huidige klanten nog eens te benaderen, maar dat kon ik pas de maandag daarop doen. Onrustig liep ik heen en weer. Ik wilde nog iets doen om de mislukking van de dag daarvoor uit te wissen, maar tegelijkertijd wist ik niet meer wat. Als een soort compromis tussen iets en niets doen besloot ik om nog even op bed te gaan liggen en de laptop mee te nemen.
Ik zette de laptop op de plaats van mijn hoofdkussen, liep naar het balkon en opende de deuren. Er woei een fris briesje in mijn gezicht.
‘Een ander deel van mijn lichaam kan ook wel een beetje verkoeling gebruiken.’, dacht ik. Eerst verwierp ik die gedachte als toch wel een beetje raar, maar toen zei ik tegen mezelf dat ik me niet moest aanstellen. Er was tenslotte niemand die me kon zien. Ik trok mijn broek en onderbroek uit en ging op mijn buik op het bed liggen met een kussen onder mijn borst. De koele luchtstroom langs mijn blote billen voelde inderdaad erg aangenaam. Ik probeerde me weer op mijn werk te concentreren, maar dat lukte niet meer. Mijn gedachten dwaalden af en ik moest ineens aan Albert denken. Ik tikte de naam van zijn café in in Google, het bleek een eigen website te hebben. Via die website kwam ik terecht bij de andere activiteiten van Albert: een handel in oude auto’s voor Afrikaanse landen, twee restaurants in Londen, een nachtclub in Parijs en een advocatenkantoor in Zuid-Afrika. Ook stond er een verwijzing naar de website van een uitgeverij, waar je on-line boeken kon bestellen. Voor 15 Euro plus verzendkosten hadden ze een boek in de aanbieding dat door Albert was geschreven. ‘Een ander geluid over apartheid’, stond er als commentaar bij. Verder vermeldde de site dat het boek in Zuid-Afrika nogal wat stof had doen opwaaien. Op een aparte pagina stond een verdere toelichting. Toen ik de pagina open klikte keek ik meteen recht in het lachende gezicht van Albert. Het voelde ineens heel vreemd om naakt te zijn, ook al was het alleen maar een foto van hem die me aankeek. Ik dacht weer aan de dingen die in zijn appartement waren gebeurd en vooral aan de dingen die net niet waren gebeurd. Gelijktijdig dacht ik aan iets heel anders: aan de dingen die ik vroeger als tiener deed als ik op mijn buik op bed lag na een pak slaag. Deels als een soort protest en deels omdat ik op die momenten vrij zeker wist dat ik niet gestoord zou worden. Niet door mijn moeder, want die vond dat ik in alle rust mijn zonden moest overdenken, en niet door één van mijn zussen, want die wisten maar al te goed wat er zou gebeuren als ze betrapt zouden worden.
Het ging bijna vanzelf. Ik schoof het kussen een stukje omlaag tot onder mijn buik. Mijn hand gleed tussen mijn benen. Voorzichtig begon ik mezelf heel lichtjes te strelen, terwijl ik naar het beeldscherm van mijn laptop bleef kijken. Met moeite (ik had maar één hand vrij) scrollde ik verder over de pagina. Er stond een kort fragment van een hoofdstuk uit Albert zijn boek. Het fragment was in het Zuid-Afrikaans, dus de betekenis drong maar deels tot me door. Ik moest grinniken om leuke woorden als ‘plofbaar’ en ‘moltrein’, maar verder was ik niet erg onder de indruk. Er werd vooral veel gescholden tegen allerlei antiapartheidsbewegingen waar ik nog nooit van gehoord had en als hoogtepunt schreef Albert dat hij wenste dat Nelson Mandela op zijn robbeneiland was gebleven. Het was ruw en grof, maar duidelijk recht uit het hart. Als ik het gewoon ergens had gelezen, had ik er waarschijnlijk kromme tenen van gekregen, maar nu leek het alsof ik hem zelf hoorde praten. Op één of andere rare manier was dat erg opwindend. Zo opwindend zelfs dat er meer nodig was dan een beetje strelen. Ik maaide de laptop aan de kant, duwde mijn middel omhoog en kneep mijn ogen dicht. Ik zag hem niet, maar ik kon hem wel voelen. Het waren zijn handen die met me bezig waren. Eerst voorzichtig, met één vinger, daarna twee vingers, steeds sneller. Ik schudde, draaide met mijn heupen. In een reflex duwde ik mijn middel steeds verder omhoog. Zijn vrije hand gleed heel stiekem tussen mijn billen, hij spreidde ze voorzichtig uit elkaar. Ik kronkelde en produceerde allerlei hele vreemde geluiden, die in de verte nog iets weg hadden van een zwak protest. Albert liet zich er niet door tegenhouden. Heel langzaam duwde hij zijn wijsvinger steeds dieper naar binnen, terwijl de vingers van zijn andere hand steeds sneller gingen. Ik brulde, schreeuwde dingen waarvoor ik normaal gesproken het schaamrood op mijn kaken zou krijgen. Gelukkig werd mijn stem gesmoord door de matras. Het deed een beetje pijn en het was vernederend, maar dat kon me niet meer schelen. Ik wilde alleen nog maar dat het verder ging. Het ging ook verder, maar in een voor mij veel te laag tempo. Ik tilde mijn hoofd op van de matras en schreeuwde dat hij me moest nemen. Later kon ik me niet meer herinneren of ik dat alleen gedacht had of ook echt had geroepen. In mijn gedachten voldeed hij in elk geval zonder aarzelen aan mijn verzoek. Ik begon te loeien als een koe die gemolken moet worden. Al snel zag ik sterretjes en lichtflitsen. Een gevoel dat vanuit mijn tenen leek te komen verspreidde zich in golven steeds verder, over mijn hele lichaam. Ik hijgde en beet op mijn tanden, maar er was geen houden meer aan. De ontlading kwam met drie korte gilletjes. Daarna werd het langzaam stil om me heen. Mijn gezicht lag scheef tegen het bed gedrukt, alsof het er met geweld tegenaan was gesmeten. Ik opende voorzichtig mijn ogen en keek recht in het glimlachende gezicht van Albert op het beeldscherm van mijn laptop. Hij was ineens zo dichtbij dat ik ervan schrok. Met een harde klap sloeg ik de laptop dicht.
Verward staarde ik door het slaapkamerraam naar buiten. Ik voelde me een beetje licht en draaierig. In het weiland beneden was onze buurman aan het grasmaaien. Hij leek gelukkig te ver weg om me te horen of te zien. Ik geneerde me voor wat er net was gebeurd. Het was lang geleden dat ik zoiets had gedaan. Zo lang geleden dat ik me niet eens meer kon herinneren wanneer. Ik liep naar de badkamer en nam een hete douche. De hele badkamer kwam vol stoom te staan. Ik droogde me af met een grote, zachte handdoek. Mijn huid was lichtroze geworden door het hete water. Ik trok mijn badjas aan en liep weer terug de slaapkamer in. Hoewel ik nog steeds last had van het tekort aan slaap, was ik vol nieuwe energie. Ik had ineens zin om naar buiten te gaan, een stuk te gaan rennen. Even stond ik voor mijn klerenkast te twijfelen of ik echt mijn sportkleren aan zou trekken en naar buiten zou gaan, maar uiteindelijk besloot ik dat het toch geen goed idee was. Na afloop zou ik zo uitgeput zijn dat ik alleen nog maar op de bank kon liggen. Ik trok dus gewoon een broek en een wollen vest aan. Op het balkon rookte ik snel een sigaret. De buurman was in het weiland naast ons huis bezig om het gras te maaien. Ik zwaaide naar hem en vroeg me af of hij iets gehoord of gezien kon hebben. Het leek me erg onwaarschijnlijk. Hij was te ver weg en door het lawaai van zijn tractor hoorde hij waarschijnlijk ook niets anders. Ik stapte weer naar binnen en trok de balkondeuren achter me dicht. Verward keek ik naar de chaos op mijn bed: het dekbad overhoop, de kussens van hun plaats en de lakens losgetrokken. Ik kon me nu al niet meer voorstellen dat ik echt ongegeneerd en vol overgave met mezelf had liggen spelen. Schuldbewust begon ik de sporen uit te wissen. Ik haalde het bed af en gooide de lakens in de was, hoewel ik ze de dag daarvoor ook al had verschoond. Ben zou het verschil toch niet merken. De laptop nam ik mee naar beneden. Ik zette het apparaat op de keukentafel en klapte het open. Albert staarde me meteen weer aan. Ik klikte zijn afbeelding weg en wilde de computer afsluiten, maar ik werd toch weer nieuwsgierig. Ik ging terug naar de site en bestelde het boek met mijn creditcard.
*
De kinderen waren een stuk beter gehumeurd dan ik had verwacht toen ik ze ophaalde. Sanne was voor haar doen zelfs zo verdacht vrolijk dat ik meteen het gevoel kreeg dat er iets aan de hand was. Zodra ik de kans kreeg nam ik haar even apart om te vragen wat ze de avond ervoor had uitgespookt. Sanne deed even geheimzinnig, maar ik zag meteen dat het haar toch niet zou lukken om zich stil te houden. Ik hoefde Sanne maar even onderzoekend aan te kijken, toen kon ze haar mond al niet meer houden.
‘Ik denk dat ik verliefd ben.’, zei ze geheimzinnig.
Ik zuchtte in gedachten. Het éne vriendje was nog maar net vergeten en nou diende de volgende zich alweer aan. Maar ja, zo gaat dat op die leeftijd.
‘Wat leuk, hoe heet hij?’
‘Bosse en hij komt uit Zweden.’
‘Wat een aparte naam, nog nooit gehoord. Is dat typisch Zweeds?’
Sanne haalde haar schouders op.
‘Hij ziet er in elk geval wel typisch Zweeds uit, met van dat hele blond haar en blauwe ogen en hij praat heel leuk Engels. Het klinkt een beetje alsof hij zingt.’
De dromerige blik in haar ogen was bijzonder aandoenlijk. Ik vroeg me van alles af: hoe oud hij was, wat zo’n Zweedse jongen in Nederland deed en nog veel meer, maar ouderlijke belangstelling wordt door een pubermeisje al snel uitgelegd als zeuren, dus ik hield mijn mond. Bovendien ratelde Sanne vrolijk verder, waardoor ik vanzelf antwoord op al mijn vragen kreeg. Bosse was zestien jaar, twee jaar ouder dan Sanne. Hij was in Nederland via een uitwisselingsprogramma en zou nog anderhalve week blijven. Ik dacht meteen aan mijn eigen verloren vakantieliefdes, aan een pijnlijk afscheid, lange brieven en hoge telefoonrekeningen. Stiekem hoopte ik dat Sanne niet al te verliefd zou worden, want dan dreigde er over anderhalve week een groot drama. Maar toen ik nog eens naar haar glimmende ogen keek, wist ik eigenlijk al wel dat er geen redden meer aan was: Sanne was helemaal hotel de botel, dat was duidelijk.
‘Hij is zo leuk mam’, zuchtte ze. ‘Vanmiddag komt hij langs, dan kun je het zelf zien. Ik ga hem leren paardrijden.’
Sanne stond haast te dansen van enthousiasme. Ik was behoorlijk verbaasd. Haar vorige vriendje had ik nooit ontmoet en deze kwam werd op de eerste dag al aan ons voorgesteld. Voor het gemak was Sanne daarbij maar even vergeten dat ze nog huiswerk had en dat ze beloofd had om mij te helpen met het eten van vanavond. Ik vond het nodig om haar daar toch even aan te helpen herinneren. Haar gezicht betrok. Ze keek me met haar grote ogen smekend aan en vroeg of ik het please, please, please voor deze ene keer alleen kon doen. Ik keek haar even streng aan. Het eten moest in mijn eentje wel lukken en dat huiswerk geloofde ik eigenlijk ook wel. Sanne is altijd behoorlijk ijverig, een stuk ijveriger dan ik vroeger was in elk geval. Het kon dus geen kwaad om Sanne gewoon met haar nieuwe liefde op stap te laten gaan. Met een pesterig glimlachje zei ik dat het voor deze ene keer goed was. Sanne omhelsde me en zei dat ik de liefste moeder van de hele wereld was.
‘Ja, vandaag wel weer even.’, dacht ik stiekem.
Sanne ging naar boven om zich op de middag voor te bereiden. Ze kwam vijf minuten later alweer naar beneden om te vragen wat ze aan zou trekken.
‘Wat dacht je van een rijbroek en laarzen?’, vroeg ik droog. ‘Dat draag je toch altijd bij het paardrijden?’
Sanne vloog meteen weer naar boven. Om twee uur zat ze al helemaal klaar, terwijl Bosse pas om drie uur zou komen. Sanne leek behoorlijk nerveus. Ze ging zitten aan de keukentafel, stond na een minuut weer op, ijsbeerde door de keuken, pakte een boek, las twee bladzijden, legde het boek weer weg, zette de tv aan en weer uit en zo ging het door. Ik werd er helemaal gestoord van.
‘Ga alsjeblieft iets doen! Ga de paarden vast zadelen of zo.’, zuchtte ik.
‘Dat kan toch niet. Dan staan die arme beesten een uur lang voor niets met een zadel op hun rug.’, riep Sanne verontwaardigd. ‘Bovendien moet Bosse ook leren om paarden te zadelen.’
‘Dan ga je maar aardappels schillen voor het eten.’
Ik zette Sanne op een stoel aan de keukentafel met een hoopje aardappels en een schilmesje.
Sanne mokte wat, maar begon wel te schillen. Ze leek blij dat ze iets te doen had, waardoor de tijd ietsje sneller ging. Toch keek ze nog elke vijf minuten op de klok.
Ik probeerde haar een beetje te negeren en me op iets anders te concentreren. Op het diner van die avond bijvoorbeeld, want dat werd nog een hele uitdaging. In een overmoedige bui had ik op de markt een hele, verse vis gekocht. Die lag me nu aan te staren op het aanrecht en ik had eigenlijk geen idee hoe ik hem schoon moest maken. Ik had een kookboek waar in stond hoe het moest, maar op papier leek het een stuk makkelijker dan in het echt. Volgens het boek moest ik de vis aan zijn staart onder de stromende kraan houden en met de achterkant van een scherp mes de schubben eraf schrapen. Hoewel ik me afvroeg waarom het mes scherp moest zijn als ik toch alleen de achterkant gebruikte, deed ik precies wat er stond. De schubben lieten inderdaad los, maar het ging veel langzamer dan ik verwacht had en de losse schubben bleven overal aan plakken. Binnen de kortste keren zat het hele aanrecht vol zilverkleurige schilfertjes. Daarna werd het nog moeilijker. In het boek stond dat ik de vis aan de buikzijde moest opensnijden ‘van de aarsopening tot aan de kop’. Toen ik het las had ik meteen geen trek meer in vis. Ik bekeek de vis nog eens aan alle kanten en probeerde te ontdekken waar ik nou precies moest snijden. Op goed geluk prikte ik het mes voorzichtig in de vis. Ik sneed heel langzaam richting de kop, maar ergens halverwege schoot ik uit en sneed ik in mijn vinger. De vis en het mes vielen op het aanrecht. Mijn vinger bloedde flink. Ik pakte een stuk keukenrol en probeerde daarmee het bloeden te stoppen. Dat lukte natuurlijk niet. Ik hield mijn vinger dus maar onder de koude kraan, om te voorkomen dat de hele keuken onder het bloed kwam te zitten. Sanne had niets door, ze ging onverstoorbaar verder met aardappels schillen. Pas toen ik geïrriteerd vroeg of ze misschien een pleister voor me kon gaan halen, keek ze verstoord op van haar werk. Ze gooide een nog maar half geschilde aardappel in de pan, stond op en slofte naar boven. Ik hoorde Sanne boven me de trap op lopen, maar na ongeveer vier treden stopte ze ineens. Met een hels kabaal stormde ze de trap weer af. De voordeur vloog open. Bosse was gearriveerd, dat was duidelijk. Sanne was helemaal hyper. Haar stem echode door de hal, een paar tonen hoger dan normaal. Bosse reageerde kalm op Sanne haar gekwetter, met een donkere bromstem die zo volwassen klonk dat ik me nauwelijks kon voorstellen dat hij echt nog maar zestien jaar oud was. Maar toen Bosse de keuken in kwam lopen, geloofde ik het meteen. Hij liet zich door Sanne de keuken in leiden, ze trok hem aan zijn arm mee naar binnen, en keek aarzelend om zich heen. Ik gaf hem mijn vrije hand, mijn gewonde vinger hield ik nog steeds boven de gootsteen. Hij schudde mijn hand zonder me echt aan te kijken. Verlegen staarde hij mijn kant op en hij mompelde dat het leuk was om me te ontmoeten. Sanne kletste ondertussen maar door in onsamenhangende zinnen. Ze begon zelfs weer een beetje te stotteren, terwijl ze dat bijna heeft afgeleerd.
‘Sanne, heb je nou al een pleister voor me gehaald.’, vroeg ik rustig.
Het leek me een goed idee om Sanne even een paar minuutjes alleen te gunnen, om weer tot zichzelf te komen. Sanne keek me verward aan en realiseerde zich toen wat ik van haar vroeg. Zonder iets te zeggen snelde ze de keuken uit. Bosse voelde zich daardoor natuurlijk nog ongemakkelijker. Ongelukkig keek hij om zich heen.
‘Ik heb me gesneden.’, zei ik om uit te leggen wat er gebeurde en ik liet mijn vinger zien. Ik wilde zeggen dat Sanne een pleister was gaan halen, maar ik was het Engelse woord voor pleister vergeten.
Bosse zei dat hij het begreep, maar hij keek nog net zo ongemakkelijk.
Ik legde uit dat ik vis aan het snijden was en dat ik toen uitschoot. Bosse keek langs me heen naar de ravage op het aanrecht en knikte.
‘Zo moet je dat ook niet doen.’, zei hij droog.
‘Weet jij hoe dat moet dan?’, vroeg ik verbaasd.
‘Tuurlijk.’, zei hij stoer. ‘Mijn oude heer is visser, net als iedereen in ons dorp. Ik maak zo vaak vis schoon.’
‘Laat mij dan maar eens zien hoe het moet.’
Bosse keek me wantrouwend aan.
‘Ik meen het hoor, als je me wilt helpen graag.’
Ik reikte hem het mes aan.
Bosse deed aarzelend een paar stappen in mijn richting.
‘Kom maar naast me staan hoor. Ik zal je niet bijten en ook niet in je billen knijpen.’
Mijn opmerking hielp natuurlijk niet echt. Bosse keek me geïrriteerd aan.
‘Whatever’, zei hij stoer en hij pakte het mes. Handig sneed hij de vis in één vloeiende beweging open. Met zijn vingers schoof hij de ingewanden naar buiten en legde ze op het aanrecht.
Sanne kwam weer binnen met de verbandtrommel onder haar arm. Voorzichtig druppelde ze een beetje jodium op mijn vinger. Sanne had zichzelf weer een beetje onder controle, zo leek het.
‘Kon je Bosse niet gewoon een kopje thee geven, in plaats van hem meteen aan het werk te zetten.’, vroeg ze verontwaardigd.
Bosse hoorde zijn naam en keek verstoord op.
Sanne keek hem aan met een spottend lachje.
‘What!’, riep Bosse.
‘Mijn moeder heeft je al helemaal ingepakt.’, zei Sanne plagerig.
‘Ik doe wat ik wil’, bromde Bosse en hij sneed stug verder.
‘Wil je dan nu wel met mij meegaan? Anders wordt het te laat.’
‘Ik wil dit nog even af maken.’
‘Kom nou mee. Je kunt thuis ook nog genoeg vis schoonmaken, met mij paardrijden kan nog maar anderhalve week even.’
Bosse legde het mes neer en waste zijn handen. Hij draaide zich om en pakte Sanne stevig vast.
‘Als we nog maar zo weinig tijd hebben, dan doe ik liever wat anders.’
Sanne duwde Bosse voorzichtig van zich af.
‘Gedraag je, mijn moeder is erbij.’, zei ze giechelend.
‘Je moeder kan wel wat hebben hoor.’, zei ik zo luchtig mogelijk.
‘Laten we toch maar gaan.’, zei Sanne vlug. ‘Mijn moeder redt zich nu wel met die vis.’
Ze pakte Bosse bij zijn arm en trok hem mee de keuken uit. Bosse keek me hulpeloos aan. Hij leek weinig vertrouwen te hebben in een paardrijd avontuur.
‘Maak je geen zorgen.’, zei ik bemoedigend. ‘Sanne is een uitstekende lerares. Als je doet wat zij zegt kan er niets gebeuren.’
Ik kon Bosse zijn reactie niet meer verstaan, want Sanne gooide de keukendeur achter zich dicht. Ik keek ze nog even na door het keukenraam, daarna concentreerde ik me weer op het diner. De vis lag nu keurig schoongemaakt op het aanrecht, klaar om bereid te worden.
*
De vismaaltijd was een groot succes. Ik vertelde eerlijk dat Bosse me gered had bij het schoonmaken van de vis en dat die dankzij hem zo goed smaakte. Iedereen aan tafel moest er smakelijk om lachen.
‘Die Bosse mag blijven.’, zei Ben.
Hij pakte de wijnfles en schonk iedereen nog eens bij.
‘En dat is heel wat, als hij dat zegt.’, zei ik plagerig.
‘Help hem daar maar aan herinneren als Bosse Sanne een keer te laat thuisbrengt.’, voegde Mandy daaraan toe.
‘Daar komt hij niet mee weg hoor, dan pak ik gewoon mijn jachtgeweer.’, zei Ben lachend.
We lachten allemaal mee. Alleen Willem, de nieuwe vriend van Mandy, staarde een beetje verveeld voor zich uit. De hele avond was hij al niet erg spraakzaam geweest, maar nu viel het me wel heel erg op. Misschien kwam het doordat hij als enige van ons geen wijn dronk, maar het kon natuurlijk ook zijn dat we hem verveelden. En die gedachte kon ik moeilijk verdragen. Ik probeerde Willem aan het praten te krijgen door allerlei vragen op hem af te vuren en hem aan te kijken alsof ik aan zijn lippen hing. Hij gaf beleefd antwoord, maar meer ook niet en Mandy gaf me onder de tafel een schop tegen mijn schenen om aan te geven dat ik op moest houden hem uit te horen. Met een van pijn vertrokken gezicht strompelde ik naar de keuken om de volgende gang te halen. Ik was een tijdje bezig met een sausje en toen ik terugkwam in de eetkamer was er ineens een geanimeerd gesprek gaande. Willem had plotseling het hoogste woord.
‘We hebben het over het milieu.’, legde Mandy uit. ‘Daar had jij ooit toch ook iets mee?’
‘Hoezo ooit?’, vroeg ik. Ik scheid nog steeds mijn afval hoor.’
‘Ik bedoel die actievoerder waar je ooit iets mee had.’
Ik was meteen alert, want ik had helemaal geen zin om alweer over een relatie van lang geleden te hebben. Ben zocht mijn blik en keek me dwingend aan. Hij had een hekel aan verhalen over mijn vroegere relaties. Daarom hebben we bij ons trouwen ook afgesproken om het verleden het verleden te laten en er niet meer over te praten. Ik hield me graag aan die afspraak, zeker in dit geval.
‘Hij protesteerde tegen apartheid, niet tegen milieuvervuiling.’, zei ik op onvriendelijke toon.
‘Dat heb ik ook nog gedaan.’, zei Willem enthousiast. ‘Hoe heette hij.’
‘Met veel tegenzin noemde ik zijn naam.’
‘Oh die.’, zei Willem met minachting in zijn stem. ‘Hij deed het alleen maar om meisjes te versieren. Actievoeren was sexy in die tijd. Dat is nu wel anders, sinds Folkert.’
‘Hij was inderdaad populair, maar volgens mij om een hele andere reden.’, zei Mandy. ‘Ik weet uit betrouwbare bron dat hij een erg goede minnaar was.’
Ze maakte een hoofdknikje mijn kant op.
‘Ik geloof niet dat Ben op dit soort informatie zit te wachten.’, zei Willem.
Daar had hij helemaal gelijk in, want Ben keek zeer geïrriteerd: niet naar Mandy, maar naar mij. Hij moest zich duidelijk inhouden om geen onvriendelijke dingen tegen me te zeggen.
‘In elk geval was het een waardeloos figuur’, ging Willem verder. ‘Hij heeft later gewerkt bij bedrijven waar hij tegen geprotesteerd heeft. Op het laatst was hij zelfs manager bij Shell.’
‘Op het laatst…?’, vroeg ik geschrokken.
‘Ja’, zei Willem laconiek. ‘Hij is nu denk ik alweer twee jaar dood. Longkanker geloof ik. Hij rookte ook veel te veel.’
Het bericht kwam aan als een stomp in mijn maag. Ik moest me tot het uiterste inspannen om me nog een beetje goed te houden. Wankelend vluchtte ik naar de keuken. Daar liet ik me op een keukenstoel vallen. Ik huilde boven het toetje. Waarom ik zo ontdaan was begreep ik zelf al niet, maar Ben had er nog veel minder begrip voor. Hij deed geen enkele poging om me te troosten.
‘Waarom zit je nou te janken om iemand die je meer dan twintig jaar niet gezien hebt?’, vroeg hij agressief.
‘Dat ik hem twintig jaar niet gezien heb, betekent niet dat hij niet belangrijk voor me is geweest.’, riep ik kwaad.
‘En je roept altijd dat hij zo’n klootzak was.’
‘Dat roep ik helemaal nooit, want we hebben het nooit over hem. Natuurlijk had hij veel fouten, maar ik heb ook heel veel van hem geleerd.’
‘Veel standjes zeker.’, zei Ben cynisch.
Die opmerking ging als een mes door mijn ziel. Het duurde even voor ik voldoende hersteld was om te reageren. Maar toen ging ik ook volledig los, ik was woedend en totaal niet meer geneigd om rekening te houden met Ben zijn gevoelens.
‘Gaat het daar om!’, gilde ik. ‘Dat is toch niet te geloven! Je weet al jaren dat jij niet de enige bent waar ik mee geneukt heb. En je weet ook al jaren dat jij wel de enige bent waar ik van houd, waar ik mee getrouwd ben en waar ik kinderen mee heb. Bovendien is de seks met jou beter dan met welke andere minnaar dan ook. Als je daar aan twijfelt gaan we het nu doen, hier ter plekke op de keukentafel. Mandy en Willem kunnen mooi toekijken en jureren.’
Ik veegde in één beweging alles van de keukentafel. Borden, keukengerei, het complete toetje, alles kletterde op de keukenvloer.
‘Doe niet zo idioot.’, bromde Ben.
‘De enige die hier idioot doet ben jij, als je aan mij twijfelt.’, krijste ik.
Mandy kwam binnen en keek geschrokken naar de ravage.
‘Alles goed hier?’, vroeg ze.
‘Er is niets aan de hand.’, mompelde Ben.
‘Er is godverdomme wel wat aan de hand.’, huilde ik. ‘We hebben geen toetje meer. Dat ligt daar op de grond.’
‘Dan doen we het toch zonder toetje.’, zei Mandy troostend.
Ben draaide zich om en liep door de keukendeur naar buiten.
‘Hij heeft te veel gedronken, hij mag niet in de auto stappen’, schoot er door me heen, maar ik kon het niet opbrengen om hem tegen te houden. Mandy kwam naast me staan en probeerde me te troosten. Door mijn tranen heen zag ik Willem ook staan. Hij wist niet wat hij met de situatie aan moest. Eerst liep hij naar het aanrecht om een glaasje water voor me te halen, daarna begon hij aarzelend de troep op de keukenvloer op te ruimen. Mandy nam me mee naar buiten en gaf me een sigaret. Ze leek gelukkig te begrijpen dat het op dat moment geen zin had om een uitgebreid gesprek te gaan voeren. Dankzij haar goede zorgen kwam ik weer een beetje tot mezelf. Het was koud buiten, merkte ik.
‘Waar is Ben?, vroeg ik angstig.
‘Even weg, die komt wel weer terug.’, zei Mandy geruststellend.
‘Waarom zegt ze dat’, dacht ik. ‘ Zoiets zegt ze alleen maar als ze zelf denkt dat hij niet meer terug komt.’
Ik begon weer te huilen. Mandy leidde me naar binnen en zette me op een stoel in de woonkamer. Willem had de tv aangezet. Het journaal van middernacht werd herhaald.
‘Ik wil dat Ben terugkomt’, huilde ik.
‘Nou moet je ophouden’, zei Mandy streng. ‘Natuurlijk komt hij terug.’
Na nog drie herhalingen van het journaal was Ben nog steeds niet terug. Mandy en Willem begonnen ook een beetje ongerust te worden en ik had het helemaal niet meer. Ik rookte de éne na de andere sigaret, ondanks het verbod op roken in huis. Willem had net aangeboden om eens wat rond te gaan rijden in de omgeving, toen we de achterdeur hoorden. Ben kwam de kamer in met een grote doos.
‘Ik heb maar even een toetje gehaald’, verklaarde hij. ‘Misschien is het een beetje gesmolten.’
Ben keek me aan alsof hij me een groot plezier had gedaan, maar ik zag dat heel anders. Ik stikte bijna van verontwaardiging. Machteloos staarde ik Ben aan, met tranen in mijn ogen.
‘Wat is er nou?’, vroeg hij verbaasd.
Die vraag en het domme onbegrip dat eruit bleek, waren voor mij de druppel. Ik werd zo kwaad dat ik een waas voor mijn ogen kreeg. Er waren nog maar twee dingen die ik wilde: pijn doen en vernietigen. Ik rende de kamer uit. Ben en Mandy riepen me nog iets na, maar ik wilde ze niet horen. Ik had al mijn concentratie nodig om mezelf toe te spreken.
‘Rustig blijven, rustig blijven’, herhaalde ik hardop.
Ik stormde de trap op en rende over de overloop naar onze slaapkamer. De deur sloeg zo hard achter me dicht, dat de kinderen rechtop in hun bed gezeten moeten hebben van schrik. Ik draaide de sleutel om in het slot. De woede gierde door mijn lichaam. Het adrenalinespiegel in mijn bloed moet enorm hoog geweest zijn, alsof iemand me een shot had toegediend. Ik keek verwilderd om me heen, op zoek naar iets waar ik mijn woede op kon koelen. De razernij moest eruit, anders zou ik gek worden. Ik kende het gevoel, ik ben wel vaker buiten mezelf van woede, maar dan is Ben er altijd om me te helpen. Als ik zo’n bui heb grijpt hij me altijd stevig vast en hoewel ik dan spartel, sla, krab en bijt slaagt hij er toch altijd in om me over zijn knie te leggen. Een paar minuten met de ronde plak van krakend leer zijn dan voldoende om me weer bij zinnen te brengen. Maar dit keer was alles anders. Hoewel ik erg verlangde naar een bevrijdend pak slaag wist ik heel zeker dat ik zo’n behandeling niet zou accepteren.
‘Als hij dat probeert krab ik desnoods zijn ogen uit’, gromde ik tegen mezelf.
Ik zag de hometrainer staan, in een hoek van de kamer. Binnen een paar tellen zat ik erop. Dat het zadel keihard is merkte ik niet eens. Ik begon als een bezetene te trappen, met het verzet op de zwaarste stand. Al snel liepen de tranen over mijn wangen en het zweet over mijn hele lichaam. Mijn hart ging zo tekeer dat de ingebouwde hartslagmeter van de hometrainer luid begon te protesteren. Ik trok me er niets van aan en trapte nog harder verder.
Mijn hart dreunde in mijn borst en mijn benen begonnen vreselijk zeer te doen. Ik raakte buiten adem en werd duizelig van het zuurstoftekort. Mijn laatste krachten stroomden weg uit mijn lijf. Ik wilde doortrappen, maar dat lukte gewoon niet meer. Mijn lichaam besloot voor me dat het genoeg was geweest. Het duurde minuten voordat ik mijn ademhaling weer een beetje onder controle had en de zwarte waas voor mijn ogen verdwenen was. Ik hijgde en proestte. Mijn longen protesteerden pijnlijk en mijn hart bonsde in een verontrustend tempo.
Zonder waarschuwing kwam een vreselijk zure smaak door mijn slokdarm omhoog zetten en ik braakte totdat mijn maag helemaal leeg was. Ik kon nog net op eigen kracht van de hometrainer af klimmen. Wankelend, met onzekere pijnlijke stapjes sleepte ik mezelf naar het bed. Ik liet mezelf voorover op het dekbed vallen. Met mijn kleren nog aan zakte ik weg in een onrustige slaap.
*
Een paar uur later werd ik met een schok wakker. Mijn lichaam deed overal pijn en ik had een vreselijk vieze smaak in mijn mond. Ik rilde van de kou in mijn bezwete kleren. Moeizaam kwam ik overeind. Ik nam voorzichtig een slokje water en trok mijn kleren uit. Zittend op de rand van het bed keek ik naar buiten. Het was midden in de nacht, maar toch nog vrij licht doordat het volle maan was. Langzaam drong het tot me door hoe erg het stonk in de slaapkamer. Vol walging keek ik naar de plas braaksel, die nog steeds naast de hometrainer lag. Ik haalde een emmer uit de badkamer om de rommel op te ruimen. Door de afschuwelijke zurige geur moest ik bijna nog een keer overgeven. Ik zette de balkondeur open om de stank een beetje te verdrijven. Lichtelijk verward probeerde ik de gebeurtenissen op een rijtje te krijgen. Ik vroeg me af waar Ben was en kwam tot de ontdekking dat de deur van de slaapkamer op slot was.
Ben zat beneden voor de tv. Hij keek naar een heel simpel spelletje: je moest een woord van vier letters raden en drie van de letters waren al ingevuld. Een hoogblond meisje in een strak pakje probeerde kijkers over te halen om te bellen met het goede antwoord. Ik keek een tijdje naar Ben zijn brede rug en sterke schouders. Hij zag er gekweld uit en ik kreeg de indruk dat hij gehuild had. Ik legde voorzichtig een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en keek me aan. Toen wist ik zeker dat hij gehuild had.
‘Hoe gaat het me je?’, vroeg ik voorzichtig.
‘Ik kan niet slapen.’, zei Ben.
‘Ik ook niet. Ik werd wakker en je was er niet.’
‘Ik heb je maar even met rust gelaten’, zei Ben. ‘Dat leek me beter.’
‘Je kon ook niet anders, want ik had de slaapkamerdeur op slot gedaan’, zei ik.
‘Oh’, zei Ben gelaten.
Het irriteerde me dat hij blijkbaar niet eens geprobeerd had om bij me te komen. Ik had hem natuurlijk niet binnen gelaten, maar hij had het toch in elk geval kunnen proberen.
‘Waarom kregen we nou zo’n ruzie?’, vroeg Ben. Hij probeerde te glimlachen.
‘Omdat jij kinderlijk jaloers bent over iets dat al twintig jaar voorbij is’, zei ik.
‘Is het wel echt definitief voorbij? Ik zag hoe je reageerde.’
‘Hij is dood verdomme. Veel definitiever kan het niet, lijkt me?’
Ik merkte dat ik weer boos begon te worden en gooide het over een andere boeg.
‘Dat je jaloers bent is nog tot daar aan toe. Als je dat zo voelt kun je daar niet zo veel aan doen, ook al kan ik je verzekeren dat er geen enkele reden voor is. Ik ben wel heel boos op je, omdat je zomaar bent weggelopen. Na wat er twee jaar geleden gebeurd is mag je me dat gewoon niet aandoen.’
‘Dat heeft er niets mee te maken’, zei Ben.
Hij probeerde me niet meer aan te kijken, maar toch zag ik tranen in zijn ooghoeken.
‘Dat heeft er juist alles mee te maken. Als jij zomaar verdwijnt moet ik daaraan terugdenken en dan besterf ik het van angst. Daar moet je rekening mee houden. Je kunt niet doen alsof er niets veranderd is.’
Ik was opgelucht dat het eruit was. De aanleiding tot onze ruzie was dan misschien iets heel anders, maar we waren toch bezig en het was hoog tijd dat het eens gezegd werd. Voor Ben werd het allemaal even te veel. Mijn sterke woudreus werd even geveld door zijn emoties. Hij huilde als een klein jongetje. Sinds die hersenbloeding gebeurt dat zo heel af en toe gewoon. Dan is het even mijn beurt om de sterkste te zijn. Ik nam Ben in mijn armen en drukte hem tegen mijn borst. Toen hij weer een klein beetje bedaard was, leidde ik hem naar de slaapkamer en stopte hem in bed. Ik kroop ook onder het dekbed. Mijn lijf zocht en vond zijn bevende lichaam. Ik streelde zachtjes over zijn schouders en rug. Heel lang lagen we zo tegen elkaar aan, zonder te praten. Ben snifte alleen nog een beetje.
*
De volgende ochtend leek Ben weer helemaal de oude. Zoals altijd als hij zich zo heeft laten gaan, wilde hij de verhoudingen tussen ons weer even normaliseren. De beste manier om dat te doen is voor hem een stevig potje seks. Voor mij hoefde dat nog even niet, daarom duwde ik hem voorzichtig van me af. Ben werd daar boos over, daar werd ik op mijn beurt ook weer boos over en zo ging het nog een tijdje door. Ik belde Mandy om haar te vertellen dat alles weer goed was. Ze leek opgelucht, maar toch kreeg ik de indruk dat ze me niet echt geloofde.
‘Ik geloof mezelf niet eens’, dacht ik toen ik ophing.
Er heerste bij ons in huis een soort gewapende vrede, die ook zijn invloed op de kinderen had. Sanne vluchtte naar Bosse zodra ze de kans kreeg, Timmy was de hele dag dwars en humeurig en Patrick probeerde met één van zijn grapjes de spanning te breken. Hij pakte mijn naaidoos, haalde er iets uit en liet het op de grond vallen.
‘Ik had gelijk’, zei hij. ‘Je kunt hier inderdaad een speld horen vallen.’
Ben snauwde Patrick zo af dat hij beledigd naar boven vluchtte. Ik werd boos en bijna hadden we weer ruzie. Zo waren er nog een aantal incidenten, totdat aan het einde van de middag mijn mobiele telefoon ging. Het was een redactrice van een modetijdschrift waar ik een tijd geleden een rapportage voor gemaakt heb. Ze klonk alsof ze behoorlijk in paniek was. Snel vertelde ze dat er de volgende ochtend een fotoshoot met een aantal modellen gepland stond. Alles was geregeld, maar die middag had de fotograaf ineens afgezegd. Ik kon me wel ongeveer voorstellen wat er daarna gebeurd was. De redactrice had zonder succes haar hele adressenbestand afgebeld op zoek naar een vervanger en ergens onderaan de lijst was ze mijn naam tegengekomen. Uit beleefdheid zei ze nog dat ze mijn werk altijd erg mooi vond, maar ik wist vrijwel zeker dat ze nog nooit een foto van mij gezien had. Niet dat het me iets kon schelen, alle werk was welkom. Er waren nog wel wat praktische bezwaren: ik had geen auto, want die stond nog in Amsterdam. Dat betekende dat ik mijn apparatuur niet kon vervoeren. De redactrice wuifde die bezwaren achteloos weg. Ik hoefde alleen mijn camera maar mee te nemen, de rest was aanwezig. Ik vroeg om een huurauto, een kamer in een goed hotel en een honorarium dat flink hoger was dan mijn normale tarief. Het bleek allemaal geen enkel probleem. De redactrice wilde alles regelen wat ik nodig had: een auto, een hotel, een vliegtuig desnoods, als ik maar kwam.
Ben had mijn telefoongesprek van achter zijn krant gevolgd. Aan zijn houding kon ik wel zien dat hij zich op zat te winden, maar daar trok ik me even niets van aan. Toen ik de telefoon had neergelegd ging hij er eens goed voor zitten, maar ik was hem te snel af. Ik stond op en zei dat ik voor mijn werk op reis moest. Ben protesteerde, zei dat het al laat was. Bovendien moest hij ook nog werken en hoe moest het dan met de kinderen.
‘Dan bel ik Tonny toch even’, zei ik. Ik pakte de telefoon. Tonny nam direct op. Ze klonk opgewekt. Nee, het was helemaal geen probleem om op de kinderen te passen en als ik dat wilde kon ze meteen komen. Op één of andere manier stond Tonny altijd klaar als het mij uitkwam.
‘Waarschijnlijk heeft ze geen erg druk sociaal leven’, dacht ik en ik realiseerde me schuldbewust dat ik daar volop van profiteerde.
‘Allemaal geregeld’, zei ik tegen Ben.
Ben draaide zich om en deed alsof hij een boek zocht in de boekenkast. Hij liet zijn schouders hangen, alsof hij verloren had. Het beviel hem duidelijk niet dat ik wegging, ook al was het maar voor een dag, maar zijn trots liet het hem blijkbaar niet toe om dat ook te zeggen. Ik was ook niet van plan om hem daarbij te helpen, dus begon ik mijn spullen bij elkaar te zoeken. Ben ging nog even verder met het aanvoeren van praktische bezwaren en toen ik volhield wilde hij me perse met de auto wegbrengen. Ik zei dat dat niet nodig was, omdat mijn huurauto al bijna voor de deur stond. Ben reageerde op deze afwijzing door als een klein kind te gaan zitten mokken.
‘Misschien moet ik hem maar eens over de knie leggen in plaats van hij mij’, bedacht ik geïrriteerd.
Ik probeerde Ben voor de zoveelste keer uit te leggen waarom ik de dingen gezegd had, die ik gezegd had. Ik zei ook nog dat ik hem geen pijn wilde doen.
‘Waarom doe je dat dan wel’, bromde hij voor zich uit.
Ik zuchtte diep. Door die opmerking wist ik zeker dat het beter was om een dagje weg te gaan.
‘Morgen, als ik weer terug ben, moeten we dit gesprek nog maar eens overdoen’, zei ik berustend. ‘Op deze manier heeft het geen zin.’
Ik liet Ben achter in de woonkamer en liep naar boven om mijn tas in te pakken. Het duurde maar vijf minuutjes, toen kwam Ben achter me aan.
‘Ga zitten en luister even naar me’, zei hij met een stem die geen tegenspraak duldde.
Ik ging op de rand van het bed zitten. Ben houdt niet van uitgebreide gesprekken over gevoelens en dergelijke, maar hij zegt meestal wel precies wat hij denkt. Hij pakte mijn hand en keek me aan, ongeveer net als toen hij me vroeg of ik met hem wilde trouwen.
‘Ik houd van je’, zei hij, niet meer niet minder, alleen die drie woordjes. Het was op dat moment precies genoeg om te geloven dat het allemaal wel weer goed zou komen. Ik zei niets terug, maar kneep alleen in zijn hand. We zaten elkaar een tijdje stil aan te kijken. Ik had helemaal geen zin meer om weg te gaan, het liefste wilde ik nog een hele tijd zo blijven zitten en elkaar zwijgend aanstaren. Ben kwam helaas weer overeind. Zijn knieën kraakten en hij trok een pijnlijk gezicht. Ik zuchtte en maakte geen aanstalten om ook overeind te komen.
‘Kom’, zei hij streng. ‘We moeten gaan pakken, anders wordt het te laat.’
Het verbaasde me dat Ben het ineens over ‘we’ had, alsof we alles in goed overleg hadden besloten.