Column: Tandarts

Net als iedereen moet ik twee keer per jaar naar de tandarts. Maar waar dat voor de meeste mensen hooguit twee keer een onaangenaam half uurtje betekent, is dat voor mij een vreselijke kwelling. Ik ben namelijk echt als de dood voor de tandarts.

Geen idee waar die angst vandaan komt. Ik heb niet echt een slecht gebit, dankzij de fluoridentabletjes die ik vroeger van mijn moeder kreeg, ik heb altijd aardige tandartsen gehad en er zijn ook nog nooit echt grote dingen aan mij tanden of kiezen gedaan. Een trauma is het dus niet.

Het ligt ook niet aan mijn tandarts. Mijn tandarts en haar man zijn goede vrienden van ons en zij is echt één van de liefste personen die ik ken. Ze doet haar werk ook altijd heel voorzichtig, met heel veel geduld en met alle begrip voor mijn kinderachtige angsten.

Heel lang heb ik een simpele oplossing gehad voor mijn probleem met tandartsen: ik ging gewoon nooit en omdat ik wel obsessief drie maal daags mijn tanden poetste en fanatiek floste, ging dat heel lang goed. Toch kreeg ik op een gegeven moment last van kiespijn. Ik verging dagenlang van de pijn, maar ik bleef liever met veel pijnstillers in bed liggen, dan dat ik er wat aan liet doen. Pas toen het echt niet meer ging, meldde ik me trillend van angst bij de tandarts met weekenddienst, die zich op bestraffende toon afvroeg waarom ik niet eerder was gekomen.

Daarna ging het weer een aantal jaren goed, maar deze gang van zaken herhaalde zich toch nog wel een aantal keren, totdat ik samen ging wonen met Bill. Hij ging keurig elk half jaar naar de tandarts en vond dat ik dat ook moest doen. Ik vond dat nergens voor nodig, maar Bill was niet erg onder de indruk van mijn argumenten. Hij maakte gewoon een afspraak voor twee personen en sleepte me bijna letterlijk onder zijn arm mee. Ik protesteerde, schreeuwde, schopte en sloeg, maar het hielp allemaal niets. Het was ontzettend gênant om als een klein kind meegesleept te worden. Iedereen leek ons aan te kijken en na te staren.

In de wachtkamer zorgde Bill dat hij heel dicht naast me zat, zodat hij me onopvallend heel stevig vast kon houden. Hier was er niemand die op ons lette, iedereen leek veel te druk met zijn eigen zenuwen. Ik keek gejaagd om me heen en ontdekte het toilet, vlak naast de buitendeur. Dat leek me een goede kans voor ontsnapping. Ik zei dat ik naar de wc wilde, maar Bill liet me niet gaan.‘

Je blijft zitten waar je zit, anders leg ik je hier ter plekke over de knie’, fluisterde hij in mijn oor.De behandeling zelf viel natuurlijk erg mee. Er was weinig aan de hand met mijn gebit, de tandarts was erg begripvol en aardig voor me en zijn assistente was helemaal geweldig, zo ontzettend lief, geduldig en zorgzaam. En Bill was er natuurlijk ook, die hield de hele tijd mijn hand vast.

Zo is een soort ritueel ontstaan, dat we elk halfjaar herhalen. Bill maakt de afspraak, dat zal ik uit mezelf nog steeds nooit doen, en dan gaan we samen naar de tandarts. Bill hoeft me niet meer mee te slepen, maar moet nog wel mee om me te ondersteunen. Voordat ik in de stoel zit, moet ik meestal nog wel even huilen, maar ik krijg alle tijd om aan het idee te wennen en iedereen doet zijn uiterste best om me op mijn gemak te stellen. Dat helpt wel. De angst zakt een beetje weg en eigenlijk is de kwelling dan ook al weer grotendeels voorbij.

Toch gaat het soms nog mis, zoals laatst. We hadden onze afspraak voor de halfjaarlijkse controle, maar we hadden het ook allebei erg druk. Daarom spraken we af om niet eerst langs huis te gaan, maar allebei op eigen houtje naar de tandarts te komen en elkaar in de wachtkamer te treffen. Een half uurtje van tevoren stapte ik dapper in mijn auto. Ik was echt vast van plan om te gaan, maar hoe dichterbij ik kwam, hoe banger ik werd en toen ik er bijna was, sloeg de paniek toe. Ik nam een afslag te vroeg en in plaats van naar de tandarts, ging ik een rondje wandelen in een natuurgebied. Om mezelf te kalmeren rookte ik een sigaret. De rust en de nicotine hadden al snel hun effect en ik voelde dat ik weer wat kalmer werd. Een paar minuten lang voelde ik me ontspannen en opgelucht. Daarna dacht ik weer aan Bill en aan de tandarts, mijn goede vriendin, die op me zaten te wachten en zich misschien wel zorgen begonnen te maken. Ik liep terug naar mijn auto en zag de gemiste oproepen van Bill op mijn telefoon. Die waren op zich al genoeg om me een flink schuldgevoel te geven, maar toen ik de berichten op mijn voicemail afluisterde werd dat gevoel nog veel sterker. Bill herhaalde in zijn boodschappen een aantal keren het woord ‘kinderachtig’. Ik haat het als Bill mij kinderachtig noemt, maar in dit geval had hij gewoon gelijk. Het is sowieso al vrij kinderachtig om bang te zijn voor zoiets onschuldigs als de tandarts, maar om dan ook nog eens te vluchten, is toch bijna net zoiets als je onder het bed verstoppen voor een eng monster.

Ik vermande mezelf en belde Bill op. Hij beantwoordde zijn telefoon koel en zakelijk, maar ik kon wel horen dat hij probeerde om zijn bezorgdheid te verbergen. Ik bood meteen mijn excuses aan en beloofde Bill dat ik meteen naar hem toe zou komen.

‘Blijf maar waar je bent’, zei Bill alleen. ‘Ik kom je nu halen.’

Bill was op dat moment hooguit een kwartier bij mij vandaan, maar het leek wel alsof hij er expres extra lang over deed om bij mij te komen, zodat ik extra lang de tijd had om mijn zonden te overdenken. Het was me al wel duidelijk wat er zou gaan gebeuren. Hoe en wanneer was nog even afwachten, maar dat ik een pak voor mijn billen zou krijgen stond vast. En voor het grootste deel vond ik dat ik dat ook dik verdiend had. Ik had een paar minuten mijn verstand moeten gebruiken, dan was het tandartsbezoekje zo voorbij geweest en was er waarschijnlijk ook niets aan de hand geweest. Ik ben toch echt veel te oud om me zo over te geven aan een irrationele angst. ‘Kinderachtig’, had Bill al gezegd en daarmee had hij de spijker op zijn kop geslagen.

Toch was er ook een deel van mij dat het allemaal een klein beetje onterecht vond. Bill weet hoe ontzettend bang ik voor de tandarts ben en daarom had hij me niet alleen moeten laten gaan. Hij had ook kunnen bedenken hoe dat af zou lopen. Dat was ook zo’n beetje het eerste dat ik tegen Bill zei toen hij voor me stond, maar hij kapte dat heel snel af.

‘Dan had je me moeten bellen, in plaats van er vandoor te gaan’, zei hij kort.

We reden samen terug in Bill zijn auto. Ik wilde niet vragen waar we heen gingen, maar dat werd vrij snel duidelijk. We namen niet de afslag naar de tandarts, maar reden rechtdoor, richting huis.

‘Ik heb onze afspraak een uurtje opgeschoven’, zei Bill. ‘Eerst moeten we even iets anders afhandelen.

’Ik begreep natuurlijk precies wat dat was.

Nog voordat de voordeur goed en wel dicht was, lag ik al over de knie. Ik had die middag een rok en laarzen aangetrokken, omdat ik me in die outfit zelfverzekerder voel, maar met mijn rok op mijn knieën en mijn billen bloot was er van dat gevoel heel weinig meer over. Bill maakte zijn broekriem los en ik voelde me nog kleiner en banger worden.

‘Dit gaat veel meer pijn doen dan de tandarts’, zei Bill nog eens ten overvloede.

Ik kreeg vijftien slagen met de riem, vijf links, vijf rechts en vijf in het midden. Bill deed het vol overgave, dit keer was er niet veel sprake van medelijden.

Ik kreeg een paar minuten de tijd om bij te komen en mijn make-up een beetje bij te werken, daarna moest ik weer mee, we hadden tenslotte nog een afspraak.

De tandarts was helemaal niet boos en wilde niets weten van excuses. Ik kreeg zelfs nog een uitgebreide knuffel, want ze kon nog een beetje zien dat ik gehuild had. De controle was binnen een kwartier voorbij en natuurlijk was er helemaal niets aan de hand.

Het leed was toch nog niet helemaal geleden, want die avond kreeg ik van Bill nog een echte straf, naakt, liggend op ons bed, met mijn handen en voeten gebonden. Bill gebruikte een grote, houten paddle, die echt pijn deed en heel diep doordrong. Ik had na afloop echt even de tijd nodig om weer een beetje tot mezelf te komen. Bill borg de paddle weer op en bewonderde mijn billen.

‘Ik begrijp niet dat je hiervoor minder bang bent dan voor de tandarts’, zei hij peinzend.

Nee, dat begrijp ik zelf ook niet.

Column: Lize

Ik ken Lize al heel lang, vanaf de eerste klas van de middelbare school. We hebben jaren bij elkaar in de klas gezeten, zonder dat we veel contact hadden. Verder dan ‘hoi’ en ‘dag’ zijn we in die jaren eigenlijk nooit gekomen. Dat kwam vooral doordat we bij heel verschillende groepen hoorden en daarbij was Lize ook nog een heel stil, verlegen meisje dat altijd heel zachtjes praatte en het liefst alleen in een hoekje zat. Als ik nu naar klassenfoto’s uit die tijd kijk, dan was Lize één van de mooiste meisjes van de klas, maar dat zal toen niemand zijn opgevallen.

Een jaar geleden kwam ik Lize na jaren weer tegen, op een koude zaterdagmorgen, langs de lijn van het voetbalveld, waar onze zoontjes op een kluitje achter een bal aan liepen te rennen. Dat is het voordeel als je woont in de omgeving waar je ook bent opgegroeid (of het nadeel, het is maar hoe je het bekijkt): van tijd tot tijd kom je zomaar ineens weer een stuk van je jeugd tegen.

Zoals te verwachten viel herkende Lize mij wel, maar ik haar niet. Ik moet eerlijk zeggen dat ik heel diep moest nadenken voordat ik kon bedenken wie Lize ook weer was. En toen ik dat eenmaal weer wist, had ik geen idee wat ik tegen haar moest zeggen. In al die jaren hadden we hooguit tien zinnen met elkaar gesproken. Maar Lize leek daar helemaal geen moeite mee te hebben. Ze kletste, in tegenstelling tot vroeger, aan één stuk door en haalde allerlei herinneringen op. Gebeurtenissen die ik me meestal ook nog wel kon herinneren, maar waarvan ik me niet voor kon stellen dat Lize daar ook bij was geweest.

Ik kreeg er al snel genoeg van om herinneringen op te halen aan een gezamenlijk verleden dat er nauwelijks was, ik was veel meer geïnteresseerd in het heden. Lize leek nogal veranderd ten opzichte van wat ik me van haar herinnerde. Niet alleen dat ze veel meer praatte, haar hele voorkomen was anders: een vrolijke, flinke, vrouw die lekker in haar vel zat. En ze had gelukkig ook afscheid genomen van de vormloze soepjurken, bedoeld om elke vrouwelijke ronding te verbergen, die ze vroeger altijd droeg of waarschijnlijk moest dragen van haar ouders. Ze had nu gewoon een strakke spijkerbroek om haar ronde billen.

We bleken in het heden veel meer gemeen te hebben dan in het verleden. Niet alleen waren we allebei op zaterdag voetbalmama, we hadden ook allebei twee kinderen, waren allebei aan ons tweede huwelijk bezig en hielden ook allebei van paardrijden, wandelen, lezen en schrijven. Na afloop van de wedstrijd spraken praatten we verder in de kantine, onder het genot van een grote bak patat met lekkere vette mayonaise, totdat de kinderen begonnen te zeuren dat ze naar huis wilden. We spraken af om binnenkort nog eens verder bij te kletsen.

Ik had niet verwacht dat dat ook echt zou gebeuren, maar een paar dagen later hing Lize al aan de telefoon. We spraken af om samen te gaan paardrijden. Mensen die zelf geen paard rijden kunnen het zich misschien niet goed voorstellen, maar vanaf de rug van een paard kun je hele goede gesprekken voeren. En dat deden we ook. We hadden het weer over vroeger, maar nu echt. Over de problemen thuis die we allebei gehad hebben, zonder dat we dat toen van elkaar wisten natuurlijk. Bepaalde dingen, herinneringen kregen nu ineens een hele andere betekenis, vooral bij Lize. Het was helemaal niet zo leuk in die tijd, ook voor mij niet. Met de vaststelling dat we al die vervelende dingen nu gelukkig achter ons hadden gelaten, sloten we het onderwerp af. Lize begon over de verhalen die ze schreef. Ik luisterde vol bewondering, maar durfde zelf niet zoveel over mijn eigen verhalen te vertellen. In plaats daarvan stelde ik voor om haar wat van me te laten lezen. ’s Avonds mailde ik haar nerveus de eerste paar hoofdstukken van ‘Anne’. Lize belde de volgende dag al om me te complimenteren met de mooie, eerlijke hoofdstukken. Ze praatte over werkelijk alles, de beschrijvingen, de grapjes, de kleine, herkenbare dingen die erin verstopt zaten, maar over de billenkoek fragmenten zei ze niets, terwijl ik had verwacht dat ze daar misschien over zou vallen. Ik kon niet anders, ik moest er wel naar vragen. Lize praatte er heel luchtig overheen: ‘die fragmenten waren zo natuurlijk geschreven dat ze bijna niet opvallen. Dat aspect hoort gewoon bij de personage Anne, dus waarom zou ik of wie dan ook daar moeite mee hebben? Leven en laten leven hoor.’

Voor iemand die was opgegroeid met ‘hel en verdoemenis’ was dit een ongelofelijk ruimhartige opmerking, waar ik nu nog vrolijk van word als ik eraan terugdacht.Lize en ik bleven regelmatig samen paardrijden. Een paar keer kreeg ik daarbij het gevoel dat Lize wat minder soepel dan anders op en neer bewoog in het zadel. Ik vroeg of er misschien iets aan de hand was. Lize zei dat ze te fanatiek was geweest in de sportschool en spierpijn had, ik dacht echter dat ik iets heel anders herkende. Natuurlijk vroeg ik niet door, maar ik werd wel erg nieuwsgierig.

Een paar weken later organiseerde Lize een soort high tea voor een goed doel. Ik bood in een opwelling aan om te helpen, hoewel ik eigenlijk helemaal niet goed ben in koken, bakken en al dat soort dingen. Thee zetten kan ik gelukkig prima, dus ik kon me nog wel een beetje nuttig maken. Lize had het vreselijk druk. Ik kreeg haar die hele middag nauwelijks te spreken, maar de high tea leek een groot succes. Het publiek bestond vooral uit oudere dames die Lize haar moeder hadden kunnen zijn. Ik voelde me niet erg op mijn gemak tussen al die strenge, grijze dames en ik kreeg het idee dat dat ook voor Lize gold. Ze reageerde gespannen en kortaf, heel anders dan ik haar de laatste tijd had leren kennen. De sfeer begon me steeds meer te benauwen en na een poosje kreeg ik last van mijn ademhaling, hyperventilatie heet dat ook wel. Ik moest zo snel mogelijk naar buiten. Ik stond op om naar buiten te rennen, maar ineens waren alle ogen op mij gericht. Iedereen verwachtte een verklaring voor mijn plotselinge vertrek. Flapuit als ik ben riep ik het eerste wat in me opkwam: ‘Ik moet nu snel gaan, anders kom ik te laat thuis en dan krijg ik billenkoek van mijn man.’

Iedereen in de kamer, Lize ook, keek me geschokt aan. Ik verdween snel in de gang, plofte neer op de eerste de beste plaats die me daarvoor geschikt leek: de trap naar boven. Lize kwam achter me aan. Ze sloot de deur naar de kamer zorgvuldig. Met haar handen in haar zijde keek ze me aan met een blik de me heel veel vertelde en ze lachte. Ik hapte nog steeds naar adem, maar Lize kon alleen maar lachen.

‘Billenkoek van mijn man’, gierde ze. ‘Hoe verzin je het!? Heb je die gezichten gezien!? Ik pies in mijn broek!’

Ik voelde me onbegrepen en vernederd, blijkbaar had ik me vergist. Stilletjes verdween ik door de voordeur.Het duurde daarna een tijdje voordat we weer gingen paardrijden, maar het gebeurde wel. En bij één van onze ritten had Lize weer die typische spierpijn. Ik wilde het weten, maar durfde het nog steeds niet te vragen, dus deed ik iets heel slechts. Na de rit gaan we altijd even douchen (voor wie denkt dat het paard al het werk doet: ook als ruiter transpireer je behoorlijk hoor) en terwijl Lize nietsvermoedend genoot van de hete straal, gluurde ik heel kinderachtig om het hoekje van haar douchehokje. Ik zag een paar dieprode, bijna paarse billen en ik wist genoeg. Er was maar één manier waarop haar billen die kleur gekregen konden hebben.

Ik gaf Lize nog een opening om over het beladen onderwerp te praten. Ik vroeg haar of ze nog spierpijn in haar billen had. Lize zei alleen dat ze helemaal geen spierpijn in haar billen had, maar in haar bovenbenen. We praatten er dus niet over, maar toch voelde ik me heel erg opgelucht. Opgelucht dat er meer vrouwen zoals ik waren, niet alleen ver weg, anoniem op het internet, maar ook gewoon om me heen en in mijn buurt. En ook al konden we er niet met elkaar over praten, die wetenschap was voor mij wel heel belangrijk.

Mijn hele leven zoek ik al naar mensen om me in te herkennen, mensen waar ik me aan kan spiegelen. En voor het stuk van mij dat billenkoek heet, had ik zo iemand nog niet gevonden. Ik kende alleen Helene, de laatste spanking vriendin van Bill. Een ontzettend lieve meid, maar ook een beetje een freak met een lederen halsbandje om haar hals en een kleine tatoeage van een mattenklopper boven haar billen, die ze zonder schroom laat zien als het onderwerp toevallig ter sprake komt. Zo wilde ik niet zijn. Ik wilde geen freak zijn, maar gewoon Anne. Dankzij Lize, die absoluut geen freak was, wist ik op één of andere manier ineens dat ik eigenlijk helemaal niet anders was, maar gewoon wie ik wilde zijn. Dat idee gaf me een enorme rust.

Een maand geleden is Lize met haar gezin verhuisd naar het buitenland. Ik heb haar nooit verteld dat ik haar die middag onder de douche gezien heb en we hebben het ook nooit meer over het onderwerp billenkoek gehad. Toch denk ik dat ook zij precies weet hoe de vork in de steel zit. Ooit ga ik er eerlijk met Lize over praten, of misschien stuur ik haar deze tekst wel. En anders leest ze dit misschien zelf. In het land waar Lize nu woont hebben ze tenslotte ook internet…

Naschrift: Uiteindelijk heb ik besloten dat ik dit stuk niet kon plaatsen zonder er eerst met Lize (zo heet ze natuurlijk niet echt) over te praten. Hoe ze reageerde ga ik hier niet vertellen, maar ze staat volledig achter dit verhaal.

Imogens straf

Dit verhaal is door Bill vertaald uit het Engels.

Ik las de fax nog een keer:

‘Van: Imogen Jones, Arbuthnot Management Consulting

Aan: Richard Thompson, rector, St. Jacob’s School

Onderwerp: PRIVÉ EN STRIKT VERTROUWELIJK

Aantal pagina’s: 2, inclusief deze pagina

Boodschap:

Beste Richard,

Hierbij de brief waar ik het aan de telefoon over had. Wil je me ALSJEBLIEFT terugbellen zodra je hem gelezen hebt. Ik maak me echt zorgen.

Liefs,

Im.’

Imogen Jones. Ik was vergeten dat voor haar werk nog steeds haar meisjesnaam gebruikte, sinds ze getrouwd was.

En dan de tweede pagina: op officieel briefpapier met een logo met een indrukwekkend uitziend wapen bovenaan de pagina. ‘De Koninklijke Academie voor Management Wetenschappen’. Ik las verder.

‘Geachte mevrouw Jones,

Ik schrijf u naar aanleiding van de examens die u onlangs heeft afgelegd om in aanmerking te komen voor lidmaatschap van de Academie.

Helaas moet ik u mededelen dat wij, vanwege schijnbaar ernstige onregelmatigheden met één van papers die u heeft ingeleverd, voornemens zijn om uw aanmelding af te wijzen. We willen u echter in de gelegenheid stellen om eventuele misverstanden met betrekking tot de genoemde papers weg te nemen. Daarom nodigen wij u uit om voor een hoorzitting in ons kantoor in Birmingham op het bovengenoemde adres op vrijdag 20 mei om 14.30 uur.

U kunt bij aankomst vragen naar de Examencommissie. Indien gewenst mag u een vriend of collega meenemen naar de hoorzitting, alhoewel een officiële juridische vertegenwoordiger bij deze gelegenheid niet nodig is.

Voor de volledigheid wil ik er nog op wijzen dat wij uw werkgever nog niet op de hoogte hebben gesteld van de gerezen problemen. Wij zullen dit ook niet doen, zolang de hoorzitting nog plaats moet vinden.

Graag zie ik u volgende week. Houdt u er alstublieft rekening mee dat dit de enige datum is, die beschikbaar is voor deze hoorzitting. Het is niet mogelijk om deze te verzetten, mocht u op de voorgestelde datum niet kunnen verschijnen, dan zullen wij helaas passende maatregelen moeten nemen.

Hoogachtend,

De Voorzitter van de Examencommissie.’

Ik zuchtte diep. Geen wonder dat ze zich zorgen maakte. Im was al heel lang bezig om haar registratie als professional te verkrijgen. Nu, op haar 27ste, zou ze relatief jong die registratie  krijgen, en het zou haar zeker vooruit helpen in haar carrière als Management Consultant. Maar nu die ‘schijnbaar ernstige onregelmatigheden’. Wat zou ze in vredesnaam….?

Ik pakte de telefoon en belde haar nummer. Een nogal koele, formele dame nam de telefoon aan.

‘Arbuthnot, waarmee kan ik u van dienst zijn.’

‘Ik zou graag Imogen Jones willen spreken.’

‘Wat is uw naam?’

‘Richard Thompson’

‘Waar belt u voor?’

‘Ze verwacht mijn telefoontje.’

‘Ongetwijfeld, maar ik moet alle inkomende telefoontjes registreren.’

Ik dacht snel na. Wat moest ik zeggen? Een goede vriend? Haar voormalige schoolhoofd? Een persoonlijk gesprek?

‘Eh, ik bel in verband met haar aanmelding voor het lidmaatschap van de Koninklijke Academie voor Management Wetenschappen.’

‘Dank u, mijnheer Thompson. Ik verbind u door.’

Oef. Im had al eens had geklaagd hoe serieus en formeel het allemaal was bij haar werkgever. Als de receptioniste al zo was, hoe moesten haar bazen dan wel niet zijn.

‘Goedemorgen, met Imogen Jones.’

‘Im, met Richard.’

‘Hallo, bedankt voor het terugbellen. Heb je gezien waarom ik me zorgen maak?’

‘Waar gaat dit allemaal over, Im?’

‘Ik heb geen idee. Ik heb me suf gepiekerd, maar ik weet het echt niet.’

‘Is er iets dat je verkeerd gedaan zou kunnen hebben bij de examens?’

‘Nee, nee, ik kan niets bedenken. Misschien heb ik iets geschreven waarmee ik de commissie beledigd heb? Maar ik weet het niet. Ik weet niet wat het zou kunnen zijn. Zou je alsjeblieft alsjeblieft met me mee kunnen gaan naar die hoorzitting in Den Haag?’

‘Maar, het is examentijd. Ik kan echt niet weg van school.’

‘Alsjeblieft. Ik vertrouw jou, jij bent in staat om mensen te overtuigen en je zult ongetwijfeld weten hoe je met examencommissies om moet gaan.’

Dit was lastig. Als rector probeerde ik altijd om geen dagen vrij te nemen in tentamenperiodes, zeker niet als het al over twee dagen was. Immers: als ik niet toestond dat de leden van mijn staf dagen vrij namen terwijl ze les moesten geven, dan moest ik dat zelf natuurlijk ook niet doen. De oudere generatie docenten, diegenen die altijd al tegen me waren geweest sinds ik een paar jaar geleden als midden dertiger tot rector was benoemd, zouden dat zeker niet accepteren. Maar Im was echt een goede vriendin. Ik kon haar ook niet in de steek laten.

‘Oké, ik zal er zijn. Ik zie je buiten bij het kantoor om twintig over twee. En maak je geen zorgen Im, ik weet zeker dat het allemaal goed komt.’

‘Denk je dat echt?’

Nee. Maar…

‘Ik weet zeker dat het goed komt, Im.’

‘Bedankt Richard. Ik stel dit erg op prijs.’

Ik legde de telefoon neer. Ze had zo bezorgd geklonken. Het deed me ergens aan denken. Ik had die paniek in haar stem één keer eerder gehoord, tien jaar geleden toen Im mijn beste studente was en ik haar moest straffen. Het was de eerste en enige keer in mijn carrière dat ik de cane heb moeten gebruiken. Die ervaring heeft denk ik voor een band tussen ons gezorgd, waardoor we jaren later nog steeds contact hadden, ook al had de tijd niet stil gestaan en waren we allebei getrouwd en succesvol in onze carrières.

Ik kijk in mijn agenda wat ik vrijdag allemaal voor vrijdag gepland had staan. Gelukkig hoefde ik die dag geen les te geven, alleen een paar vergaderingen die mijn plaatsvervanger ook wel kon afhandelen. Ik belde mijn secretaresse.

Toen ik de telefoon neerlegde, klonk de schoolbel. Ik moest weg, lesgeven. Eén van de weinige lessen die ik nog gaf, nu dat mijn leven leek te worden gedomineerd door vergaderingen en papierwerk. En nou ook nog die stomme reis naar Birmingham. Ik schudde mijn hoofd. Het leven was zwaar.

***

Vrijdag. Drie uur in de trein naar Birmingham, grijs, naargeestig weer. Het viel allemaal niet mee.

Ik stak de straat over naar het kantoor van het Instituut.

Ze stond al te wachten. Wat zag ze er goed uit: zwart, scherp gesneden pakje, witte bloes, het rokje iets aan de korte kant. Gekleed om indruk te maken.

‘Hoi Im.’

‘Hoi. Bedankt voor je komst. Het spijt me echt dat je helemaal hier naartoe moest komen.’

‘Maakt niet uit. Heb jij ook de hele dag vrij moeten nemen? Ik voel me net alsof ik aan het spijbelen ben.’

‘Ik heb een vergadering bij één van mijn cliënten, ongeveer twintig kilometer hier vandaan georganiseerd. Een groot project waar ik mee bezig ben. Op kantoor denken ze dat ik daar de hele dag ben.’

‘Zullen we dan maar naar binnen gaan?’

‘Laten we dat maar doen. Nogmaals bedankt Richard.’

***

We zaten in een klein wachtkamertje. Waarom laten mensen je toch altijd wachten?

Im staarde recht voor zich uit, zwijgend en duidelijk bezorgd.

De deur ging open en een kleine man in een tweed jasje kwam binnenlopen. Ik herkende hem onmiddellijk.

‘Laurence!’

‘Richard! Leuk om je te zien. Hoe gaat het met je?’

‘Prima en jij ziet er ook goed uit.’

Dit was bizar. Laurence Peters was één van de hoogleraren in de tijd dat ik studeerde, een expert in micro-economie. Ik kende hem behoorlijk goed, hij had me nogal geholpen bij het schrijven van mijn scriptie. Ik wist ook dat hij de universiteit had verlaten, maar ik wist niet waar hij naartoe was gegaan.

‘Dank je, dank je. Geef je nog steeds les?’

‘Jazeker, ik ben tegenwoordig rector van de St. Jacob’s School.’

‘Mijn hemel. Dan heb je het niet slecht gedaan!’

‘Dank je.’

‘Waarom ben je hier eigenlijk?’

‘Ik ben hier met Imogen Jones.’

We waren Im bijna vergeten. Ze stond op.

‘Ik ben haar “morele steun”. Sorry Im, ik had je voor moeten stellen. Laurence Peters was één van mijn hoogleraren op de universiteit.’

Hij gaf Imogen een hand, daarbij keek hij zeer streng.

‘Goed. Laten we maar naar binnen gaan. Richard Thompson… hoe bestaat het. Ga zitten.’

Hij deed de deur achter zich dicht en wees naar een bankstel in de hoek van de kamer. Typisch de kamer van een wetenschapper: enigszins chaotisch, overal stapels papieren. 

Zelf ging hij in de leunstoel tegenover ons zitten. Hij pakte een kartonnen map.

‘Goed. Richard, het is natuurlijk leuk om je weer eens te zien, maar wel jammer dat we elkaar onder deze omstandigheden moeten ontmoeten. Ik denk dat we maar beter ter zake kunnen komen. Mevrouw Jones…’

Hij keek naar Im.

‘Ja.’

‘Weet u waarom we u gevraagd hebben om vandaag hier te komen?’

‘Nee, u had het over onregelmatigheden, maar ik heb geen idee wat die zouden kunnen zijn.’

‘Nee?’

‘Nee.’

‘Weet u dat zeker? U kunt het beste eerlijk zijn.’

‘Nee, echt. Ik heb geen idee.’

Hij pakte een gebonden document en opende het bij een bladzijde die hij had gemarkeerd. Hij gaf het ons. Ik keek het even snel door: het leek te gaan over projectplanning. Een paar woorden en zinnen waren rood omlijnd.

‘Herkent u dit?’

‘Ja, dat is mijn paper, over het project dat ik gedaan heb.’

Ik kon me nog herinneren dat Im het had moeten schrijven – 10.000 woorden – en inleveren voordat ze haar examens mocht afleggen.

‘Juist. Er zitten nogal wat foutjes in, nietwaar?’

‘Ja, maar… Een paar spelfouten, dat is toch niet ernstig?’

‘Op zich niet nee. Zou u nu hier ook eens naar willen kijken?’

Laurence gaf ons een tweede document. Ik keek het ook snel door en keer daarna weer naar Im haar paper. Ze leken precies gelijk, zelfs dezelfde spelfouten waren rood omcirkeld.

‘Herkent u iets, mevrouw Jones?’

Ze gaf geen antwoord.

‘Kunt u mij misschien uitleggen hoe het kan dat uw paper precies dezelfde tekst en precies dezelfde spelfouten bevat als degene die Roger Cecil, van hetzelfde bedrijf waar u ook werkt, twee jaar geleden ingeleverd heeft?’

Im leek geschokt. Dit was ongelofelijk. Ze kon toch geen fraude hebben gepleegd? Of toch wel?

‘Nou… Wij hebben een standaard aanpak voor project planning binnen ons bedrijf. Dus ik denk… Ik denk dat het dus logisch is dat onze papers op elkaar lijken als we allebei over dit onderwerp schrijven.’

‘Op elkaar lijken zou kunnen, oké. Maar deze twee papers zijn exact gelijk.’

Ze wachtte.

Laurence keek haar aan.

‘Precies gelijk, met zelfs precies dezelfde spelfouten.’

Stilte.

Toen begon ze te huilen, stilletjes. Ik legde mijn arm om haar heen.

‘Het spijt me. Ik heb Roger zijn disk geleend en die gekopieerd naar mijn eigen computer. Hij wist daar niets van.’

‘Bedankt voor uw eerlijkheid, mevrouw Jones. Ik moet u echter wel vertellen dat fraude bij een officieel examen van het Instituut een zeer ernstige overtreding is. U laat ons geen enkele andere keuze dan u te vertellen dat u gezakt bent voor uw papers en u te royeren als kandidaat lid van het instituut. En ik zal, natuurlijk, ook uw werkgever op de hoogte moeten stellen. Die zal ongetwijfeld ook passende maatregelen nemen.’

Im huilde nu openlijk. Ik moest iets doen. Dit kon ik toch niet laten gebeuren?

‘Heb je er bezwaar tegen als Imogen ons even alleen laat, zodat wij even onder vier ogen kunnen praten, Laurence?’

‘Nee. Wilt u even buiten wachten, mevrouw Jones?’

Ze stond op en ging naar buiten.

Laurence sprak als eerste.

‘Slechte zaak, Richard. Zo’n slimme jongedame. Al haar andere papers waren uitstekend. Maar nu… Haar baas zal haar ongetwijfeld ontslaan en na zoiets zal het voor haar heel moeilijk worden om ergens anders een baan in management consultancy te vinden. Wat een verspilling.’

‘Er moet toch wel iets zijn dat we daaraan kunnen doen?’

‘Niets. Regels zijn regels. Ik bedoel, in mijn schooltijd in de jaren vijftig, kregen bedriegers twaalf slagen, terwijl de rest van de school toekeek. Dat waren nog eens tijden, toen discipline nog discipline betekende. Niet zoals vandaag de dag. We zijn te soft geworden, Richard. We laten jonge mensen er veel te makkelijk mee wegkomen. Maar wat het Koninklijk Instituut betreft…. Nee, haar royeren is het enige dat we kunnen doen.

Ik wachtte, luisterde naar wat hij had gezegd. Twaalf slagen… Razendsnel dacht ik na. In plaats van ontslagen te worden, de vernedering van ontmaskerd worden als een oplichter. Wat als….. Nee.

‘Stel dat ….. Zouden die twaalf slagen in dit geval ook niet de oplossing zijn?’

Ik kon zelf niet geloven dat ik dit zei.

‘Je bedoeld…’

‘Nou ja…. Ik ben tenslotte een schoolmeester. Stel dat …. ik haar voor jou zou straffen.’

Hij keek me aan. Er kwam een lachje op zijn gezicht.

‘Haar straffen?’

‘Je weet wel… die “twaalf slagen” van jou. In plaats van dat ze geroyeerd wordt, zou ik haar …. een pak slaag kunnen geven en dan zou jij kunnen besluiten dat ze toch niet gefraudeerd heeft en haar laten slagen.’

‘Interessant… Maar hoe zou ik kunnen controleren dat je het ook echt gedaan hebt? Ga je me foto’s sturen of zoiets dergelijks?’

Mijn god. Foto’s.

‘Zou dat echt nodig zijn?’

‘Nou ja, ik zou toch zeker moeten weten dat het grondig gebeurd is.’

Klootzak.

‘Als je echt bewijs nodig hebt, dan zou je inderdaad foto’s moeten hebben, denk ik.’

Hij wachtte.

‘Dit is wel erg ongebruikelijk.’

‘Voor mij is dit ook niet bepaald dagelijks werk, Laurence.’

Hij keek me aan.

‘Oké, laten we maar eens horen wat ze hiervan vindt.’

Hij liep naar de deur en riep Imogen weer binnen. Ze was nog steeds in tranen. De knappe, formele, succesvolle zakenvrouw was gereduceerd tot een grienend, hulpeloos klein meisje. Ze kwam naast me zitten.

Laurence keek haar aan met een gemeen lachje op zijn gezicht.

‘Ik heb een voorstel hoe we dit op een andere manier af kunnen handelen, jongedame.’

‘Alstublieft, ik zal alles doen.’

‘Alles?’

‘Alles, absoluut.’

‘Oké dan. Vroeger, toen ik jong was, wisten we wel hoe we om moesten gaan met stoute meisjes. Weet je wat er met hen gebeurde?’

‘Nee, mijnheer.’

‘Die kregen een pak slaag, mevrouw Jones.’

Imogen zat ineens rechtop. Kaarsrecht.

Laurence ging verder.

‘Uw vriend mijnheer Thompson is schoolmeester, dus die weet het één en ander over discipline. Dus heb ik met hem afgesproken dat als hij u een stevig pak slaag geeft, we dit kleine incident verder zullen vergeten en ik u op de lijst met geslaagden zal zetten.’

Ze keek verbijsterd. Haar blik bleef gefixeerd op Laurence, ze keek mij niet aan.

‘En wat zou dat dan inhouden?’

‘Nou, wat ik zou voorstellen is dat u vanmiddag samen een discrete plek opzoekt, dat u een geschikt instrument aanschaft – er moet wel ergens een seksshop zijn die zwepen verkoopt –

en dat u zich dan uitkleedt en hij u twaalf slagen met de zweep geeft, zo hard als hij kan. Daarna neemt hij een foto, om die naar mij toe te sturen. En als ik dan op basis van de foto vind dat de straf zwaar genoeg was, dan laat ik het daar verder bij. Als ik echter vind dat hij te aardig voor u is geweest, dan wordt u alsnog geroyeerd. Gaat u hiermee akkoord?’

Ze vermeed het nog steeds om mij aan te kijken.

‘Akkoord.’

‘Dan hebben we een afspraak.’

Hij sloeg zijn map dicht en keek me aan.

‘Bedankt voor je hulp, Richard. Ik stel het erg op prijs. En ik weet zeker dat ik erop kan rekenen dat je haar genoeg zult laten lijden om deze zaak af te kunnen sluiten.’

Ik stond op en schudde zijn uitgestoken hand.

‘Je kunt op me rekenen, Laurence. Bedankt, we komen elkaar vast nog wel eens tegen.’

‘Ongetwijfeld. Goed, mevrouw Jones. Het was een genoegen om u te ontmoeten. Ik zal vanmiddag aan u denken.’

‘Dag mijnheer.’

Ze schudde zijn hand.

We draaiden ons om en gingen weg, weg uit het kantoor, weg uit het naargeestige kantoorcomplex, de straat op.

Ze praatte al voordat ik er een woord tussen kon krijgen, assertief.

‘Hier’, zei ze. Ze greep in haar tas.

‘Neem mijn mobiele telefoon mee. En hier is wat geld.’

Ze gaf me twee twintig euro biljetten.

‘Verderop is een hotel: De Zwaluw. Dat is erg goed. Ik heb er al eens gelogeerd. Clinton heeft er vorige week ook gelogeerd tijdens de G8 top. Ik ga er nu meteen naartoe om een kamer te reserveren. Ik zal je bellen op het mobieltje om het kamernummer door te geven. Ga jij die zweep halen en een direct klaar camera, dan spring je in een taxi naar het hotel en kom je meteen naar de kamer. Oké?’

Mijn hemel. Ze vuurde instructies af per dozijn. Ik kon begrijpen waarom ze zo succesvol in haar werk was.

‘Prima. Maar… Is alles goed? Weet je zeker dat je dit wilt doen?’

Ze keek me aan, recht in mijn ogen.

‘Als dit de prijs is die ik moet betalen om te voorkomen dat ik mijn hele carrière verkloot, dan doe ik dat. En ik wil er ook niet te makkelijk vanaf komen. Ik wil dat je….’

Ze twijfelde voor het eerst.

‘Ik wil dat je me zo hard slaat dat die engerd me wel moet laten gaan. Kom, we kunnen maar beter opschieten. De winkels zijn die kant op. Ik neem hier een taxi. Tot over een half uurtje.’

En weg was ze.

***

Watson’s fotowinkel, één direct klaar camera, met kleurenfilm, die de winkelbediende er voor mij in had gedaan, cash betaald.

Het kostte me wat meer tijd om mijn volgende boodschap te doen. Ik ging naar het meest sjofel uitziende gedeelte van het centrum van de stad. Loveaid Seks shop. Het raam was dichtgespijkerd, maar de deur was open. Een ongelofelijke hoeveelheid (ik was nog nooit eerder in zo’n winkel geweest) seksspeeltjes in alle soorten en maten. En in de hoek: een stapel canes, precies zoals degene die ik de vorige keer bij Im had gebruikt. Daarnaast een gemeen uitziende zweep. Ik pakte het op bij het zwart lederen handvat. Zes lange, dunne gesels, ongeveer dertig centimeter lang. Deze was wel geschikt.

‘Goede keuze, vriend’, zei de man achter de toonbank. ‘Dat zal de nodige schade aanrichten.’

Ik betaalde weer cash en liep de winkel uit, hopend dat ik geen bekende tegen zou komen. Ook al was dat niet erg waarschijnlijk in een vreemde stad.

De telefoon ging toen ik weer de hoofdstraat inliep (wat haat ik die mobieltjes toch).

‘Heb je alles?’

‘Ja.’

‘Ik ben in kamer 804, hotel De Zwaluw. Je bent er met een taxi binnen vijf minuten. Ga meteen door naar de kamer. De liften zijn links van de receptie, wij zitten op de bovenste verdieping.’

Zo geconcentreerd….. Zo vastbesloten om dit te doorstaan.

Achterin de taxi probeerde ik te geloven dat dit echt gebeurde.

In het hotel, meteen de lift in, voordat iemand me kon vragen of ik hulp nodig had. Met de lift naar boven, door de met pluche tapijt beklede gang. Kamer 804, de deur stond op een kier. Ik ging naar binnen.

Im stond daar voor me, gekleed in een witte badjas. Ze keek me aan. Ik haalde de zweep uit de tas, haar ogen werden groot van schrik.

‘Weet je zeker dat je dit wilt doen?’, vroeg ik haar.

‘Ik heb geen keuze.’

Haar stem was zachter, de bazigheid en assertiviteit verdwenen nu het moment dichterbij kwam.

‘Ik vertrouw je, Richard. Ik vertrouw je meer dan wie dan ook. Weet je nog de laatste keer dat je me gecaned hebt, toen ik nog op school zat?’

‘Hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten?’

‘Ik zal het ook nooit vergeten. Niets heeft ooit zoveel pijn gedaan. Maar jij was zo aardig, ook al had je me net zo hard geslagen dat ik het nauwelijks kon verdragen. Hoeveel mensen heb je daarna nog gecaned.’

‘Jij was de enige.’

Ze beet op haar lip.

‘Sorry. En nu, vandaag, ga je me redden van iets dat ik gewoon niet zou kunnen verdragen. Zorg dus dat je je werk goed doet. Ik wil geen enkel risico lopen dat het Instituut het niet goed genoeg vindt.’

We keken elkaar aan. Plotseling knoopte ze haar badjas los en liet die op de vloer vallen. Ze was nog mooier dan ik me herinnerde. Haar steile haar losjes in een staart naar achteren gebonden. Ze deed geen enkele poging om zichzelf te bedekken. Haar borsten, niet te groot, stevig; haar schaamhaar netjes geschoren. En haar tepels: hard. Had ze het koud? Dat moest het toch wel zijn …

Ze streek langs me heen, naar de badkamer, en hing de badjas aan de achterkant van de deur. Ze kwam weer naar buiten.

‘Waar wil je me hebben?’

Ik keek om me heen. De kamer was gigantisch groot. Ze moet er een enorm bedrag voor betaald hebben. Midden in de kamer stond een prachtig bed van gevlochten ijzerwerk, opgemaakt met kraakheldere, witte lakens.

Dat was een idee. De ijzeren dwarsbalk aan het voeteneind van het bed, op precies de goede hoogte.

‘Ik wil dat je bukt over het voeteneinde van het bed.’

Ze liep kalm naar het bed en drapeerde zichzelf er overheen, even huiverend toen haar blote lichaam het koude ijzer raakte. Ze vleide zich neer op de matras, haar handen voor zich uitgestrekt, haar hoofd gebogen naar één kant, haar borsten platgedrukt onder haar. De balk was zo hoog dat ze zich een beetje moest uitrekken, bijna op haar tenen moest gaan staan. Zo vormde ze een perfect doelwit voor mij.

Ik gooide mijn jas op de tafel in de hoek van de kamer en rolde mijn mouwen op.

‘Ik ga je nu twaalf slagen geven. Je mag niet bewegen of je krijgt extra. Verder wil ik dat je helemaal stil bent, zelfs niet de slagen tellen. En zoals je gevraagd hebt: ik zal slaan zo hard als ik kan. Ben je er klaar voor?’

‘Ja’

Een klein, bibberig stemmetje.

Ik positioneerde me ten opzichte van haar, tilde de zweep op, hoog boven mijn hoofd, en liet hem hard op haar billen neerknallen. De zweep gaf een harde knal. Ze schreeuwde het uit.

‘Stilte.’

Desondanks: geen wonder dat ze gilde. De zes gesels waren uitgewaaierd over haar billen in perfecte lijnen, elk lieten ze al een pijnlijk uitziende rode striem achter. En dat was nog maar de eerste.

Weer liet ik de zweep neerknallen, nog harder zelfs. Je zag de klap haast door haar hele lichaam trekken. Ze balde haar vuisten stevig samen en trommelde zachtjes op het laken.

Daarna twee slagen vlak na elkaar, dit keer over haar bovenbenen. Hoe ze het uithield, ik weet het echt niet, maar ze bewoog nog steeds niet.

Ik veranderde een klein beetje van positie, zodat ik recht achter haar stond. Toen liet ik de zweep weer neerkomen, heel snel, zodat de zweep het midden van haar billen raakte, van boven naar beneden. Ze jankte als een wolf.

En toen de zesde en de zevende, weer snel achter elkaar. Weer haar billen van boven tot onder, één slag voor haar linker bil, de volgende voor haar rechter.

Ze huilde ongecontroleerd, maar ze bleef nog steeds in positie.

Ik ging aan haar rechterkant staan. Twee slagen met de backhand, die haar billen raakten van rechts naar links en kris kras de striemen van de zweep achterlieten.

De tiende en de elfde, forehand weer, sneden in omgekeerde richting over haar achterwerk. Bij de elfde sprong ze uiteindelijk overeind, schreeuwend, haar achterste wrijvend, springend van de éne op de andere voet.

Ze keek me toch niet aan. Ze haalde diep adem en ging weer over het voeteneind van het bed liggen.

‘Nog twee te gaan’, hielp ik haar herinneren.

Ik dacht aan mijn instructies: ik moest ervoor zorgen dat de afstraffing er erg genoeg uitzag om het Instituut tevreden te stellen.

Dus deed ik een stap naar achteren en liet de zweep weer neerknallen.

Weer kwam ze overeind.

‘Liggen.’

Dit keer zei ik niets, maar wachtte totdat ze weer in positie lag, en ging schuin achter haar staan. Ik richtte de zweep op de rechterkant van haar achterwerk en knalde hem hard neer, de gesels wikkelden zichzelf rond de rand van haar billen. Ze gilde, maar bleef op het bed liggen.

De laatste slag. De slag die ze niet zou vergeten. Ik richtte de uiteinden van de gesels op de bovenkant van haar benen, een echt luide knal van de zweep, de tongen van de gesels verkenden haar meest intieme delen, zo ver als ze maar konden.

Een ijselijke gil dit keer. Ze sloeg met haar vuisten op het bed, haar hele lichaam trilde.

Ik stapte naar achteren en gooide de zweep op de vloer.

‘Het is klaar, Im. Je mag opstaan.’

Langzaam kwam ze overeind, ze liet zich op haar knieën op de vloer vallen, greep haar billen vast, wiegde zachtjes heen en weer. De tranen rolden over haar wangen en drupten op het tapijt.

Ik liep naar de badkamer, kwam weer terug met de badjas. Ik legde de jas over haar schouders, terwijl ze over de vloer kroop, als een klein, gewond dier. Daarna stond ik op en ging in de leunstoel in de hoek van de kamer zitten.

Ze keek me aan, het lukte haar om een heel klein beetje te glimlachen. Ze sprak zachtjes.

‘Als dit is wat je kunt, terwijl je nog maar twee keer in je leven een pak slaag hebt uitgedeeld, wil ik niet meemaken wat er gebeurd als je wat meer geoefend hebt.’

‘Het moet vreselijk zijn geweest.’

‘Mmmmm….. Ik wordt misschien wat soft op mijn oude dag, maar het lijkt wel alsof dit veel meer pijn deed dan de vorige keer. Maar goed, ik heb tenminste als het goed is nog steeds een baan.’

Ze stond op en keek me aan, ze hield haar handen nog steeds op haar billen.

‘Ik denk dat je me nu maar op de foto moet zetten.’

Dat was ik bijna vergeten.

‘Waarom ga je niet op het bed liggen’, stelde ik voor, terwijl ik de camera uit de tas haalde.

Ze sloeg het laken terug en ging liggen, achterwerk in de lucht, ze gebruikte het laken om haar borsten te bedekken. Voor mij was ze dan misschien niet verlegen geweest, maar het was duidelijk dat ze niet van plan was om onze vriend van het Instituut meer te laten zien dan strikt noodzakelijk was.

Ik richtte de camera en drukte af. Een korte pauze, toen verscheen de foto. Ze draaide zich om en hield haar hand op. Ze keek hoe de foto voor haar ogen werd ontwikkeld.

‘Shit! Zie ik er zo beroerd uit?’

‘Laat ik het zo zeggen: ik kan me voorstellen dat je in tranen was.’

Ik drukte nog een keer af, een close-up dit keer.

‘Denk je dat twee genoeg is?’

‘Hij krijgt niet meer, de sadistische klootzak. Je kunt je wel voorstellen hoe hij hiernaar zal kijken.’

Ze zuchtte diep, bedekte haar billen weer met haar handen en verborg haar gezicht in de lakens.

‘Oww..’

Ik pakte mijn jas.

‘Ik moet gaan Im.’

‘Nee.’

Ze sprong op, haar stem klonk haast paniekerig.

‘Blijf alsjeblieft. Laat me nu niet alleen. Ik wil bij je zijn.’

Ze greep mijn hand en leidde me naar het bed, trok me omlaag naast haar.

‘Im …’

‘Hou me vast.’

Ze begroef haar gezicht tussen mijn armen. Ik drukte haar dicht tegen me aan, knuffelde haar.

Waar was ik mee bezig, liggend in een hotelkamer met een naakte vrouw, terwijl we allebei met een ander getrouwd waren?

Ineens kuste ze me. Geen vriendschappelijk zoentje, maar vol op de mond. Ze kuste me opnieuw en probeerde bovenop me te klimmen. Ik greep haar armen en duwde haar van me af.

‘Ik moet nu echt weg.’

Maar ze reikte al naar beneden. Met haar linkerhand ritste ze mijn gulp los.

‘Het voelt anders niet alsof je weg wilt.’

Inmiddels had ik inderdaad een ongelofelijke erectie. Ze trok mijn broek en boxershort omlaag, klom bovenop me, hield me onder haar gevangen. Ze streelde mijn penis met één hand, haar andere hand hield ze tussen haar eigen benen.

‘Vrij met me Richard’, murmelde ze, terwijl ze zich wijdbeens over mijn harde geslacht heen liet zakken. Ze begon heen en weer te bewegen: ik had nog nooit zoiets heerlijks gevoeld.

Ik wurmde overeind, in een meer zittende positie, en reikte naar voren, omklemde haar gekwetste billen met mijn handen terwijl we vreeën. Ik streelde ze, voelde de striemen en blaren die ik had veroorzaakt met mijn zweep. Hoewel ze huiverde, leek het haar nog meer op te winden, onze bewegingen werden alleen nog maar sneller en heviger en we dreven elkaar tot een explosief hoogtepunt.

***

We vreeën nog twee keer die avond, totdat ik uiteindelijk echt weg moest. Als ik de laatste trein had gemist, had ik dat echt niet uit kunnen leggen. We deden het met wilde overgave, elkanders lichaam tot het uiterste verkennend. Daarna douchten we samen, kleedden ons aan. En toen ging ik, na een lange gepassioneerde laatste zoen.

‘Ik blijf hier vannacht’, zei ze. ‘Ik heb voor de kamer betaald, dan kan ik er net zo goed ook van genieten.’

‘Gelijk heb je. Maar nog één dingetje, Im…’

‘Wat?’

‘Vergeet niet om de foto’s te posten.’

Ze lachte.

‘Maak je geen zorgen, dat zal ik niet doen. Ik wil geen herhaling, tenminste, niet voor dat deel van de middag. Nou ja, voorlopig niet in elk geval.’

Ik opende de deur. Ze wierp me een kushandje toe, terwijl ik de hal in stapte.

‘Bedankt Richard. Doe voorzichtig. En denk eraan: de volgende keer dat ik een ondeugend meisje ben, weet ik waar ik moet zijn.’

De Schaatstraining

Dit verhaal heb ik jaren geleden geschreven naar aanleiding van een interview met een bekende schaatsster op tv. Ik zal niet zeggen welke schaatsster het was, maar ik denk dat velen wel een idee zullen hebben.
In dat interview werd de schaatsster geconfronteerd met de uitspraak van een columnist:
‘…. moet haar over de knie leggen en haar een pak onvervalste billenkoek geven.’
Toen de schaatsster deze woorden hoorde, keek ze alsof ze het pak billenkoek al bijna kon voelen.
Dit verhaal is verder natuurlijk pure fantasie, maar gelijkenis met bestaande personen berust dus niet geheel op toeval 🙂

Een beetje vreemd vond Maaike het wel, toen haar trainster haar vertelde dat ze op zondag moest komen voor een extra privé training. Echt veel zin had ze er ook niet in, want zondag was tegenwoordig de enige dag waarop ze Martin, haar vriendje, nog kon zien. Maar ze was net begonnen bij deze trainster, nadat ze ruzie had gekregen met haar vorige trainer. En ze had tot nu toe ook nog niet echt veel gepresteerd. Het leek Maaike dus niet verstandig om de extra training te weigeren. Martin was niet blij geweest toen ze vroeg was opgestaan, haar tas had ingepakt en haar schaatskleren had aangetrokken. Nijdig had hij zich omgedraaid om verder te slapen. Eigenlijk had ze gehoopt dat hij met haar mee zou gaan, maar daar had hij duidelijk geen zin in.

Dus rijdt ze nu in haar eentje richting de schaatsbaan, in haar gesponsorde auto. Onderweg vraagt ze zich af of het wel zo’n goed idee was om met deze trainster in zee te gaan. Toen de sponsor haar voorstelde, had ze meteen haar twijfels gehad. Tot nu toe had deze trainster alleen nog maar jeugd getraind. Daar had ze wel altijd erg goede resultaten bereikt, maar ervaring met echte professionals had ze nog niet. Maaike was er niet erg blij mee dat zij nu als proefkonijn mocht dienen. Maar erg veel keus had ze nou ook weer niet. De sponsor was nogal kwaad over de breuk met de vorige trainer, bij zijn ontslag hadden ze een hoge afkoopsom moeten betalen. In een indringend gesprek had de directeur haar duidelijk gemaakt dat dit haar laatste kans was. Ze moest beter gaan presteren en er mochten geen problemen meer ontstaan, anders was het afgelopen met de sponsoring. Na afloop van het gesprek had de directeur haar ingefluisterd dat ze haar gedrag maar beter kon veranderen.

‘Als je mijn dochter was geweest, had ik je allang over de knie gelegd en je een pak onvervalste billenkoek gegeven’, had hij gezegd.

Ze was erg blij geweest dat hij haar vader niet was en had besloten om eieren voor haar geld te kiezen.

De eerste weken met haar nieuwe trainster waren Maaike niet meegevallen. Ze had gehoopt dat ze wat modernere ideeën zou hebben dan haar vorige trainer, maar daar was niets van gebleken. Deze trainster geloofde vooral in ouderwetse discipline. Maaike moest haar mond houden en hard schaatsen, daar kwam het tot nu toe op neer. In de wandelgangen had Maaike ook vreemde verhalen gehoord over deze trainster. Het gerucht ging dat ze haar vroegere pupillen op geheel eigen wijze discipline bijbracht. Een meisje dat niet hard genoeg trainde of lastig was, werd na afloop van de training apart genomen. Dan ging het schaatspak naar beneden voor een flink pak blote billenkoek.

Casandra, een vriendin van Maaike, had de trainster een keer in een kantoortje zien verdwijnen met een van de jeugdtalenten. Tien minuten later was het meisje met tranen in haar ogen weer naar buiten gekomen. Er werd beweerd dat de trainster haar billen had bewerkt met een haarborstel. Ook ging het verhaal dat andere meiden na afloop de blote billen van het meisje hadden gezien. Ze zouden knalrood zijn geweest. Een maand later werd het zelfde meisje wereldkampioen bij de jeugd.

‘Ach, het zal ook wel meevallen’, denkt Maaike terwijl ze de parkeerplaats van de schaatsbaan oprijdt. ‘Mensen zeggen zoveel en Casandra zeker. Die heeft gewoon teveel fantasie. En ook al is het waar, die meiden waren kinderen. Ik ben een volwassen vrouw, die bovendien al het nodige heeft gepresteerd. Mij zal ze niet zo behandelen.’

Toch is Maaike er niet helemaal gerust op als ze naar binnen loopt. Ze wilde dat Martin toch maar was meegekomen.

De grote schaatshal is helemaal leeg als Maaike binnenkomt. Er is helemaal niemand, behalve de trainster, die al staat te wachten. Ze kijkt Maaike doordringend aan.

‘Ga je maar snel omkleden in gymkleding. We gaan eerst aan je conditie werken.’, is het enige wat de trainster zegt.

‘Ik geloof niet dat ik echt extra conditietraining nodig heb’. Maaike heeft het gezegd voordat ze het goed en wel door heeft.

Het gezicht van de trainster verstrakt.

‘Ik wel en dat zal jij ook vinden als we klaar zijn. Ik wacht op je in de gymzaal’.

Zonder een antwoord af te wachten loopt de trainster weg.

In de kleedkamer is Maaike ook helemaal alleen. Ze baalt er behoorlijk van dat ze zo werd afgesnauwd.

‘Dat mens had best even kunnen zeggen dat we conditiewerk gaan doen. Nu moet ik me weer helemaal omkleden’, denkt ze.

Een beetje trager dan nodig trekt Maaike haar trainingspak en schaatspak uit, ze heeft helemaal geen zin in conditietraining. Gelukkig heeft ze eraan gedacht om ook gymkleding mee te nemen. Ze heeft zelfs aan een slipje gedacht. Onder haar schaatspak draagt ze nooit ondergoed, maar onder gymkleding is het toch wel prettig om een broekje aan te hebben. Toevallig is ook nog haar favoriete slipje dat ze meegenomen heeft: een badstoffen stringetje, waarin je heerlijk vrij kunt bewegen. Als Maaike zich heeft omgekleed voelt ze zich weer een stuk lekkerder.

‘Kom maar op met je conditietraining’, denkt ze.

De trainster heeft een zwaar programma samengesteld. Het bestaat uit heel veel krachttraining. Maaike doet haar best om het zo goed mogelijk af te werken, maar de trainster is niet snel tevreden. Het moet steeds nog een beetje sneller en nog een beetje meer. Na een half uurtje trekken aan gewichten en apparaten gelooft Maaike het wel. Haar slechte humeur is weer helemaal terug. In plaats van beter haar best te doen, neemt ze juist wat gas terug. De trainster probeert haar pupil te pushen door steeds meer van haar te eisen, maar ze merkt ook wel dat het niet erg veel effect heeft. Een tijdje staat ze toe te kijken hoe Maaike tergend langzaam een paar gewichten op en neer trekt. Dan grijpt ze in.

‘We gaan even wat anders doen, Maaike. Kom maar even deze kant op’ , zegt ze.

Ze loopt naar een bankje met haltersteunen, in de hoek van de zaal. Maaike moet op haar knieën op het bankje gaan zitten en haar armen op de haltersteunen leggen, zodat het gewicht van haar bovenlichaam op haar armen komt te rusten. De trainster komt naast haar staan en inspecteert haar houding.

Net als Maaike zich afvraagt waar dit nou weer goed voor is, komt de trainster een stapje dichterbij. Ze legt een hand op de rug van de jonge schaatsster, alsof ze haar houding een beetje wil corrigeren. Het volgende moment schuift ze in één handige beweging haar sportbroekje en het slipje omlaag. Met haar andere hand duwt ze Maaike haar bovenlichaam stevig tegen de dwarsstang van de haltersteunen, zodat die geen kant op kan.

Maaike heeft niet meteen door wat er aan de hand is. Ze voelt de warme handen op haar rug en billen en even denkt ze dat ze misschien een soort massage krijgt. De sterke hand die losjes op haar blote billen rust is een prettig gevoel, als een soort streling. Dan voelt ze hoe de hand wordt opgetild en hoort ze hoe de hand door de lucht suist. Heel even voelt ze koude lucht langs haar blote kontje strijken. Het volgende moment is het alsof haar billen in brand staan.

Met een knal komt de hand neer op het stevige bilvlees. En nog een keer en nog een keer.

Maaike slaakt een gil van verbazing en pijn.

‘Jezus, denkt ze. Het is dus echt waar wat ze vertellen’.

De hand blijft maar neerkomen. Maaike protesteert en probeert haar heupen zo te draaien dat ze aan de klappen kan ontkomen, maar het helpt niets. Overeind komen lukt ook al niet. De sterke hand tussen haar schouderbladen houdt haar stevig op haar plaats. Het lukt zelfs niet om haar arme billen met haar handen te beschermen tegen de klappen. De tikken blijven met een ijzeren regelmaat terugkomen, afwisselend op de linker en de rechter bil. Nog nooit is ze zo op haar plaats gezet, zelfs toen ze klein was heeft ze nooit zo’n pak slaag gehad.

De klappen komen steeds sneller. In een hoog tempo kletst de sterke hand over het blote kontje, dat steeds roder lijkt te worden. Ineens is het voorbij. Twee sterke armen schuiven het broekje weer omhoog en helpen Maaike overeind. Ze wrijft met haar handen over haar gloeiende billen. De trainster blijft er even naar staan kijken, alsof ze het resultaat van haar werk wil inspecteren. Dan loopt ze de zaal uit.

‘Omkleden en over een kwartier op de baan’, roept ze tegen Maaike.

Maaike kan nog steeds niet goed geloven wat haar zonet is overkomen. Is het echt waar dat ze net een pak voor haar blote billen heeft gehad? Ze kan zich de laatste keer dat haar vader haar over de knie heeft gelegd niet eens meer herinneren. En ze weet zeker dat hij haar nooit voor haar blote billen heeft gegeven. De enige die dat tot nu toe ooit gedaan had, was haar moeder geweest en dat was maar één keer gebeurd. Maaike trekt haar gymkleren uit en gaat voor de spiegel staan om haar beurse achterwerk te bekijken. Het valt eigenlijk wel mee. Haar bibsje heeft alleen een licht rood blosje, alsof het iets te lang in de zon heeft gelegen. Nu ze daar in haar blootje voor de spiegel staat, vraagt Maaike zich af wat ze hiermee aanmoet. Het is natuurlijk te belachelijk voor woorden wat er is gebeurd. Ze kan zich toch niet zomaar als een klein kind laten behandelen.

‘Een paar gesprekjes met de pers zullen waarschijnlijk wel genoeg zijn om hier een schandaaltje van te maken’, denk ze.

En ze kende genoeg journalisten die wel in dit verhaal geïnteresseerd zouden zijn. Zeker als ze bereid zou zijn om te poseren met haar roodgeslagen billetjes bloot. En daar had ze geen moeite mee. Ze had wel eerder haar schaatspakje uitgetrokken om haar zin te krijgen. En dat was tot nu toe altijd zeer effectief geweest.

Aan de andere kant weet ze ook wel dat ze niet op die manier door kan blijven gaan.

‘Zo houd ik niemand meer over die nog met me wil praten, laat staan met me samenwerken. En misschien heb ik het ook wel een heel klein beetje verdiend, erg gemotiveerd was ik vandaag ook niet.’

Even schiet de gedachte door haar hoofd dat het eigenlijk ook best fijn is om iemand te hebben die duidelijk de baas is. Iemand die duidelijke grenzen aangeeft en je duidelijk corrigeert als je die grenzen overschrijdt. Misschien had het daar de laatste jaren ook wel aan ontbroken. Bij al haar trainers was zij de baas geweest in plaats van de trainer.

‘Misschien is de harde aanpak bij mij wel effectiever’, denkt Maaike.

Maar die gedachte dwingt ze weer heel snel naar de achtergrond. Voorlopig zal ze het in elk geval nog even volhouden. Zo makkelijk geeft ze zich nou ook weer niet gewonnen. Vastbesloten om er wat van te gaan maken, trekt ze haar schaatspak weer aan. Als ze de strakke elastische stof over haar billen trekt, voelt ze een lichte tinteling. Het is geen onprettig gevoel.

De trainster staat al weer te wachten. Ze kijkt Maaike een beetje spottend aan.

‘Zo Maaike, voel je je billen tintelen, heb ik mijn werk goed gedaan?’.

Maaike voelt hoe haar gezicht rood kleur. Hoe kon ze dat nou weten?

‘Meid, ik weet precies hoe het voelt. En daardoor weet ik ook precies hoe effectief dit is. Dat is ook de enige reden waarom ik dit doe. Dit was je eerste pak slaag, maar het zal zeker niet je laatste zijn. Ik zou er maar vast aan wennen.’

Ondanks de dreigende woorden klink het niet onvriendelijk.

Maaike houdt wijselijk haar mond. Ze is ervan overtuigd dat ze hier en nu over de knie gaat als ze iets verkeerds zegt. En één pak slaag op een dag vindt ze meer dan voldoende. Om verdere problemen te voorkomen gaat Maaike snel het ijs op. De eerste ronden gaat het niet erg lekker. Ze krijgt het goede gevoel niet te pakken. De aanwijzingen van haar vroegere trainers spoken door haar hoofd. Ze moet veel te veel nadenken bij alles wat ze doet, haar automatismen zijn totaal verdwenen. Na een aantal ronden roept de trainster Maaike ter verantwoording.

‘Ik moet veel te veel nadenken’, Klaagt Maaike. ‘Al mijn automatismen zijn weg.’

  • ‘Onzin. Je moet gewoon doen wat je altijd hebt gedaan. Ik wil je eerst zien schaatsen, denken komt later wel eens. Je krijgt vijf ronden om je te verbeteren, anders geef ik je wel iets om aan te denken’.

Maaike kijkt schuldbewust naar de grond. Ze heeft geen enkele twijfel over wat dat ‘iets’ zal zijn.

‘Leuk is dit’ ,denkt ze. ‘Ik moet vechten tegen de klok en tegen een pak slaag’.

Maaike probeert iets te vinden om haar gedachten op te concentreren. Ineens moet ze denken aan de lichte tinteling, die ze nog steeds in haar achterste voelt. Als ze vanuit haar heup een goede afzet maakt, voelt ze hoe het schaatspak zich om haar billen spant. De tinteling is dan extra goed te voelen. Maaike concentreert zich op de tinteling en merkt vrij snel dat het beter gaat. Zo goed zelfs dat de trainster redelijk tevreden is. De volgende vijf ronden moet het echter nog weer een stukje beter. Inmiddels is het wat drukker geworden in de hal. De training van de voormalige kampioene trekt wat publiek. Maaike let er verder niet op.

Tijdens het eerste rondje gaat het weer een stukje beter, maar als Maaike tijdens het tweede rondje met een schuin oog het publiek in kijkt, ziet ze de directeur van de sponsor staan. Meteen is ze afgeleid.

‘Hoeveel zou hij weten over de methoden van de trainster? Misschien heeft hij haar wel uitgezocht vanwege die methode.’

Maaike herinnert zich zijn woorden maar al te goed:

‘Als je mijn dochter was geweest had ik je allang over de knie gelegd en een pak onvervalste billenkoek gegeven’.

Misschien had hij wel afspraken gemaakt met de trainster, kwam ze regelmatig verslag doen van de gebeurtenissen tijdens de training. En misschien komt hij nog wel eens assisteren bij de training. Op het moment dat er een beetje extra discipline nodig is.

‘Dat nooit’, denkt Maaike.

Maar ondertussen heeft ze al wel weer vier slechte rondjes gereden en de vijfde is al niet veel beter. Als Maaike bij haar trainster stopt, moet ze haar schaatsen uittrekken en meekomen naar de gymzaal. Terwijl ze zich door de trainster naar binnen laat leiden, probeert ze tussen de mensen de directeur te ontdekken. Bezorgd kijkt ze om zich heen of hij misschien haar kant op komt. Gelukkig ziet ze hem nergens.

Maaike is zo bezig met de aanwezigheid van de directeur dat ze zich nauwelijks realiseert wat er verder gebeurd. De trainster heeft haar stevig bij haar arm vast en leidt haar richting de gymzaal. Pas als de deur van de zaal dichtslaat schrikt Maaike op uit haar overpeinzingen. Ineens realiseert ze zich wat er gaat gebeuren. Voor de tweede keer in korte tijd gaat ze een pak slaag krijgen. Ze besluit om het geen tweede keer toe te laten en probeert haar arm los te rukken uit de greep van de trainster. Maar in plaats van los te laten, grijpt de trainster Maaike nog steviger vast. Maaike voelt hoe ze voorover getrokken wordt. Voordat ze het door heeft ligt ze al bij de trainster over de knie, voorover met haar billen hoog in de lucht. In het strakke schaatspak vormen ze een niet te missen doelwit. Maaike voelt zich weer alsof ze tien jaar oud is en bij haar moeder over de knie ligt. En net als toen is ze verstijfd van schrik en vernedering. Protesteren of tegenstribbelen komt niet meer in Maaike op. Ze ligt met ingehouden adem en samengeknepen billen te wachten op wat komen gaat, overgeleverd aan de wil van de trainster.

De trainster is vastbesloten om Maaike heel precies te laten voelen wat haar wil inhoudt. Ze komt niet eens echt boos over, eerder kalm en vastbesloten om te doen wat nou eenmaal moet gebeuren. Als de trainster haar arm om Maaike haar heupen slaat, voelt het bijna teder en vriendschappelijk, helemaal niet bestraffend. Maar dan pakt de trainster de stevige, houten plak, die de hele tijd al naast haar op het bankje ligt. Ze legt hem voorzichtig op Maaike haar billen. Maaike heeft de plak niet zien liggen en schrikt verschrikkelijk als ze het harde hout voelt. Ze doet haar mond open om te protesteren. De trainster tilt de plak weer op en laat hem zachtjes door de lucht zoeven. De knal waarmee de plak neerkomt is zo hard dat hij Maaike haar gil bijna overstemd. Hoewel Maaike een vrij forse kont heeft, is de plak groot genoeg om haar beide billen tegelijk te bewerken. Op het moment dat de plak neerkomt, valt de pijn nog wel mee. Meteen daarna komt echter het schrijnende, branderige gevoel opzetten en is de pijn bijna niet uit te houden. Na elke slag neemt de trainster ruim de tijd om het effect van de klap te laten inwerken. In een rustig tempo geeft ze Maaike tien rake klappen. Maaike heeft haar ogen dicht, maar ze voelt hoe de tranen over haar wangen stromen. Vergeleken hiermee stelde het vorige pak slaag helemaal niets voor. Het kan haar allemaal niet meer schelen. Ze wil alles beloven en alles doen, als dit maar ophoudt. Dan houden de slagen inderdaad op en de trainster legt de plak weg.

Maaike probeert zichzelf onder controle te krijgen en aan iets anders dan de brandende pijn in haar achterste te denken, maar dat lukt haar nauwelijks. De trainster gunt haar ook geen tijd om bij te komen en maakt van de gelegenheid gebruik om Maaike haar schaatspak open te ritsen en omlaag te stropen. Binnen een paar tellen ligt Maaike weer in positie, dit keer helemaal naakt. De trainster legt haar nu over een been, zodat Maaike op haar handen moet steunen om niet voorover te vallen. Met haar andere been klemt de trainster Maaike stevig vast. De straf gaat weer verder, met de vlakke hand in plaats van de plak. Maaike haar billen gloeien zo erg, dat het nauwelijks minder zeer doet. Voordeel is wel dat er nu maar één bil tegelijk bewerkt kan worden, zodat de andere steeds even rust heeft. Maar die rust duurt nooit lang. De tikken gaan klits, klets, klats achter elkaar door en op de blote billen klinken ze nog luider en verontrustender.

De trainster houdt Maaike nog steeds stevig vast. Het enige dat Maaike nog kan doen is haar billen samenknijpen en ontspannen. Ze probeert haar kont zoveel mogelijk stil te houden, want elke beweging doet nog weer extra pijn. De greep van de trainster wordt losser, ze laat Maaike haar benen zelfs helemaal los. Even denkt Maaike dat het voorbij is, maar niets is minder waar. Ze wordt alleen in een iets andere positie gelegd, zodat ze haar benen weer vrij kan bewegen. De slagen gaan weer verder, in een steeds hoger tempo. Heel voorzichtig komt Maaike een beetje overeind. Ze probeert over haar schouder te kijken en ziet haar vuurrode billen.

De trainster gebiedt Maaike om voor zich uit te kijken. Het is de eerste keer sinds ze in de gymzaal zijn, dat de trainster iets zegt.

Om haar woorden kracht bij te zetten, geeft ze Maaike een aantal bijzonder venijnige tikken en hoewel ze weet dat het niet helpt, spant ze al haar spieren en gilt het uit. Opnieuw springen haar ogen vol tranen. Er volgen nog vijf snelle kletsen en dan is het ineens over.

De trainster laat haar hand op Maaike haar billen rusten en knijpt voorzichtig in het zachte vlees. Ondanks de pijn is het een prettig, bijna erotisch gevoel. Maaike komt weer een beetje tot zichzelf. Ze voelt dat de greep van de trainster losser wordt.

‘Je mag opstaan, we zijn klaar voor vandaag’, zegt de trainster. Ze legt de nadruk op de woorden ‘voor vandaag’.

Maaike zet haar voeten op de grond en komt voorzichtig overeind uit haar benarde positie. Een beetje verdwaasd kijkt ze om zich heen. Met haar armen probeert ze haar naakte lichaam een beetje te bedekken. In totaal heeft het pak slaag misschien tien minuten geduurd, maar het lijkt alsof het uren later is. Maaike heeft geen idee waar haar schaatspak gebleven is, maar ze heeft ook geen enkele behoefte om het strakke pak weer aan te trekken. Daarvoor is de branderige pijn aan haar vuurrode billen nog veel te erg. Maaike merkt nu pas dat ook haar

gezicht rood is van vernedering en schaamte. In haar ogen voelt ze het branderige gevoel van een naderende huilbui. Het pak slaag heeft behalve schaamte en vernedering ook nog een heleboel andere gevoelens losgemaakt, prettig en onprettig. Het liefst zou Maaike al haar gevoelens nu de vrije loop laten om eens lekker lang te huilen, maar die overwinning gunt ze de trainster niet. Om er zeker van te zijn dat ze nu veilig is, doet Maaike nog een paar stappen achteruit om zo ver mogelijk bij de trainster vandaan te zijn. Haar rug raakt nu bijna de deur van de kleedkamer. Ze wil het liefst zo snel mogelijk weg, maar ze durft het niet aan om de deur open te trekken en te verdwijnen. Afwachtend kijkt ze naar de trainster, die nog steeds rustig op het bankje zit.

‘Ik stel voor dat je naar huis gaat’, zegt de trainster droog.

Maaike draait zich meteen om en zonder nog iets te zeggen rent ze de kleedkamer in, gelukkig is er verder niemand. Al haar spullen liggen er nog, zoals ze die achtergelaten heeft. Maaike pakt een grote, zachte badhanddoek uit haar tas en vouwt die op tot een soort kussen. Met de handdoek onder haar achterwerk durft Maaike voorzichtig te gaan zitten. Ze moet even tot rust komen, alles op een rijtje zetten. Het lijkt allemaal zo onwerkelijk en onwaarschijnlijk wat er vandaag gebeurd is.

Maaike staat voorzichtig weer op. Ze zal toch een keertje naar huis moeten en ze wil weg zijn voordat er toevallig iemand de kleedkamer in komt lopen. Maaike neemt een snelle douche. Ze ontdekt dat een voorzichtige massage met wat douchegel een klein beetje helpt tegen de pijn. Het afdrogen is echter een kwelling, hoe zacht Maaike haar handdoek ook is. Haar billen op de normale manier droogwrijven is gewoon onmogelijk. Heel voorzichtig droogdeppen is het enige dat draaglijk is. Dan komt het volgende probleem: aankleden. Gelukkig is haar trainingspak zacht en elastisch. Daarmee is de pijn nog wel draaglijk. Haar onderbroekje laat Maaike deze keer maar in haar tas zitten.

Maaike is enorm opgelucht al ze weer buiten staat. Ze loopt naar haar auto, gooit haar spullen in de achterbak en wil snel wegrijden. Dan ziet ze de auto van de trainster staan, een paar auto’s verder dan haar eigen auto. Maaike stapt weer uit en loopt naar de auto van de trainster.

Het is net zo’n gesponsorde auto als die van Maaike, alleen staat op deze ook nog heel groot de naam van de trainster. Dat kan dus niet missen. Maaike kijkt snel om zich heen of niemand haar kan zien. Dan zakt ze naast de auto van de trainster door haar knieën. Snel laat ze allebei de achterbanden leeg lopen. Maaike weet dat het heel kinderachtig is, maar de kans op wraak is te mooi om te laten liggen.

Maaike rijdt snel naar huis. Ze hoopt dat ze op tijd thuis is om Martin nog even te zien, maar als ze thuiskomt is hij niet thuis. Teleurgesteld ploft Maaike neer op de bank, met een extra kussen onder haar billen. Gelukkig hoort Maaike Martin even later toch weer binnenkomen. Ze staat op en begroet hem in de hal. Martin heeft een laag, houten bankje bij zich, dat zo van de Ikea lijkt te komen.

‘Wat moet je daar nou mee?’, vraagt Maaike verbaasd.

‘Weet ik veel’, zegt Martin. ‘Je sponsor belde net om te zeggen dat ik dit meteen op moest komen halen.’

‘Maar waarom dan? Wat moeten we hier in godsnaam mee?’, vraagt Maaike.

‘Dat weet ik dus niet’, zegt Martin geïrriteerd. ‘Ik ben ook al lang gestopt met vragen stellen. Voor jullie topsporters zijn soms de gekste dingen ineens belangrijk.’

Maaike laat het verder rusten. Ze zal morgen wel eens navragen wat ze met dat lelijke ding aanmoet. Het past niet eens in haar interieur, dat had de sponsor toch moeten weten.

‘Je was vanmiddag nog op tv’, zegt Martin tijdens het eten. ‘Weet je dat je een ontzettend lekker kontje hebt in dat schaatspak?’

‘Niet alleen in mijn schaatspak, hoop ik’, zegt Maaike.

‘Nou, zonder schaatspak mag je er ook wel zijn hoor’, zegt Martin. ‘Daarover gesproken, zullen we nog even naar boven gaan? Ik moet over een uurtje weg.’

Ze gaan met zijn tweeën naar boven. Martin schrikt wel even als hij Maaike haar blote billen ziet.

‘Wat is er met jou gebeurd?’, vraagt hij geschrokken.

‘Gevallen’, zegt Maaike snel.

‘Dat heb ik op tv gezien ja. Je maakte inderdaad een behoorlijke smak, maar dat je kont zo rood zou zien had ik niet verwacht. Best sexy eigenlijk, het lijkt net alsof iemand je heel hard op je billen heeft geslagen.’

Maaike gaat zwijgend door met uitkleden. Ze heeft helemaal geen zin om nog verder op Martin zijn opmerking in te gaan. Dat gesprek zou wel eens een hele vreemde kant uit kunnen gaan. Maaike kruipt snel tegen Martin aan, die al op zijn rug op het bed ligt.

‘Ga eens op handen en knieën zitten’, zegt Martin. ‘Ik wil die mooie kont van je kunnen zien.’

‘Een beetje voorspel was ook wel leuk geweest’, denk Maaike, maar ze zegt niets en doet wat Martin vraagt. Ze hebben tenslotte ook niet al te veel tijd meer.

Nadat Martin vertrokken is, laat Maaike zich weer op de bank vallen. Ze is vast van plan om daar de rest van de avond te blijven, maar ineens gaat de bel. Maaike wil eerst niet opendoen, maar de bel blijft maar gaan en na een paar minuten wordt er ook op het raam geklopt. Moeizaam komt Maaike overeind. Voor de deur staat de directeur van de sponsor, met nog twee mannen die Maaike nog niet eerder gezien heeft. De directeur heeft een lang, smal koffertje bij zich, één van de andere mannen een grotere, leren koffer.

‘Heb je je biljartkeus meegenomen?’, vraagt Maaike spottend. ‘Als dat bankje dat je gestuurd hebt bedoeld was als biljarttafel, dan is er toch echt iets misgegaan.’

‘Er is zeker iets misgegaan’, zegt de directeur. ‘Maar niet met het bankje. Mogen we even binnenkomen, dan wordt het hopelijk allemaal snel duidelijk.’

Maaike laat de heren binnen. Ze vraagt of ze koffie willen, maar dat slaan ze af. Eén van de mannen pakt het bankje uit de hal en zet het midden in de kamer. Hij zet de grote koffer er bovenop.

‘We zullen het allemaal eens even haarfijn uitleggen’, zegt de directeur. ‘Laten we maar beginnen met de grote koffer.’

De directeur geeft een teken en één van de mannen maakt de koffer open. Er zitten vijf grote, leren riemen in.

‘Kijk’, zegt de directeur. ‘Zo werkt het. Je gaat op je buik op het bankje liggen, helemaal naakt uiteraard, en dan zijn er twee riemen voor om je benen, twee voor om je armen en één voor om je middel.’

Maaike wenst zich dat ze de heren nooit had binnengelaten. Voorzichtig beweegt ze zich richting de deur, om er op het juiste moment vandoor te gaan. Dan maar geen sponsor en geen schaatscarrière, wat hier staat te gebeuren wil Maaike absoluut niet meemaken. Eén van de mannen heeft haar echter door en grijpt haar stevig vast.

‘Een momentje geduld nog’, zegt de directeur. ‘We zijn nog niet helemaal klaar. Ik heb hier ook nog een koffertje.’

Hij legt het koffertje op tafel en maakt het open. Het is van binnen bekleed met rood fluweel en het bevat drie lange, dunne, buigzame canes.

‘Zo’, zegt de directeur. ‘Volgens mij hebben we nu alles compleet. Ik denk dat we het maar eens moeten gaan hebben over twee leeggelopen autobanden.’

Theo en Maaike

Theo is een aardige, eenvoudige man zonder poespas. Hij is opgegroeid op een boerderij in de achterhoek, waar het heel gewoon was om hard te werken en niet te zeuren. Theo wist al snel dat hij geen boer wilde worden en dus werd hij de eerste uit zijn familie die ging studeren. Ik ontmoette hem tijdens het eerste jaar van onze studie en we mochten elkaar meteen. Net als hij kwam ik ook uit een familie waar studeren niet gewoon was, dus we hadden een gemeenschappelijke achtergrond. Automatisch trokken we naar elkaar toe en toen de kans zich voordeed werden we huisgenoten.

In de loop van het eerste studiejaar kreeg Theo verkering met Maaike, de verwende dochter van een rijke zakenman. Vaderlief had een flat en een autootje voor zijn dochter gekocht, terwijl alle andere studenten het moesten doen met een klein kamertje en een oude fiets. Het was echte liefde tussen Theo en Maaike. Als ze bij hem bleef slapen kon je zijn bed de hele nacht horen kraken en piepen. Het enige dat in de relatie wel eens voor spanningen zorgde was het gedrag van Maaike. Ze had tot nu toe altijd haarzin gekregen en hield eigenlijk nooit rekening met andere mensen en hun gevoelens. Tijdens een feestje was ze weer eens erg ver gegaan en een aantal mensen vreselijk voor schut gezet. Alle aanwezigen hadden gegeneerd toegekeken, maar dat was Maaike volledig ontgaan. Na afloop van het feestje dronken Theo en ik nog een laatste biertje. Het gedrag van Maaike kwam nog even ter sprake.

‘Ik moet haar maar weer eens over de knie leggen, daar knapt ze van op’, merkte Theo op.

Hij zei wel vaker van dat soort dingen, maar ik geloofde niet dat hij er iets van meende. Kinderen legde je over de knie, maar een volwassen meid van 20….. Ik kon het me niet voorstellen. Toch hoorde ik een paar dagen later vreemde geluiden uit de kamer van Theo komen. Eerst waren er snelle voetstappen, er viel iets op de houten vloer. Het bed piepte en Maaike begon te gillen. Het gegil was alleen heel anders dan het gegil dat normaal gesproken bij het gepiep van het bed hoorde. Ik werd een beetje bezorgd en liep voorzichtig de trap op naar boven. Toen ik vlak bij de deur van Theo zijn kamer was, hoorde ik het kletsende geluid van een haarborstel op blote billen. Zelf ben ik ook met de borstel groot geworden, dus dat geluid herkende ik maar al te goed. Theo had dus echt gedaan wat hij gezegd had. Ik was geschokt. Een volwassen vrouw billenkoek geven, dat kon niet in mijn ogen. Tegelijkertijd fascineerde het idee me toch ook wel. Ik hield Maaike goed in de gaten en probeerde meer te weten te komen over dat pak slaag. Het viel me op dat ze zich anders kleedde. Normaal droeg ze altijd strakke rokjes en broekjes, maar nu had ze een wijde jurk aan. Ook streek ze vaak over haar billen streek en ze had duidelijk moeite met de harde collegebankjes. Maar na een dag werd het wrijven al minder en twee dagen later waren alle andere tekenen ook verdwenen. Alles was weer vergeten en vergeven.Theo en Maaike waren weer net zo gek op elkaar als altijd. Alleen in mijn hoofd bleef het voorval rondspoken. Ik begreep er niets van dat zoiets kon gebeuren tussen twee volwassen mensen. En dat zelfverzekerd, eigenwijs meisje als Maaike zo’n behandeling accepteerde begreep ik al helemaal niet. Maar tegelijkertijd vond ik het idee ook wel ontzettend spannend. Maaike had een paar prachtige billen en ik stelde me voor dat die billen bloot en kwetsbaar over mijn schoot lagen, volledig aan mij overgeleverd. Ik zou die billen laten trillen, laten samenknijpen en ontspannen bij elke tik. Langzaam zouden ze van kleur verschieten. Pas als ze lichtrood waren zou ik ermee stoppen. Natuurlijk waren deze gedachten pure fantasie. Ik praatte er met niemand over en al helemaal niet met mijn eigen vriendin. Het idee om haar over de knie te leggen sprak me ook helemaal niet aan. Die fantasie hoorde bij Maaike.

Zoals zo vaak werd mijn fantasie totaal onverwacht werkelijkheid. Het gebeurde ruim een jaar na het eerste voorval. Theo was inmiddels bij Maaike ingetrokken. Ik merkte er dus niets meer van als ze billenkoek kreeg en mijn fantasie verdween langzaam naar de achtergrond. De dag dat het gebeurde had ik met Theo en Maaike afgesproken om iets voor onze studie te gaan doen. Maaike kwam echter niet opdagen. Na bijna drie uur wachten kwam ze ineens binnen. Ze was gaan winkelen, want ze had geen zin in studeren. Theo was in de loop van de drie uur al behoorlijk geïrriteerd geraakt, maar nu was hij woedend.

‘Jij gaat nu over de knie’, zei hij met een zeer besliste stem. Meteen zag ik Maaike als een blad aan een boom omslaan.

– ‘Het spijt me Theo’, zei ze terwijl ze naar haar schoenen staarde.

Ik keek verbijsterd toe, Maaike leek ineens een klein meisje.

‘Je moet je excuses aan Bill aanbieden, die heeft ook drie uur zitten wachten. Eigenlijk denk ik dat Bill je maar over de knie moet leggen.’

Ik wist niet wat ik hoorde en ik wilde protesteren, maar Maaike was me voor. Er ontstond een ruzie tussen haar en Theo over de vraag of ze wel of niet bij mij over de knie zou gaan. Zelf had ik niets te vertellen in die discussie. Aan mij werd niet gevraagd of ik het wel wilde, maar dat wist ik zelf ook niet. Dus bleef ik zitten wachten op wat er komen ging. Maaike en Theo verdwenen even naar de gang en de deur ging dicht. Ze kwamen vrijwel meteen weer binnen, hij hield haar pols stevig vast. In zijn andere hand hield hij de haarborstel. Maaike keek mij recht aan. Ik durfde niet terug te kijken.

‘Bill, ik wil graag dat je me op mijn billen geeft. Wil je dat doen?’ Ze vroeg het met een heldere stem en zonder aarzeling. Ik kon alleen maar knikken.

Theo leidde haar naar mij toe. Hij vleide haar voorzichtig over mijn schoot. Daar lagen die perfecte billen, nog verpakt in een strak rokje. Ik kon nauwelijks meer adem halen, zo opgewonden was ik. Het ging nu gebeuren, daar twijfelde ik niet meer aan. Ze tilde haar kontje een klein beetje op, zodat Theo haar rokje omhoog kon schuiven. In een moeite schoof hij ook haar slipje naar beneden. Voor het eerst zag ik haar blote billen. Stevige, ronde spierwitte billen. Ik zag ook haar rug, haar achterhoofd en haar lange rode haren, haar gezicht kan ik niet zien. Theo overhandigde mij de haarborstel.

‘Dertig tikken, tien voor elk uur dat ze te laat was’, zei hij.

 Dertig tikken leken mij wel erg veel, dus besloot ik om rustig te beginnen. De eerste tik was voor de linkerbil. Ik zag hoe het vlees werd ingedrukt. Er ontstond een rode vlek in de vorm van de borstel, die ook meteen weer verdween. Maaike reageerde niet. Ook de volgende tikken deden haar weinig. Ze had duidelijk getrainde billen. Voorzichtig begon ik wat harder te slaan. Ik zag de billen nu samentrekken en ontspannen, maar verder geen reactie.

‘Niet aaien, maar slaan, riep Theo’.

Ik sloeg nog iets harder, voor mijn gevoel zo hard als ik kon. Ze liet een paar korte kreungeluiden horen, maar leek nog steeds niet erg onder de indruk. De blote bips op mijn schoot was inmiddels zo rood als ik me in mijn fantasie had voorgesteld. Nog twee tikken te gaan, dan zaten de dertig tikken erop. De borstel kletst nog twee keer, toen was het voorbij. Maaike stond op en wilde haar rokje goed doen.

‘Zo makkelijk kom je er niet vanaf’, riep Theo meteen. Hij trok haar over zijn schoot en nam de borstel van mij over. Ik schrok van de knal waarmee de borstel neerkwam. Maaike begon meteen te gillen. Bij de volgende tik probeerde Maaike haar billen met haar handen te beschermen. Theo greep haar armen vast en hield ze stevig op haar rug. Bij mij had ze niet eens geprobeerd om haar handen te gebruiken. Er volgden twee extra tikken vanwege de handen. Elke tik werd met zorg toegediend: een knal van de borstel, een pauze om het effect te verwerken en een volgende knal. Zo werden alle dertig tikken overgedaan. Mijn werk stelde dus eigenlijk niets voor. Toen Maaike weer opstond was haar kontje diep rood. Ik kon me niet voorstellen dat ze nog zou kunnen zitten de komende dagen. Maar een kwartiertje later zat ze weer ontspannen op de bank, in de armen van haar Theo. Ik voelde dat ik teveel was en stapte op. Nog veel verwarder over het wonderlijke fenomeen billenkoek.

Dit was de enige keer dat ik Maaike over de knie heb gelegd. Ik had duidelijk niet genoeg in mijn mars om haar het gewenste gevoel te geven. Later heb ik nog wel geoefend op andere dames, maar zo’n goede straffer als Theo ben ik nooit geworden. Af en toe kom ik hem nog wel eens tegen. Hij en Maaike zijn nog steeds samen. Ik weet niet of hij haar nog wel eens een pak slaag geeft, maar ik heb zo mijn vermoedens.

Morgen

Dit verhaal is door Bill vertaald uit het Engels.

Danny’s handen gleden richting haar borsten en speelden achteloos met haar tepels.

“Was het lekker?”, vroeg hij met een tevreden glimlach. Hij wist dat hij naar de bekende weg vroeg.

Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder en zei:

“Kon je dat niet merken dan?”

“Het valt me mee dat de baby niet wakker geworden is.”, zei hij plagend.

“Ik kon er niets aan doen. Het was zo intens”.

Hij kuste haar in haar nek.

“Ik weet het.” Danny slaakte een tevreden zucht. “Ik denk niet dat ik ooit genoeg van je zal krijgen. Je daagt me uit op zoveel verschillende manieren.”

Annabel verstijfde in zijn armen, maar ze zei niets. Danny voelde de kou die ineens in de lucht hing.

“O oh, wat heb ik gezegd?”

“Niets”, zei ze kortaf en ze probeerde om op te staan en weg te lopen.

Danny kwam zelf ook overeind en ging naast haar staan.

“Zeg het maar, wat is er”. Hij fluisterde dicht tegen haar gezicht, zijn adem blies warm tegen haar nek. Ze schudde haar hoofd en keek de andere kant op.

“Ik moet iets gezegd hebben dat je van streek heeft gemaakt”, zei hij kalm. Hij was nog steeds zo dichtbij haar, dat ze zijn hete adem kon voelen tegen haar naakte huid. Ze huiverde.

“Vertel het me dan”, smeekte hij haar. Hij pakte haar bij de schouders en draaide haar om, zodat ze recht voor hem kwam te staan. Ze sloeg haar armen om zijn nek en drukte haar hoofd tegen zijn borst.

“O jee, heb ik je onzeker gemaakt ?” Hij plaagde haar terwijl hij haar rug streelde.

Ze knikte en staarde naar de grond, haar wangen werden rood van schaamte.

 “Wat heb ik gezegd”, vroeg hij terwijl hij zijn vingers op en neer liet glijden over haar ruggengraat.

“Ik kan de gedachte van jou met een andere vrouw niet verdragen”. Ze mompelde zo zachtjes dat hij haar nauwelijks kon verstaan.

“Hier hebben we het toch al eens over gehad?” Ze knikte en haar voorhoofd raakte zijn schouder.

“Maar je zei …..”

“Sst, stil”. Hij keek haar streng aan. “Ik heb toch niet gezegd dat ik je zal verlaten of zoiets”. Ze probeerde iets te zeggen, maar hij onderbrak haar.

“Wat ik gezegd heb is juist het tegenovergestelde. Ik zei dat je me nooit zult gaan vervelen”.

“Maar je zei dat ik een uitdaging voor je ben, alsof dat iets slechts is.”

Hij nam haar gezicht tussen zijn handen en kuste haar op haar voorhoofd.

“Wat ik bedoelde is dat je me scherp houdt, zowel in bed als daarbuiten”, lachte hij.

“Ik heb je wel eens eerder verteld dat je een uitdagend karakter hebt.” Ze herinnerde het zich inderdaad en ze knikte.

“Wat ik daarnet bedoelde was dat je altijd openstaat voor iets nieuws in bed. Je bent altijd zo gepassioneerd. Je hebt geen idee wat een zegen dat is.

“Daarmee wil je zeggen dat je ex een hekel aan seks had!” Ze maakte zich los uit zijn armen en ze deed een paar stappen naar achteren. Hij liet haar begaan. Ze drukte zichzelf tegen het aanrecht en greep het aanrechtblad stevig beet. Hij zag dat haar knokkels wit wegtrokken.

“Dat is helemaal niet wat ik bedoelde! Jezus, wat kun jij moeilijk doen. Je verdraait mijn woorden zodat ze precies verkeerd overkomen.

“Dus ze was wel goed in bed?”

“Annie, deze discussie ga ik niet aan. Ik waarschuw je, waag het niet om daarover te beginnen.” Hij klonk dreigend.

“Ja dus”, mompelde Annabel in zichzelf. “Natuurlijk was ze goed in bed. Hoe kan het ook anders. Ze was toch een fotomodel? Dan had ze vast meer dan genoeg mannen om zich heen. En ze was vast niet opgesloten in een meisjesschool, zoals ik. Ik kende geen mannen, behalve mijn vader en mijn broers. Stomme, naïeve, kleine Annabel.”  

“Annie, houd alsjeblieft op! Ik heb helemaal geen zin in deze discussie. We hebben het hier al eerder over gehad en dit gesprek leidt nergens toe. Je legt alles wat ik zeg toch verkeerd uit. Ik blijf niet bezig om mezelf te verklaren, omdat je gewoon niet luistert!”

“Ik luister!!” Annabel schreeuwde.

“Is dat misschien de reden waarom je zo’n goede relatie met je vader had? Omdat je altijd luisterde naar alles wat hij zei? Is dat misschien waar deze middag over ging?”, vroeg hij sarcastisch.

“Fuck off Dan!”, gilde ze. Ze was nu echt kwaad.

“Oh, komen we nu te dicht bij de waarheid?”

“Ik haat je!”

“Echt waar?” Hij fronste zijn wenkbrauwen. “Waarom heb je dan net met me gevreeën, hier op de keukenvloer?” Hij wees naar de plek waar ze nog geen tien minuten geleden had gelegen. Op handen en knieën met haar kontje omhoog.

“Dat heb ik niet gedaan! Ik ….” Danny zijn bulderende gelach overstemde wat ze probeerde te zeggen.

“Houd je kop”, Gilde Annabel. “Lach me niet uit! Ik haat je!” Ze vloog op hem af en sloeg met haar vuisten op zijn naakte borstkas. Het koste hem geen enkele moeite om haar slagen af te weren. Hij greep haar beide polsen stevig vast. Annabel werd nog bozer.

“Ik haat je. Laat me los! Nu!”, schreeuwde ze.

“Annabel ik wil dit niet hebben.” Hij waarschuwde haar met een ijselijk kalme stem, waarbij hij haar volledige naam gebruikte. “Kalmeer alsjeblieft”.

“Nee!”, gilde ze uitdagend. Ze schopte met haar blote voet tegen zijn schenen.

“Okee, nu is het genoeg geweest.”, zei hij en hij sleurde haar mee richting de woonkamer.

“Laat me los!” Annabel protesteerde luid. Ze liep half struikelend achter hem aan, maar ze kon niets anders doen dan hem volgen. Hij leidde haar naar de lederen driezitsbank, liet zich met een plof in de kussens vallen en trok haar over zijn schoot. Met zijn onderarm hield hij haar in de juiste positie.

“Nee!” Gilde ze en ze schopte wild met haar benen. Haar ene been maakte een diepe afdruk in de lederen bank. Het andere been drumde wild op het tapijt.

Danny tilde zijn hand tot boven zijn hoofd. Met een flinke knal raakte zijn handpalm haar linker bil.

“Auw! Niet doen! Ga van me af!”. Annabel gilde het uit terwijl ze probeerde om van zijn schoot af te komen.

Danny gaf haar nog een tik, nu op haar andere bil.

“Ik je leren om je te beheersen en om te luisteren naar wat andere mensen je vertellen.”, zei hij. Hij liet een aantal harde kletsen neerkomen op haar achterwerk en hij verdeelde ze over de beide billen. 

“Ik luister !”. Protesteerde Annabel en ze begon nog harder te spartelen.

“Auw! Niet doen!”.

“Pas als jij leert om je te gedragen.”, zei hij streng en hij gaf haar billenkoek met een constante stroom slagen op haar kontje.

“Ow!  Het doet pijn!”

”Dat is ook de bedoeling! Dit is bedoeld om je te kalmeren!” 

Hij ging door met het pak slaag en sloeg haar rustiger en trefzekerder. Hij maakte een kommetje van zijn hand en bewerkte elk deeltje van haar naakte achterwerk totdat het rood werd.

“Auw!” Annabel protesteerde iets minder luidruchtig, maar ze spartelde nog steeds en ze probeerde uit alle macht uit zijn greep te ontsnappen.

“Laat me gaan!” Ze schopte met haar benen tegen de bank als een vorm van protest.

Danny bracht zijn hand weer omhoog en sloeg zo hard als hij maar kon op haar rechter bil en daarna op haar linker.  

Annabel gilde het uit bij de eerste klap en bij de tweede begon ze te huilen.

“Yeow!” Snikte ze en ze probeerde uit alle macht om haar ademhaling onder controle te krijgen. Ze bracht een hand naar achteren om haar billen te beschermen tegen verdere aanvallen.

“Nee !”, riep Danny streng en hij gaf haar een tik op haar vingers. Hij hield haar arm stevig tegen haar rug gedrukt en ging verder met het uitdelen van billenkoek, waarbij hij er goed op lette dat elk deeltje van haar achterwerk aan de beurt kwam.

Annabel lag stil over Danny’s schoot. Ze stribbelde niet meer tegen. Haar billen gloeiden onder de voortdurende regen van slagen. Ze legde haar vrije arm onder haar hoofd en verborg haar gezicht tussen haar arm en de bank. Snikkend mompelde ze haar protesten. Haar woorden klonken gesmoord.

“Heb je genoeg gehad?”, vroeg Danny. Hij liet zijn hand rusten op haar gloeiende billen en keek naar haar achterhoofd, wachtend op een antwoord.

Ze knikte en gilde.

“Ja !” 

“Je klinkt nog steeds opstandig.”

“Nee!”, gilde Annabel. Ze probeerde om haar hoofd op te tillen en naar achteren te kijken, maar Danny’s arm hield haar stevig op haar plaats.

“Ik denk dat je nog lang niet genoeg gehad hebt”, zei hij koeltjes.

“Wel waar !” Annabel protesteerde luid.

“Laat me gaan!  Alsjeblieft Dan?  Alsjeblieft.”, smeekte ze. 

Hij zweeg en ging verder waar hij gebleven was. Hij sloeg haar nog zes keer op elke bil, totdat haar achterwerk zo rood als een kreeft was en ze bij elke tik overeind vloog. Haar billen hield ze stevig samengeknepen om ze te beschermen tegen het pak slaag dat maar bleef komen. Nu wist hij dat ze genoeg had gehad, voorlopig althans.

Hij leunde achterover en legde zijn handen losjes op haar rug. Annabel huilde te hard om te merken dat hij haar los had gelaten. Hij zweeg en keek in gedachten naar haar. Ze huilde en huilde. Alle pijn, woede en frustratie over wat hij haar had aangedaan kwam eruit. Uiteindelijk bedaarde ze. Ze kronkelde over zijn schoot en het drong tot haar door dat het voorbij was. Ze legde haar handen op haar billen en probeerde de stekende pijn weg te masseren.

“Ow! Ow!”, kreunde ze.

“Dat verdiende je.”, zei Danny streng.

Annebel kon als antwoord alleen nog maar “Ow!” roepen.

“Je zult leren om je te beheersen en om naar mensen te luisteren als ze je iets vertellen.”

Door Danny’s strenge woorden begon Annabel weer harder te snikken.

“Ga zitten en luister.” 

Ze schudde haar hoofd, maar deed wat hij vroeg.

Ze kwam voorzichtig overeind. Danny hielp haar en zorgde ervoor dat ze voor hem kwam te staan. Ze keek naar de vloer en hield haar handen op haar billen om de pijn weg te wrijven.

“Het kan me niet schelen dat je een moeder bent. Je gedraagt je nog steeds als een kind, een ongehoorzaam en egoïstisch kind. Zo ga je je in mijn buurt niet gedragen. Morgen gaan we de stad in en jij gaat kiezen met welke paddle ik je billenkoek ga geven als je je misdraagt.”

“Nee.” Annabel protesteerde zwakjes. “Dat wil ik niet.”

“Kan me niet schelen. Je gaat met me mee en je kiest een paddle uit. Anders stop je toch niet met dit gedrag, of wel?”

“Ik zal er echt mee ophouden.”, snikte Annabel.

“Dat doe je toch niet.  Het is je vader en mij tot nu toe nog niet gelukt, maar ik zal het eruit slaan.”, zei hij dreigend.

“Ik wil niet” Annabel snikte en keek Danny recht in de ogen. Ze hield haar handen nog steeds op haar pijnlijke billen.

“Morgen.”  Herhaalde hij vastbesloten.

Anne (9)

Ik had mijn opdrachtgever nog nooit eerder ontmoet, maar dat zei niet zoveel. Ik kende lang niet iedereen in het circuit. Misschien was dat ook wel mijn grootste probleem, dat ik te weinig mensen in het circuit kende. Ik hoopte stiekem dat deze opdracht me via mijn opdrachtgever nog wat nieuwe contacten op zou leveren, maar toen ik haar voor het eerst zag, begreep ik wel dat zij zelf ook nog volop bezig was om het circuit te leren kennen. Ze was nog piepjong, zeker tien jaar jonger dan ik, en duidelijk nog helemaal nieuw in het vak. Misschien was dit zelfs wel haar eerste echte klus.

Ik wist nog steeds niet wat de opdracht precies inhield, maar dat ze de jongste bediende, misschien was ze zelfs nog maar een stagiaire, erop afstuurden beloofde weinig goeds. Dat betekende waarschijnlijk dat het ging om bladvulling voor een tijdschrift of foto´s voor een foldertje, gedrukt op goedkoop glanzend papier. Ik had al helemaal geen zin meer in deze opdracht, maar ik wist natuurlijk ook wel dat de opdrachten niet voor het oprapen lagen en dat ik blij moest zijn met elke klus die ik binnenhaalde.

Hoewel mijn opdrachtgeefster me zelf gevraagd, gesmeekt had om deze opdracht aan te nemen, leek ze wel een beetje te twijfelen aan mijn capaciteiten. Ze vroeg uitgebreid naar de dingen die ik tot nu toe gedaan had en daarna hoe het kon dat ik pas een jaar als professioneel fotograaf bezig was. De toon waarop ze haar vragen stelde was neutraal en voorzichtig, maar toch kwam het op mij over als een soort verhoor. Het irriteerde mij dat ik me tegenover zo´n piepkuiken moest verantwoorden en ik vond het niet eerlijk dat ze deed alsof ik pas een jaar fotografeerde. Oké, het was pas sinds een jaar echt mijn beroep, maar fotograferen deed ik al mijn halve leven en in die tijd had ik wel wat meer gedaan dan leuke plaatjes van familie en vakanties gemaakt. Dat had ze zelf ook kunnen zien als ze op mijn website had gekeken.

Toch voelde ik zelf ook wel wat twijfels. Het was me tot nu toe niet meegevallen om op commando allerlei beelden te moeten maken, waarvan een ander al bedacht had hoe ze eruit moesten zien. Dat was heel anders dan ik gewend was en ook heel anders dan ik het me had voorgesteld. Door de kritische vragen van mijn opdrachtgeefster begon de onzekerheid nog wat meer te knagen en voelde ik me min of meer verplicht om me te verantwoorden. Zij betaalde me tenslotte, dus had ze ook wel enig recht van spreken. Ik ging er goed voor zitten en legde haar in het kort uit hoe het allemaal zo gekomen was. Dat  had ze trouwens ook allemaal op mijn website kunnen lezen.

Mijn uitleg maakte maar weinig indruk. Ik kon wel raden wat mijn opdrachtgeefster dacht. Het was wel leuk dat ik al twintig jaar foto´s maakte, maar ik had geen opleiding en weinig ervaring. Ik realiseerde me ineens dat ik me zat te verdedigen, terwijl dat nergens voor nodig was. Zij had mij toch gevraagd en niet andersom en als ze liever iemand anders wilde, dan ging ik toch gewoon weer naar huis? Jammer van mijn vrije zondag weliswaar, maar dit was mijn eer toch ook te na. Het was graag of niet en dat zei ik ook precies zo. Mijn opdrachtgeefster bond meteen in. Natuurlijk wilde ze graag dat ik bleef, maar ik moest toch ook begrijpen dat….

Ik had helemaal geen zin om begrip op te brengen voor haar situatie, er moest nu maar eens iemand een beetje begrip opbrengen voor mijn situatie. Een jaar lang had ik met volle overgave voor Ben en de kinderen gezorgd en dat had ik graag en met alle overtuiging gedaan, maar nu was de tijd gekomen om te doen wat ik zelf leuk vond en waar ik zelf goed in was. Dan moest ik alleen wel de kans krijgen om dat te doen.

´Ik ben geen overjarige trut die foto´s maakt omdat ze zo nodig een hobby moet hebben’, zei ik tegen haar. ´Ik ben iemand die haar hele leven al fotograaf had moeten zijn, maar door omstandigheden het nu pas geworden is.´

Mijn opdrachtgeefster keek me verveeld aan. Ze had vast al heel veel van dit soort verhalen gehoord, want elke fotograaf en ieder ander artistiek figuur heeft wel een verhaal te vertellen dat hem in zijn ogen uniek maakt, maar in de ogen van alle anderen gewoon de zoveelste zeur die een heel punt maakt  van iets simpels als een paar foto´s.

´Laten we het zakelijk houden´, zei ze. ´Ik heb je nodig voor deze opdracht en ik ben blij dat je op zo´n korte termijn kon komen, maar in je levensverhaal ben ik verder niet zo geïnteresseerd. Het is bovendien een vrij simpele opdracht. Wel belangrijk, want zonder deze foto´s zitten we met tien lege pagina´s, maar niet echt moeilijk. Dus ik ga ervan uit dat elke fotograaf dit wel tot een goed einde moet kunnen brengen.´

Volgens mij ben jij degene die is begonnen met het stellen van allerlei vervelende vragen, dacht ik. Maar ik ging er verder niet op in en vroeg mijn opdrachtgever wat precies de bedoeling was.

´Bikini´s´, antwoordde ze kortaf. ´Een reportage van tien pagina´s voor een nieuw tijdschrift.´

Ik trok een wat moeilijk gezicht. Tien pagina´s was natuurlijk mooi, maar een nieuw tijdschrift is meestal een ondankbare taak. De meeste nieuwe tijdschriften worden namelijk geen succes. Ze verdwijnen vaak net zo snel als ze gekomen zijn en een reportage voor een tijdschrift dat niemand kent staat slecht op je portfolio, haast alsof je die opdracht zelf verzonnen hebt.

´Het gaat toch geen problemen geven?´, vroeg mijn opdrachtgeefster nu toch weer wat bezorgd.

Ik zei eerlijk dat ik liever geen foto´s van schaars geklede meiden maakte, omdat ik daar niet zoveel aan vond. Maar ook dat ik het al wel een aantal keren gedaan had. Het zou wel goed komen, zo verzekerde ik haar. Mijn opdrachtgeefster leek weer gerustgesteld. Ze gaf me een paar voorbeeldfoto´s en een plattegrondje van de locatie en liet me alleen.

*

Als meisje van dertien wist ik al dat ik later fotografe wilde worden, maar toen ik dat tegen mijn ouders zei, waren die daar op zijn zachtst gezegd niet erg blij mee. Ik kreeg nog net geen pak voor mijn billen, maar ze lieten me wel heel duidelijk merken dat er in ons gezin niemand het beroep van fotograaf uit zou gaan oefenen.

Dat ik zo graag fotograaf wilde worden, kwam vooral door tante Roza. Tante Roza was geen echte tante, maar een goede vriendin van mijn moeder. En tante Roza was fotografe. Niet helemaal professioneel, het was voor haar meer een dagbesteding zoals andere dames tennisten of handwerkten, maar toch stonden er regelmatig foto´s van haar in allerlei bladen. Niet in de Libelle of de Margriet, maar in de wat meer kunstzinnige tijdschriften die mijn moeder ook las en die wij eigenlijk niet mochten zien, omdat er wel eens blote mensen in stonden.

Tante Roza kwam regelmatig bij ons thuis en dan praatte ze met mijn moeder over allerlei dingen die ik niet begreep, maar wel opving. Ik zag tante Roza ook regelmatig als ik paardrijles had. Dan kwam ze op haar paard langs ons galopperen. Ze reed altijd zonder cap en haar lange blonde haren wapperden achter haar aan in de wind. Als ik haar zo zag, lang en slank en elegant, dan vond ik haar prachtig.

Mijn zussen en ik waren stinkend jaloers op het figuur van tante Roza, want dat was iets waar wij alleen maar van konden dromen. Alle meisjes in onze familie ontwikkelden rond hun veertiende namelijk brede, vrouwelijke heupen en vrij grote borsten.

´Ach, als wij struikelen, dan vallen we tenminste niet op ons gezicht´, zei mijn moeder altijd als wij weer eens over ons figuur klaagden en daar moesten we het dan maar mee doen.

Tante Roza luisterde altijd graag naar dat soort gesprekken aan de keukentafel en moest er ook wel om lachen.

´Jullie zullen ze tenminste nooit een gratenpakhuis noemen, dat zeiden mijn broers vroeger altijd tegen mij´, grapte ze dan.

Wij geloofden niet  dat iemand ooit zoiets tegen haar gezegd had, maar we vonden het wel aardig van haar om te doen alsof. Later kwam ik er achter dat er ook een serieuze kant aan de opmerkingen  van tante Roza zat.

´Je moet nooit van jezelf zeggen dat je dom of lelijk bent´, zei ze tegen me. ´Dat doen anderen wel voor je. Zelf kun je beter het accent leggen op je sterke kanten.´

Ik grinnikte een beetje. Het was wel duidelijk wat mijn sterke kanten waren en als ik daar het accent op zou leggen, dan zou ik zeker met mijn moeder te maken krijgen.

Tante Roza lachte hartelijk naar me.

´Ik snap wat je denkt, maar ik bedoel iets heel anders´, zei ze. ´Kom eens bij me zitten, dan praten we nog even verder.´

Ik keek tante Roza wat verward aan. Het kwam niet vaak voor dat een volwassene met mij wilde praten, echt wilde praten. Mijn ouders zaten in elk geval nog in de ´doe wat ik zeg´ modus en namen de dingen die ik zei of dacht verder weinig serieus.

´Ik vind jou een heel mooi meisje´, zei tante Roza tegen me. ´En dat vind je zelf ook wel, dat weet ik zeker. Nou moet je mij eens vertellen wat je het mooiste aan jezelf vindt.´

Ik vond het een hele moeilijke vraag, die tante Roza me stelde, en ik wist er geen antwoord op. Maar ik voelde wel aan dat het antwoord op die vraag heel belangrijk was.

´Het is geen gemakkelijke vraag, dus je mag er best even over doen om het antwoord te vinden. En ik wil je daar graag bij helpen. Wil je dat?´

Ik knikte. Natuurlijk wilde ik dat.

´Dan zal ik eerst eens een paar foto´s van je maken´, zei tante Roza.

Ik begreep niet wat de foto´s met de vraag te maken konden hebben en ik had een hekel aan foto´s van mezelf, want ik stond er nooit mooi op, maar dat tante Roza een foto van mij wilde maken was toch wel bijzonder. Tante Roza koos namelijk altijd haar eigen onderwerpen en dat ze voor mij had gekozen, niet voor mijn  moeder of een van mijn zussen maar voor mij, was een hele eer.

Het viel niet mee om voor tante Roza te poseren of eigenlijk is poseren het verkeerde woord, want dat mocht ik nou juist niet doen. Ik moest ´gewoon´doen en er niet aan tante Roza en haar fotocamera denken, maar dat bleek haast onmogelijk. Elke keer als ik merkte dat tante Roza in de buurt kwam, probeerde ik toch weer zo mooi mogelijk te zitten en zo leuk mogelijk te glimlachen.

´Jij speelt vals´, zei ze dan lachend. 

Na de eerste ´poseersessie´ was er nog geen enkele goede foto geschoten.

´Geeft niets´, zei tante Roza. ´Meestal duurt het wel even, we hebben alle tijd.´

Jij misschien wel, maar ik niet, dacht ik.

Bij de volgende sessie pakte tante Roza het anders aan. Ik moest iets meenemen om te doen en dan gewoon mijn eigen gang gaan. Verder had tante Roza nog een opmerkelijk verzoek: ze vroeg of ik mijn kleren uit wilde trekken, alleen mijn ondergoed mocht ik aanhouden.

´Dat vraag ik mensen meestal´, zei ze. ´Want zonder kleren kunnen ze zich nergens meer achter verbergen.´

Ik schudde mijn hoofd en weigerde resoluut. Er waren genoeg mensen die me wel eens in mijn onderbroek gezien hadden, mijn zussen, mijn klasgenootjes, de meiden van turnen en paardrijden, maar bij tante Roza voelde het om een of andere reden niet goed en mijn ouders zouden het vast ook niet goed vinden. Dus hield ik mijn kleren aan.

Het poseren ging wel een stuk beter nu tante Roza niet meer als een vervelende vlieg om me heen zwermde. Ik wist natuurlijk wel dat ze er was en in het begin lette ik ook wel op haar, maar na verloop van tijd ging ik op in het boek dat ik had meegenomen en begon ik te vergeten dat ze er was. Nog niet helemaal, want elke keer als de camera klikte, veerde ik weer op, maar het begin was er.

Na nog een paar sessies gaf tante Roza aan dat ze klaar was. De foto die ze zocht had ze gevonden, zei ze. Ik begreep het niet helemaal, maar was wel erg nieuwsgierig.

Een dag later kwam tante Roza langs. Ze gaf me een keurig mapje met daarin de foto´s. Ik wilde meteen kijken, maar tante Roza hield me tegen.

´Eerst wil ik iets zeggen´, zei ze.

Ze pakte het mapje weer vast.

´Als ik naar deze foto´s kijk, zie ik een meisje dat enthousiast en nieuwsgierig is. Elke dag bij het opstaan vraagt ze zich af wat er die dag allemaal zal gaan gebeuren. En ze is geïnteresseerd in mensen, maakt met iedereen die dat wil een praatje, ook als ze in de bus naast een onbekende zit.´

Tante Roza keek me strak aan.

´Dat zijn volgens mij dingen die jou zo´n mooi meisje maken. Heb ik gelijk?´

Ik wist niet wat ik moest zeggen.

´Ik heb dat kind al zo vaak aan het verstand proberen te brengen dat ze echt niet lelijk is, maar denk je dat ze naar mij luistert?´, mopperde mijn moeder, die er ook bij was komen zitten.

Tante Roza legde mijn moeder met een handgebaar het zwijgen op. Dat was bijzonder, want normaal gesproken was mijn moeder niet iemand die je makkelijk het zwijgen oplegde.

Tante Roza gaf me het mapje terug.

´Kijk zelf maar of ik gelijk heb´, zei ze.

Ik sloeg het mapje open. Het was alsof ik een wonder mocht aanschouwen. Alle lelijke onderdelen van mijn gezicht, mijn rare wipneusje, mijn grote clownsmond, mijn flaporen en die eeuwige sproeten, leken te zijn verdwenen. Ze waren er natuurlijk nog wel, maar niet meer zo storend en lelijk als ik tot dan toe altijd gevonden had. Tante Roza had ze op een of andere manier allemaal zo bij elkaar gevoegd dat het een kloppende compositie was geworden, een rustig, lief gezicht, dat je met een beetje fantasie zelfs mooi zou kunnen noemen. Het idee dat ik het was die daar op die foto stond was totaal onwerkelijk, maar heel langzaam drong het toch tot me door. Ik was eerst een tijdje sprakeloos, daarna begon ik heel hard te huilen van ontroering.

´Ach lieverdje toch´, zei mijn moeder.

Ze nam me in haar armen en wiegde me zachtjes heen en weer.

*

Ik staarde mismoedig naar de plaatjes van vrolijke, jonge modellen in kleurige bikini´s. Natuurlijk kon ik ook dat soort foto´s schieten, maar dat wilde ik niet. Ik had veel zin om mijn spullen weer in te pakken en terug naar huis te gaan. Een jaar was ik nou bezig met het opbouwen van een klantenbestand, maar tot nu toe was ik steeds blijven steken in oninteressante, nietszeggende opdrachten. Hoe lang zou het nog gaan duren voordat ik eens een beetje verder kwam?

Ik bladerde wat door de dingen die ik de laatste tijd gemaakt had. Allemaal makkelijke foto´s, die helemaal niets over het onderwerp zeiden. De enige waar ik een beetje tevreden over was, waren de foto´s van Tonny, onze oppas, die ik een paar weken eerder gemaakt had. Haar zag je zoals ik dat graag wilde: als zichzelf, maar tegelijkertijd op een manier die niemand nog van haar kende. Alsof ik een nog onontdekt deeltje van haar had blootgelegd.

De foto´s van Tonny waren niet eens een opdracht geweest, maar iets wat ik zomaar uit mezelf gedaan had. Toch kon ik er misschien wel meer mee doen, in elk geval kon ik ze gebruiken voor mijn portfolio, maar dat moest Tonny dan wel goed vinden. In een opwelling belde ik haar meteen. Ze nam direct op.

´Heb je weer een oppas nodig?´, vroeg ze vrolijk.

´Nee, ik wilde je iets anders vragen´, antwoordde ik aarzelend.

´Oh, wat dan?´, vroeg Tonny nieuwsgierig.

Ik begon voorzichtig over de foto´s, vroeg hoe het daarmee was en wat andere mensen ervan gezegd hadden. Het bleef stil aan de andere kant van de telefoon.

´Waarom zeg je niets, vond je ze niet mooi?´, vroeg ik angstig.

´Jawel, ik vond ze prachtig´, antwoordde Tonny snel. ´Ik wist niet dat ik er zo uit kon zien, zo mooi bedoel ik. Maar ik heb ze nog aan niemand laten zien.´

´Waarom niet?´, vroeg ik verbaasd.

´Ze lachen me hier vierkant uit. Wij zijn thuis niet zo van de jurkjes, crèmepjes en de poedertjes. Een trui en een spijkerbroek, dat ik meer ons ding. Sorry´, antwoordde Tonny eerlijk.

Ik hoorde aan haar stem dat ze het sneu voor mij vond, maar toch oprecht meende. Teleurgesteld hing ik op. Het was me weliswaar gelukt om een onbekende kant van Tonny bloot te leggen, maar kennelijk wilde ze die kant zelf toch liever niet kennen, dus veel schoot ik er niet mee op.

Ik pakte een van de foto’s van Tonny en een van de oude foto’s die tante Roza gemaakt had. Eerst bekeek ik ze een voor een, daarna hield ik ze naast elkaar, op zoek naar gelijkenissen. Maar ik ontdekte vooral verschillen. Ik staarde naar mijn eigen foto en voelde me ineens een beetje verdrietig worden. De foto’s hadden me veel gebracht. Ze hadden me geholpen om mezelf te ontdekken en hadden me ook een soort basis, een gevoel van zelfvertrouwen gegeven. Maar ze hadden me ook in een bepaalde richting geduwd en eraan bijgedragen dat een aantal dingen ineens heel snel waren gegaan in mijn nog jonge leven. Als meisje van veertien had ik dingen gedaan en ervaren die voor een meisje van die leeftijd misschien nog wel wat heftig waren. Sommige dingen waren leuk geweest, andere minder of zelfs helemaal niet, maar echt spijt dat het zo gelopen was, heb ik nooit gehad. Toch voelde ik me op dat moment een beetje triest en wenste dat ik vroeger een beetje meer als Tonny was geweest of een beetje meer als Sanne. Die denkt over elke beslissing drie keer na en twijfelt dan nog of ze wel de goede keuze gemaakt heeft.

‘Dat heeft ze in elk geval niet van mij, maar van haar vader’, mompelde ik. ‘Nou ja, dat nadenken dan, dat twijfelen nou net weer niet, twijfelen doet Ben bijna nooit.’

*

Ik wilde net gaan eten toen ineens de telefoon ging. In het display zag ik dat het Sanne was.

´Mama, waar ben je?´, vroeg ze met lichte paniek in haar stem.

´Aan het werk´, antwoordde ik kort.

´Maar ik moet je spreken, nu!´, zei Sanne op klagelijke toon.

´Dan zul je me door de telefoon moeten vertellen wat er aan de hand is of tot morgen geduld moeten hebben´, zei ik kalm.

´Dat kan niet!´, gilde Sanne. Haar stem trilde en ze smeekte of ik alsjeblieft naar huis wilde komen.

Verwend nest, dacht ik. Dagen laat je je gezicht nauwelijks zien, maar als het jou uit komt moet mama wel voor je klaarstaan.

´Sanne, ik ben aan het werk´, zei ik kort.

Sanne huilde aan de andere kant van de lijn. Door de telefoon hoorde ik ook Ben, die troostend bedoelde woorden tegen haar sprak, maar daar leek Sanne haar verdriet alleen maar erger van te worden. Ik probeerde snel te bedenken hoe ik dit op ging lossen. Naar huis rijden vond ik geen optie en Sanne naar mij toe laten komen evenmin, maar ik voelde wel dat er iets aan de hand was waar vandaag nog over gesproken moest worden.

´Kom maar naar Amsterdam´, zei ik ineens.

Ik was toch nog min of meer van plan om daarheen te rijden en de huurauto om te ruilen voor mijn eigen auto, dus dat kon ik dan mooi combineren.

´Oké mam´, zei Sanne dankbaar.

´Maar het treinkaartje betaal je wel zelf´, zei ik in een laatste poging om streng te zijn.

Ineens kwam Ben aan de telefoon.

´Ik kan Sanne toch ook even brengen´, protesteerde hij.

´Je hebt nog twee kinderen om op te passen, weet je nog?´, zei ik spottend. ´Laat dat kind maar mooi met de trein gaan. Kan ze best.´

´Oké, maar ik ben het hier niet mee eens Anne, als je dat maar weet´, zei Ben nijdig.

Jammer dan, dacht ik, maar ik zei het niet.

Ik reed op mijn gemak naar Amsterdam, leverde de huurauto in bij Avis op Schiphol en nam de metro naar het centraal station. Sanne stond al op het perron te wachten toen ik aankwam. Ze knuffelde me kort en bedankte me. Ik gaf haar een arm en samen liepen we de stad in.

We namen een ijsje en voerden op een bankje aan een van de grachten een echt moeder dochter gesprek over een vriendje dat iets wil wat de dochter misschien ook wel wil, maar misschien toch ook nog niet. Ik zei de dingen die van mij verwacht werden: dat Sanne nog een beetje te jong was en dat ze haar nieuwe vriendje nog maar heel kort kende. Sanne wierp tegen dat ze hem wel heel erg leuk vond en dat hij over een paar dagen weer naar huis zou gaan. Ze kreeg geen definitief antwoord op haar dilemma, want ik zei niet dat ze het niet moest doen, alleen dat ik vond dat ze beter nog even kon wachten. Maar toch luchtte ons gesprek Sanne zichtbaar op. Ik was stiekem apetrots op haar en ook op mezelf, want hoeveel moeders kunnen er nou zo´n gesprek voeren met hun tienerdochter?

Nog steeds arm in arm liepen we verder richting de stad om wat te gaan eten. Bijna als vanzelf werden we naar het buurtje getrokken waar ik ooit gewoond had. Mijn oude studentenhuis zag er zo mogelijk nog desolater uit dan een paar dagen geleden.

´Jeetje, wat een bouwval´, zei Sanne geschokt.

´Ja, en dat was toen eigenlijk ook al zo, kun je nagaan´, zei ik.

Ik wees Sanne het kleine raam van mijn vroegere kamertje.

´Is het daar voor het eerst gebeurd?´, vroeg ze ineens.

´Nee, in de duinen op Ameland´, zei ik eerlijk.

Ik wilde er even niet aan denken hoe oud ik toen was. Sanne vroeg er gelukkig ook niet naar, maar ze grinnikte wel veelbetekenend.

Ik stelde voor om iets te gaan eten in Albert zijn eetcafé. Waarom weet ik niet, maar ik was ineens benieuwd hoe het met hem was en met Sanne erbij kon ik hem veilig opzoeken. Binnen was het vrij druk, maar we vonden nog een tafeltje voor twee bij het raam. De bediening werd gedaan door twee jonge jongens, het meisje met de piercings zag ik nergens en ook Albert leek afwezig.

´Is de baas er niet?´, vroeg ik aan de jongen die ons de menukaart en een drankje kwam brengen.

´In Londen´, zei de jongen kortaf.

´En wanneer is hij weer hier?´, informeerde ik.

Hij haalde zijn schouders op.

´Denk over drie weken, moet ik iets doorgeven?´, vroeg hij.

Ik schudde mijn hoofd.

Sanne informeerde nieuwsgierig waar ik de eigenaar van het café van kende.

´Oh gewoon, een oude kennis uit mijn studietijd´, loog ik.

Sanne keek me een beetje wantrouwend aan, alsof ze wel doorhad dat er meer aan de hand was.

‘Je vroegere vriendje misschien?’, vroeg ze pesterig.

‘Zoiets ja’, zei ik snel.

Sanne grinnikte nog een keer en keek me aan alsof ze verwachtte dat ik nog veel meer details zou onthullen.

‘Zomaar een vriendje of had hij ook mijn papa kunnen zijn?’, vroeg ze.

‘Dan had je er in elk geval heel anders uit gezien’, flapte ik eruit.

Sanne wilde nog veel meer weten en bleef maar doorvragen. Ik voelde me ongemakkelijk en in het nauw gedreven, ik had geen zin om als vriendinnen over mijn geheimen te praten, ook al waren het verzonnen geheimen. Later, als ze volwassen is kunnen we misschien vriendinnen worden, maar op dat moment was zij nog gewoon een tienermeisje en ik nog gewoon haar moeder.

‘Ander onderwerp’, zei ik en gelukkig kwam de jongen op dat moment weer langs om onze bestellingen op te nemen. Sanne bestelde een vegetarische omelet, ze zat midden in een ‘medelijden met zielige beestjes’ periode, en ik nam een cheeseburger met extra uienringen, want daar had ik echt zin in. Maar ik moet toegeven dat ik het ook een beetje deed om Sanne te pesten.

‘Dat vet gaat allemaal in je billen zitten, dat weet je hè’, zei Sanne met een brutale grijns op haar gezicht.

‘Nou en. Een dikke kont is gezond’, rijmde ik en het scheen nog waar te wezen ook. Dat had ik die middag toevallig in een tijdschrift zien staan.

Sanne begon een verhaal over de zielige varkentjes die moesten sterven, zodat ik een hamburger kon eten. Ik had mijn hamburger nog niet gezien, maar vermoedde al wel dat er maar heel weinig varken in zou zitten. En ik vroeg me ook af welke dieren er gesneuveld waren voor Sanne haar laarzen, haar riem en haar jasje. Zo zaten we binnen de kortste keren weer heerlijk te bekvechten, het heikele onderwerp als afgesloten achter ons latend. Toen ons eten werd gebracht, dacht ik Sanne te kunnen betrappen op een jaloerse blik, maar toch wilde ze absoluut geen hapje proeven.

Na het eten wandelden we nog een keer langs mijn oude studentenhuis. De sloop leek nu echt aanstaande en dit was misschien wel de laatste keer dat ik het zou zien. Ik had helaas geen fototoestel bij me, dat lag nog op mijn hotelkamer. Sanne knipte snel een paar plaatjes voor me met haar mobieltje. Ik vind het iets vreselijks, van die snelle, slordige foto’s die met een slechte camera gemaakt zijn, maar ik vond het toch lief van Sanne. Ze liet me de foto’s even zien en die zagen er niet eens zo heel slecht uit. Ik gaf Sanne een complimentje, dat ze leuk vond om te horen, ze bloosde zelfs een beetje. Maar daarna wuifde ze het ook meteen weer weg met een gebaar van valse bescheidenheid.

‘Jij kunt het natuurlijk veel beter’, zei Sanne snel.

Dat vond ik nogal voor de hand liggen, maar ik vroeg me af of Sanne überhaupt een idee had van wat voor foto’s ik maakte. Vanaf het moment dat ik weer was begonnen met fotograferen had ze nooit enige interesse in mijn werk getoond, voor zover ze het al als mijn werk beschouwde en niet als een wat uit de hand gelopen hobby. Een keer had Sanne gevraagd waarom ik was gaan fotograferen en uit de manier waarop ze die vraag stelde was toen duidelijk gebleken dat ze het eigenlijk liever niet had. Ik had geen goed antwoord op die vraag, behalve dan dat ik het gevoel had dat ik ‘iets’ moest doen. Sanne had nauwelijks naar het antwoord geluisterd en de vraag daarna ook nooit meer gesteld.

‘Vind je het vervelend dat ik weer aan het werk ben?’, vroeg ik aan Sanne.

Ze keek me verbaasd aan en leek te aarzelen over het antwoord, een gewetensvraag dus.

‘Je mag eerlijk antwoorden hoor’, moedigde ik haar aan.

‘Eigenlijk wel ja’, bekende Sanne.

Ik had de vraag zelf gesteld en hoewel ik het antwoord eigenlijk al wel wist, was ik er niet blij mee. Ik werd er zelfs een beetje boos van. Wat wilde ze dan? Dat ik thuis ging zitten wachten totdat Ben of een van de kinderen me nodig had?

‘Waarom dan?’, vroeg ik en het lukte me slecht om mijn boosheid te verbergen.

Sanne deinsde achteruit.

‘Je wilde toch een eerlijk antwoord, dan moet je niet boos worden’, mokte ze en ze had natuurlijk gelijk, maar mijn handen jeukten. Het liefst had ik haar even flink door elkaar geschud en gezegd dat ze ook wel eens aan iemand anders dan zichzelf mocht denken. Maar dat had zeker tot ruzie geleid en ik wilde de goede sfeer tussen ons niet verder verpesten, dus hield ik me in.

‘Ik begrijp best dat je het fijn vindt als je moeder altijd thuis is, dat vond ik vroeger ook, maar ik kan dat gewoon niet, niet alleen maar tenminste’, zei ik

‘Het is je een hele tijd prima gelukt hoor’, zei Sanne.

‘Maar dat was anders’, zei ik.

Sanne begreep niet wat er anders was en ik kon het ook niet goed uitleggen. In de tijd dat ik niet werkte, was ik op een soort missie met als doel Ben weer gezond krijgen en het gezin zo normaal mogelijk draaiende houden. En toen die missie geslaagd was, voelde ik me zo leeg en nutteloos dat ik soms zelfs terugverlangde naar de moeilijke periode daarvoor. In een helder moment zag ik in dat het twee kanten op kon gaan: ik kon wegzakken in een diepe depressie of ik kon mezelf een schop onder mijn kont geven en wat gaan doen. Gelukkig werd het het laatste.

Ik keek Sanne aan met mijn mildste glimlach en legde een hand op haar achterhoofd.

‘Ik moet zo af en toe ook een beetje aan mezelf denken, maar ik begrijp best dat het niet altijd leuk is voor jullie. Toch ben ik er altijd als je me echt nodig heb en als je me echt moet spreken, dan valt dat altijd te regelen, dat heb je vandaag wel gemerkt’, zei ik.

‘Ja, maar als ik dan zelf mijn treinkaartje moet betalen, kost het me wel klauwen met geld. En ik heb geen eigen inkomen, zoals jij’, mopperde Sanne.

Dat eigen inkomen van mij viel helaas nogal tegen, maar toch vond ik dat Sanne wel een beetje gelijk had. Ik beloofde dat ik het kaartje terug zou betalen.

‘Nu we het toch over geld hebben….’, begon Sanne voorzichtig.

Ik voelde het zoveelste hoofdstuk in de discussie over de hoogte van Sanne haar zakgeld aankomen en zuchtte eens diep. Al discussierend liepen we richting het station. Via een aantal omwegen kwam het gesprek uiteindelijk weer op het onderwerp waar onze ontmoeting om begonnen was. Sanne deed er nu een stuk luchtiger over en het leek wel alsof ze voor zichzelf een keuze gemaakt had, al liet ze niet merken welke keuze dat was. En eigenlijk wilde ik dat ook helemaal niet weten.

De trein stond net klaar om te vertrekken toen we op het perron aankwamen. We keken elkaar even aan. Ik wilde nog van alles zeggen en Sanne leek ook te aarzelen, maar het was al laat en ze moest de volgende dag weer naar school, dus ergens vond ik het ook wel mooi geweest. Ik gaf Sanne een snelle knuffel, een kus op haar voorhoofd en een aai over de bol. Meestel heeft ze daar een hekel aan, maar nu glimlachte ze. Ik zei nog snel dat ze vooral moest doen wat goed voelde. Sanne grinnikte een beetje en bleef wat staan treuzelen. Ik zei dat ze op moest schieten en duwde haar richting de trein. Ze stapte in en ging meteen op in een grote groep jongeren, die op het balkon stonden. Ik keek toe hoe de treindeuren achter Sanne dichtschoven. Ze zwaaide nog even naar me, toen verdween ze richting een coupé.

*

Ik liep op mijn gemak terug de stad richting de plaats waar ik een paar dagen eerder mijn auto had achtergelaten. Het gesprek met Sanne speelde nog volop door mijn hoofd. Het drong nu pas tot me door hoe dubbelzinnig mijn advies ‘doen wat goed voelt’ eigenlijk was en ik begreep ineens ook waarom Sanne erom moest lachen. Verder was ik tevreden over de uitkomst, ook al was voor mij nog steeds niet duidelijk wat die uitkomst eigenlijk was, maar het had Sanne duidelijk opgelucht en dat was het voornaamste. En ik vertrouwde erop dat ze geen domme dingen zou doen.

Mijn auto stond er nog precies zoals ik hem had achtergelaten, zelfs de radio zat er nog gewoon in, en dat midden in Amsterdam. De parkeerkosten waren trouwens ook van Amsterdams niveau, mijn hotelkamer was goedkoper. Vanuit de auto belde ik naar huis om te zeggen dat Sanne eraan kwam. Ben wilde weten wat nou het dringende probleem was waarover Sanne mij zo nodig moest spreken. Ik hoorde geen boosheid of irritatie meer in zijn stem, eerder belangstelling en een beetje bezorgdheid. Ik vertelde in grote lijnen wat er aan de hand was, zonder al te gedetailleerd te worden. Sanne had tenslotte ook recht op een klein beetje privacy.

Ben reageerde bezorgd. Hij had moeite met het idee dat zijn kleine meisje nu toch echt groot aan het worden was en zei dat ook eerlijk.

‘Wat moet ik nou doen als ze straks thuiskomt, moet ik nog met haar praten?’, vroeg hij.

Ik zag dat gesprek al zo ongeveer voor me. Ben die een heleboel keren de woorden ‘je mag niet’ gebruikte en Sanne die daar steeds minder naar luisterde.

‘Laat haar maar even’, adviseerde ik. ‘En geef haar maar een lekkere knuffel, daar heeft ze denk ik wel behoefte aan.’

‘En als ze nou vraagt of Bosse mag blijven slapen?’, vroeg Ben.

‘Dat zal ze nu nog niet vragen,denk ik. Maar als ze dat toch vraagt, biedt je hem gewoon de logeerkamer aan’, zei ik.

‘En wat dan als hij ’s nachts toch naar haar toegaat?’, vroeg Ben.

‘Tja, je zou voor de zekerheid voor haar deur kunnen gaan slapen, maar ik denk dat we ze toch ook gewoon een beetje moeten vertrouwen’, zei ik.

Ben sputterde nog wat, maar legde zich er uiteindelijk bij neer dat mijn aanpak waarschijnlijk de beste was.

‘Hoe is het met de jongens?’, vroeg ik.

‘Timmy slaapt al en rekent morgen op een cadeautje’, antwoordde Ben.

Ik glimlachte, die belofte was ik al bijna vergeten.

‘En Patrick wil je graag nog even spreken’, vervolgde Ben.

Hij gaf de telefoon aan Patrick, het werd stil aan de andere kant van de lijn.

‘Patrick…. ?’, zei ik.

‘Hoi mam’, zei hij aarzelend.

‘Alles goed, lieverd?’, vroeg ik.

Het bleef weer stil aan de andere kant van de lijn. Nee hè, dacht ik. Niet nog een kind met problemen die mama moet oplossen.

‘Patrick, wat is er?’, probeerde ik.

Er kwam niet veel uit, behalve wat gesnif. Het drong tot me door dat Patrick zat te huilen aan de andere kant van de lijn. Ben nam de telefoon weer over.

‘Patrick mist je en hij heeft er spijt van dat hij niet echt afscheid van je genomen heeft’, verklaarde Ben. ‘We bellen je straks, ik ga hem eerst even troosten.’

De verbinding werd verbroken. Ik was de manier waarop Patrick en ik afscheid hadden genomen alweer bijna vergeten en het verbaasde me dat hij zich daar ineens zo druk over maakte, maar hij kon soms ineens heel gevoelig zijn of zich heel druk maken over de gevoelens van anderen en dit was kennelijk zo’n moment. De telefoon ging weer, nu kreeg ik Patrick meteen aan de lijn. Hij stamelde met beverige stem dat het hem speet. Ik zei dat het niet erg was en dat ik het enorm lief en stoer vond dat hij uit zichzelf sorry zei. Daarmee was de kous af, ook voor Patrick. Hij wenste me welterusten en hing op. Ik wilde dat ik gewoon naast hem op de rand van zijn bed zat om hem eens lekker te knuffelen.

Later op de avond, toen ik alweer terug in het hotel was, belde Ben nog een keer. Patrick sliep al en ook Sanne lag inmiddels in bed.

‘Alleen, neem ik aan’, grapte ik.

‘Ik verdenk haar ervan dat ze stiekem nog met haar knuffelbeest slaapt, maar ik denk dat we maar moeten doen alsof we dat niet door hebben’, grapte Ben terug.

Ik was blij dat hij iets luchtiger tegen de situatie aankeek.

‘En Patrick?’, vroeg ik.

‘Die slaapt. Hij had de hele dag een gezicht als een oorwurm, maar na jullie gesprekje was hij helemaal opgelucht.’

‘Dan had ie veel eerder moeten bellen.’

‘Dat gaat bij ons niet zo makkelijk, mannen hè.’

Ik vermoedde dat Ben het niet alleen over Patrick had. We praatten nog een tijdje over de kinderen en over hoe mijn dag verder was verlopen. Daarna kwam het onderwerp eindelijk op de dingen die we hoognodig moesten bespreken. Na een half uurtje was de lucht tussen ons weer helemaal geklaard. Het was dat Ben thuis zat en ik op mijn hotelkamer, anders hadden we ongetwijfeld heerlijke goedmaakseks gehad. En voor telefoonseks is Ben helaas toch net iets te puriteins. Je weet tenslotte maar nooit wie er meeluistert.

Anne (8)

Het verhuurbedrijf had een raar Amerikaans autootje voor me geregeld. Een nieuw model dat ik nog nooit eerder gezien had. Het was knalrood en had zo’n eng goedkoop plastic dashboard dat Amerikaanse auto’s altijd lijken te hebben, hoe duur ze ook zijn.

Ben hielp me met inpakken. Tenminste: hij droeg alle spullen en ik keek toe. Het ging langzaam en zorgvuldig, het leek bijna alsof hij de zaak wilde vertragen. Ik liet Ben maar even zijn gang gaan, het inpakken van de auto kun je hem beter alleen laten doen, en ging weer terug naar binnen om afscheid te nemen van de kinderen.

Sanne was nog steeds bij haar vriendje. Ik probeerde haar te bellen op haar mobieltje, maar ze nam niet op. Een berichtje achterlaten op haar voicemail ging me wat te ver, ik zou het later nog wel een keer proberen.

Patrick zat achter zijn spelcomputer en had duidelijk geen zin om daarachter weg te komen.

‘Kun je niet even stoppen met het neerschieten van marsmannetjes. Ik ga zo weg.’

‘Dit zijn geen marsmannetjes’, zei Patrick verontwaardigd en zonder op te kijken.

‘Wat zijn het dan wel?’, vroeg ik in een poging om tenminste contact te maken.

‘Dat snap jij toch niet’, zei Patrick kortaf.

‘Nou, gezellig hoor’, zei ik boos. ‘Tot morgen dan maar.’

‘Ja de mazzel, tot morgen.’

Timmy werd heel verdrietig toen ik vertelde dat ik een nachtje wegging. Na Patrick zijn koele reactie was ik bijna blij dat er tenminste iemand was die me ging missen.

‘Kom je wel weer terug?’, vroeg Timmy huilend.

Ik vroeg me geschrokken af wat hij zich nou weer allemaal in zijn hoofd haalde.

‘Natuurlijk kom ik terug. Morgenavond al.’

‘En neem je dan een cadeautje voor me mee?’

Ik moest lachen. Zo kende ik mijn Timmy weer.

‘Misschien een heel klein cadeautje.’

‘Een groot cadeautje mag ook wel hoor.’

Al mijn bagage en fotospullen pasten makkelijk in de achterbak van de huurauto, zelfs met de achterbank nog overeind. Zo klein was de auto nou dus ook weer niet. Ben zette de laatste koffer in de auto en sloeg de achterklep dicht. Met zijn handen in zijn zijde bleef hij naar de achterkant van de auto staan kijken. Hij leek diep in gedachten of een beetje de weg kwijt. Ik kreeg medelijden met hem, maar vroeg me gelijktijdig af of dat misschien ook zijn bedoeling was.

‘Dan ga ik maar, anders wordt het wel erg laat’, zei ik zo koel mogelijk.

‘Dat lijkt me inderdaad het beste’, zei Ben.

Ik geloofde er niets van.

‘Ik ga je missen’, zei Ben zacht.

‘Het is maar voor een dag. Morgenavond ben ik er al weer. En ik heb deze opdracht echt hard nodig. Dat begrijp je toch wel?’

‘Tuurlijk.’

Ik geloofde Ben nu nog veel minder. Hij was duidelijk boos op me, maar hij wilde dat niet laten merken of hij vond van zichzelf dat hij niet boos hoorde te zijn. Ik had ook geen zin in een welles nietes spelletje, dus kroop ik even dicht tegen Ben aan, om het afscheid toch een beetje goed te laten verlopen. Hij hield me lekker stevig vast en daardoor kreeg ik het gevoel dat het allemaal toch nog wel een beetje goed zat. Ik gaf Ben nog een lange zoen, zei dat ik van hem hield en stapte in de auto. Ben stond er een beetje verloren bij toen ik wegreed. Hij zwaaide wel, maar het leek alsof hij met zijn gedachten ver weg was. Ik probeerde zo min mogelijk naar hem te kijken in de achteruitkijkspiegel.

Ik wilde het voor mezelf nauwelijks toegeven, maar zodra ik de weg opdraaide voelde ik iets van opluchting. Even rust, vrijheid, tijd om na te denken. Daar konden alleen maar goede dingen uit voortkomen. Een beetje afstand zou ons allebei goeddoen, hield ik mezelf voor, maar ik twijfelde toch ook weer of dat wel zo was. Of het niet gewoon weglopen voor problemen was, wat ik aan het doen was. Natuurlijk had ik veel liever eerst de ruzie goed afgerond, met een flink pak billenkoek, een stevige vrijpartij of een combinatie van beide, maar op een of andere manier voelde het alsof dat dat er deze keer niet inzat, niet onmiddellijk tenminste.

Naarmate ik verder van huis en dichterbij mijn bestemming kwam, merkte ik dat mijn gedachten zich toch wat verplaatsten naar de fotoreportage die ik moest gaan maken. Ik had geen idee waar het over ging en wat precies de bedoeling was. Nou ja, het ging ongetwijfeld over mode en gezien de locatie was de kans groot dat het om een reportage over badkleding zou gaan. Niet de moeilijkste foto’s om te maken, zolang de modellen en het weer maar een beetje meewerkten, maar eigenlijk was het ook niet erg interessant. Somber vroeg ik me af waarom ik er ook weer voor gekozen had om mijn baan als lerares op te geven en fotografe te worden, in elk geval niet om dit soort suffe opdrachten te doen en er nog blij mee te moeten zijn ook. Nou ja, eigenlijk viel er ook niet veel te kiezen. Ben had verzorging nodig toen hij weer thuiskwam en die kon ik hem natuurlijk niet geven als ik werkte. En naar mijn oude school kon ik natuurlijk sowieso niet meer terug, vanwege datgene waarvan ik besloten had om er niet meer aan te denken. Dat was me ook heel lang gelukt, weken lang al had ik er geen seconde meer aan gedacht, maar ineens spookte het toch weer door mijn hoofd.

Ik heb er al heel vaak over nagedacht hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren en elke keer kwam ik tot de conclusie dat de dingen niet veel anders hadden kunnen lopen dan ze gelopen zijn. Eigenlijk hoefde ik me dus niet eens schuldig te voelen, maar dat deed ik natuurlijk wel. Voor de zoveelste keer maakte ik in mijn gedachten een reconstructie van de gebeurtenissen.

In het begin toen Alwin als stagiair bij me kwam, had ik nauwelijks door dat hij er was. Ik had het veel te druk met Ben en de situatie thuis om me echt te realiseren wat er op mijn werk gebeurde. De eerste dagen had ik het waarschijnlijk niet eens opgemerkt als hij weg was gebleven en wat ik wel van hem merkte was ook weinig opzienbarend. Het werk deed hij best goed, maar als persoon vond ik hem onvolwassen, lichtelijk oversekst en vaak nogal irritant. Aan de andere kant was hij ook heel lief. Hij zorgde een beetje voor me, toonde hij begrip voor mijn situatie, zonder dat hij er ooit over sprak en juist dat was heel erg fijn. Er was een soort stilzwijgend gevoel van verstandhouding tussen ons, wat ik heel prettig en rustgevend vond. Het was bij hem soms alsof ik eventjes tijd en ruimte kreeg om adem te halen. Maar net als ik hem daarvoor begon te waarderen, maakte hij altijd weer een opmerking of een gebaar waar ik me groen en geel aan ergerde. Wat ik bij Alwin voelde, is denk ik dus het beste te beschrijven als een mengeling van ergernis, irritatie en vertedering.

Collega’s stelden me in een poging om me wat te ontlasten wel eens voor om de begeleiding van Alwin van mij over te nemen, maar daar wilde ik niets van weten. Op één of andere manier was ik toch wel aan hem gehecht. Onder normale omstandigheden had ik me ook zeker gerealiseerd dat er tussen ons niet echt sprake was van de professionele distantie die er hoort te zijn tussen een stagiair en zijn begeleider, maar op dat moment had ik te veel behoefte aan een arm om mijn schouder om me daar echt druk om te maken. Alwin had natuurlijk nog nooit van professionele distantie gehoord en ik was nou juist degene die hem dat had moeten bijbrengen, dus alles wat er gebeurd is, was helemaal mijn eigen schuld.

Ik kreeg meer dan genoeg signalen dat er in onze verhouding iets begon te verschuiven, maar ik koos ervoor om die signalen te negeren, totdat ze zo duidelijk werden dat ik er echt niet meer omheen kon. Aan het einde van een werkdag liep ik de kleedkamer in. De deur stond gewoon open, dus ik dacht dat Alwin al weg was, maar hij was nog aan het douchen. Hij stond met zijn rug naar me toe, daardoor zag hij mij niet binnenkomen, maar ik zag hem des te meer. Ik zag zijn brede schouders, zijn sterke rug en zijn kleine, gespierde kontje. Stiekem keek ik veel langer dan nodig was en zelfs nadat ik me had omgedraaid, gluurde ik nog even om het hoekje naar zijn perfecte kleine billetjes. Daar wilde ik best eens zachtjes mijn tanden in zetten, of mijn nagels.

Die nacht droomde ik over Alwin. Dat ik sliep was op zich al bijzonder in die tijd, maar de inhoud van mijn droom had voor mij een echte waarschuwing moeten zijn. Ik zag Alwin van achteren, hij was naakt en zijn kontje ging in een aardig tempo op en neer. De huid tussen zijn schouderbladen glom van het zweet. Onder hem lag een meisje dat ik verder niet kon zien. Ze genoot duidelijk van alles was Alwin met haar deed. Ineens veranderden ze van positie, Alwin ging op zijn rug liggen en het meisje klom bovenop hem. Ik kon nu duidelijk zien dat ik het zelf was. Ik zag er veel jonger uit, ongeveer zoals ik eruit zag toen ik zo oud was als Alwin, en ik had een verhit gezicht met een rode blos op mijn wangen, maar ik was het overduidelijk. De schok was zo groot dat ik in één keer rechtop in mijn bed zat. Timmy, die een beetje ziek was en daarom bij mij mocht slapen, keek me geschrokken aan. Ik vroeg me af wat voor geluiden ik in mijn slaap misschien wel gemaakt had, maar Timmy was gelukkig nog te klein om daar iets van te begrijpen.

Timmy voelde erg warm aan. Ik nam zijn temperatuur op, hij had maar een heel klein beetje verhoging. Toch leek het me beter om hem thuis te houden, maar dat was meer vanwege mezelf dan vanwege hem. Ik durfde Alwin vanwege mijn droom even niet meer onder ogen te komen en een zieke Timmy gaf me een prima excuus om thuis te blijven.

*

Het hotel dat mijn opdrachtgever voor me gereserveerd had lag zo’n beetje op het strand. Vanuit mijn kamer kon ik de zee zien. Ik legde mijn spullen op het enorme tweepersoonsbed en opende de balkondeuren. Op mooie dagen kon je hier ongetwijfeld geweldig zitten, met veel beschutting en privacy, maar die dag was het niet echt strandweer. Het motregende en er stond een stevige wind. Toch trok ik meteen mijn sportkleding aan en ging naar buiten, het strand op. Ik rende een lang stuk door het rulle zand om mijn gedachten over Alwin kwijt te raken. Hij was voor mij een gesloten boek, iets waar ik niet meer aan mocht en ook niet meer aan wilde denken. En ik wilde al helemaal niet die vreemde, ongepaste tinteling in mijn lijf voelen bij een willekeurige herinnering aan hem. Rennen over het strand leek ook al niet echt te helpen om zijn geest te verdrijven. Ik moest alleen maar denken aan die ene keer dat ik samen met Alwin over een strand gerend had.

Het ging op dat moment erg slecht met me. De zorgen om Ben, de situatie thuis, het werd me allemaal een beetje teveel en ik dreigde in te storten. Op doktersadvies moest ik er een lang weekend tussenuit, uitwaaien op Ameland. Ik wilde niet, maar ik voelde ook wel aan hoe moe mijn lichaam was, dat ik het op deze manier niet lang meer vol zou houden. En ik moest het juist wel volhouden, nog een hele tijd, zo leek het.

Iedereen bleef maar aandringen. Zelfs Ben, die tot dan toe min of meer van me geëist had dat ik elke dag aan zijn bed kwam zitten, vond het een goed idee. Uiteindelijk gaven de kinderen de doorslag.

‘Je moet nu eerst even goed voor jezelf zorgen, zodat je daarna weer voor papa en voor ons kunt zorgen’, zei Sanne wijs.

Ik was zo ontroerd dat ik een flinke huilbui kreeg, wat weer voldoende zei over mijn gemoedstoestand. Die lieve Sanne schrok enorm van mijn reactie en toen ik dat merkte, wist ik dat ze gelijk had. Er werd snel een kamer voor me gereserveerd, Sanne pakte samen met Mandy mijn koffer en Mandy bracht me met de auto naar de boot. Ze zwaaide me uit vanaf de kade en vanaf dat moment was ik alleen. Op de boot voelde ik me verschrikkelijk. Ik kon geen moment stilzitten en bleef maar naar het vasteland staren, dat steeds kleiner werd aan de horizon. De hele tijd stonden er tranen in mijn ogen, maar dat viel niemand op, omdat er een behoorlijk harde wind stond. Toen de boot aankwam bij het eiland, wilde ik eerst niet van boord gaan. Ik wilde meteen terug, maar dat kon niet meer. De eerste boot bood terug ging pas de volgende ochtend.

Ik stond een beetje verloren op de kade. Mandy had me de naam van mijn hotel wel gezegd, maar die was ik alweer vergeten. Een oudere man kwam naast mij staan en zei mijn naam. Ik keek hem verbaasd aan. Hij zei dat hij me op kwam halen en leidde me naar een busje, dat klaarstond.

‘Hoe heeft u me zo snel herkend?’, vroeg ik verbaasd.

‘Er zijn niet zo heel veel alleen reizende, knappe vrouwen’, zei de man met een glimlach.

Ik wist dat ik er op dat moment absoluut niet knap uitzag, maar toch deed de opmerking me wel een beetje goed.

‘We weten dat u het moeilijk heeft’, zei de man met een zachte, rustige stem. ‘Mijn vrouw en ik zullen heel goed voor u zorgen, als we iets voor u kunnen doen, moet u het maar zeggen.’

Ik vond de man meteen aardig en durfde nog even niet te zeggen dat ik alleen maar de eerste boot terug wilde nemen.

De ontvangst in het hotel was ook bijzonder hartelijk. De gastvrouw ontfermde zich over mij, terwijl haar man mijn koffer naar boven bracht.

‘U ziet eruit alsof u wel een borrel kunt gebruiken, wat kan ik u inschenken?’

Ik had al een hele tijd geen drank meer aangeraakt, uit angst dat als ik daar eenmaal aan begon, het hek van de dam zou zijn. Daarom zei ik ook dat ik liever iets fris wilde.

‘Onzin, van één goede borrel is nog nooit iemand slechter geworden’, zei de gastvrouw beslist.

Ze schonk een klein glaasje vol met een drankje uit een stenen kruik en zette dat voor me neer. Ik sloeg het in een keer achterover. Het brandde door mijn slokdarm en liet een lekker warm gevoel achter.

‘Dat is al beter’, zei de gastvrouw tevreden glimlachend. ‘Dan zal ik nu eens een lekkere maaltijd voor u klaarmaken.’

‘Ik heb niet zo’n honger’, protesteerde ik, maar de gastvrouw wilde daar alweer niets van horen.

‘Verdriet kost veel energie, dus u moet goed eten. Dan kunt u er beter tegen.’

Ik ging naar boven om me op te frissen en mijn kamer te inspecteren. Toen ik weer beneden kwam, stond de eerste gang al op me te wachten, een kom dampende groentesoep. De soep, gevuld met verse groenten, gehaktballetjes en soepvlees, was voor mij al een maaltijd op zich. Maar daarna volgde nog een hoofdgerecht van gebraden vlees, aardappelen en verschillende soorten groenten. Ik moest toegeven dat het allemaal prima smaakte en langzaam kwam ik een beetje tot rust. De gastvrouw kwebbelde gezellig tegen me als ze iets kwam brengen of halen en ook haar man bemoeide zich ermee als hij de kans kreeg. Ze vroegen of ik al eerder op het eiland was geweest en ik vertelde dat mijn opa en oma vroeger een hotelletje op Ameland hadden gehad, waar ik ’s zomers vaak logeerde. Ik noemde de naam van mijn opa en oma en natuurlijk waren die wel bekend. De gastheer haalde een aantal herinneringen aan mijn opa en oma op en hoewel ik zelf helemaal niet zulke goede herinneringen aan ze had, vooral mijn opa vond ik altijd een vrij norse, strenge man, luisterde ik er met veel plezier naar. Zo bleef het een gezellige avond. Ik ging vroeg naar bed, met een goed gevuld buikje. Mijn oorspronkelijke plan om de volgende dag de eerste boot terug te nemen, liet ik toen al varen.

Ik sliep uit totdat de gastvrouw me heel voorzichtig wekte. Ze bracht me ontbijt op bed en een berichtje dat de kinderen naar het hotel gemaild hadden: ‘Alles is goed hier, ook met papa. Rust maar lekker uit.’

De rest van de morgen zat ik op het terras in de zon, het was ineens heel aardig weer geworden, en ik genoot ervan dat ik op mijn gemak de hele zaterdagkrant kon lezen. Dat had ik al een hele tijd niet meer gedaan, terwijl ik het juist heerlijk vind om mijn dag zo te beginnen. Met Ben had ik de afspraak dat de zaterdagmorgen voor mij was. Ik mocht rustig koffie zetten en de krant lezen, terwijl Ben de kinderen naar hockey, voetbal of een verjaardagsfeestje bracht. Later op de dag haalde ik ze dan natuurlijk weer op, maar dan had ik mijn geliefde ochtendritueel al achter de rug. Zo hadden we samen meer van die kleine rituelen: de wekelijkse maintance spanking, vrijen op zondagmorgen en daarna uitgebreid ontbijten met het hele gezin. Het waren die kleine, gewone dingetjes, die ik misschien nog wel het meeste miste.

Voor ik het wist was het alweer lunchtijd. Ik had voor mijn gevoel nog maar net ontbeten, toch stond er alweer allerlei lekkers op tafel, volgens Oudhollands recept, dus zonder rekening te houden met allerlei moderne dieetinzichten.

‘Wat gaat u vanmiddag doen?’, vroeg de gastvrouw voordat ik aan tafel ging.

Ik wist het nog niet. Ik had geen zin om veel mensen tegen te komen en ik voelde me ook niet erg sterk.

‘Dat weet ik nog niet’, zei ik. ‘Het terras beviel heel goed.’

‘Misschien wilt u eens gaan kijken op de plekjes die u zich nog van vroeger herinnert?’

Het hotel van mijn grootouders was er niet meer, dat wist ik. Na het overlijden van mijn grootvader was het verkocht aan een projectontwikkelaar, die het had laten slopen om plaats te maken voor een appartementencomplex.

‘De duinen, het strand en het uitzicht over zee zijn anders nog precies hetzelfde als twintig jaar geleden. Daar moet u toch ook wel herinneringen aan hebben?’, vroeg de gastvrouw.

Ik had natuurlijk een heleboel mooie herinneringen aan het strand, waar we als kinderen eindeloos gespeeld hadden, en aan de duinen, waar ik voor het eerst met een jongen had gezoend en toen ik ‘het’ een paar jaar later voor het eerst deed, was dat ook weer in de duinen.

Ik had weinig zin om al die herinneringen weer op te gaan halen, omdat ze werden overschaduwd door de gedachten aan de laatste zomer dat ik bij mijn opa was. Ik was in de loop van dat jaar behoorlijk onhandelbaar geworden en uiteindelijk ook blijven zitten. Als straf hadden mijn ouders besloten dat ik niet mee mocht op vakantie naar Italië, en dat ik in plaats daarvan bij mijn opa in het hotel moest gaan werken. Mijn oma was eerder dat jaar overleden en opa probeerde het hotel zo goed en zo kwaad als dat ging alleen te runnen.

 Ik moest ’s ochtends helpen met het ontbijt, serveren op het terras en de kamers doen. ’s Middags mocht ik dan naar het strand en ’s avonds moest ik weer helpen bij het diner en achter de bar. Mijn opa was nog norser en strenger dan hij altijd al was geweest. 

Tot overmaat van ramp werd ik ook nog vreselijk verliefd op de jongen die mijn opa had ingehuurd als kok. Maar helaas voor mij zag hij mij absoluut niet staan, want hij had al een vriendin, een meisje dat maar een jaar ouder dan ik was en als serveerster in een strandtent werkte. Ze logeerden samen bij ons in het hotel en sliepen in de kamer naast die van mij. Bijna elke avond moest ik door de dunne muren heen aanhoren hoe ze het met elkaar deden. Het was een absolute kwelling, die elke keer langer leek te duren. Elke dag telde ik het aantal dagen dat ik nog moest blijven en die geluiden moest aanhoren en altijd waren het er nog veel te veel.

Het enige lichtpuntje waren de momenten dat ik vrij was en naar het strand mocht. Als daad van verzet tegen mijn opa ging ik niet naar het gewone strand, maar naar het naaktstrand. De eerste keer keek ik mijn ogen uit naar al die naakte lichamen en ik wist zeker dat iedereen ook naar mij keek. Ik vond het doodeng om me tussen allemaal vreemde mensen uit te kleden, maar ik deed het wel en ik vond het heel stoer van mezelf dat ik dat durfde.

Al snel merkte ik dat er eigenlijk helemaal niemand op mij lette. Ik werd met rust gelaten en kon ongestoord van de zon genieten en een boekje lezen, precies zoals ik wilde. Het allerliefst ging ik ’s morgens vroeg, nog voordat de hotelgasten wakker waren. Dan was er nog niemand op het strand en kon ik in alle rust zwemmen in de zee. De zee was altijd koud en fris, maar toch voelde het  heerlijk, bijna alsof alle slechte dingen van me afgespoeld werden.

‘Is het naaktstrand er nog?’, vroeg ik aan de gastvrouw.

Het bleek maar een paar kilometer verderop te liggen.

‘Maar het zeewater is nu nog erg koud, hoor’, waarschuwde de gastvrouw.

Ik zei eerlijk tegen de gastvrouw dat ik ook niet echt van plan was om op stap te gaan en dat ik vooral erg moe was.

‘Wilt u na de lunch dan misschien weer even gaan slapen? Uw bed is al opgemaakt, u kunt er zo weer in.’

Het klonk aanlokkelijk. Lekker in bed met een goed boek, ook al had ik eigenlijk helemaal geen goede boeken bij me.

‘Ik kan toch moeilijk de hele dag in bed blijven liggen’, zei ik aarzelend.

‘Als u daar nou behoefte aan heeft, waarom niet? Ik maak u wel weer wakker als u al te lang blijft slapen.’

Ik gaf me over en kroop na de lunch weer in bed. Het ontbrak er nog maar net aan dat de gastvrouw me kwam instoppen. Rond een uur of vier werd ik vanzelf weer wakker. Ik dronk thee op het terras, met een groot stuk zelfgemaakte appeltaart. Nauwelijks twee uur later was het alweer tijd voor het avondeten. Daarna had ik het gevoel dat ik de hele dag alleen maar geluierd en gegeten had, wat ook wel zo ongeveer klopte, en vond ik dat ik toch nog wat moest gaan doen.

Ik liep een stuk over het bijna verlaten strand. Eigenlijk wilde ik een flink stuk rennen, om alles er eens lekker uit te gooien, maar ik merkte al na een paar meter dat ik daar de energie nog niet voor had, dus schakelde ik over op een normaal wandeltempo.

Hij zag mij als eerste. Enthousiast zwaaide hij naar me vanaf het duin. Ik moest behoorlijk staren om te zien wie hij was, want ik had mijn bril in het hotel laten liggen, maar toen hij op me af kwam rennen, zag ik dat het Alwin was. Het was ontzettend schrikken toen ik hem herkende. Hij kwam met een stralend gezicht op me afrennen en moest zich duidelijk inhouden om me niet te omhelzen.

‘Wat doe jij hier?’, vroeg ik stomverbaasd.

‘Ik wilde even zien of het wel goed met je gaat. Je hebt tenslotte al een tijdje niets meer van je laten horen.’

‘En hoe wist je dat ik hier was?’, vroeg ik achterdochtig.

‘Dat was niet zo moeilijk. Je mailde dat je naar een waddeneiland zou gaan en ik kon na al jouw verhalen natuurlijk wel raden voor welk eiland je zou kiezen.’

Ik had hem inderdaad vrij uitgebreid verteld over de zomers bij mijn opa en oma, inclusief mijn avonturen in de duinen. En dat had Alwin natuurlijk onthouden. Hoe kon ik in vredesnaam zo stom zijn?

‘Ik ben hier juist om uit te rusten en alleen te zijn’, zei ik koel. ‘Dus ik wil graag dat je weer weggaat.’

‘Maar ik ben er net. Ben je dan niet blij om me te zien?’

Alwin keek oprecht verbaasd en ineens werd me een heleboel duidelijk: de dag dat ik thuis was gebleven, omdat Timmy ziek was en hij ’s middags ineens voor de deur stond met een bos bloemen en een autootje voor Timmy. Ik vond dat toen alleen maar heel aardig van hem. De kinderen vonden Alwin ook leuk, Sanne fluisterde zelfs dat hij best een lekker ding was, en het werd nog best gezellig. Daarna de keren dat we samen geluncht en gelachen hadden om onbenullige onderwerpen. En de keren dat ik met hem in de auto mee terug was gereden, omdat dat nou eenmaal handiger was, en de ‘diepe’ gesprekken die we tijdens die ritten gevoerd hadden. Ik had er niets achter gezocht en ook niets mee bedoeld, maar Alwin duidelijk wel.

‘Wie het eerst bij de strandtent is, betaalt een drankje’, riep Alwin.

Hij gaf me een flinke klets op mijn billen en rende voor me uit. Ik staarde hem een tijdje na, niet meer wetende wat ik moest doen. Daarna liep ik de andere kant op. Ik was niet van plan om nog iets tegen Alwin te zeggen.

Alwin had natuurlijk snel genoeg door dat ik niet achter hem aankwam. Hij rende net zo hard weer terug en vroeg wat er aan de hand was. We stonden een tijd zwijgend tegenover elkaar. Ik wist het echt niet meer. Alwin hoorde hier niet te zijn. Ik wilde alleen zijn en ik wilde dat hij wegging. Het was het beste als ik hem nooit meer zou zien. Maar ergens diep van binnen sprak ook de wilde meid die ik vroeger was. Dat deel van mij herkende de blik in zijn ogen wel en wilde weten wat er achter die blik zat. Dat deel van mij had zin in een wilde vrijpartij met een knappe jongeman.

‘Laten we maar naar mijn hotel gaan, dan kunnen we even rustig praten’, zei ik met een zucht.

‘Mij best’, antwoordde Alwin gelaten.

Ik wist nog steeds niet wat ik moest doen. Het leek me geen goed idee om Alwin mee naar mijn kamer te nemen, maar ik wilde ook niet beneden in de ontvangstruimte zitten, waar iedereen ons kon horen. De gastvrouw zag ons binnenkomen.

‘Is uw zoon gekomen, wat leuk’, zei ze hartelijk.

Ik zag Alwin in elkaar kruipen en zelf was ik ook een beetje beledigd. Zo oud was ik toch nog niet.

‘Hij is niet mijn zoon, maar een goede vriend’, zei ik snel.

Toch maar naar boven dan, besloot ik.

‘Zou ik echt jouw zoon kunnen zijn?’, vroeg Alwin.

‘Nou, dan had ik er wel heel vroeg bij moeten zijn.’

‘En dat van die vriend, meende je dat?’

‘Op je goede momenten ben je best aardig, maar ik denk niet dat ik je echt als een vriend zie, nee. Meer als gewoon een aardige jongen.’

En een erg lekker ding, ging door mijn gedachten.

Ik onderdrukte die gedachte en ging verder.

‘Je kunt beter naar huis gaan, dan zien we elkaar wel weer op school. Jij bent mijn stagiair en ik ben jouw begeleider. Daar moeten we allebei heel goed aan denken.’

‘En daarbuiten is er niet meer?’, vroeg Alwin.

‘Nee, daarbuiten kan er niet meer zijn’, zei ik nadrukkelijk.

‘Kan niet of wil niet?’

‘Kan niet.’

‘Dus je wilt eigenlijk wel?’

Ik kon geen eerlijk antwoord op die vraag geven en wilde het gesprek afkappen.

‘Het wordt tijd dat je weggaat, misschien gaat er nog een boot.’

‘De laatste is allang weg’, zei Alwin dwars.

‘Dan neem je die van morgenochtend. Er is voor vannacht vast nog wel ergens een hotelkamer te vinden. Ik betaal wel.’

‘Ik ga vannacht echt niet ergens alleen in een hotel zitten.’

‘Wat wou je dan?’

Ik begon mijn geduld te verliezen.

‘Dit’, zei Alwin.

Voordat ik iets kon doen, pakte hij me vast en gaf hij me een lange tongzoen. Ik zoende niet mee, maar verzette me ook niet erg.

Alwin liet me weer los. Ik was helemaal buiten adem en wankelde op mijn benen.

‘Zie je wel’, zei Alwin triomfantelijk.

‘Luister nou!’, riep ik in paniek.

‘Volgens mij moet jij eens naar jezelf luisteren’, zei Alwin.

Ik deed een stap achteruit, maar Alwin was meteen weer bij me. Hij pakte me vast en duwde me achteruit op het bed.

´Wat ga je doen?´, gilde ik.

´Je snapt best wat ik aan het doen ben´, bromde Alwin.´En zolang je niet heel hard ´´nee´´ roept, ga ik daar gewoon mee door.´

Ik riep een heleboel en kon me later niet goed meer herinneren wat precies, maar ik weet  nog wel vrij zeker dat ik geen ´nee´ geroepen heb.

Alwin ging dus verder en begon zijn kleren uit te trekken. Het ging allemaal heel beheerst, knoopjes los, overhemd uit, T-shirt uit, riem los, broek uit. Ik keek verbaasd toe. Het leek allemaal zo gewoon, alsof Alwin zich uitkleedde om te gaan sporten. Pas toen hij zijn boxershort omlaag schoof en zijn blote piemel tevoorschijn kwam, drong het echt tot me door dat er hele andere dingen stonden te gebeuren. Maar ik zei nog steeds geen ´nee´.

Alwin schoof zijn handen onder mijn billen. Zijn vingers haakten achter het elastiek van mijn sportbroekje en slipje. Ik hielp Alwin door mijn heupen een beetje op te tillen, zodat hij mijn broekje en slipje in een beweging omlaag kon trekken. Ik voelde de opwinding van naderende seks, mijn hart dat enorm tekeer ging en de adrenaline die door mijn lijf gierde. Met ingehouden adem wachtte ik af wat er verder ging gebeuren.

Alwin haalde een condoom uit de verpakking en rolde die snel en handig af over zijn stijve penis. Dat heeft hij vaker gedaan, dacht ik nog. Alwin duwde mijn benen uit elkaar en gleed bovenop me. Hij verkende even de weg met zijn vingers en toen hij die gevonden had, gleed hij met  een soepele beweging van zijn heupen naar binnen. Het voelde fijn en ik kreunde zachtjes.

Alwin glimlachte naar me en veegde met een teder gebaar de haren uit mijn gezicht. Het gebaar bracht me even in verwarring. Ik probeerde overeind te komen, maar Alwin duwde me zachtjes terug en begon heel langzaam op en neer te bewegen met zijn heupen. Ik sloeg mijn benen om Alwin zijn middel en legde mijn handen op zijn billen. Alwin verhoogde het tempo van zijn stoten met veel gevoel voor ritme. Ik sloot mijn ogen en gaf me helemaal over.

Alwin viel na afloop bevredigd in slaap, maar ik lag nog een hele tijd wakker. Ik kon niet geloven dat ik met iemand anders dan Ben naar bed was geweest en ik kon niet geloven dat het zo makkelijk was gegaan. Vreemdgaan had ik altijd als iets heel groots en zwaars gezien, dat dingen definitief kapot maakt, maar zo voelde het helemaal niet. Ik had seks gehad, ervan genoten en daar voelde ik me niet eens echt schuldig over. Het leek eerder alsof er een last van mijn schouders afgevallen was. Ik voelde me beter dan ik me in lange tijd gevoeld had. Krachtig en energiek, alsof ik de wereld weer aankon.

Het gevoel deed me erg aan vroeger denken, ver voordat ik Ben ontmoette. Als ik me somber of onrustig voelde, ging ik altijd de stad in, op zoek naar een leuke jongen. Ik keek rustig om me heen, totdat ik een leuke gevonden had. Dan riep ik hem met mijn ogen, testte hem uit op de dansvloer en als hij slaagde voor de test, mocht hij met me naar bed. Na zo’n nacht voelde ik me dan weer helemaal de oude, het kostte soms alleen wat moeite om de jongen weer de deur uit te krijgen.

Ik werd vroeg wakker. Alwin lag nog te slapen. Het was een heel raar gevoel om ineens zo naast hem te liggen, alsof ik weer twintig jaar oud was en na een wilde nacht wakker werd naast een jongen waarmee ik het een paar uur eerder had gedaan, maar die ik verder nauwelijks kende.

Ik voelde me nog steeds niet echt schuldig, maar wel ongemakkelijk, alsof ik iets had gedaan wat een nette vrouw niet hoorde te doen. En dat was natuurlijk ook zo, maar wie wil er nou ook haar hele leven een nette vrouw zijn?

Ik had zin om lekker lang te douchen of om in mijn blootje de zee in te gaan, net als vroeger. Maar eerst wilde ik dat Alwin wegging. Ik kon tenslotte moeilijk samen met hem aan het ontbijt verschijnen. Voorzichtig maakte ik Alwin wakker. Hij leek ook even verbaasd toen hij me zag, maar hij draaide snel weer bij.

‘Tijd om op te staan’, fluisterde ik.

Alwin knipperde een paar keer met zijn ogen en kwam moeizaam overeind.

‘Wauw, we hebben echt geneukt’, zei hij enthousiast.

‘Gevreeën, de liefde bedreven’, verbeterde ik.

‘Sorry, ik was de generatiekloof even vergeten’, zei Alwin pesterig. ‘Was het bevredigend voor mevrouw?’

Ik had helemaal geen behoefte om antwoord op die vraag te geven. Sterker nog: ik wist het antwoord niet eens. Alwin was zeker geen slechte minnaar. Hij was teder en voorzichtig genoeg in het begin, met voldoende beheersing en uithoudingsvermogen om niet binnen vijf minuten klaar te zijn, maar ook stevig en doortastend genoeg om er geen eindeloos durende toestand van te maken. Toch had ik ook sterk het gevoel dat er iets miste en het was ook wel duidelijk wat dat was of liever gezegd: wie dat was.

Ik sloeg het dekbed terug om op te staan en te gaan douchen. Alwin draaide zich meteen om en staarde ongegeneerd naar mijn borsten. Ik kon me wel ongeveer voorstellen welke gedachten er door zijn hoofd schoten. Het voelde niet prettig om zo aangestaard te worden. Ik kreeg de neiging om mijn borsten te bedekken met mijn handen, maar dat vond ik toch ook een beetje gek. Alwin had alles aan me al gezien en aangeraakt, dus waarom zou ik me nu ineens gaan schamen?

Ik stapte nu echt uit bed. Alwin keek me een beetje verstoord aan.

‘Heb je haast of zo? Ik dacht dat je hier kwam voor je rust.’

‘Ik kom hier om te doen waar ik zin in heb en nu heb ik zin om te douchen, dus dat ga ik ook doen.’

‘Alleen wel te verstaan’, zei ik er voor de duidelijkheid nog bij.

‘Flauw’, mopperde Alwin, maar hij maakte geen aanstalten om ook het bed uit te komen.

Voor de zekerheid deed ik de badkamerdeur toch maar op slot. Ik wilde even alleen zijn om na te denken, de dingen weer een beetje op een rijtje te krijgen.

Ik stapte onder de douche en probeerde Alwin letterlijk en figuurlijk van me af te spoelen. Maar zodra ik mijn ogen dicht deed, zag ik mezelf weer in een prettig standje bovenop hem zitten. Ik zag mijn handen die op zijn borst steunden, mijn heupen die in een steeds hoger tempo op en neer gingen. En ik zag vooral de uitdrukking op zijn gezicht, die van gespannen en geconcentreerd langzaam overging naar een verbaasde, gelukzalige glimlach, alsof hij het voor de allereerste keer deed. Dat was natuurlijk niet zo, maar het idee dat het voor hem een bijzondere ervaring was, gaf het voor mij ook iets heel speciaals.

Toen ik terugkwam uit de badkamer, was Alwin verdwenen. Hij lag niet meer in bed en was niet in de woonkamer. Ik keek op het balkon, maar daar was hij ook niet. Zijn kleren lagen niet meer waar hij ze had achtergelaten, op de grond naast het bed. Daaruit trok ik de conclusie dat hij van de gelegenheid gebruik had gemaakt om er stilletjes vandoor te gaan. Aan de ene kant was ik opgelucht, want het scheelde een hoop pijnlijke momenten, die er anders ongetwijfeld gekomen waren. Maar aan de andere kant was ik ook boos en teleurgesteld. Kennelijk was het allemaal toch niet zo speciaal geweest als ik gedacht had. Ik liet me op het bed vallen en wilde alweer onder de dekens kruipen, toen de kamerdeur ineens openging. Alwin kwam weer binnen met een grote glimlach op zijn gezicht en een dienblad in zijn handen.

‘Ik heb maar even een ontbijtje geregeld. Van goede seks krijg ik altijd zo’n honger.’

Ik stikte bijna van woede.

‘Dus jij bent doorleuk naar beneden gelopen en hebt om een ontbijtje met spek en eieren gevraagd om je libido weer aan te sterken. Dan is het voor hun toch duidelijk dat je hier vannacht gebleven bent.’

‘Ik heb toch niet gezegd dat ik bij je ben blijven slapen?’, zei Alwin bedremmeld.

‘Nee, maar dat hoefde ook niet, oen! Ze weten toch dat je geen eigen kamer hebt, dus dat kunnen ze zelf wel invullen.’

Oen is normaal gesproken een vrij mild en onschuldig scheldwoord, maar nu klonk het heel hard en onvriendelijk, alsof ik dat woord speciaal had gekozen om Alwin zoveel mogelijk te kleineren.

Alwin deed er het zwijgen toe en pakte een broodje van het dienblad. Hij hield het voor mijn mond, maar ik perste mijn kaken stijf op elkaar. Alwin duwde het broodje voorzichtig tegen mijn lippen.

‘Hap, hap’, fluisterde hij.

Ik schoot in de lach en nam een grote hap uit het broodje.

‘Zie je wel, dat is al beter. Ik doe mijn best om goed voor je te zorgen, maar dan moet je ook wel een beetje lief voor mij zijn hoor.’

‘Zo lief als ik vannacht voor jou was, ben ik de afgelopen jaren alleen voor mijn man geweest. Dus reken maar dat je al een hele bijzondere behandeling krijgt.’

‘Dat heb ik gemerkt’, zei Alwin verlegen.

Hij keek me ineens aan met een dromerige blik, die mij op mijn beurt weer verlegen maakte. We aten zwijgend verder, allebei niet wetend hoe we om moesten gaan met de gevoelens, die tot dan toe nog niet waren voorgekomen in onze verstandhouding. Alwin zat zich waarschijnlijk af te vragen hoe het nou verder moest en ik probeerde uit alle macht te bedenken hoe ik kon voorkomen dat het nog verder ging. Hij moest zo snel mogelijk weg, dat was voor mij wel duidelijk. Dan zou ik daarna wel bekijken hoe ik de schade die ik had aangericht kon herstellen, als er nog iets te herstellen viel tenminste.

‘Wat gaan we nu verder doen?’, vroeg Alwin ineens.

Hij keek me een beetje benauwd aan. Ik bedacht me ineens dat hij natuurlijk ook een vriendin en een relatie had, die hij misschien wel net zomin als ik op het spel wilde zetten. Misschien konden we het wel op een akkoordje gooien.

‘Ik denk dat het het beste is als jij straks terug naar huis gaat en we daarna proberen te vergeten wat er gebeurd is.’

‘Dat lijkt me moeilijk’, zei Alwin met een zucht.

Hij trok daarbij zo’n gekweld gezicht dat het mij gewoon pijn deed.

‘Dat begrijp ik’, zei ik zo zakelijk mogelijk. ‘Maar we hebben allebei een relatie. Ik ben getrouwd en jij hebt ook een vriendin. Dus lijkt het jou ook niet het beste om het hierbij te laten?’

Alwin knikte afwezig. Het leek wel alsof hij nu pas voor het eerst aan zijn vriendin dacht. En hij leek zich niet eens zo heel erg druk te maken bij die gedachte. Alwin stond op en begon het ontbijt op te ruimen, zonder te vragen of ik al klaar was met eten. Hij zette het dienblad met alle ontbijtspullen op het tafeltje naast de deur en ging languit op het bed liggen. Het leek er dus niet erg op dat Alwin inderdaad van plan was om te vertrekken.

‘Wat doe je?’, vroeg ik voorzichtig.

‘Weet je’, zei Alwin rustig. ‘Ik snap best dat een langdurige relatie tussen ons er niet inzit en ik weet ook wel dat ik dat ook helemaal niet moet willen. Vanwege het leeftijdsverschil en vanwege jouw kinderen…’

‘En vergeet mijn man niet’, voegde ik er snel aan toe. ‘Die wil ik ook echt niet kwijt.’

‘En vanwege jouw man, en vanwege mijn vriendin’, ging Alwin verder. ‘Maar eigenlijk voel ik dat helemaal niet zo en zou ik het stiekem toch wel heel graag willen.’

‘Je begrijpt toch wel dat dat niet kan?’

‘Dat heb ik toch ook al gezegd.’

‘Maar wat wil je dan?’

‘Als we elkaar niet meer kunnen zien, dan wil ik in elk geval een fatsoenlijk afscheid.’

‘En wat bedoel je daarmee, met een fatsoenlijk afscheid?’

‘Nou, gewoon. We doen het nog één keer, daarna douchen we, trekken we onze kleren aan, gaan lunchen in een strandtentje en daarna breng jij me naar de boot.’

Het klonk bijna als een zakelijk voorstel.

‘Ik heb al gedoucht en om nog een keer seks te hebben, lijkt me heel erg onverstandig.’

‘Ik heb helemaal geen zin om verstandig te doen en jij ook niet, volgens mij.’

Alwins hand gleed langs mijn been en onder mijn badjas. Op die badjas na was ik nog steeds naakt, dus Alwin kon eenvoudig op zijn doel afgaan. Ik deed een poging om hem tegen te houden, maar hij duwde mijn handen heel simpel aan de kant.

‘Alwin, niet…’, protesteerde ik, maar mijn stem smoorde in een kus.

Zijn hand gleed langs mijn dijen verder omhoog en masseerde stukje bij beetje al mijn verzet weg. De gedachte dat we dit niet moesten doen verdween naar de achtergrond. Ergens in mijn achterhoofd klonk er nog wel een waarschuwend stemmetje, maar de roep van mijn lichaam klonk veel luider. Alwin knoopte mijn badjas helemaal los en spreidde mijn benen. Hij kuste en likte me eerst voorzichtig, maar daarna steeds steviger. Ik voelde me helemaal week worden en hapte wanhopig naar adem. Een orgasme was al niet ver weg meer. Alwin kwam langzaam overeind. Hij pakte me stevig vast en zei dat ik me om moest draaien. Ik kon niets anders meer doen dan gehoorzamen. Alwin kwam op zijn knieën achter me zitten. Hij legde zijn handen op mijn heupen en nam me op zijn hondjes, langzaam, nauwkeurig en diep. Ik voelde hoe het orgasme zich aandiende. Vanuit mijn buik begon het over mijn hele lichaam te tintelen. Alwin zijn rechterhand gleed van mijn heup en gaf me een keiharde klets op mijn billen. Het was ineens alsof ik wakker schrok. Ik zag Ben opeens heel duidelijk voor me en realiseerde me wat ik aan het doen was. De betekenis daarvan drong ook meteen keihard tot me door. Alwin merkte niets en bleef met een steeds steviger wordend tempo in me stoten. Het orgasme viel niet meer tegen te houden en ik kwam klaar. Paniek en genot stroomden gelijktijdig door mijn lichaam en de tranen rolden over mijn wangen.

Alwin hield zich aan de afspraak. Hij nam een douche, kleedde zich aan en trakteerde me daarna op een lunch aan het strand. We hadden elkaar eigenlijk niets meer te zeggen. Alwin deed nog een paar pogingen om een gesprek te beginnen, maar toen ik daar nauwelijks op reageerde, gaf hij het op. Hij at zwijgend zijn hamburger en ik knabbelde wat aan een broodje gezond, maar eigenlijk had ik helemaal geen honger. Ik staarde naar mijn telefoon, waarop net een berichtje van Sanne was binnengekomen.

‘Een acht voor Engels’, stond er, met een heleboel uitroeptekens en smilies.

Ik stuurde een vrolijk sms’je terug, maar voelde me diep ellendig en ontzettend schuldig.

Ik bracht Alwin met een taxi naar de boot. Alwin vond het nergens voor nodig dat ik hem wegbracht. Hij voelde de beklemmende sfeer die was ontstaan natuurlijk ook wel aan en wilde daar waarschijnlijk het liefst zo snel mogelijk vanaf. Maar ik wilde absoluut zeker weten dat hij echt terug naar het vasteland ging. Dus zaten we zwijgend en ongemakkelijk naast elkaar in de taxi. Gelukkig lag de boot al klaar in de haven en hoefden we niet lang meer te wachten. Het afscheid was heel vreemd, een mengeling van sentimenteel en zakelijk waar we allebei niet goed raad mee wisten. Uiteindelijk kusten we wel, maar niet meer van harte. Ik staarde Alwin na terwijl hij aan boord ging en bleef staan kijken totdat de boot echt uit de haven vertrokken was.

De gastvrouw van het hotel keek me nieuwsgierig aan toen ik terugkwam van de haven, maar ze stelde gelukkig geen vragen. Ik liep zo snel mogelijk door naar mijn kamer, deed de deur op slot en liet me op het bed vallen. Gelukkig was het inmiddels verschoond en opnieuw opgemaakt.

Het liefst wilde ik onder de dekens kruipen en voorlopig niets of niemand meer zien. Ik probeerde wat te slapen, maar elke keer als ik mijn ogen sloot, zag ik Alwin nog steeds voor me. Na een half uurtje woelen stond ik maar weer op. Ik liep naar de badkamer en nam twee van de zware slaappillen die de huisarts me had voorgeschreven om tot rust te komen. Hij had er nadrukkelijk bij gezegd dat ik maximaal een tegelijk mocht nemen, maar ik wilde heel zeker weten dat ik een hele tijd zou slapen. Ik kan me nog herinneren dat ik in bed ging liggen en dat ik vrij snel daarna een licht, zweverig gevoel in mijn hoofd kreeg, maar van de uren daarna weet ik niets meer. De gastvrouw vertelde later dat ze nog even was komen kijken of het goed met me ging, dat ik toen wakker werd en dat we zelfs nog even gepraat hebben, maar dat kan ik me allemaal niet meer herinneren.

Het was al bijna middernacht toen ik weer wakker werd. Ik was een aantal minuten lang flink in de war, wist niet meer wie ik was, waar ik was en wat er gebeurd was. Gelukkig kwam het ook allemaal vrij snel weer terug, stukje bij beetje, als puzzelstukjes die vervolgens vanzelf op hun plaats vielen. Ik stond op, maar schrok toen ik voelde hoe wankel ik op mijn benen stond. Slingerend, alsof ik dronken was, schuifelde ik naar de badkamer. Ik liet het licht uit, want ik durfde niet in de spiegel te kijken. Met kleine, voorzichtige stapjes, ik voelde me nog steeds duizelig en draaierig, liep ik terug naar bed. Ik ging weer in bed liggen en sloot mijn ogen. Meteen voelde ik dat ik weer weg begon te zakken in diepe bewusteloosheid.

De volgende keer dat ik wakker werd, was het rond een uur of tien de volgende morgen. Ik voelde me nog steeds erg sloom. Het leek wel alsof mijn hoofd vol mist zat. Daardoor lukte het ook niet goed om echt na te denken. Ik wist ergens wel dat er allerlei problemen waren, die ik op zou moeten lossen, maar op de een of andere manier lukte het me niet om die problemen echt vanuit mijn gedachten naar boven te krijgen. Ik bleef een tijdlang proberen om op een rijtje te krijgen wat er allemaal gebeurd was en aan de hand was, maar ergens halverwege raakte ik elke keer weer de draad kwijt. De mist in mijn hoofd zorgde er echter voor dat ik me ook daar niet echt druk over kon maken. Ik vond het zelfs wel prettig, die gedwongen zorgeloosheid.

De gastvrouw klopte zachtjes op de deur en kwam een beetje aarzelend naar binnen. Ze leek erg opgelucht toen ze zag dat ik weer gewoon op was en begon met een bezorgd gezicht te vertellen hoe ze me afgelopen nacht had aangetroffen. Ik kon haar op dat moment niet volgen en liet haar maar gewoon praten.

‘Ik had nog bijna een dokter gebeld’, zei de gastvrouw half boos.

Ik had geen idee waarom ze dat wilde en keek haar een beetje verdwaasd aan.

‘Volgens mij bent u er nog steeds niet helemaal bij’, zei de gastvrouw en ik kon niet helemaal uitmaken of ze nou bezorgd of geïrriteerd klonk.

‘Misschien moet u gewoon even lekker naar buiten, de frisse lucht in’, suggereerde ze. ‘Het is vandaag prachtig weer. U had het laatst over zwemmen, daar is het vandaag zeker warm genoeg voor.’

Ik kon me niet meer herinneren dat we het over zwemmen hadden gehad, maar dacht wel weer aan het naaktstrand waar ik vroeger altijd naartoe ging. Daar zou het vast niet al te druk zijn. Ik kleedde me aan en ging op zoek naar spullen om te zwemmen.

‘Wat nam je ook weer mee naar een naaktstrand?’

Geen badpak natuurlijk, maar wel een handdoek, zonnebrandcrème, een flesje drinken en een paar tijdschriften. Ik deed het allemaal in een kleine rugzak. Met het rugzakje al op mijn rug ging ik de trap af naar beneden. Ik wilde al door de hoofdingang naar buiten gaan, maar de gastvrouw hield me tegen.

‘Zou u niet eerst eens wat eten?’, vroeg ze streng.

Ze had gelijk, ik had nog helemaal niet ontbeten.

Het was inderdaad heerlijk weer en op het strand was het al behoorlijk druk. Maar naarmate ik dichter in de buurt van het naaktstrand kwam, werd het steeds rustiger. Op het naaktstrand zelf waren maar een paar mensen: twee oudere mannen, waarschijnlijk een homopaar, en een jong meisje van ongeveer Sanne haar leeftijd, misschien een paar jaartjes ouder. Sanne zou nog niet dood gevonden willen worden op een naaktstrand. Ze zou het zelfs ‘stom’ vinden dat ik er wel naartoe ging, maar dit meisje had er duidelijk geen enkele moeite mee. Dit meisje lag helemaal bloot op een badlaken en vond dat zo te zien de normaalste zaak van de wereld. Ze had haar ogen gesloten en genoot waarschijnlijk van de warme zonnestralen op haar lijf en de stilte om zich heen. De twee oudere heren waren minder ontspannen. Ze drentelden heen en weer en spraken zachtjes tegen elkaar. Ik besteedde er niet teveel aandacht aan, zocht een plekje een eindje bij de anderen vandaan en begon me uit te kleden. Terwijl ik daarmee bezig was, kwam één van de mannen mijn kant op. Hij begon fluisterend tegen me te praten en deed daarbij nadrukkelijk zijn best om mijn blote borsten te negeren.

‘Dat meisje’, zei hij zacht. ‘Volgens ons is ze in slaap gevallen en we zijn bang dat ze zich zal verbranden in de zon.’

Ik vroeg me af of het meisje echt sliep. Het was niet goed te zien, misschien had de man wel gelijk. Maar ook al had hij gelijk, wat moest ik daar dan mee? Waarom stapte de man niet zelf op het meisje af om haar voorzichtig wakker te maken? Ik bekeek de man en zijn vriend wat beter en begreep het meteen: het meisje zou de schrik van haar leven krijgen.

‘Ik houd haar wel een beetje in de gaten’, beloofde ik.

De man leek niet erg tevreden met dat antwoord, maar vond waarschijnlijk dat hij zijn plicht nu wel  gedaan had. Hij draaide zich om en liep samen met zijn vriend weg in de richting van het gewone strand. Ik keek nog eens naar het meisje. Ze zag er inderdaad uit alsof ze sliep, maar met het verbranden leek het voorlopig wel een beetje mee te vallen. Ik kon eerst nog wel even gaan zwemmen. Daarna zou ik haar wel wakker maken, als het dan nog nodig was.

Ik liep het strand af de zee in. Het water was veel kouder dan ik gedacht had, maar ook lekker fris. Ik zwom een stuk de zee in, met krachtige slagen. Ineens kwam er een grote golf, die over me heen sloeg. Ik kreeg een flinke slok water binnen en probeerde geschrokken naar adem te happen. Daardoor kreeg ik alleen nog maar veel meer water binnen en ik ging kopje onder. Ik probeerde om me heen te slaan met mijn armen en benen, zodat ik meteen weer boven zou komen, maar er gebeurde helemaal niets. Mijn spieren leken niet meer naar me te willen luisteren. Ik zakte nog verder weg onder water en kreeg waarschijnlijk ook nog meer water binnen. Het werd donker en stil om me heen. Ik raakte niet in paniek, maar werd juist heel rustig. Mijn hoofd was leeg, ik dacht nergens meer aan en voelde me alsof ik zweefde. Toch was er ergens ver weg in mijn achterhoofd nog een gedachte, die voor meer en meer onrust zorgde. Ik schaam me nog steeds als ik moet bekennen dat het niet Ben of de kinderen waren, die op dat moment door mijn hoofd spookten. Het enige waar ik nog aan dacht was het meisje, dat moederziel alleen op het strand lag en dat nu zeker zou verbranden in de zon. Ineens leek het ontzettend belangrijk om daar in elk geval nog iets aan te doen. Ik concentreerde me zoveel ik maar kon op mijn armen en benen, op gewoon zwemmen in schoolslag.

‘Voeten naar de bips, wijd, sluit!’, herinnerde ik me nog van de zwemles van Timmy.

Ik herhaalde het zinnetje zachtjes voor mezelf en het leek te werken. Ik schoot omhoog naar de oppervlakte. Mijn hoofd kwam weer boven water uit en ik kon ineens weer ademhalen. Daardoor begon ik natuurlijk ontzettend te hoesten en proesten. Even ontstond een nieuwe panieksituatie.

‘Watertrappelen!’, zei ik hardop tegen mezelf.

Toen pas zag ik hoe dicht ik alweer bij het strand was. Ik voelde even met mijn voet en meteen raakte ik de grond. Half lopend, half zwemmend legde ik de laatste meters naar het strand af. Hoestend en proestend kwam ik aan de kant. Er was niemand in de buurt om me te helpen, dus strompelde ik op eigen kracht naar mijn handdoek. Ik liet me vallen en bleef een aantal minuten zo liggen om bij te komen. Het drong niet echt tot me door wat er allemaal gebeurd was. Ik vroeg me ook niet af hoe het kwam dat ik ineens niet meer kon zwemmen, ik maakte me nog steeds alleen maar druk over het meisje op het strand.

Zo gauw als ik daar weer toe in staat was, stond ik op om naar haar toe te gaan. Het meisje lag nog steeds op haar handdoekje te slapen. In de weide omtrek was verder niemand te bekennen. Ik vond het vreemd dat zo’n jong meisje daar zo helemaal alleen lag en ik kreeg er een ongerust gevoel van, alsof ik haar moest helpen en voor haar moest zorgen. Maar als eerste moest ik zien te voorkomen dat ze nog verder verbrandde. Daarom moest ik het meisje wakker maken en haar waarschuwen. Ik sloeg een handdoek om me heen, want hoewel we op een naaktstrand waren, vond ik het toch wat vreemd om een wildvreemd iemand zomaar in mijn blootje aan te spreken, en liep naar het meisje toe Vlak naast haar bleef ik staan. Ik had gehoopt dat ze vanzelf wakker zou worden, maar dat gebeurde niet, dus knielde ik naast haar en schudde voorzichtig aan haar schouder. Het meisje schrok wakker en staarde me verbaasd aan.

‘Mama?’, zei ze half vragend, half slapend.

‘Nee lieverd, ik ben Anne.’

‘Lieverd’, ik hoorde het mezelf zeggen, tegen een volslagen onbekende. Normaal zou ik dat nooit doen, maar nu leek het op één of andere manier passend.

‘Het spijt me dat ik je laat schrikken’, vervolgde ik. ‘Maar je moet echt iets doen tegen de zon, want je bent lelijk aan het verbranden.’

Het meisje knipperde nog een paar keer met haar ogen, alsof ze niet goed wist wat ze hoorde.

‘Waar bemoei je je mee gek mens, laat me met rust!’, riep ze toen.

Ik liet me niet zomaar wegsturen. Dit soort gedrag was voor mij tenslotte bekend terrein en ik wist heel goed hoe ik ermee om moest gaan: rustig laten uitrazen en ondertussen je zin gewoon doordrijven.

‘Doe niet zo raar, je voelt zelf toch ook wel dat je aan het verbranden bent? Wil je dan echt zo blijven liggen totdat je rood bent als een kreeft?’, zei ik op bestraffende toon.

‘Zal ik dat even lekker zelf uitmaken?’, zei het meisje dwars.

‘Nee, een meisje van jouw leeftijd moet gewoon doen wat volwassenen tegen haar zeggen. Dus je houdt nu op met eigenwijs doen en je smeert jezelf in of ik doe het voor je, kies maar.’

‘Sorry hoor, ik wist niet dat je kwaad werd’, mokte het meisje.

‘Nou, wat wordt het’, zei ik ongeduldig. ‘Ga je het zelf doen of moet ik je even helpen?’

‘Ik heb helemaal geen zonnebrand bij me, dus hoe kan ik me nou insmeren?’, zei het meisje boos.

‘Dat is niet zo slim hè, in je blootje gaan zonnen in de felle zon zonder zonnebrand mee te nemen’, zei ik spottend.

‘Dat weet ik toch ook wel’, zei het meisje boos. ‘Daarom is mijn vriendje naar het dorp gegaan om wat te kopen. Hij komt zo terug en dan zal ik me meteen insmeren. Nou tevreden?’

‘Ik weet niet hoe lang jouw vriendje nog wegblijft, maar als je nu niet snel iets doet tegen die zonnebrand, gaat het echt zeer doen. Dan wordt het letterlijk “wie haar billen brandt moet op de blaren zitten”. Misschien kun je beter wat crème van mij lenen.’

Ik pakte mijn tas om het meisje mijn zonnebrandcrème te geven, maar ik kon het flesje niet meer vinden. Het leek wel alsof het ineens verdwenen was. Dat kon natuurlijk niet waar zijn. Ik had het meisje uitgebreid de les gelezen en nou leek het alsof ik zelf ook geen zonnebrand bij me had. Nijdig doorzocht ik al mijn spullen, maar het flesje bleef weg. Tenslotte keerde ik mijn tas om, alle inhoud plofte in het zand: mijn portemonnee, mijn telefoon, mijn papieren, mijn bril, sleutels, sigaretten, medicijnen, een flesje water, kauwgom, maandverband, het lag allemaal verspreid over het strand. Maar het flesje zonnebrand was nog steeds nergens te bekennen.

‘Kun je het vinden?’, vroeg het meisje spottend.

Op dat moment zag ik het flesje zitten in een zijvakje van mijn tas.

‘Ja hoor’, zei ik triomfantelijk en ik gaf het aan haar.

Eindelijk begon het meisje zich in te smeren, haar armen, benen, schouders en buik.

‘Ik kan niet goed bij mijn rug en mijn kont, die doet mijn vriendje altijd’, klaagde het meisje.

‘Ga maar liggen, dan help ik je wel even’, zei ik zonder aarzelen.

Ik had allerlei bezwaren en protesten verwacht, maar het meisje ging zonder tegenstribbelen op haar handdoekje liggen. Ik druppelde langzaam wat crème op haar rug.

‘Hu, koud’, giechelde het meisje.

Ik smeerde haar voorzichtig in. Ze had nog echt het lichaam van een meisje en ook al deed ze zich voor alsof ze al bijna volwassen was, dat was ze nog zeker niet. Ik wist nu heel zeker dat ze niet veel ouder kon zijn dan Sanne, misschien zelfs nog wel jonger.

‘Zo, klaar alweer’, zei ik. ‘Nu kun je er wel weer een poosje tegen.’

Ik begon mijn spullen te verzamelen en terug in mijn tas te stoppen. Het meisje keek met belangstelling toe.

‘Mag ik een sigaretje van je?’, vroeg ze toen ik het pakje Camel filters terug in mijn tas wilde doen.

‘Mag jij al roken dan? Hoe oud ben je eigenlijk?’, vroeg ik.

‘Bijna veertien’, zei het meisje.

‘Dertien dus, nog veel te jong om te roken’, zei ik beslist.

‘Maar mijn ouders vinden het goed’, protesteerde het meisje.

‘Nou, ik niet. Je krijgt van mij geen sigaret’, zei ik.

‘Flauw hoor, straks komt mijn vriendje en die heeft zeker sigaretten bij zich. Dan kan ik zoveel roken als ik zelf wil.’

‘Dan doe je dat maar lekker, maar van mij krijg je geen sigaret’, herhaalde ik nog eens.

Het meisje keek me kwaad aan en draaide zich om, met haar rug naar me toe. Ik glimlachte even.

Die draait zo wel weer bij, letterlijk en figuurlijk, dacht ik.

Ik legde mijn handdoekje weer in het zand en ging ook liggen, op mijn buik, mijn gezicht van het meisje afgedraaid. Al snel voelde ik dat het meisje weer mijn kant op keek. Haar ogen prikkelden als het ware in mijn rug. Ik probeerde een tijd lang om haar te negeren, maar het gevoel dat er de hele tijd iemand naar me keek, begon me steeds meer te irriteren. Ik draaide me half om en keek recht in haar starende ogen.

‘Heb ik iets van je aan of zo?’, vroeg ik geërgerd.

Het meisje begon te giechelen en meteen realiseerde ik mij hoe raar mijn vraag op een naaktstrand moest klinken.

‘Je moet je wel een beetje gedragen hoor’, zei ik streng. ‘Kijken mag, maar staren is onbeleefd, zeker op een naaktstrand.’

‘Dat zei mijn mama ook altijd’, zei het meisje.

‘Daarover gesproken, waar is je mama eigenlijk? En wat doe jij hier helemaal alleen op een gewone schooldag? Voor zover ik weet is het geen vakantie’, zei ik.

‘Mijn mama is dood’, zei het meisje plompverloren. Daarna zweeg ze en ik ook, ik wist even niets meer te zeggen.

‘Sorry, dat wist ik niet’, stamelde ik na wat een hele lange stilte leek.

‘Kon je toch niet weten’, zei het meisje met een zurig glimlachje.

Ze zuchtte een paar keer met veel gevoel voor drama en de eerste tranen verschenen in haar ogen. Even twijfelde ik of haar verdriet wel helemaal oprecht was, maar die gedachte stond ik mezelf niet toe. Daarvoor was het veel te ernstig wat ze vertelde.

‘Vroeger kwam ik hier vaak samen met mijn moeder’, vervolgde het meisje met bibberende stem. ‘Dus als ik haar erg mis dan ga ik hier naartoe.’

‘Ook als je gewoon naar school moet?’, vroeg ik streng.

Ik voelde mee met het meisje, maar ik kon het gewoon niet opbrengen om het hele trieste verhaal over haar moeder aan te horen. Ze keek me verstoord aan met haar natte oogjes.

‘Nou bemoei je je alweer met mijn zaken’, snifte ze nijdig. ‘Als ik niet naar school wil en in plaats daarvan naar het strand ga, dan moet ik dat toch zeker zelf weten?’

Daar was ik het natuurlijk niet mee eens. Het leek mij duidelijk dat dit meisje al veel te veel dingen zelf mocht weten. Spijbelen, roken, een vriendje dat vast veel ouder was dan zijzelf, ik kon wel ongeveer invullen waar dat naartoe ging. En dat kon ik natuurlijk niet laten gebeuren.

‘Is er wel eens iemand die “nee” tegen jou zegt?’, vroeg ik.

Het meisje keek me niet begrijpend aan.

‘Dat dacht ik al wel’,  mompelde ik.

Op dat moment begon de telefoon van het meisje te trillen en een liedje dat ik niet kende te spelen. Het meisje keek even op het schermpje en klapte toen met een achteloos gebaar haar telefoontje weer dicht.

‘Moet je niet opnemen of zo?’, vroeg ik.

‘Nee’, zei het meisje luchtig. ‘Het is mijn moeder en daar heb ik nu geen zin in.’

Meteen daarna keek ze me geschrokken aan, alsof ze zich realiseerde dat ze zich behoorlijk had versproken. Het duurde even voordat het ook tot mij doordrong wat dit betekende, maar toen het kwartje eenmaal gevallen was, werd ik razend. Ik wist van kwaadheid niet meer wat ik moest doen en de tranen sprongen in mijn ogen. Het meisje zag ik nauwelijks meer, ze was alleen nog een vaag contour waarin ik met moeite nog een bezorgd en bang kijkend gezichtje kon onderscheiden.

Ik vloog overeind, met twee stappen was ik bij het haar. Ze maakte angstig een afwerend gebaar met haar arm. Ik sloeg meteen toe, greep die arm stevig vast en trok het meisje met al mijn kracht overeind. Ze moet geschreeuwd hebben van pijn, maar dat hoorde ik niet. Met grote passen liep ik het strand op en ik sleurde het meisje aan haar arm met me mee. Ik keek met een verwilderde blik om me heen. Aan de rand van het strand, bij de overgang naar de duinen, zag ik een houten bankje. Dat bankje werd mijn doel.

‘Laat me los, wat ga je doen?’, gilde het meisje en ze gaf me een harde schop tegen mijn schenen.

Inderdaad, wat ging ik doen? Ineens wist ik het niet meer. Ik bleef staan en keek het meisje aan. Ze staarde terug met grote, geschrokken ogen. Ik zag dat ik haar pols in mijn hand geklemd had alsof ik probeerde haar fijn te knijpen. Meteen liet ik haar los. Het meisje deed een paar stappen achteruit.

‘Jij bent helemaal gek!’, hijgde ze.

Ik keek moedeloos naar mijn blote voeten in het zand. Het meisje zou zich nu omdraaien en weglopen, dat wist ik zeker, en ik probeerde uit alle macht te bedenken hoe ik dat kon voorkomen. Uiteindelijk bedacht ik dat de aanval waarschijnlijk de beste verdediging was.

‘Ik had bijna iets heel doms gedaan’, gaf ik toe. ‘Maar jij doet ook hele domme dingen.’

Het meisje zei niets en wreef over haar pijnlijke pols.

‘Hoe kun je nou zo tegen iemand liegen? Zeggen dat je moeder dood is, terwijl ze je gewoon opbelt. Of heb jij soms een hele bijzondere provider, zodat ze vanuit de hemel contact met je kan leggen?’, vroeg ik sarcastisch.

‘Nee, en dat was niet mooi van mij om zo te liegen’, stamelde het meisje. ‘Ik weet ook niet waarom ik dat deed.’

Ik merkte tevreden dat mijn aanpak werkte.

‘Vertel me nou maar eens precies wat je hier doet en waarom. En waar blijft dat vriendje van je, of heb je die ook verzonnen?’, vroeg ik op verhoortoon.

‘Ja’, bekende het meisje onmiddellijk.

Ze keek me nog steeds aan alsof ik haar elk moment weer aan zou kunnen vallen.

‘Mooi, dat is dan tenminste eerlijk’, zei ik. ‘Nu de rest nog. Laten we maar eens met je naam beginnen, hoe heet je?’

‘Jasmine’, zei het meisje.

‘Goed Jasmine’, zei ik. ‘Ik ben Anne, maar dat had ik geloof ik al gezegd.’

Jasmine knikte. We liepen terug naar onze handdoeken en gingen ondertussen verder met het vraag- en antwoordspelletje, totdat ik het verhaal voor mijn gevoel compleet had.

Jasmine was drie dagen daarvoor na een slaande ruzie met haar moeder van huis weggelopen. Hoe ze daarna op Ameland terecht was gekomen werd me niet helemaal duidelijk, maar dat interesseerde me ook minder. In elk geval zwierf ze nu al een paar dagen rond, zonder geld, schone kleren of wat dan ook. Waar ze sliep en hoe ze aan eten kwam wilde ze niet vertellen, maar ik had natuurlijk wel een idee. En verder dacht ik vooral aan de moeder van Jasmine en hoe die zich op dat moment moest voelen.

‘Ik vind dat je nu eerst je moeder moet bellen, want die is natuurlijk doodongerust’, zei ik gedecideerd.

‘Dat wil ik niet’, zei het meisje kortaf.

‘Stel je eens voor hoe je moeder zich nu voelt. Die wordt natuurlijk gek van ongerustheid. Is het allemaal echt zo erg dat ze dat verdient?’

Jasmine schudde haar hoofd.

‘Ik durf niet’, zei ze zachtjes. ‘Mama is vast heel erg boos.’

‘Ik denk dat je moeder alleen maar heel erg blij is als ze weet dat je nog leeft en dat je gezond bent. Bel haar nou maar, hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt.’

Jasmine stond een tijdje te twijfelen of misschien wel moed te verzamelen.

‘Oké’, zei ze tenslotte en ze pakte haar mobieltje.

Ik probeerde het gesprek te volgen. Jasmine zei eerst een paar woorden, maar daarna was het vooral haar moeder die aan het woord was. Af en toe mocht Jasmine ook wat zeggen, maar erg veel kans kreeg ze toch niet. Desondanks leek ze heel erg opgelucht toen ze ophing.

‘Mama komt me ophalen’, zei ze met een glimlachje.

‘Waar, wanneer?’, vroeg ik blij.

Het zou volgens Jasmine nog wel een paar uur gaan duren voordat haar moeder er was. Ik stelde voor om in de tussentijd wat te gaan eten. Zelf had ik absoluut geen trek, maar Jasmine reageerde enthousiast op het aanbod.

We kleedden ons aan en liepen naar de dichtstbijzijnde strandtent, waar Jasmine met smaak een uitgebreide lunch, die bestond uit een uitsmijter met ham en kaas, patat frites met mayonaise en een groot glas melk. Zelf raakte ik mijn broodje nauwelijks aan, maar ik keek wel geamuseerd naar Jasmine. Zelden had ik iemand zo smakelijk zien eten. Ze kon wel uitgehongerd zijn.

‘Eet jij niks?’, vroeg Jasmine met volle mond.

Voor de vorm nam ik een paar happen van mijn broodje. Het smaakte niet, te vet en te veel mayonaise. Jasmine at vrolijk verder en was zelfs eerder klaar dan ik, terwijl zij veel meer eten op haar bord had.

‘Wat zou mama zeggen als ze me straks ziet?’, vroeg Jasmine met een nerveus trekje om haar mond.

‘Dat weet ik niet, ik ken jouw moeder niet. Maar ik denk dat ik wel weet wat ik zou doen’, zei ik.

‘Wat dan?’, vroeg Jasmine.

‘Eerst zou ik je helemaal fijn knuffelen en daarna zou ik je een ongelofelijk pak voor je blote billen geven.’

Jasmine keek me aan met grote ogen en ik vroeg me geschrokken af wat ik nou weer had gezegd.

‘Niet waar’, zei Jasmine met een schaapachtig lachje.

‘Ja hoor, dat meen ik’, zei ik kalm. ‘Een meisje dat na een stomme ruzie wegloopt en haar ouders dagen in angst laat zitten, verdient wat mij betreft een paar blauwe billen.’

‘Kijk, dat vind ik eigenlijk wel tof’, zei Jasmine.

Ik keek haar verbaasd aan.

‘Jij zegt tenminste gewoon dat ik een pak voor mijn blote kont verdien als je dat vindt. Mijn moeder praat alleen maar met me mee en als ik eens wat zeg, dan is ze het altijd meteen met me eens. Als ik al de kans krijg om iets te zeggen trouwens.’

Ik glimlachte. Na het telefoongesprek met haar moeder dat ik gehoord had, kon ik me daar wel iets bij voorstellen.

‘Ach, dat zal ook wel een beetje meevallen’, suste ik. ‘Je moet gewoon een beetje geduld met je moeder hebben. Zij moet ook vaak genoeg geduld met jou hebben, geloof me.’

Ik stond op om af te rekenen en een pakje sigaretten te kopen, want die waren bijna op. Het was druk aan de kassa. Vlak voordat ik aan de beurt was, voelde ik dat mijn maag begon te protesteren tegen de vette hap die ik net naar binnen had gewerkt. Ik snelde naar de wc. Pas een minuut of tien later was ik weer terug bij ons tafeltje. Ik was stomverbaasd toen ik zag dat het leeg was. Jasmine was verdwenen en mijn tas ook.

Eerst was ik vooral bezorgd. Ik dacht aan de moeder van Jasmine, die nu misschien wel voor niets naar Ameland kwam en ik voelde me ontzettend schuldig, want ik was ervan overtuigd dat het mijn laatste opmerkingen geweest waren, die Jasmine op de vlucht hadden gejaagd. Daarna begon ik steeds meer te twijfelen. Had Jasmine wel met haar moeder gebeld of had ze gedaan alsof? Ik had de stem aan de andere kant van de lijn tenslotte niet echt gehoord.

De ernst van de situatie begon ook steeds meer tot me door te dringen. Jasmine was weg en ik was al mijn spullen kwijt. Mijn portemonnee had ik nog, maar verder was alles wat ik bij me had verdwenen. Ik miste mijn paspoort, rijbewijs, telefoon, medicijnen, huissleutels en nog veel meer belangrijke dingen. Vanuit een telefooncel belde ik mijn eigen telefoon. Nadat de telefoon een aantal keren was overgegaan hoorde ik mijn eigen stem zeggen dat ik na de toon een bericht moest inspreken. Ik begreep dat dat geen zin had en hing op. Het werd me steeds duidelijker dat Jasmine me gewoon belazerd had. Ik besloot om geen medelijden meer met haar te hebben en ging naar het politiebureau om aangifte te doen van diefstal.

De dienstdoende agent hoorde mijn verhaal rustig aan. Hij voerde al mijn gegevens in in de computer, printte het proces-verbaal uit en gaf het aan mij ter ondertekening, samen met wat folders over de gang van zaken bij gestolen identiteitspapieren, pasjes en rijbewijzen en zelfs een folder van slachtofferhulp. Daarna keek hij voor de zekerheid nog even in het register voor vermiste personen. In heel Nederland werd nergens een meisje vermist met de naam Jasmine.

‘Maar we vinden haar wel’, zei de agent optimistisch. ‘Het voordeel van dit eiland is dat je er maar op één plek afkunt. En die plek zullen we vanaf nu goed in de gaten houden.’

Ik vroeg me af of ze echt vanwege een gestolen tasje bewaking in de haven zouden neerzetten en geloofde daar eigenlijk helemaal niets van. De kans dat ze Jasmine of hoe ze ook heette ooit zouden pakken leek me heel erg klein en dat kon me ook niet schelen. Ik had genoeg van Ameland en wilde het liefst zo snel mogelijk weg, maar volgens de planning zou ik pas de volgende dag weer naar huis gaan. Toen ik zo aan thuis zat te denken, realiseerde ik me ineens dat ze me helemaal niet meer konden bereiken. Ik had immers geen telefoon meer. Als er nu iets met Ben zou gebeuren, zouden ze me dat niet eens kunnen vertellen. Vanuit de eerste de beste telefooncel belde ik naar huis.

‘Hallo, met Sanne’, zei een heldere meisjesstem.

Sanne wie?, dacht ik geërgerd. Ik had haar al zo vaak gezegd dat ze ook haar achternaam moest zeggen als ze de huistelefoon aannam, maar ik had nu ook geen zin om daar een punt van te maken.

‘Met mam, lief’, zei ik kort.

Sanne had duidelijk niet verwacht dat ik ineens op zou bellen en ze leek daardoor ook een beetje in de war. Ze stamelde wat, vroeg hoe het ging en zei dat ze blij was om mij weer eens te spreken, maar dat was ze niet echt, zoveel werd mij al snel duidelijk.

‘Hoe is het daar?’, vroeg ik.

‘Goed hoor’, zei Sanne iets te snel. ‘Mandy probeert je al een paar uur te bellen, maar je neemt steeds niet op.’

‘Mijn telefoon is gejat’, zei ik.

‘Door wie?’, vroeg Sanne snel, alsof ze dankbaar leek dat zich een ander gespreksonderwerp aandiende.’

‘Weet ik veel’, zei ik nijdig. ’Waarom wilde Mandy mij spreken?’

‘Weet ik veel’, zei Sanne op haar beurt. ‘Dat moet je haar maar vragen.’

‘Geef haar maar even dan.’

‘Dat kan niet, ze is aan het werk.’

‘Klets geen onzin Sanne, Mandy heeft helemaal geen werk.’

‘Ze is er in elk geval niet. Als je haar wilt spreken moet je haar maar even mobiel bellen.’

‘Wat doe je raar, heb je soms iets uitgespookt, jongedame?’

‘Nee hoor, er is niets aan de hand, maar ik moet nu ophangen. Dag mam.’

Ik keek stomverbaasd naar de hoorn in mijn hand, die het bekende ‘tuut’, ‘tuut’ geluid maakte. Natuurlijk wilde ik Mandy best bellen, maar haar nummer stond in mijn telefoon, die ik kwijt was. Er zat daarom niets anders op dan nog een keer naar huis te bellen. Behoorlijk geïrriteerd en vastbesloten om zodra ik weer thuis was een hartig woordje met Sanne te wisselen draaide ik nogmaals ons nummer. De telefoon ging deze keer naar de voicemail. Ik wist bijna zeker dat Sanne nog naast de telefoon stond, maar gewoon niet meer opnam. Kwaad hing ik de telefoon weer op. Ik had het even helemaal gehad met tienermeisjes.

Een tijdlang liep ik wat besluiteloos rond. Ik wilde weten wat er thuis aan de hand was, maar had geen idee meer hoe ik daar achter kon komen. Misschien wilde de politie me wel helpen, maar wat die precies zouden moeten doen wist ik dan ook weer niet. Ze konden toch moeilijk een politieauto naar ons huis sturen om daar eens een kijkje te gaan nemen.

Ineens zag ik vanuit mijn ooghoeken een meisje, gekleed in een kort spijkerrokje en een T-shirt. Ze had een rood petje op haar hoofd en een grote zonnebril, zoals een popster die niet herkend wil worden. Toch had ik haar meteen door. Zoals ze daar stond en met veel genoegen van een groot ijsje likte, was het voor mij wel duidelijk dat zij het was.

Jasmine, dacht ik meteen, degene die deze ellende allemaal veroorzaakt heeft.

Woedend werd ik en ik kreeg een soort waas voor mijn ogen. Met twee stappen was ik bij het meisje. Ik greep haar stevig bij haar arm. Het meisje keek me aan door haar zonnebril. Ze liet haar ijsje op de grond vallen. Ik rukte het petje van haar hoofd om haar definitief te ontmaskeren, maar onder het petje bleek een dikke bos gitzwart haar te zitten.

‘Mama!’, gilde het meisje in paniek.

Het was alsof ik ineens weer scherp kon zien en meteen zag ik dat het meisje van dichtbij niet eens op Jasmine leek. De moeder van het meisje, een grote, stevige vrouw van ergens achterin de veertig, kwam een winkel uitgerend. Ze zag me staan, met het petje van haar dochter nog in mijn handen.

‘Wat krijgen we nou?’, vroeg ze op een toon die niet eens kwaad of geschrokken klonk, maar vooral heel erg verbaasd.

De situatie moet er ook absurd uit hebben gezien, alsof een volwassen vrouw het petje van een jong meisje probeerde te stelen. Ik schaamde me diep, vooral ook omdat het meisje stond te huilen van schrik. Ik wist niet wat ik moest zeggen, maar begreep wel dat ik helemaal fout zat. Dus stamelde ik maar een welgemeend excuus. De moeder kalmeerde haar dochter met sussende woordjes, maar bleef verder opvallend rustig. Ik probeerde zo goed mogelijk uit te leggen wat er aan de hand was, maar ik hoorde zelf ook wel hoe raar en onsamenhangend ik klonk.

‘Ik heb geen tasje gestolen’, huilde het meisje, dat het allemaal ook maar half leek te begrijpen.

‘Dat zegt die mevrouw ook niet’, zei de moeder rustig. ‘Ze dacht dat je iemand anders was en heeft zich helemaal vergist. Mevrouw geeft je nu je petje terug. Daarna krijg je van haar een nieuw ijsje en vijftig euro voor op je spaarrekening, dan praten we nergens meer over.’

Bij die laatste zin keek de moeder mij doordringend aan. Ik vond vijftig euro veel geld voor zo’n knullig misverstand, maar ik begreep ook wel dat ik weinig keuze had en gelukkig zaten er nog twee biljetten van vijftig in mijn portemonnee.

De moeder nam de vijftig euro met een kort knikje in ontvangst. Ze keek even kritisch naar het biljet, alsof ze wilde controleren of het wel echt was, en gaf het toen door aan het meisje, dat het biljet meteen gretig aanpakte. Als bij toverslag hield het meisje weer op met huilen. Het geld maakte blijkbaar al een heleboel goed, maar nog niet genoeg in de ogen van de moeder.

‘Nu nog een nieuw ijsje en niet het kleinste’, zei ze op een toon die weinig tegenspraak duldde.

Ik vond het best, kocht een ijsje bij de dichtstbijzijnde snackbar en nam er zelf ook één. Dat had ik na al die toestanden wel verdiend.

Ik liep een stukje verder om bij het meisje en haar moeder uit de buurt te raken en ging op een bankje zitten. Het ijsje smaakte eigenlijk nergens naar, veel te zoet en te kunstmatig, maar toch genoot ik ervan. Even niets anders doen dan een ijsje eten en genieten van de zon, alsof er niets aan de hand was. Door de rust leek het alsof mijn gedachten weer een beetje op hun plek vielen en de gelatenheid waarmee ik de dag was begonnen kwam weer enigszins terug. Wat was nou het ergste wat er thuis aan de hand kon zijn? Ben kon het niet zijn, dan had Sanne wel iets gezegd. Nee, er was iets met Sanne zelf aan de hand. Iets wat ze gedaan had, maar niet durfde te bekennen. Ik probeerde te bedenken wat dat zou kunnen zijn, maar kon eigenlijk niets verzinnen. Uiteraard kon ik het standaard lijstje met angsten van een bezorgde moeder wel opdreunen en daarvan leek een zwangerschap me altijd het allerergste, maar dat kon ik me bij Sanne toch echt niet voorstellen. Min of meer ontspannen besloot ik om maar weer terug te gaan naar het hotel.

Meteen toen ik terug was in het hotel, kwam de gastvrouw naar me toe met een briefje. Ik moest naar huis bellen, het was dringend.

‘Heeft u ook een nummer genoteerd?’, vroeg ik gespannen.

‘U weet uw eigen telefoonnummer toch wel?’, vroeg de gastvrouw verbaasd.

Ik zuchtte een paar keer diep. Natuurlijk wist ik mijn eigen telefoonnummer, maar ik wist ook dat ik er nu niet zoveel aan had. Op goed geluk probeerde ik toch maar weer naar huis te bellen. Dit keer nam Mandy meteen op.

‘Waar zat je toch’, vroeg ze verontwaardigd. ‘Ik probeer je al uren te bereiken, ik heb je hele voicemail volgepraat, ik heb boodschappen achtergelaten in het hotel, maar allemaal tevergeefs.’

‘Mijn telefoon is gejat’, zei ik kort. ‘Wat is er toch allemaal aan de hand?’

‘Oh, Sanne heeft iets uitgehaald’, zei Mandy en ze deed ineens heel luchtig.

‘Wat dan?’, drong ik aan.

‘Oh, ze had vandaag blijkbaar geen zin in school, dus toen is ze maar de stad ingegaan. En daar is ze betrapt door een leerplichtambtenaar. Ik werd gebeld dat ik haar op moest komen halen op het politiebureau. Kennelijk was het niet de eerste keer dat ze op spijbelen is betrapt, dus nu krijgt ze waarschijnlijk een taakstraf en jullie een flinke boete.’

Ik was even stil. Dit was nog lang niet zo erg als een tienerzwangerschap, maar het kwam toch wel totaal onverwacht. Tot een paar minuten geleden had de combinatie Sanne en spijbelen me bijna net zo onwaarschijnlijk geleken als de combinatie Sanne en zwanger, maar daar had ik me dus flink in vergist.

‘Spijbelen’, mompelde ik. ‘Hoe haalt ze het in haar hoofd. Als ze nou allemaal tienen haalde, maar ze staat er al zo slecht voor.’

‘Ja, dat zei Ben ook al.’

Oh, dus Ben wist het allemaal ook al, eerder dan ik nog wel. Ik liet dat allemaal eens goed tot me doordringen en eigenlijk werd ik toen pas echt boos. Kennelijk vonden ze thuis al dat ze met mij nog voorzichtiger moesten zijn dan met Ben. Wie was er hier nou de zwakkere? Wie lag er hier nou in het ziekenhuis te herstellen?

‘Hoe reageerde Ben?’, vroeg ik toch wel een beetje bezorgd.

‘Nou, die was niet blij. We zijn meteen maar even bij hem langs gegaan onderweg van het politiebureau naar huis. Ben heeft onder vier ogen met Sanne gesproken en dat heeft kennelijk wel indruk gemaakt. Eerst leek het haar allemaal niet zoveel te kunnen schelen, maar toen ze weer naar buiten kwam huilde ze als een klein meisje en zei ze dat het haar heel erg speet. Ik weet niet wat hij gezegd heeft, maar blijkbaar heeft het wel indruk gemaakt.’

Ik vermoedde dat het niet zozeer Ben zijn woorden waren, die indruk gemaakt hadden. Wat hij gedaan had was tegen alle afspraken die wij over het opvoeden van de kinderen gemaakt hadden, maar toch voelde het alsof Sanne haar verdiende loon had gekregen, ik kon er niets aan doen. En kennelijk was de kracht in Ben zijn armen alweer aardig terug. Dus dat was in elk geval goed nieuws.

‘Hoe is het verder met Ben?’, vroeg ik.

‘Best goed eigenlijk. Het lopen gaat nog wat moeilijk, maar hij oefent hard en loopt ook nog elke dag samen met Timmy een rondje door de gangen van het ziekenhuis, hand in hand. Heel schattig om te zien. Praten gaat ook wel weer goed, hij zal nog even geen referaat houden voor een volle collegezaal met co-assistenten, maar hij kan zich in elk geval alweer aardig verstaanbaar maken. En hij helpt Patrick met een werkstuk voor school, over Japan geloof ik, daar kan Ben aardig in opgaan. We hebben al allerlei boeken en een laptop naar het ziekenhuis gesleept. Het lijkt alsof het meer Ben dan Patrick zijn werkstuk aan het worden is, maar dat ze samen bezig zijn en dat hij weer iets te doen heeft, scheelt wel heel veel, geloof ik.’

Het waren allemaal goede berichten over Ben, waar ik blij mee zou moeten zijn en dat was ik ook wel, maar toch voelde ik ook iets anders. In de korte tijd dat ik afwezig was, hadden ze het zonder mij kennelijk ook aardig onder controle. Zelfs de problemen met Sanne hadden ze eigenlijk al afgehandeld, zonder ook maar met mij te overleggen. Het leek bijna wel alsof ze mij niet meer nodig hadden.

‘Ik kom vandaag nog naar huis’, zei ik plotseling.

‘Doe niet zo gek’, zei Mandy meteen. Het leek wel alsof ik iets van verontwaardiging in haar stem hoorde. ‘Je hebt je hotel nog tot morgen en ik kan je vanavond niet van de boot komen halen, dus dan sta je in de haven. En dat hele eind met het openbaar vervoer is een ramp.’

‘Toch wil ik vandaag naar huis’, zei ik eigenwijs.

‘Blijf nou nog lekker één nachtje in je hotel. Dan neem je morgenochtend de boot en kom ik je ophalen. Als je aankomt sta ik in de haven op je te wachten. Zal ik Timmy meenemen? Die vindt het vast geweldig om je van de boot te zien komen.’

Het vooruitzicht van een begroeting door een juichende Timmy en de gedachte aan de urenlange reis met de bus, de trein en weer de bus die ik voor de boeg had als ik vandaag zou gaan trokken me over de streep. Ik hing op met een onbestemd gevoel in mijn maag. Later bedacht ik pas dat ik Sanne zelf niet eens gesproken had.

De rest van de dag deed ik weinig meer. Ik probeerde wat te slapen, maar daar kwam weinig van terecht. Ik was nog te druk met denken aan wat er die dag gebeurd was en met vooral niet denken aan wat er de dagen daarvoor allemaal gebeurd was. En dat laatste was nog niet zo gemakkelijk. Doordat ik de hele dag bezig geweest was, had ik nauwelijks aan Alwin gedacht, maar nu ik weer wat tijd en rust had, kwam hij weer boven op de momenten dat ik juist probeerde om even niet aan thuis te denken. Het leek wel alsof ik moest kiezen tussen twee kwaden. Ik stond maar weer op en begon mijn spullen in te pakken.

Ik had er alweer enorm veel spijt van dat ik nog een nacht op het eiland was gebleven, maar de laatste boot was al weg, dus er was niets meer aan te doen. De eenzaamheid, die ik de afgelopen dagen zo prettig had gevonden, leek me nu een beetje aan te vliegen. Maar ik zag vooral op tegen de lange nacht zonder slaappillen die nog voor me lag. De gedachte daaraan vloog me als het ware aan en greep me naar de keel. Ik moest alle zeilen bijzetten om niet verschrikkelijk in paniek te raken. Rond een uur of tien ’s avonds hield ik het niet meer vol. Ik wist zeker dat ik de hele nacht achtervolgd zou gaan worden door allerlei enge gedachten en dat ik geen oog dicht zou doen. In paniek rende ik naar beneden, waar de gastvrouw net bezig was met afsluiten.

‘Is hier ook een apotheek?’, vroeg ik.

‘Natuurlijk, voelt u zich niet goed?’, antwoordde de gastvrouw bezorgd.

‘Mijn medicijnen zijn vanmiddag gestolen. Ik dacht eerst dat ik wel even zonder kon, maar nu ben ik bang dat dat toch niet zo is.’

‘Waar heeft u dan medicijnen voor nodig, als ik vragen mag?’, vroeg de gastvrouw.

Door de manier waarop ze me aankeek kreeg ik het gevoel dat ze het niet helemaal vertrouwde.

‘Om te kunnen slapen, zonder pillen lig ik de hele nacht wakker’, zei ik zacht.

‘Daar heeft u toch geen pillen voor nodig? Dat lijkt me erg ongezond. Een glas warme melk met rum werkt ook prima.’

Ik betwijfelde of dat ook prima werkte. Sterker nog, ik geloofde er helemaal niets van. Maar ik had geen zin om met de gastvrouw in discussie te gaan. Dan ging ik wel zonder haar hulp op zoek naar een apotheek. Ik wilde langs haar heen naar buiten lopen, maar de gastvrouw hield me tegen. Ze nam me bij de arm. Door de manier waarop ze dat deed, zachtjes maar ook vastbesloten, durfde ik ineens geen weerstand meer te bieden. Er kwamen ineens allerlei associaties bij me naar boven. Ik dacht aan mijn moeder, maar ik dacht vooral aan Ben en de manier waarop hij me aan mijn arm mee kon voeren als het tijd was voor een pak op mijn billen. Ik verlangde ernaar om over het zachte schoot van de gastvrouw getrokken te worden, over de knie als een klein meisje. Een harde hand op mijn blote stoute billen. En niet voor een paar minuten, maar net zolang totdat ik het niet meer vol zou houden om mijn spieren aan te spannen en ik mijn tranen echt niet meer tegen zou kunnen houden. Ik schrok zo van deze gedachte, dat ik meteen begon te huilen. De gastvrouw drukte me meteen tegen zich aan en probeerde me te troosten. Maar ik wilde helemaal niet getroost worden, ik wilde Ben, die als enige echt begreep wat er nodig was om mijn verdriet te stoppen. Hoe meer de gastvrouw probeerde om me te troosten, hoe meer het tot me doordrong wat ik allemaal miste en hoe erger het leek te worden. Toch hield het huilen op een gegeven moment als vanzelf weer op. Niet omdat ik me getroost of beter voelde, maar omdat huilen ook vanzelf ophoudt als het maar lang genoeg duurt.

‘Nou, dat luchtte wel op zeker’, zei de gastvrouw.

Uit die woorden bleek voor mij wel dat ze er niets van begreep. Ik knikte maar wat en probeerde om mijn tranen te drogen. De gastvrouw gaf me een zakdoek. Ik veegde mijn tranen weg, maar voelde verder geen enkele opluchting. Nog steeds voelde ik het gemis, diep en pijnlijk, maar het allerergste was het onderliggende gevoel dat het gemis misschien wel definitief was, dat er dingen voor altijd veranderd waren.

Ik durfde de gastvrouw niet meer aan te kijken, want elke keer dat ik dat deed, zag ik het beeld van mijn moeder weer voor me. Het was een hele sterke herinnering aan lang geleden, toen ik nog een klein meisje was.

Ik zag mezelf staan in onze oude woonkamer. Er rolden dikke tranen over mijn wangen en ik was helemaal achter adem van het huilen. Mijn vader en mijn zus keken een beetje bezorgd, maar mijn moeder bleef kalm. Ze probeerde niet om me te troosten of te kalmeren, maar nam me over haar knie. Ik gilde en huilde natuurlijk nog steeds vanwege de pijn, maar het was toch een ander soort huilen, minder hysterisch. Ik kon me niet meer herinneren wanneer dit gebeurd was en ik wist zelfs niet zeker of het wel echt gebeurd was, maar het beeld kwam nu elke keer weer naar boven en dat maakte dat ik snel weg wilde bij de gastvrouw. Ik bedankte haar met een ongemakkelijk gevoel voor haar steun en vluchtte naar mijn kamer. Zodra de gastvrouw uit beeld was, verdween het beeld van mijn moeder ook weer. Ik wist nu bijna zeker dat het ging om een ingebeelde herinnering van iets wat nooit echt gebeurd was, maar ik nam me voor om mijn zus eens te vragen of zij zich er misschien nog iets van kon herinneren.

Ik nam een lange douche, blij om in elk geval iets te doen te hebben. Warm water en lekker geurend doucheschuim helpen altijd wel een beetje als ik me rot voel en hoewel ik me nog niet echt veel beter voelde, had de huilbui toch wel voor wat opluchting gezorgd. Ik kon de dingen weer een beetje in verhouding zien en had zowaar de eerste heldere gedachte van die dag. Het had geen enkele zin om gedachten weg te drukken, ik kon ze beter te lijf gaan. Natuurlijk waren er dingen gebeurd en natuurlijk waren er problemen, grote problemen zelfs, maar die zouden zich niet oplossen als ik zielig in een hoekje bleef zitten, hield ik mijzelf voor. Ik moest bedenken wat ik wilde en daarna moest ik een plan bedenken om dat voor elkaar te krijgen. Mijn gedachten leken nog het meest op een advies uit de Viva, maar ze gaven gaf me wel nieuwe kracht en energie.

Ik droogde me af, smeerde mijn hele lichaam lekker in met lotion en ging bloot op het bed liggen. Meteen moest ik aan Alwin denken, maar dit keer probeerde ik niet om de gedachte weg te drukken, juist niet. Laat maar komen, dacht ik dapper. Ik draaide op mijn zijde en trok mijn benen een beetje op. Met gesloten ogen liet ik de film van de afgelopen dagen nog eens afspelen. Nu ik de herinnering gewoon toeliet, leek het allemaal ineens een stuk minder erg. Ik dacht met een glimlach aan Alwin zijn vaak botte, lompe opmerkingen en zijn directe humor. Maar ik realiseerde me ook hoe lief hij vaak voor me geweest was en hoe hij had geprobeerd om voor me te zorgen, vertederend als een jongetje dat zijn uiterste best doet om een echte man te zijn. Haast automatisch begon ik mezelf te strelen. Even schrok ik toen ik me er echt van bewust werd wat ik aan het doen was. Masturberen was een heimelijk genoegen dat ik mezelf onder normale omstandigheden wel toestond, tijdens een warm bad of gewoon ’s ochtends in bed. Maar dan pas als Ben de deur uit was. Het was ook nooit als vervanging van seks met Ben dat ik het deed, maar meer als een aanvulling daarop, een soort privéfeestje als voorbereiding op het echte feest.

Sinds Ben in het ziekenhuis lag, had ik het niet meer gedaan, omdat het niet goed voelde, als een soort verraad. Ik moest nu zelf een beetje lachen om dat idee. Afgezet tegen wat ik allemaal met Alwin had gedaan, was een potje soloseks natuurlijk maar kinderspel. Ik vervolgde waar ik mee begonnen was en kwam al snel in de juiste stemming. Mijn heupen bewogen in een ritme dat aansloot bij de bewegingen van mijn vingers en ik produceerde zacht kreunende geluidjes. Ik fantaseerde dat ik thuis op ons bed lag, met mijn billen hoog in de lucht. Alwin zat achter me en nam me doggy style met zijn handen op mijn heupen. Ben zat op een stoel naast het bed. Hij keek toe met grote ogen, die glommen van opwinding. Hoewel ik met Alwin aan het vrijen was, keek ik de hele tijd naar Ben en hij naar mij. Alwin was eigenlijk niet meer dan een soort bijfiguur. Ben stond op en gaf Alwin een teken. Ze wisselden van plek en Ben ging verder waar Alwin gebleven was. Alleen deed Ben het veel beter, langzamer, met meer passie en vol overgave. Alwin verliet de kamer zonder dat een van ons het merkte. Het vrijen ging in mijn fantasie over in een andere scène, waarin ik nog steeds op het bed lag en Ben weer naast het bed zat met zijn armen over elkaar en een strenge blik in zijn ogen. Ik probeerde dit beeld vast te houden in mijn gedachten en kwam binnen een paar tellen klaar.

Met een tevreden gevoel draaide ik me op mijn rug. Ik voelde me ontspannen, voldaan en lekker moe.

Toch wist ik toen al dat ik zonder mijn tabletten weinig zou slapen. De normale zorgen waren al genoeg om me wakker te houden en daar waren de afgelopen uren nog wel de nodige zaken bij gekomen.

Ik probeerde om te bedenken hoe het nu verder moest. Daarbij begon ik maar bij de dingen die ik zeker wist, want die waren nog redelijk overzichtelijk. Het was voor mij volkomen duidelijk dat ik bij Ben en de kinderen wilde blijven, geen moment had ik serieus overwogen om iets met Alwin te beginnen of om bij Ben weg te gaan. Niet vanwege Ben zijn ziekte en de gebeurtenissen van de afgelopen dagen vond ik daarvoor ook geen aanleiding, maar dat was natuurlijk niet alleen aan mij. Ik voelde me weliswaar niet schuldig en vond ook dat ik niet vreemd was gegaan, niet echt tenminste, maar of Ben daar ook zo over zou denken? Dat durfde ik werkelijk niet te voorspellen. Misschien was het wel het beste om het Ben gewoon niet te vertellen. Maar dat ging in tegen onze afspraak om elkaar altijd alles te vertellen, een afspraak waar ik me tot dan toe altijd aan gehouden had en Ben ook, dat wist ik zeker.

Ik had dringend de behoefte om met iemand te praten. Iemand die mijn standpunt begreep of er in elk geval naar wilde luisteren. Normaal zou Mandy voor die rol in aanmerking komen, maar die leek nu op een of andere manier ook onderdeel van het probleem. En eigenlijk kon ik niemand anders bedenken die me zou kunnen helpen. Ik moest het dus alleen op zien te lossen.

De volgende morgen ging ik al vroeg richting de haven om de boot terug te nemen. Het viel me meteen op dat er twee politieagenten stonden, die de passagiers in de gaten leken te houden. Misschien waren ze wel op zoek naar Jasmine, het meisje van het strand, zoals ze beloofd hadden. Ik hoopte dat ze haar en mijn tas zouden vinden, maar verder interesseerde het me niet zo heel veel meer. Er waren andere dingen belangrijk.

Ik had de hele nacht over die dingen nagedacht en een plan bedacht. Of eigenlijk was het nauwelijks een plan, maar meer een hele sterke wens die ik uit wilde laten komen en waar ik alles voor wilde doen. Ik wilde weer samen zijn met Ben en het gezin, gewoon weer met zijn vijven, zonder Mandy of wie dan ook. Dan kwam het met Sanne allemaal ook vanzelf weer goed. Maar daarvoor was het nodig dat Ben weer gewoon thuiskwam. Vanuit huis kon hij ook prima revalideren en ik kon zelf ook heel goed voor hem zorgen. Ik zou iemand in moeten huren om te helpen, want ik begreep dat ik het allemaal niet alleen zou kunnen, maar als ik voorlopig even stopte met werken, zou het toch moeten lukken. En dan kon Mandy ook weer naar huis, want die was alweer veel te lang bij ons. Vandaag was misschien nog een beetje snel om het allemaal te regelen, maar morgen of uiterlijk overmorgen moest ik het toch voor elkaar kunnen krijgen.

*

Ik moest glimlachen bij de herinnering. In gedachten had ik het allemaal zo mooi op een rijtje, maar de werkelijkheid bleek toch een heel stuk ingewikkelder te zijn. Ben weer naar huis halen was nog niet zo moeilijk, dat had ik binnen een paar dagen voor elkaar. Maar wat er daarna allemaal moest gebeuren had ik heel erg onderschat. Iedereen om ons heen wilde ons wel helpen en steunen, maar als het puntje bij paaltje kwam, dan was ik toch meestal degene die de dingen moest opknappen. Dus kookte, waste, verpleegde, verzorgde en chauffeerde ik de hele dag voor Ben en de kinderen. En dat vond ik  ook helemaal niet erg. Ik had er tenslotte zelf voor gekozen en was al lang blij dat ik ´s avonds gewoon weer tegen mijn man aan kon kruipen. 

Dat ik naast al die activiteiten niet ook nog eens kon werken vond ik vanzelfsprekend. Ik meldde me telefonisch ziek en hoefde daarbij gelukkig weinig uit te leggen. Iedereen begreep de reden en de tweede reden, dat ik Alwin niet meer onder ogen wilde komen, kon ik voor mezelf houden. De eerste tijd had ik nog elke week contact met mijn baas, omdat het nou eenmaal zo moest volgens de regeltjes, maar na een paar maanden verwaterde het contact. Ik dacht eigenlijk alleen nog aan mijn werk als ik mijn salaris kreeg. Totdat ik op een dag een brief kreeg waarin ik werd opgeroepen voor een bezoek aan de bedrijfsarts. Ik kreeg het daar zo benauwd van dat ik meteen met een tweeregelig briefje mijn ontslag indiende, wat mijn baas vervolgens maar al te graag accepteerde. Ben kwam daar pas achter toen het allemaal al lang geregeld was en werd daar erg kwaad over. Ben zijn boosheid bleef een tijdje in de lucht hangen, maar de volgende ochtend betaalde ik met mijn pyjamabroek op mijn knieën de prijs voor mijn onbezonnen actie.

Ben nam me over de knie en begon me billenkoek te geven op mijn onderbroek. Dat was nog maar het begin, maar toch deed het erg zeer. Ik was het een beetje verleerd om straf te krijgen en daardoor reageerde mijn lichaam wat anders dan ik gewend was. Naast pijn voelde ik namelijk ook vooral onrust en opwinding. Daardoor lukte het me niet om me te concentreren op de pijn en om stil te blijven liggen. Het voelde heel vervelend, maar ik kon er niets aan doen.

Ben merkte dat er iets aan de hand was.

´Last van onrust in je kontje?´, vroeg hij.

Ben klemde me extra stevig vast tussen mijn benen en verstevigde ook zijn greep op mijn bovenlichaam. Hij deed mijn onderbroek naar beneden en voelde met zijn vingers tussen mijn benen.

´Hier moeten we eerst maar eens even wat aan doen´, zei hij rustig.

Hij ging met twee vingers bij me naar binnen en begon me te vingeren. Ik kon me niet bewegen en moest me wel overgeven aan het snel stijgende gevoel van opwinding. Het enige wat ik nog kon doen om de zaak nog een beetje onder controle te houden was schreeuwen en slaan met mijn armen.

 Ben stopte en liet me opstaan. Ik kon aan hem zien dat hij enorm opgewonden was. Snel trok ik de kleren die ik nog aan had uit. Ben deed hetzelfde.

We rolden over het bed en vreeën met snelle ongecontroleerde bewegingen. Ik voelde de opwinding snel stijgen en kwam schreeuwend klaar. Het kwam niet eens in me op dat er misschien nog iemand anders in huis was. Ik klampte me vast aan Ben en drukte hem zo stevig tegen me aan dat hij bijna geen adem meer kon halen. Ik voelde zijn hart kloppen, ik hoorde zijn snelle, hijgerige ademhaling en ik zag de blik in zijn ogen. Grote, glimmende ogen, die vonkelden van de passie die hoort bij het gevoel dat er op de wereld niets anders meer is dan hij, ik en seks. Toen ik die blik zag en herkende, voelde het alsof Ben weer terug was, alsof hij na een lange reis weer bij mij thuis was gekomen. Dat gevoel was ineens zo heftig, dat ik er niet mee om kon gaan en heel hard begon te huilen. Ben draaide zich op zijn rug en trok me dicht tegen zich aan. Ik legde mijn hoofd op zijn borst en huilde. Ben hield me vast en streelde me. Hij zei niets, maar dat was ook niet nodig.

Ik had nog dagen, weken desnoods zo willen blijven liggen en lekker blijven huilen, maar Ben vond het na een poosje wel genoeg. Hij droogde mijn tranen met het laken en kuste me een aantal keren.

´Je moet nog wel wat tranen overhouden kleintje, want je hebt nog wat tegoed´, zei Ben pesterig.

Ik begreep heel goed wat hij bedoelde.

´Je mag je even gaan opfrissen, maar daarna krijg je gewoon het pak billenkoek waar we al mee bezig waren´, zei Ben nog even voor de duidelijkheid.

Ik zuchtte een paar keer diep. Het lag zo lekker in Ben zijn armen. Ik wilde niet opstaan, maar Ben duwde me zachtjes van het bed.

´Je hoeft niets aan te trekken, ik wil je zo meteen naakt over mijn knie´, zei hij.

Ik gehoorzaamde. Het zou heel moeilijk worden om dit pak slaag te ondergaan, maar ik wilde het wel. Het paste op een of andere manier heel goed bij dit moment.

In de badkamer keek ik in de spiegel. Ik zag er gelukkig uit en verhit. Iedereen kon zien dat ik net seks gehad had, maar dat kon me niets schelen. De hele wereld mocht het weten.

Ben zat al voor me klaar op een rechte stoel. Hij was weer helemaal aangekleed en op zijn schoot lag een stevige, houten haarborstel voor me klaar. Ik bleef een beetje staan dralen bij de badkamerdeur. Met een haarborstel op je blote billen krijgen is heftig en ik had even een beetje tijd nodig om aan het idee te wennen. Maar Ben had geen geduld meer. Hij pakte me stevig vast en hielp me over zijn knie.

´Lig je goed?´, vroeg hij.

Ik knikte. Mijn hart raasde in mijn keel en mijn mond was ineens droog. Ik kon nauwelijks meer slikken van de zenuwen.

´Houd je maar vast aan de stoelpoten, dan is het iets makkelijker´, zei Ben.

Ik gehoorzaamde. Ben legde zijn hand op mijn rug en duwde  me stevig tegen zich aan. Zijn greep was nog niet zo stevig als vroeger, maar zeker stevig genoeg. Die hand op mijn rug betekende heel veel voor mij, het betekende dat Ben me erdoorheen zou slepen. Hij zou mijn billen geen moment sparen, maar verder zou hij alles doen om me te helpen.

Ben pakte de haarborstel. Ik hield mijn adem in. Hij gaf me een paar voorzichtige proeftikjes op mijn linkerbil. In een reflex kneep ik meteen mijn billen samen.

´Probeer je te ontspannen´, zei Ben. ´Dan doet het veel minder pijn.´

Ik ontspande mijn spieren. Meteen kreeg ik een keiharde klap op mijn rechterbil. Ik schreeuwde het uit. Eigenlijk had ik me zo lang mogelijk in willen houden, maar de klap en de pijn overvielen me zo dat er geen houden meer aan was. En daarmee was meteen het hek van de dam. Ik schreeuwde bij elke klap die ik kreeg. Mijn benen bewogen als vanzelf en mijn handen knepen hard in de stoelpoten, maar toch lukte het me niet lang om de tranen tegen te houden. Ik gaf me over en liet de tranen stromen.  Ben verhoogde het tempo van de slagen en richtte zich steeds meer op het zitvlees rond het midden van mijn billen. Hij wisselde ook niet meer af, maar concentreerde zich steeds vaker op een bepaalde plek. Het brandde zo erg dat ik dacht dat ik gek werd. Ik schreeuwde, huilde en probeerde met mijn billen te draaien om de slagen een beetje te ontwijken. Maar telkens als dat leek te lukken, verstevigde Ben zijn greep weer een beetje en kreeg ik een paar extra venijnige tikken om mijn ongehoorzaamheid te bestraffen.

Ben besteedde geen aandacht aan mijn geschreeuw en gehuil. Hij sloeg door totdat hij tevreden was over de kleur van mijn billen en toen dat eindelijk zo was, lag ik op zijn schoot te janken als een klein meisje. Ben liet me opstaan en gaf me toestemming om over mijn billen te wrijven. Ik raakte ze heel voorzichtig aan. Het deed nog erg zeer. Ben legde me op mijn buik op bed en liet me even alleen. Ik huilde nog een paar minuten in het kussen, toen was het over. Langzaam zakte ik weg in gedachten. Ik schrok op toen ik de steunende hand van Ben weer op mijn rug voelde. Hij kuste mijn billen en zei dat hij heel trots op me was, dat hij heel veel van me hield en dat hij me heel erg dankbaar was. Aan zijn stem kon ik horen dat de tranen ook in zijn ogen stonden.

Ik kwam overeind en kroop tegen hem aan. We knuffelden en daarna vreeën we nog een keer, iets wat we normaal gesproken nooit deden na een bestraffing, maar dit keer mocht het.

Na afloop voelde ik me rustig en vrij, bevrijd van een baan die ik niet meer wilde en van een heleboel andere dingen.

Anne (7)

2 jaar eerder

Ik lag een paar uur in bed, maar ik sliep nauwelijks. Om half zes hoorde ik het brommertje van de krantenjongen. Ik besloot om op te staan, want slapen zou toch niet meer lukken. De rest van het huis was nog in diepe slaap. Ik bladerde de krant door, zonder dat het echt tot me doordrong wat ik las. In de keuken rookte ik een sigaret. Er was toch niemand om tegen me te zeggen dat dat niet mocht.

Timmy wekte ik op de gewone tijd. Ik waste hem, kleedde hem aan en maakte een ontbijt voor hem. Timmy was nog te klein om te snappen wat er aan de hand was, dus het leek mij voor hem het beste om alles zo normaal mogelijk te doen. Toch leek Timmy wel aan te voelen dat er iets vreemds was. Hij begon te huilen toen ik hem in zijn stoel aan de keukentafel zette. Ik probeerde hem te troosten met zijn knuffelbeer, met zijn favoriete speelgoedautootje en met een cd’tje met vrolijke kinderliedjes, maar het hielp allemaal niet. Zijn boterham met chocopasta, normaal gesproken een grote favoriet, liet hij onaangeroerd staan. Alleen zijn beker drinkyoghurt slobberde hij tussen het snikken door wel leeg. Na een tijdje proberen vond ik dat het lang genoeg geduurd had. Ik veegde de melksnor van Timmy zijn toet en gooide de boterham met chocopasta in de vuilnisbak. Daarna nam ik Timmy een tijdje op de arm. Hij greep mijn trui stevig vast met zijn knuistjes, zodat ik niet op het idee zou komen om hem weer lost te laten, en legde zijn wang tegen mijn borst. Vanuit mijn ooghoeken zag ik het op de keukenklok steeds later worden, maar ik onderdrukte mijn ongeduld en bleef Timmy vasthouden totdat hij gekalmeerd was.

‘Zullen we je tas in gaan pakken?’, probeerde ik voorzichtig. ‘Dan gaan we zo naar juf Nienke.’

Timmy vond het goed. Het idee dat hij gewoon naar de crèche leek hem wel aan te spreken.

We zochten snel zijn spulletjes bij elkaar. Die deden we in het Sesamstraat tasje, dat al klaarstond op het aanrecht. Ik wilde Timmy optillen om hem naar de auto te dragen, maar dat vond hij niet goed. Hij wilde zelf lopen. Ik vond het allemaal best, als het maar niet te lang duurde. We liepen samen naar de achterdeur. Timmy zette zijn handjes tegen het glas van de deur. Hij keek me vol verwachting aan.

‘Sjesh openu!’, riep hij. ‘Sesam open u’, bedoelde hij daarmee.

Dit spelletje speelden we elke dag. Op Timmy zijn commando drukte ik op de afstandsbediening van de schuurdeur. De grote, metalen roldeur schoof dan langzaam open.

Timmy kraaide van plezier, zoals altijd, maar ineens werd hij stil.

‘Papa auto?’, vroeg hij verbaasd.

Ben zijn auto stond inderdaad keurig in de schuur. Timmy begreep er niets van: papa was niet thuis, maar zijn auto was er wel. Ik was de hele nacht bezig geweest om te bedenken hoe ik deze dag door zou gaan komen en ik dacht dat ik het allemaal aardig op een rijtje had, maar dit had ik duidelijk over het hoofd gezien.

‘Ja, dat heb je goed gezien. Dat is papa zijn auto’, was het enige dat ik nog wist te zeggen.

Maar Timmy liet zich niet paaien.

‘Waar papa dan?’, wilde hij weten.

Ik probeerde snel een passende verklaring te verzinnen, maar mijn creativiteit liet me in de steek. Dus vertelde ik maar gewoon de waarheid. Het leek weinig indruk te maken. Timmy trok een moeilijk gezicht, alsof hij even moest nadenken. Toen knikte hij met een blik van ‘oké, het zal wel’ en werd zijn aandacht weer opgeëist door andere dingen. Ik moest de achterdeur voor hem openmaken, want hij wilde naar buiten.

Ik bracht Timmy met de fiets naar school. Timmy wilde eigenlijk met de auto, met papa’s auto het liefst, maar daar had ik geen zin in, ik wilde frisse lucht. Ik tilde Timmy op, hij begon meteen weer te jengelen, en ik wurmde hem in zijn stoeltje achter op de fiets. Timmy stribbelde behoorlijk tegen. Ik gaf hem een flinke duw, misschien net iets harder dan strikt noodzakelijk, waardoor Timmy met een plof in zijn stoeltje belandde. Timmy keek me stomverbaasd aan, hij vergat helemaal om te huilen of te schreeuwen. De hele weg bleef Timmy zo braaf en rustig in zijn stoeltje zitten, dat ik me bijna zorgen begon te maken. Bij de creche aangekomen liet hij zich zonder enig protest uit zijn stoeltje tillen. We liepen zoals altijd samen naar binnen, maar zodra Timmy zijn speelkameraadjes zag was hij mij helemaal vergeten. Ik bleef nog heel even staan kijken en liet hem toen achter in de vertrouwde handen van juf Nienke.

Normaal had ik bij het hek nog even een praatje gemaakt en een sigaretje gerookt met de andere moeders, maar nu wilde ik zo snel mogelijk naar huis. Ik stapte op de fiets, maar net voordat ik weg kon rijden ging mijn telefoon. ‘Het ziekenhuis’, dacht ik meteen. Ik stapte af, liet mijn fiets op de grond kletteren. Het was een heel gewoon telefoontje, een kennis die me wilde uitnodigen voor haar verjaardag. Ze kletste heel gewoon tegen me, alsof er niets aan de had was. Natuurlijk wist ze nog niet wat er gebeurd was en dat kon ze ook helemaal niet weten, maar toch irriteerde het me verschrikkelijk dat ze zo gewoon deed. Ik verbrak de verbinding zonder nog iets tegen haar te zeggen. Mijn telefoon ging meteen weer. Aan het nummer op de display kon ik zien dat het weer mijn kennis was. Ik stopte mijn rinkelende telefoon weer terug in mijn tas. Ooit zou ik het wel weer goed maken met haar en anders ook maar niet.

Ik bukte voorover om mijn fiets op te rapen. Achter me hoorde ik allemaal stemmen, toen pas had ik door dat alle moeders naar me stonden te kijken. Ze keken me allemaal aan met blikken vol met iets waarvan ik dacht dat het medelijden was. Ik begreep dat de tamtam op de een of andere manier zijn werk al gedaan had. De hele omgeving wist al lang dat er iets met Ben aan de hand was. Ze wisten waarschijnlijk nauwelijks wie Ben was, want hij bemoeide zich zo weinig mogelijk met de mensen uit de buurt, maar het nieuws was blijkbaar wel de moeite waard. Er gebeurde toch al zo weinig in deze omgeving en hoewel de dames wel gezellig met me kletsten, bleef ik altijd al een beetje een buitenbeentje. Iemand die ze een beetje vreemd vonden, maar waar ze ook wel een beetje tegenop keken. In elk geval iemand waar ze zonder al te veel schuldgevoel over konden roddelen. In de loop der jaren hadden de dames al heel wat sappige verhalen over me bedacht. Zo ging er een tijdje het gerucht dat ik een geheime minnaar had (niet waar, maar Ben heeft me wel flink gespanked toen hij het hoorde, zodat ik ook niet in de verleiding zou komen). Later was er het verhaal dat ik mijn borsten had laten vergroten (ook niet waar, ik had ze alleen laten liften na de geboorte van Timmy). Meestal kon ik smakelijk om de verhalen lachen, maar ik had natuurlijk geen zin om de hoofdrol te spelen in de roddel ‘Drama voor Anne, man ernstig ziek’ (helaas wel waar).

Het was nog steeds stil in huis toen ik terugkwam. Mandy was opgestaan, ze zat aan de keukentafel en las de ochtendkrant. De kinderen lagen nog in bed. Ik liet ze slapen, want ik had al besloten dat ze die dag niet naar school hoefden.

‘Moet je niet naar je werk?’, vroeg ik aan Mandy.

Mandy keek even op van haar krant.

‘Ik heb even geen werk’, zei ze achteloos. ’Ik ben vorige maand ontslagen.’

Ik keek Mandy verbaasd aan, ik probeerde tenminste verbaasd te kijken. Eigenlijk verbaasde het me helemaal niet. Zo ging het wel vaker met Mandy. Ik vroeg niet wat er deze keer gebeurd was, dat interesseerde me niet op dat moment. Mandy leek ook niet van plan om uit zichzelf meer te vertellen.

‘Als je wilt kan ik hier blijven om je een beetje te helpen. Ik heb voorlopig toch niets anders te doen’, zei ze.

Ik knikte.

‘Dat zou heel fijn zijn’, zei ik dankbaar.

‘Zal ik dan maar beginnen om een goed ontbijt voor jullie te maken? Ik zag allemaal lekkere dingen in de koelkast liggen. Dan kunnen je onder het eten de kids vertellen wat er allemaal aan de hand is. Ik zal jullie wel even alleen laten.’

Ik dacht aan het eten in de koelkast: verse broodjes, roomkaas, bacon, marmelade, vers geperst sinaasappelsap, allemaal dingen die ik in een romantische bui had gekocht. Bedoeld als ingrediënten voor een voedzaam ontbijt na een lange, stevige vrijpartij. In plaats daarvan zouden ze nu dus gaan dienen als ingrediënten om mij en de kinderen te troosten.

Ik maakte Sanne en Patrick voorzichtig wakker. Ze keken me heel even slaperig aan, maar wisten daarna meteen weer dat er iets aan de hand was met papa. Nog voordat ze waren opgestaan begonnen ze met vragen stellen. Ik nam ze in hun pyjama mee naar beneden, naar een mooi gedekte ontbijttafel waarop alle lekkers stond uitgestald. Ze lieten zich nauwelijks afleiden door het eten en gingen door met vragen stellen. Ik vertelde zo rustig mogelijk wat er gebeurd was. Sanne begon meteen te huilen, Patrick even later ook.

‘Wanneer mogen we papa zien?’, snikte Patrick.

Ik dacht aan het beeld van Ben, gekoppeld aan allerlei apparaten op de intensive care. Dat leek me een beeld waar kinderen nachten wakker van konden liggen.

‘Papa ligt nu nog op de intensive care, dat is niets voor kleine kindertjes. Als hij weer op een gewone kamer ligt mogen jullie naar hem toe.’

Patrick hield er al niet van om klein genoemd te worden, maar Sanne, op haar dertiende al een echte jongdame, was echt diep beledigd.

‘Ik ben geen toch kind meer’, schreeuwde ze. ‘En ik mag mijn eigen vader toch wel zien als ik dat wil.’

‘Wil je niet zo schreeuwen?’, zei ik rustig. ‘Je bent dan misschien geen kind meer, maar ook zeker nog geen volwassene en nee, je mag je vader nu even niet zien. Zo is dat nu eenmaal.’

Sanne keek me woedend aan. Ze wilde opstaan, maar ik pakte haar bij haar arm en trok haar terug in haar stoel.

‘Zitten en eten’, zei ik streng.

Als ze de confrontatie zoekt, dan kan ze die krijgen, dacht ik.

Even hing er een grimmige sfeer aan tafel. Sanne knabbelde met een boos gezicht aan een croissant. Patrick keek afwezig voor zich uit.

‘Moeten we eigenlijk niet naar school?’, vroeg hij ineens.

‘Vandaag niet, morgen wel’, zei ik beslist.

‘Maar wat gaan we dan doen vandaag, als we niet naar papa toe gaan?’

Daar had ik nog helemaal niet over nagedacht. Ik kon het de kinderen niet aandoen om de rest van de dag maar een beetje in huis te blijven zitten, ze hadden afleiding nodig en ikzelf ook. Snel keek ik om me heen, alsof ergens in de keuken een oplossing voor handen was. Ik zag dat het buiten stralend weer was.

‘We gaan een flink stuk wandelen’, zei ik beslist.

Patrick leek dat wel een goed idee te vinden. Sanne zei niets, maar het was duidelijk dat ze niet erg veel zin had in een dagje in de natuur.

‘Kom kinders’, zei ik overdreven opgewekt. ‘Aankleden en naar buiten. Ik ruim wel af.’

Patrick was na een kwartiertje alweer beneden, maar Sanne was er na bijna een uur nog steeds niet. Ik riep naar boven dat ze op moest schieten.

‘Ik ga echt niet mee hoor’, riep Sanne terug.

Ik stormde de trap op en gooide de deur van Sanne haar kamer open zonder kloppen. Ze lag in haar ondergoed op bed te bladeren in een tijdschrift.

‘Hé, kun je niet kloppen?’, riep Sanne verontwaardigd.

‘Je krijgt nog een kwartier om je aan te kleden’, zei ik dreigend. Als je dan niet met je wandelschoenen aan beneden staat, dan zwaait er wat.’

Sanne keek me verbaasd aan. We hadden nog niet eerder zo’n soort conflict gehad. Mopperend kwam Sanne overeind. Binnen tien minuten was ze beneden. Sanne was kennelijk nog niet puber genoeg om uit te proberen wat ik bedoelde met ‘dan zwaait er wat’.

*

Ik kreeg tijdens één van mijn eerste bezoeken aan het ziekenhuis, toen Ben nog niets eens aanspreekbaar was, al te horen wat me de komende periode allemaal te wachten stond. Een speciaal daarvoor opgeleide psychologe, een oudere dame met grijs haar en een bril aan een koordje, nodigde me uit voor een gesprek.

Ik heb iets tegen psychologen. Een gevoel dat niet voortkomt uit slechte ervaringen, maar vooral uit jaloezie. Ooit wilde ik zelf graag psycholoog worden. Ik ben toen ook aan de studie begonnen, in de hoop dat ik dingen zou leren om anderen te kunnen helpen. Stiekem hoopte ik ook dat ik vooral dingen zou leren, waarmee ik mezelf zou kunnen helpen. Na een half jaartje was ik helaas nog steeds een verward meisje van achttien. De moeilijke theorieën die ik leerde maakten dat alleen maar erger. Aan het einde van mijn eerste studiejaar was ik zo in de war dat ik zelf professionele hulp nodig had. De eerste opdracht die ik toen van mijn therapeut kreeg was onmiddellijk stoppen met mijn studie. Een aantal sessies later stelde hij voor om me op te laten nemen.

‘Maar ik ben toch niet gek,’ huilde ik geschrokken.

‘Nee’, zei mijn therapeut droog. ‘En we moeten er alles aan doen om dat zo te houden.’

Ik had dus weinig behoefte aan een gesprek met een psychologe en ik deed mijn best om er onderuit te komen. Maar na een beleefde weigering en een minder beleefd ‘hoepel op mens’, belandde ik toch in haar spreekkamer. Ze wilde meteen alles over ons weten: hoe lang we al samen waren, waar we elkaar ontmoet hadden, hoeveel kinderen we hadden, of we vaak ruzie maakten en zelfs hoe vaak we het met elkaar deden. Ik gaf keurig antwoord op alle vragen en toen ik uitverteld was, begon zij op te sommen wat er allemaal met Ben kon gebeuren: somberheid, stemmingswisselingen, wantrouwen en misschien depressies. Er bestond zelfs een kans dat zijn hele karakter zou veranderen.

‘Goh, ik probeer al bijna twintig jaar om zijn karakter te veranderen’, grapte ik.

‘Dat soort grappen kunt u voorlopig ook beter achterwege laten’, zei de psychologe bestraffend.

‘Zo gaan wij nou eenmaal met elkaar om. We zijn altijd erg direct tegen elkaar. Zelfs als één van ons vreemd zou gaan, dan zou die dat gewoon aan de ander vertellen.’

‘Ook dat zou ik voorlopig even niet doen.’

‘Wat? Vreemd gaan of opbiechten dat ik vreemd ben gegaan?’

‘Het eerste laat ik aan uzelf over, maar het tweede zou ik zeker laten.’

Ik was de wijze woorden van de psychologe alweer vergeten toen ik haar kantoor uitliep. Het ene oor in het andere uit leek me het beste wat ik met haar geklets kon doen. Maar zo makkelijk kwam ik niet van haar af. Een paar dagen later werd ik weer op haar kantoor uitgenodigd, ontboden eigenlijk. De psychologe vertelde dat ze een goed gesprek met Ben gehad had. Ik was meteen zwaar gepikeerd. Zelf had ik nog nauwelijks met Ben kunnen praten sinds hij weer bij kennis was en ik kon er slecht tegen dat zij me voor was geweest.

‘Uw man is nou niet bepaald een charmeur hè’, zei de psychologe.

Ik keek haar niet begrijpend aan. Ben kan op zijn manier juist ontzettend charmant zijn. Alleen had de psychologe die manier waarschijnlijk niet helemaal goed begrepen.

‘Hij heeft bepaalde dingen tegen me gezegd, die me aan het denken hebben gezegd. Daarom wil ik u iets vragen.’

Ze leunde voorover over haar bureau en keek me aan. Ik probeerde haar blik zoveel mogelijk te ontwijken. Het was wel duidelijk dat ik het niet leuk zou gaan vinden wat ze me ging vragen. Met al mijn stekels recht overeind wachtte ik af. Ze pakte een pen van het bureau, waarschijnlijk wilde ze de spanning nog wat verder opbouwen.

‘Slaat hij u wel eens?’, vroeg ze.

Ze keek me triomfantelijk aan, alsof ze me een groot geheim had ontfutseld. En dat was natuurlijk ook zo. Mijn gezicht kleurde rood tot ver achter mijn oren. Daardoor was de vraag natuurlijk meteen met ‘ja’ beantwoord.

‘Ik ben nu wel heel benieuwd waar u dat idee vandaan haalt’, zei ik zo luchtig mogelijk. ‘Wat heeft Ben in godsnaam tegen u gezegd?’

‘Hij zei dat hij me een ontzettend pak slaag had gegeven, als hij mijn man was geweest.’

In gedachten vervloekte ik Ben. Hoe haalde hij het in zijn hoofd om zomaar dit soort dingen te roepen. Misschien nam de psychologe het wel niet zo nauw met haar beroepsgeheim als ze een goede roddel over een collega kon vertellen. Ik zag de geruchten al voor me, die de rond zouden gaan in het ziekenhuis. ‘Dokter Ben geeft zijn vrouw billenkoek.’

Dat wilde ik koste wat het kost voorkomen.

‘En op basis van zo’n uitspraak laat u mij hier komen?’, vroeg ik. Ik probeerde zo verontwaardigd mogelijk te klinken.

‘Misschien heeft u Ben wel verkeerd verstaan. En ook al heeft hij het wel gezegd, dan bedoelde hij er natuurlijk niets mee. Ik had verwacht dat een ervaren psycholoog als u dit soort dingen beter in zou kunnen schatten.’

Ik hoopte vurig dat de psychologe mijn spelletje blufpoker niet zou doorzien, maar ik betwijfelde of het zou gaan lukken. Een pokerface had ik in elk geval niet. Mijn gezicht voelde nog steeds aan alsof het gloeide. De psychologe zei niets meer. Ze keek me aan en probeerde me te peilen.

‘Ik geloof u niet’, zei ze tenslotte. ‘Er is iets aan de hand dat u mij niet wilt vertellen. Dat hoeft ook niet, maar ik wil u toch nog één ding vragen. Denkt u goed na over het antwoord.’

Ze keek me weer aan.

Heeft u hulp nodig?’

‘Nee’, zei ik meteen. Ik klonk als een kind van drie dat niet naar bed wil.

‘Oké, dan laten we het hierbij. Bedankt voor uw komst.’

Ik stond op. Heftig gefrustreerd verliet ik de spreekkamer van de psychologe. Ik had het gevaar weten af te wenden, maar verder had ik mijn strijd met de psychologe kansloos verloren.

Met twee treden tegelijk stormde ik de trap op naar de verdieping waar Ben lag. Ik had even geen geduld om op de lift te wachten. Ben lag alleen op een kamer. Hij lag niet meer op de intensive care, maar hij zat nog wel met draden en slangen vast aan allerlei apparaten. Toch zag het er allemaal alweer een stuk normaler uit, veel minder eng dan op de intensive care in elk geval. Ben herkende me meteen en leek erg blij om me te zien. Hij probeerde iets tegen me te zeggen, maar ik kon er niets van verstaan. Hoe de psychologe erin geslaagd was om een heel gesprek met hem te voeren begreep ik absoluut niet.

‘Heb je een leuk gesprek met de psychologe gehad?’, vroeg ik cynisch.

Ik deed mijn uiterste best om Ben zijn antwoord te verstaan.

‘Dat mens moet me met rust laten’, kon ik er met veel moeite uit opmaken.

‘Ik denk anders ook niet dat ze nog snel langs zal komen voor een babbeltje. Wat heb je wel niet allemaal tegen haar gezegd?’

Ben probeerde me antwoord te geven. Hij begon zijn zin minstens drie keer opnieuw, omdat hij een bepaald woord niet kon vinden. Het deed pijn om Ben zo te zien. Ik wist ook niet wat ik moest doen: Ben zelf uit laten praten of hem de woorden die hij vergeten was voorzeggen. Als de psychologe me dat nou eens verteld had.

‘Gewoon dat ze een goed pak slaag verdiende’, zei Ben uiteindelijk.

‘Ik vind het helemaal niet zo gewoon om zoiets tegen iemand te zeggen’, mopperde ik. ‘En zeker niet tegen een psycholoog.’

‘Nee, voor je het weet sluiten ze je op. Daar weet jij natuurlijk alles van.’

Die zin kwam er ineens heel helder en duidelijk uit (of ik begon aan Ben zijn ‘accent’ te wennen). De aanval was zo onverwacht en kwam zo hard aan dat ik er geen enkel verweer tegen had. Ik vocht zonder succes tegen de tranen. Ben zag het en begon ineens ook te snotteren. Tot dat moment had ik Ben nog bijna nooit zien huilen, alleen bij de geboorte van onze kinderen had hij van ontroering een paar tranen gelaten. Nu zat hij vanwege een kleinigheidje ineens heel hard te huilen. Ik vergat mijn eigen verdriet even en probeerde Ben te troosten, maar dat lukte nauwelijks. Ben bleef zo onbedaarlijk huilen dat ik me ernstig zorgen begon te maken. Ik wilde een dokter gaan waarschuwen, maar Ben gaf aan dat ik bij hem moest blijven.

‘Sorry’, snikte hij. ‘Kleintje geen pijn doen.’

Dat zinnetje bleef hij maar herhalen.

‘Kleintje geen pijn doen.’

Het duurde weer even voordat ik het verstaan had en begrepen had dat Ben me ineens weer ‘kleintje’ noemde, een troetelnaampje dat hij me in het begin van onze relatie had gegeven en dat hij al jaren niet meer gebruikt had.

*

Die avond nam ik Patrick en Sanne voor het eerst mee naar het ziekenhuis. Het was natuurlijk hoog tijd dat ze hun vader weer te zien kregen. Ik had het bovendien beloofd. Maar als ik heel eerlijk ben gebruikte ik de kinderen ook als een soort buffer. Ik hoopte dat Ben een aanval zoals ik die middag had ondergaan achterwege zou laten als de kinderen erbij waren.

Onderweg in de auto probeerde ik Sanne en Patrick nog eens uit te leggen wat er met hun papa aan de hand was, dat hij niet zo goed kon praten, dat hij misschien wel gekke dingen zou gaan zeggen of zomaar ineens zou gaan huilen.

‘Ik vind het raar als mannen huilen’, zei Patrick.

‘Jij huilt toch ook wel eens’, zei ik.

‘Ja, maar ik ben nog maar klein. Papa is een grote man.’

‘Grote mannen kunnen toch ook verdrietig zijn, ik vind daar niets geks aan.’, zei Sanne verontwaardigd.

‘Toch vind ik het stom’, zei Patrick beslist.

‘Dan vind ik jou ook stom’, gilde Sanne.

Sanne en Patrick gingen nog even door met bekvechten, zoals ze dat eigenlijk altijd doen. Ze bleven  daarmee doorgaan totdat we voor de deur van Ben zijn kamer stonden. Ik begon me al af te vragen of het wel slim was om ze allebei mee te nemen. Maar toen de deur open ging waren ze ineens rustig, alsof ze aanvoelden dat dat zo hoorde. Timide stonden ze naast het bed van hun vader. Hij kreeg van allebei een onhandige knuffel. Sanne gaf hem ook nog een aarzelende kus op zijn wang. Ze bleef nog een beetje op afstand, maar Patrick had zijn schroom snel overwonnen. Voordat ik hem tegen had kunnen houden zat hij al op de rand van Ben zijn bed. Patrick luisterde even naar Ben zijn stem. Het leek alsof Patrick iets herkende. Hij begon tegen Ben te praten, zoals hij ook tegen Timmy praatte. Ik kreeg er kromme tenen van en ik was bang dat het Ben ook irriteerde, maar dat bleek niet zo te zijn. Op één of andere manier lukte het Patrick geweldig om met Ben te communiceren en ook voor Ben leek het heel makkelijk te gaan. Ik keek er stomverbaasd naar.

Sanne stond een beetje verloren in een hoekje van de kamer, alsof ze was vergeten. Ik duwde haar voorzichtig richting Ben zijn bed en gebaarde dat ze naast Patrick moest gaan zitten. Ben glimlachte toen hij haar in de gaten kreeg.

‘Ziet mooi uit’, zei Ben tegen Sanne.

Sanne lachte verlegen.

‘Gaat school?’, wilde Ben weten.

‘Goed’, zei Sanne snel.

‘Cijfers?’, vroeg Ben.

Sanne keek me geschrokken aan. Haar schoolprestaties waren een pijnlijk onderwerp, want het ging helemaal niet goed op school. Sanne had ook vast niet verwacht dat het gesprek meteen die kant op zou gaan. Ze stond er een beetje aangeslagen bij. Ik vond het wel sneu voor Sanne, maar ik was ook blij dat Ben weer belangstelling toonde voor de dagelijkse dingen.

‘Niet goed’, bekende Sanne. Ze keek naar mij in plaats van naar Ben, alsof ze bij mij steun dacht te vinden. Het leek bijna alsof we weer met zijn drieën thuis aan de keukentafel zaten. Ben in de aanval, Sanne in de verdediging en ik er tussenin als bemiddelaar. Ik begreep wel dat Sanne het moeilijk had: de nieuwe, grote school waar ze moeilijk aan kon wennen, haar woordblindheid waar ze veel last van had, de puberteit die toesloeg. Een paar maanden eerder was ze voor het eerst ongesteld geworden. Het leek mij niet vreemd dat ze zich niet kon concentreren. Met een beetje hulp, een beetje bijles en veel geduld kon het allemaal goed komen. Maar misschien was het allemaal ook wel te moeilijk voor haar en konden we beter op zoek gaan naar een andere school. Ben vond dat allemaal onzin. Sanne moest gewoon beter haar best doen, dan kon ze het allemaal makkelijk aan. En ik aarzelde. Ik wilde Sanne niet onder druk zetten, maar misschien was een beetje meer druk wel helemaal niet zo slecht.

‘Cijfers?’, herhaalde Ben bijna onverstaanbaar.

Sanne deed alsof ze Ben niet verstond. Ze gaf geen antwoord, maar begon over iets anders.

Ben raakte geïrriteerd. Hij keek Sanne aan en schudde zijn hoofd.

Met heel veel moeite formuleerde hij een volledige zin: ‘Welke cijfers heb je gehaald?’

Sanne zuchtte diep en noemde een aantal onvoldoendes op, die ze de afgelopen week had gehaald.

Ik zag dat Ben nu echt boos werd.

‘Kom hier’, zei hij. ‘Dan zal ik je billen eens flink opwarmen.’ De woorden kwamen er niet helemaal zo uit, maar het wat duidelijk genoeg wat Ben bedoelde. Het ook was volkomen duidelijk dat het een loos dreigement was, dat Ben in zijn toestand onmogelijk uit zou kunnen voeren. Toch deinsde Sanne geschrokken achteruit. De tranen stonden in haar ogen.

Ik nam Sanne even mee de gang op, zogenaamd om wat drinken te halen. We gingen even in een stille wachtkamer zitten. Ik gaf Sanne een zakdoekje om haar tranen te drogen. Ze keek me vreselijk dankbaar aan, alsof ik haar had helpen ontsnappen, maar dat was nou ook weer niet mijn bedoeling.

‘Misschien heeft papa wel een klein beetje gelijk’, probeerde ik voorzichtig.

Sanne vloog overeind. Ze keek me aan alsof ik me ineens tegen haar had gekeerd.

‘Je gaat me niet slaan’, gilde ze. ‘Als je dat doet, loop ik weg.’

‘Doe niet zo dramatisch’, zei ik spottend. ‘Denk je nou echt dat ik je hier, midden tussen de mensen, over de knie ga leggen? Er wordt hier niemand geslagen en er gaat hier ook niemand weglopen.’

‘Maar papa zei toch…’, snifte Sanne.

‘Papa bedoelde dat je nog wel een beetje beter je best kunt doen. En ik denk dat dat misschien ook wel zo is. Ik geloof wel dat jij je best doet, maar misschien kan het toch nog wel een beetje beter. Of misschien moet je nog wat meer hulp hebben. Daar gaan we eens rustig over praten met je mentor, maar niet nu. Nu gaan we wat te drinken voor ons halen.’

‘Maar mama…’, protesteerde Sanne.

‘Wil je Cola of Seven up?’, vroeg ik plagerig. Sanne lustte geen van beide.

*

De volgende dag was het alweer een week geleden. Ik had die hele week nauwelijks geslapen, alleen maar liggen draaien in mijn bed, maar toch had ik nog genoeg energie over om me de hele dag druk en rusteloos te voelen. Het lukte me niet om rustig te gaan zitten, tv te kijken, een boek te lezen, steeds had ik het gevoel dat ik iets moest doen. Ik was dan ook bijna opgelucht toen ik weer aan het werk kon. Mandy had me geadviseerd om me voorlopig ziek te melden en dat had ik serieus overwogen, maar uiteindelijk toch niet gedaan. Ik vond dat ik dat niet kon maken, de kinderen moesten ondanks alles ook gewoon naar school en er begon die dag een nieuwe stagiair, die ik toch moeilijk aan zijn lot kon overlaten. Bovendien werkte ik maar twee dagen per week, dus dat moest ik toch wel vol kunnen houden.

Ik gaf lichamelijke opvoeding op een school die bijna honderd kilometer verder lag, ruim een uur reizen met de trein. Om zes uur stond ik naast mijn bed, ik had weer nauwelijks geslapen. De kinderen sliepen nog. Mandy zou verder voor ze zorgen, zoals Ben dat normaal altijd deed. Ik ging zonder ontbijt de deur uit en was net op tijd op het station. De trein vertrok twee minuten te laat, om één minuut over zeven.

Ik maakte deze reis alweer ruim vier jaar, twee keer per week. En hoewel het niet erg praktisch was, vond ik de grote afstand eigenlijk wel prettig. Mijn privé-leven was daardoor keurig afgeschermd voor mijn collega’s en leerlingen. Ben en de kinderen hadden ze nog nooit ontmoet. Werk en thuis waren twee verschillende  werelden, die eigenlijk nooit samenkwamen. Op school was ik alleen maar Anne en niet Anne de vrouw van Ben of de moeder van Sanne, Patrick en Timmy. En dat was af en toe best prettig.

Ik kwam even na achten aan op school. Het was nog rustig in de gangen. In de lerarenkamer zaten al een paar collega’s koffie te drinken. Uit de manier waarop ze me aankeken kon ik opmaken dat ze wisten wat er met Ben gebeurd was. Ze vroegen beleefd hoe het nou ging, maar uit hun houding bleek weinig echte belangstelling. Ik zei voor de vorm dat het wel redelijk goed ging, maar dat ik er verder liever niet over wilde praten. Onder het mom van ‘ik moet nog wat voorbereiden’ liep ik meteen door naar mijn lokaal.

Als puber had ik regelmatig ruzie met de meeste van mijn leraren. Ik werd ook regelmatig ‘uit de les verwijderd’, zoals dat heette. Dan moest ik mij melden bij de conrector, die hoofdschuddend mijn moeder belde. Dat telefoontje leidde weer tot een goed ‘gesprek’ met mijn moeder, waar ik meestal een stel pijnlijke billen aan overhield. Ik had toen niet kunnen bedenken dat ik later zelf lerares zou worden. Eigenlijk voelde ik me ook niet echt een lerares. Mijn vak was immers een vak zonder schoolbord, huiswerk of proefwerken. Lekker bewegen, meer hoefden de leerlingen bij mij niet te doen.

Alwin, zo heette mijn stagair, was meteen al te laat. We hadden afgesproken dat hij ruim voor de eerste les aanwezig zou zijn, zodat we samen de voorbereiding konden doen, maar hij kwam pas vijf minuten van tevoren binnen. Ik sprak Alwin geërgerd toe, maar hij kwam meteen met een excuus: zijn fiets was van het station gestolen en daardoor had hij zijn trein gemist. Ik twijfelde of ik hem wel moest geloven.

De eerste leerlingen kwamen binnen, druk als altijd. Maar toen ze mij zagen werden ze stil. De meeste keken me alleen maar zwijgend aan, een paar probeerden op een onhandige manier iets aardigs tegen me te zeggen. Op school wist dus ook iedereen, inclusief alle leerlingen, wat er aan de hand was. En ze wilden natuurlijk allemaal meeleven. Ik werd acuut moedeloos van die gedachte. De blikken en vragen van een paar collega’s kon ik nog wel aan, maar van al mijn leerlingen… Ik moest er niet aan denken. De neiging om naar huis te gaan en voorlopig niet meer terug te komen was sterk. Maar dan kon ik net zo goed de hele dag naast Ben in het ziekenhuis blijven zitten. En dat zou ook niet lang goed gaan.

Ik wachtte totdat de klas compleet was, toen vroeg ik om stilte. Iedereen staarde me aan, ik denk niet dat deze klas ooit eerder zo stil was geweest. Ik vertelde in twee woorden wat er thuis aan de hand was en in iets meer woorden wat ik de komende tijd wel en vooral niet wilde aan belangstelling en medeleven. Het was duidelijk dat de meeste leerlingen iets heel anders verwacht hadden. Ze vonden me vast kil en ondankbaar, maar dat kon me geen fluit schelen. Ik wilde alles zo normaal mogelijk. Daarom begonnen we ook gewoon met de les, zoals we dat altijd deden: met een warming-up op muziek. Ik koos voor James Brown. Niet voor ‘I feel good’, want dat leek me toch wat overdreven, maar wel voor een lekker snel en energiek nummer.

Na de warming-up stond er paardspringen op het programma. Voor mij als voormalig regionaal turnkampioene een makkie, dat ik op routine kon afwerken. Ik deed de oefening een aantal keren voor. Stiekem genoot ik van de bewonderende blikken als ik sierlijk over het paard heen zweefde.

Na een aantal keren proberen kregen de meeste leerlingen het ook wel voor elkaar om over het paard heen te komen, maar dat ging nog met de elegantie van een aangeschoten eend. Ik moest me vaak inhouden om niet in lachen uit te barsten, maar ondertussen lette ik wel goed op. Er waren veel dingen die ik in de gaten moest houden: dat onhandige leerlingen niet al te ongelukkig terecht kwamen, dat iedere leerling even vaak aan de beurt kwam en dat er in de rij wachtende leerlingen geen ongewenste intimiteiten plaatsvonden (ook geen gewenste trouwens, dat deden ze maar ergens anders). In je ééntje is dat normaal gesproken al best veel, maar nu leek het zelfs iets te veel voor me. Gelukkig was Alwin er om me te assisteren en gelukkig deed hij dat heel goed. Hij had maar weinig woorden nodig om te begrijpen wat hij moest doen.

Tijdens de kleine pauze had ik eindelijk even de tijd om wat aandacht aan Alwin te besteden. Ik kende hem nog maar nauwelijks. Een collega van me had de gesprekken met hem gevoerd en ik had hem nog maar één keer een handje gegeven en vijf minuten gesproken.

‘Lullig van je man’, was het eerste wat hij zei.

Ik vond ‘lullig’ nogal zwak uitgedrukt, maar zag dat Alwin het goed bedoelde, dus glimlachte ik vriendelijk. Maar daarna ging ik meteen over op een ander onderwerp. Ik wilde het niet over mezelf hebben. Het ging me er vooral om wat meer over Alwin te weten te komen, zodat ik snel kon inschatten wat ik aan hem had.

‘Waarom wil je gymleraar worden?’, vroeg ik.

‘Weet niet, omdat ik sport leuk vind. En omdat ik van mijn broer goede dingen over de opleiding heb gehoord.’, zei Alwin.

‘Wat voor goede dingen dan?’

‘Nou’, Alwin glimlachte ondeugend. ‘Dat er veel lekkere meiden op de opleiding zitten bijvoorbeeld. En dat er nogal eens wat gebeurd in de kleedkamers na de les.’

‘Maar dat is toch niet de voornaamste reden om voor dit vak te kiezen, mag ik hopen?’, vroeg ik lichtelijk geschokt.

‘Ik vind het anders erg belangrijk om regelmatig een stevige wip te kunnen maken en daar krijg ik bij ons op school meer dan voldoende gelegenheid toe. De meeste meiden ken ik niet alleen van gezicht, als je begrijpt wat ik bedoel.’

Dat begreep ik natuurlijk maar al te goed. Ik ben wel blond, maar niet naïef en in de tijd dat ik op dezelfde opleiding zat, deed ik buiten de lessen ook aan hele andere vormen van lichamelijke oefening met mijn medestudenten. Met gêne dacht ik terug aan die keer dat ik me gelijktijdig door twee medestudenten had laten nemen en later hoorde dat de jongens dit standje onderling ‘Kippetje aan het spit’ noemden.

‘Vind je het heel erg om het hier verder niet over te hebben. Ik weet dat seks in de ringen heel spannend kan zijn, maar tussen ons vind ik het niet echt een gepast gespreksonderwerp.’, zei ik.

Ik begon een beetje boos te worden. Wat was dit voor mafkees.

‘Seks in de ringen!’, riep hij enthousiast. ‘Daar had ik nog nooit aan gedacht. Bedankt voor de tip, man.’

‘Dat was geen tip, idioot!’, schreeuwde ik. ‘Ik stel je een paar vragen om een indruk van je te krijgen en binnen de kortste keren heb je het over seks. Ik moet eerlijk zeggen dat de indruk die je daarmee achterlaat niet al te best is. Er lopen hier allemaal strakke, jonge meiden van zestien rond en ik begin me serieus af te vragen of die bij jou wel veilig zijn.’

Alwin keek me geschrokken aan. Ineens leek hij te beseffen dat hij het niet tegen zijn kroegmaten, maar tegen zijn stagebegeleider had, die ook nog eens een vrouw en twee keer zo oud als hijzelf was.

‘Ik zou nooit iets doen met een meisje van zestien hoor’, mompelde hij. ‘Mijn kleine zusje is net zestien en op die leeftijd horen meisjes nog helemaal niet aan seks te denken.’

Hij leek het echt te menen, maar ik wist niet wat ik hoorde. Hoe kon iemand die aan de ene kant zo open en uitgesproken is over seks, aan de andere kant zo naïef zijn om te geloven dat meisjes van zestien nog volmaakt onschuldig zijn. Ik liet hem desondanks maar in de waan.

‘Dat is mooi’, zei ik. ‘Maar ik wil je toch waarschuwen en die waarschuwing geldt ook voor de meisjes van zeventien en achttien plus die hier rondlopen. Als ik er achter kom dat je ook maar iets met één van hen doet in de tijd dat je hier stage loopt, dan zorg ik er persoonlijk voor dat je gecastreerd wordt.’

Ik koos bewust harde bewoordingen, omdat ik verwachtte dat hij die taal wel zou verstaan en mijn woorden leken inderdaad over te komen.

De volgende lessen verliepen op ongeveer dezelfde manier als de eersten. Ik probeerde Alwin wat extra in de gaten te houden, maar hij leek zich keurig te gedragen. Een ouderejaars klas was in een wat vervelende bui, maar daar liet ik me niet door van de wijs brengen. Ik wist dat ik werd uitgeprobeerd. Wel merkte ik dat mijn geduld snel minder werd. Na twee keer waarschuwen stuurde ik de ergste raddraaier naar de kleedkamer. Hij kon zich gaan melden bij de directeur.

Dat deed hij echter niet. In plaats daarvan meldde hij zich in de middagpauze weer bij mij. Hij mompelde een slap excuus en vroeg of we er niet nog eens over konden praten. Ik wilde helemaal niet met hem praten, wat mij betreft waren we uitgepraat. Toch lukte het me niet goed om hem weg te krijgen, terwijl ik wel wilde dat hij zo snel mogelijk weg ging. Voor mijn gevoel had ik nog een heleboel te doen: ik moest naar huis bellen, de mentor van Sanne bellen om een afspraak te maken, een boodschap doen in de stad en om half één begon de volgende les. Ik luisterde half naar wat mijn leerling te zeggen had. Ondertussen rommelde ik in mijn tas op zoek naar mijn telefoon. Ik zag dat ik een heleboel oproepen had gemist, allemaal van hetzelfde, voor mijn onbekende, nummer.

‘Het ziekenhuis’, dacht ik meteen.

Ik wilde mijn voicemail af gaan luisteren, gaan bellen, maar toen zag ik dat mijn leerling nog steeds voor me stond.

‘Ik wil dat je nu weggaat’, zei ik zo beheerst mogelijk.

‘Eerst praten’, zei hij rustig.

‘Ik wil dat je weggaat’, herhaalde ik met trillende onderlip.

Hij ging niet weg, maar zette juist een stap naar voren. Precies op dat moment kwam Alwin, die even een broodje was gaan halen, weer binnen. Hij legde zijn hand op de schouder van de jongen.

‘Volgens mij is het tijd om te gaan’, zei Alwin kalm.

‘En volgens mij wordt jou helemaal niets gevraagd’, zie de leerling agressief.

‘Nee, maar ik vraag jou nou om weg te gaan en dat vraag ik niet nog een keer’, zei Alwin dreigend.

De leerling draaide zich om en maakte aanstalten om flink uit te halen, maar Alwin was hem voor. Hij pakte de linkerarm van de jongen stevig vast en draaide die met groot gemak op zijn rug. In een oogwenk had Alwin de jongen naar buiten begeleid.

Ik keek vol verbazing naar Alwin. Ineens was hij geen gefrustreerde, overjarige puber meer, maar iemand die de situatie onder controle had. Hij pakte me voorzichtig bij mijn bovenarmen en drukte me zachtjes tegen zich aan. Ik maakte even dankbaar gebruik van het gebaar en huilde tegen zijn sterke schouder. Al snel bedaarde ik weer een beetje. Meteen realiseerde ik me dat het plaatje niet klopte: ik in de armen van mijn stagiair. Voorzichtig maakte ik me los uit zijn omhelzing. Ik draaide me om, in verlegenheid gebracht door de situatie. Alwin glimlachte.

‘Gaat het weer een beetje?’, vroeg hij.

Ik knikte, maar het ging natuurlijk helemaal niet. Het was maar een omhelzing, maar het voelde haast alsof ik we net seks gehad hadden. Totaal ongeoorloofd natuurlijk.

Alwin liep naar de deur.

‘Ik kan ook heel lief zijn hoor’, zei hij over zijn schouder.

*

Ik dacht weer aan mijn telefoon, meteen luisterde ik de voicemail af. Er waren geen berichten. Ik probeerde het nummer terug te bellen, maar er nam niemand op. Mandy wist ook nergens van. Het ziekenhuis had niet gebeld en verder was alles ook in orde. Ik belde tenslotte het ziekenhuis en vroeg of ik Ben kon spreken. Het duurde even voordat ze door hadden dat ik niet dokter Ben, maar patiënt Ben wilde spreken, maar uiteindelijk kreeg ik hem aan de lijn.

‘Was je vanmorgen?’, vroeg hij meteen.

‘Aan het werk’, zei ik. ‘Heb jij me gebeld?’

Stilte.

‘Waarom?’, vroeg Ben.

Ik begreep de vraag niet. Natuurlijk moest ik werken, dat moest ik elke maandag en woensdag en dat wist Ben ook wel.

‘Waarom heb je mij gebeld?’, vroeg ik opnieuw.

‘Ik wilde je spreken.’

‘Waarover dan?’, vroeg ik. ‘Je weet toch dat ik moet werken?’

‘Nee, wist niet’, zei Ben. ’Was je kwijt.’

Ik hoorde door de telefoon dat hij begon te snikken. Natuurlijk wilde ik meteen naar hem toe, maar dat kon even niet. Er stond alweer bijna een klas op me te wachten. Ik beloofde dat ik vanuit mijn werk meteen naar Ben toe zou komen. Daar leek hij weer wat kalmer van te worden.

‘Gaat het wel tot die tijd?’, vroeg ik bezorgd.

‘Gaat uitstekend’, zei Ben cynisch. Hij legde de telefoon neer.

Het telefoontje bleef de rest van de middag door mijn hoofd spoken, maar desondanks kon ik me nog vrij aardig op de lessen concentreren. Onderweg terug in de trein kreeg ik een onrustig gevoel over me. Ik had geen idee wat ik moest verwachten.

Ben zat bijna rechtop in zijn bed, met een paar kussens in zijn rug. Alle slangen en apparaten waren inmiddels verdwenen, maar nog steeds zag Ben er heel anders uit dan anders. Hij leek ongedurig en rusteloos, terwijl hij anders altijd de rust zelve was.

‘Verveel me’, klaagde Ben.

Daar begreep ik niets van. Ben was toch de hele dag aan het revalideren? Hoe kon hij zich dan vervelen? En als hij zich dan al verveelde, dan was dat toch nog geen reden om mij op mijn werk lastig te vallen met telefoontjes. Ik probeerde niet te laten merken dat ik boos werd en ik vroeg langs mijn neus weg wat Ben dan de hele dag deed. Dat vroeg Ben zich ook af. Van revalidatie was volgens hem weinig sprake: de logopedist en vooral de fysiotherapeut moesten het ontgelden.

Ik reageerde een beetje plagerig.

‘Ik begrijp wel dat je liever een jonge blondine met een lekker kontje hebt, maar ik vind toch dat ze het hier behoorlijk goed doen. Je praat tenminste alweer heel aardig.’

Ben raakte geïrriteerd. Hij pakte een soort veer, waar je in moest knijpen. Blijkbaar gebruikte Ben die om zijn armspieren te trainen. Hij kneep uit alle macht, maar het lukte hem niet om de veer in te drukken.

‘Proberen’, zei Ben tegen mij en hij gaf me de veer.

Ik probeerde de veer voorzichtig in te drukken. Het ging heel licht, maar ik deed alsof het me heel veel moeite kostte. Ik gaf mijn poging op voordat ik de veer helemaal had ingedrukt.

‘Zwaar’, zuchtte ik.

Ben keek me wantrouwend aan.

‘Echt proberen’, zei hij.

Ik herhaalde mijn toneelstukje nog een keer. Ben bleef me achterdochtig aankijken, maar nam er voorlopig genoegen mee. Ik hoopte dat Ben het verder zou laten rusten. Ondertussen maakte ik me wel zorgen over het gebrek aan kracht in Ben zijn armen, maar daar zei ik niets over.

‘Wat nou als hij blijft, zoals hij nu is?’, schoot er door me heen. ‘Wat moet ik dan doen?’

Ik wist het niet. Het leek me wel erg veel: drie kind om voor te zorgen en dan ook nog eens man die veel zorg nodig heeft. En ik wilde ook nog allerlei dingen doen: werken, reizen, wandelen langs het strand, tango dansen, noem maar op. Tegelijkertijd schaamde ik me voor mijn gedachten. ‘In voor en in tegenspoed’, was het toch. Daar had ik destijds volmondig ja tegen gezegd.

Een kwartiertje later kwam Mandy mij ophalen. Ze had Patrick en Timmy meegenomen. Sanne was thuisgebleven, omdat ze moest leren voor een proefwerk. Patrick klom op de rand van Ben zijn bed. Zodra hij zat gaf Ben de veer aan hem.

‘Knijp eens’, zij Ben.

Patrick kneep de veer met groot gemak helemaal in.

‘Makkie’, zei hij trots.

Ben keek me strak aan. Hij speelde wat met Patrick en Timmy, maar tegelijkertijd bleef hij mijn blik steeds opzoeken. Ik kon nauwelijks terug kijken en ik voelde een knoop in mijn maag ontstaan. Ben glimlachte lichtjes, zijn ogen glinsterden een heel klein beetje. Het was voor het eerst dat ik weer iets van die typische twinkeling dacht te zien. Toen we naar huis wilden gaan en al afscheid hadden genomen, hield Ben me nog even tegen. Hij greep me met een slap handje bij mijn pols. Ik gebaarde naar Mandy dat ze maar vast met de kinderen naar buiten moest gaan. Nerveus keek ik hoe ze hun jassen aantrokken en de deur achter zich dichttrokken.

‘Mag niet liegen’, zei Ben.

‘Ik loog niet’, protesteerde ik. Dat was niet mijn bedoeling tenminste.’

‘Deed je wel’, zei Ben onverbiddelijk. ‘Dus heb je straf verdiend.’

‘Hoe had je dat voorgesteld?’, vroeg ik spottend.

‘Kan het helaas niet voor je doen. Zult het dus dit keer zelf moeten doen.’, antwoordde Ben.

Ik keek Ben verbijsterd aan.

‘Dat kan niet’, stamelde ik. ‘Dat kan ik niet.’

‘Kan wel.’, zei Ben. ‘Ik kan het natuurlijk beter, maar je kunt het zelf ook wel. Ik wil dat je het doet. Vanavond nog. Volgens mij heb je er dringend behoefte aan.’

‘Er is maar één ding waar ik behoefte aan heb’, zei ik nijdig. ‘En dat is dat jij zo snel mogelijk weer thuiskomt. Dan wil ik desnoods het pak slaag van mijn leven in ontvangst nemen, maar alleen als jij me dat geeft.’

Ben schudde zijn hoofd.

‘Duurt te lang’, zei hij.

‘Dan zorg je maar dat het wat sneller gaat’, beet ik Ben toe. Ik heb je nodig thuis en de kinderen ook.’

Ben ging onverstoorbaar verder.

‘Vanavond, lekker warm bad nemen. Daarna naakt op bed, twee kussens onder je buik. En dan de grote, lederen paddle.’

Ik kreeg buikpijn bij de gedachte alleen al, toch beloofde ik dat ik zou doen wat me werd opgedragen.

Onderweg naar huis had ik alweer spijt van die belofte. Ik probeerde het nog even uit mijn hoofd te zetten, maar dat lukte natuurlijk niet.

*

Tijdens het avondeten vroeg Patrick ineens waarom Ben niet gewoon naar huis kwam. Eerst begreep ik zijn vraag niet, de vraag irriteerde me zelfs een beetje. Ben lag toch in een bed, kon nauwelijks lopen en praatte moeilijk. Dan begreep Patrick toch ook wel dat er wat met Ben aan de hand was en dat hij eerst beter moest worden? Ik probeerde het Patrick zo geduldig mogelijk uit te leggen, maar hij begon al na een paar woorden heftig nee te schudden.

‘Dat bedoel ik helemaal niet’, zei hij nijdig. ‘Papa kan hier toch ook weer leren lopen en praten. Dat kan best hoor. Dan kunnen wij hem allemaal helpen en dan gaat het vast veel sneller.’

Ik wilde nog wat zeggen, Patrick vertellen waarom het niet kon wat hij wilde, maar zodra ik mijn mond open deed, keek hij me woedend aan.

‘Ik wil gewoon dat papa weer thuis komt!’, schreeuwde hij. ‘En als dat van jou niet mag, dan vind ik je heel stom en gemeen.’

Patrick gooide zijn bestek op de grond. Hij me recht aan, met de meest boze blik die hij maar kon verzinnen. Iedereen, inclusief ikzelf, staarde hem verbijsterd aan. Ik begreep totaal niet hoe ik het voor elkaar had gekregen, maar ineens was het allemaal mijn schuld wat er gebeurd was.

‘We zouden natuurlijk allemaal wel willen dat papa meteen weer thuiskomt….’, probeerde ik nog.

‘Mooi’, zei Patrick. ‘Dan gaan we papa nu halen.’

‘… maar dat kan echt niet’, ging ik zo onverstoorbaar mogelijk verder.

‘Het is natuurlijk heel lief van je dat je papa wilt helpen, maar in het ziekenhuis zijn mensen die dat veel beter kunnen dan wij. Als papa nog even in het ziekenhuis blijft, dan denk ik dat hij wel weer helemaal beter wordt (Geloofde ik dat wel echt? Ik hoopte in elk geval van harte dat ik overtuigend klonk). Als wij nu zelf voor papa gaan zorgen, dan ben ik bang dat hij niet meer helemaal beter wordt. En dat wil je toch ook niet?’

‘Ik wil alleen maar dat papa weer thuis komt’, herhaalde Patrick dwars. ‘Ik vind het hier helemaal niet leuk als papa er niet is.’

‘Ik ook niet leuk’, zei Timmy met een trillend stemmetje.

‘En ik ook niet’, zei Sanne meer voor de vorm.

Zo zaten we met zijn allen aan tafel te zuchten. Ik kon het ook even niet opbrengen om iets anders dan verdrietig te zijn en het voelde ook wel prettig: even samen treurig zijn.

De kinderen leken dat ‘samen treurig zijn’ wel erg letterlijk te nemen. Timmy en Patrick bleven de rest van de avond met sneue gezichtjes tegen mij aan hangen op de bank. Sanne droop af naar boven, ook met een lang gezicht. Het leek alsof ze alledrie de grens van hun incasseringsvermogen bereikt hadden. Rust of regelmaat kregen ze absoluut niet, dus bij gebrek daaraan eisten ze nu al mijn aandacht. En daar hadden ze ook recht op, vond ik.

Ik stopte Timmy in een warm bad met veel schuim, speelde met hem en las hem heel lang voor. Met kleine oogjes van de slaap vroeg hij steeds weer om nog een verhaaltje en telkens las ik hetzelfde verhaal nog een keer voor. Ik stopte hem lekker diep in, deed het licht uit, maar toen ik weg wilde gaan begon Timmy zo hard te huilen dat ik hem onmogelijk alleen kon laten. Ik twijfelde tussen oprecht verdriet en schandalig misbruik van de situatie (wie denkt dat zulke jonge kinderen daar nog niet toe in staat zijn: think again!), maar bij zo’n lief klein jongetje ben je toch vooral geneigd om in het goede te geloven. Ik ging naast Timmy op bed liggen en hield hem dicht tegen me aan.

‘Ik wil papa’, huilde hij met lange uithalen.

‘Morgen gaan we naar papa’, beloofde ik. ‘En overmorgen en de dag daarna, net zo vaak als je maar wilt. Dat vind papa ook leuk. En op een dag komt hij echt weer thuis en dan vieren we een heel groot feest.’

‘Met ballonnen?’, vroeg Timmy.

‘Als jij dat wilt.’

Dat wilde Timmy. En dat was best dapper van hem, want hij was eigenlijk heel erg bang voor ballonnen. Vooral voor knallende ballonnen.

Patrick was vooral ongedurig en humeurig. Hij wilde niets, maar hing wel voortdurend om me heen en liet duidelijk merken dat hij nog boos op me was. Ik liet hem even begaan, maar toen Timmy eindelijk sliep, was Patrick aan de beurt. Hij keek me streng aan, zodat ik goed zou begrijpen hoe boos hij was. Ik tilde Patrick op, hij stribbelde tegen, maar ik liet hem niet gaan. In plaatst daarvan zette ik hem op mijn schoot en ik drukte zijn gezicht zachtjes tegen mijn borst. Natuurlijk was hij veel te oud voor zoiets kinderachtigs, maar zijn lijfje ontspande en hij leek het stiekem toch wel fijn te vinden. Ik praatte zachtjes tegen Patrick en vroeg hem of hij me uit kon leggen waarom hij zo boos was. Dat kon Patrick prima. In voor een mannetje van zes hele volwassen bewoordingen vertelde hij mij dat hij het allemaal niet begreep wat er gebeurd was en dat hij daar bang van werd. Ik was onder de indruk, ik had een slim ventje op de wereld gezet, maar dat wist ik al langer.

Het werd een lang gesprek. Patrick wilde zoveel weten dat ik me afvroeg hoe vaak hij het woord ‘waarom’ nog zou herhalen en hoe ik hem zonder totale paniek te veroorzaken kon uitleggen dat ook volwassenen niet op alle vragen een antwoord weten. Met het simpele antwoord ‘dat weet ik ook niet’, bleek hij echter verrassend goed om te kunnen gaan.

Ik zat nog een tijdje alleen beneden en dacht aan het bad dat ik van Ben moest gaan nemen. Een bad nemen zou ik anders een heerlijk idee hebben gevonden, maar nu was het de eerste stap op weg naar iets wat ik helemaal niet wilde en daarom stelde ik het het liefst zo lang mogelijk uit. Ik praatte wat met Mandy, vertelde wat Timmy en Patrick allemaal gezegd en gedaan hadden.

‘En hoe is het met Sanne?’, vroeg Mandy. ‘Die is ook wel erg stilletjes de laatste paar dagen.’

Ik was Sanne helemaal vergeten, wist niet eens waar ze uithing. Ongetwijfeld was ze gewoon boven op haar kamer, maar als ze gewild had, had ze er tussenuit kunnen knijpen, zonder dat iemand het gemerkt had. Ik dacht aan de keren dat ik zelf via het balkon en het platte dak uit het ouderlijk huis was ontsnapt, vast van plan om nooit meer terug te komen.

Ik was ineens bang dat Sanne helemaal niet meer op haar kamer was. Dat ze door haar slaapkamerraam naar buiten was geklommen en verdwenen, met haar kleine rugzakje op haar rug. Ik vloog overeind en rende naar boven. Mandy vroeg nog wat ik ineens ging doen, maar ik gaf haar geen antwoord. 

Sanne zat natuurlijk gewoon op haar kamer achter haar bureau te studeren.

‘Wat ben jij aan het doen?’, vroeg ik.

Ik moet behoorlijk boos geklonken hebben, want Sanne keek me heel schuldbewust aan.

‘Ik zit gewoon te studeren’, piepte ze.

Ze keek daarbij zo triest en ongelukkig dat ik ervan schrok. Ik moest een andere toon tegen haar aanslaan. Geen idee welke toon, maar in elk geval een andere toon dan die van mijn vorige zin. Ik probeerde het zachtjes en streelde haar gelijktijdig over haar rug. Er kwam nauwelijks een reactie. Sanne vouwde haar benen op onder haar lichaam. Ze trok haar trui over zich heen, alsof ze het vreselijk koud had, terwijl het toch lekker warm was in haar knusse kamertje. Ze keek als een ziek vogeltje voor zich uit en ik dacht zelfs te zien dat ze een beetje rilde. Ik zag ineens het spookbeeld voor me van een broodmagere Sanne, die onder haar dikke trui een lijfje verborg dat alleen nog maar uit beenderen bestond. Weglopen, anorexia, het leek wel of alle dingen waar ik als moeder bang voor was even langskwamen om mij te plagen. Ik probeerde de opkomende paniek weg te drukken en pakte Sanne voorzichtig vast. Ze voelde zacht, rond en warm aan, precies zoals het hoorde. Sanne rolde zich nog wat verder op en kroop zo dicht mogelijk tegen me aan. Haar haren kriebelden onder mijn neus. Ze rook fris naar kamille.

Ik hoopte dat Sanne me uit zichzelf zou vertellen wat haar zo dwars zat, al kon ik dat ook wel raden. Zelf wilde ik er niet over beginnen, want ik was bang dat ik iets verkeerds zou zeggen wat Sanne vreselijk boos of verdrietig zou maken. Ze schoot toch al zo makkelijk uit haar slof en ik voelde me te moe voor zo’n drama. Al mijn talenten als begripvolle, geruststellende moeder waren al opgebruikt door Sanne haar broertjes. Het was natuurlijk niet eerlijk, Sanne had net zo goed recht op begrijpende en troostende woorden, maar ik had er even geen meer in de aanbieding. Daarom vond ik het eigenlijk ook wel goed: een beetje knuffelen met Sanne en verder niets zeggen.

Sanne verbrak de stilte als eerste. Eerst zuchtte ze een paar keer heel diep en dramatisch, waarschijnlijk in de hoop dat ik zou vragen wat er aan de hand was. Dat deed ik niet.

‘Mag ik je wat vertellen?’, vroeg ze toen voorzichtig.

Ik wilde bijna ‘sst’ zeggen, maar Sanne keek zo bedrukt dat ik begreep dat haar iets groots dwars zat.

‘Tuurlijk’, zei ik.

‘Je moet eerst beloven dat je niet boos wordt.’

Dat trucje kende ik al lang en ik was niet van plan om erin te trappen. 

‘Even geen spelletjes, Sanne’, zei ik. ‘Vertel maar gewoon wat er aan de hand is. Ik zal rustig je hele verhaal aanhoren en daarna zie ik wel of ik wel of niet boos moet worden. Je krijgt in elk geval niet voor je blote billen, zoals ik vroeger, en ik zal ook niet tegen je schreeuwen. Dus je hebt helemaal niet zoveel om bang voor te zijn.’

Ik bedoelde het niet kwaad, maar mijn woorden vielen helemaal verkeerd.

‘Je kunt me toch wel een beetje serieus behandelen’, zei Sanne kwaad. ‘Ik ben geen klein kind meer.’

‘Juist omdat je geen klein kind meer bent, zou je misschien kunnen begrijpen dat dit voor mij allemaal ook niet gemakkelijk is en dat mijn geduld wel eens een klein beetje opraakt’, zei ik.

‘Nou, als het je teveel moeite kost om naar me te luisteren, laat dan maar hoor. En flikker dan ook maar op.’

‘Pardon, zo praat je niet tegen mij.’

‘Ik roep wat ik wil! Ik ga me echt niet inhouden als ik kwaad ben, dat doe jij toch ook niet!’

‘Op dit moment houd ik me anders wel heel erg in, jongedame. Doe jij eens heel snel een beetje gewoon.’

‘Als jij niet weggaat, dan doe ik het wel.’

Sanne liep langs me heen.

‘Jij blijft hier!’, schreeuwde ik net iets te hard.

‘Dacht het niet’, zei Sanne rustig.

Ze liep langs me heen en sloeg mijn arm, waarmee ik haar probeerde tegen te houden, hard aan de kant. Mijn arm stootte hard tegen de rand van Sanne haar bureau. Het deed zo’n pijn dat de tranen in mijn ogen sprongen. Sanne zag het. Ze aarzelde even, leek toch een beetje geschrokken, maar draaide zich toen weer om en liep de kamer uit. De deur sloeg hard achter haar dicht.

Ik moest me enorm inhouden om niet achter Sanne aan te rennen. Het liefste wilde ik haar stevig vastgrijpen en eens goed door elkaar schudden, maar gelukkig zag ik ook wel in dat het daar allemaal niet beter van zou worden. Ik liet Sanne dus maar even met rust. Ik kon trouwens niet eens bij haar komen, want ze stond onder de douche en had de deur op slot gedraaid.

*

Ik liep naar beneden, met de tranen nog in mijn ogen. Mandy zag het natuurlijk meteen. Ze vroeg niet wat er aan de hand was, maar sloeg alleen haar armen om me heen. Daardoor was het alsof er iets knapte. Ik huilde heel lang en heel hard met mijn gezicht tegen haar borsten gedrukt. Mandy zei niets, ze streelde alleen een beetje door mijn haren. Het leek een hele tijd later toen ik eindelijk weer een beetje tot mezelf was gekomen. Ik voelde me leeg en moe. Uitgeput liet ik mezelf op de bank vallen.

‘Meid, dat kwam van diep’, zei Mandy.

‘Ik kan het niet uitleggen’, zuchtte ik. Het leek wel of er weer tranen op kwamen zetten.

‘Dat hoeft ook niet. Je mag zoveel praten als je wilt, maar je hoeft me niets uit te leggen.’

Ik keek Mandy aan en probeerde een beetje te glimlachen. Ik hoop dat ik dankbaar gekeken heb, want zo voelde ik me wel.

‘Kan ik nog iets voor je doen? Wil je nog iets drinken of wil je naar bed? Ik kan ook bij je komen liggen, dan slaap je misschien wat beter.’

Dat klonk niet onaantrekkelijk. Vroeger, toen we nog huisgenoten waren, sliepen we regelmatig in één bed en soms gebeurde er dan ook wel meer dan slapen alleen. Daar moest ik aan denken en het maakte me een beetje bang. In die tijd was het geen probleem dat we zo af en toe met elkaar vreeën, maar nu was dat toch heel anders. En er was nog iets dat ik moest doen, waar ik Mandy zeker niet bij kon gebruiken. Ik had er de afgelopen uren nauwelijks meer aan gedacht, maar het kwam nu weer bovendrijven in mijn gedachten. Ik wenste Mandy welterusten met een lange zoen op haar mond en ging naar boven.

Ik wilde eerst nog even met Sanne praten, het weer een klein beetje goedmaken voor het slapen gaan, maar Sanne sliep al. Of ze deed alsof.

Ik nam een heet bad en bleef zitten totdat het water bijna koud was. In mijn blootje liep ik naar de slaapkamer. Ik stapelde een paar kussens op elkaar, pakte de paddle uit de kast en legde die klaar op het bed. Het leer kraakte zachtjes.

Ik deed de slaapkamerdeur achter me op slot. Er was geen enkele reden meer voor verder uitstel. Het was eerder hoog tijd. Ik ging liggen, met de kussens onder mijn buik. Dat was voor mij wel een bekende positie, maar toch voelde het vreemd. Ik miste zijn sterke hand op mijn onderrug, die me stevig in de kussens drukte. Met het gevoel dat ik iets miste, verdween ook de vastbeslotenheid om mezelf eens flink aan te pakken. Een tijd lang bleef ik stil liggen, met de paddle in mijn linkerhand. Ik was op van de zenuwen en doodsbang voor de pijn.

Pijn als noodzakelijk kwaad is iets dat ik best kan verdragen, als die pijn wordt toegebracht door iemand die ik door en door vertrouw, maar mezelf pijn doen kan ik niet. Toen we voor het eerst zwanger probeerden te worden moest ik mezelf elke dag hormooninjecties geven. Ik heb uren klaar gezeten met de injectienaald in de aanslag, maar het lukte me niet, hoe graag ik ook een kind wilde. En dit pak slaag ging nog veel meer pijn doen dan een simpele injectie.

Met al mijn wilskracht lukte het me om de paddle op te tillen en naar achteren te brengen. Ik telde tot drie, bij drie zou ik de eerste klap meedogenloos hard op mijn achterwerk laten kletsen, maar het leek alsof al mijn spieren ineens blokkeerden. Er gebeurde niets, ook al had ik al lang tot drie geteld. En ook al was het me wel gelukt om de paddle richting mijn billen te krijgen, mijn hand trilde veel te erg om kracht te kunnen zetten. Voor mijn gevoel heb ik nog heel vaak tot drie geteld, maar steeds lukte het niet.

Ik weet niet meer hoe lang ik daar gelegen heb, maar het moet behoorlijk lang zijn geweest. Het was koud in de kamer en ik lag na een tijdje gewoon te bibberen. Tenslotte kreeg ik het zo koud dat ik de moed maar opgaf. Ik stond weer op, legde de paddle terug in de kast en liep naar de badkamer. Uit het medicijnkastje haalde ik twee slaaptabletten, terwijl je er eigenlijk maar één tegelijk mag nemen, en ik slikte ze allebei door. Ik ging in bed liggen en wachtte totdat de slaappillen begonnen te werken. Langzaam begon ik weg te glijden in een soort vage bewusteloosheid. Ik voelde me ontzettend alleen en diep ellendig.

Ik droomde dat ik samen met Mandy op ons bed lag. We praatten en knuffelden. Mijn handen streelden haar grote, ronde borsten. Ben zat naast ons bed met Sanne over zijn knie. Hij keek grimmig voor zich uit, alsof hij zich af wilde sluiten voor wat Mandy en ik aan het doen waren. Geconcentreerd gaf hij Sanne voor haar blote billen met een haarborstel. Sanne schreeuwde en riep om hulp, maar ik was veel te druk met Mandy om haar te horen.

‘Ik zal je billen eens goed opwarmen’, herhaalde Ben de hele tijd.

*

Ik werd wakker van een onduidelijk soort gedoe om me heen. Mijn ogen voelden zwaar en dik en ondanks dat ik heel diep geslapen had, was ik nog steeds ontzettend moe.

Sanne stond naast mijn bed. Ze deed haar best om haar meest vrolijke gezicht op te zetten. In haar handen had ze een dienblad met een ontbijtje, compleet met gebakken broodjes, thee, verse jus en een bloemetje in een vaasje. Sanne zette het voorzichtig naast me neer. Ik had helemaal geen zin in een ontbijt, mijn maag had nog last van de slaappillen, maar ik nam toch een broodje en een kopje thee. Sanne kwam naast me op bed zitten en begon ook aan een broodje te knabbelen. Ze durfde me niet goed aan te kijken, maar af en toe keek ze toch onder haar armen door. Ik glimlachte een beetje naar haar.

‘Het spijt me zo van gisteravond’, zei Sanne met een diepe zucht.

Ik glimlachte geruststellend.

‘Wat is het toch een lieverd’, dacht ik.

‘Zo erg was het nou ook weer niet’, zei ik. ‘Eigenlijk verdien je een goed pak voor je billen, maar ik heb beloofd dat ik dat niet zou doen, dus het is voor deze keer wel goed.’

‘Waarom hebben jij en papa het de laatste tijd steeds over billenkoek, terwijl jullie ons nog nooit geslagen hebben. Het lijkt wel of jullie daarop geilen of zo.’

Ik keek Sanne verbaasd en gegeneerd aan en ik realiseerde me dat ze gelijk had. We moesten beter opletten op wat we zeiden.

‘Wat doen we?’, vroeg ik. ‘Let een beetje op je woorden jongedame.’

‘Sorry’, zei Sanne zacht. Ze staarde weer naar haar vingers die met het dekbed speelden.

Ik moest nu echt lachen.

’Kijk niet zo benauwd, liefje. Het is al lang weer goed. Vertel me nou maar eens wat je gisteravond zo dwars zat.’

‘Moet dat echt?’

‘Het hoeft niet, maar ik denk wel dat het oplucht.’

‘Toen Patrick gisteravond zei dat hij wilde dat papa meteen weer thuiskomt, zei ik dat ik dat ook wilde. Maar dat was helemaal niet zo. Eigenlijk wil ik helemaal nog niet dat papa naar huis komt. En dat vind ik heel gemeen van mezelf.’

Dat vond ik eigenlijk ook wel. Ik was even stil en wist niet wat ik zeggen moest. De stilte maakte Sanne nog nerveuzer, ze keek me angstig aan en er rolden dikke tranen over haar wangen.

‘Waarom wil je dat dan niet?’, vroeg ik op zachte toon.

‘Ik wil papa zoals hij hoort te zijn. Niet een papa die in een bed ligt en rare dingen zegt. Ik ben gewoon een beetje bang voor hem.’

‘Dan ben ik het wel een beetje met je eens. Ik wil ook dat papa eerst beter wordt, voordat hij thuiskomt. Maar je hoeft echt niet bang te zijn voor papa. Hij zal je echt niets doen. Kom vanavond maar mee naar het ziekenhuis, dan kun je zien dat het alweer wat beter gaat.’

‘Moet dat?’, vroeg Sanne met tegenzin.

‘Ja, dat moet’, zei ik streng.

Sanne zuchtte diep. Het deed me pijn dat ze zo reageerde. Ik voelde me moedeloos en nog steeds heel erg moe. Het ontbijt mocht wel aan de kant, ik wilde weer slapen.

Sanne zag er eigenlijk ook heel erg moe uit. Door al haar gepieker was ze de afgelopen dagen waarschijnlijk ook weinig aan slaap toe gekomen.

‘Hoe lang heb jij al niet meer geslapen?’, vroeg ik.

‘Al heel lang.’

‘Ik ook niet. Zullen we vandaag proberen om wat slaap in te halen?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Nou, gewoon, hier in bed. Dan kruipen we lekker tegen elkaar aan, net als vroeger.’

‘Daar ben ik toch te groot voor.’

‘Het voordeel van jouw leeftijd is dat je zo af en toe ook nog gewoon een klein meisje mag zijn, daar zou ik maar van profiteren als ik jou was. Maar je mag natuurlijk ook gewoon naar school.’

‘Dat is chantage, mama.’

‘Helemaal niet, gewoon een trucje dat ik mag gebruiken, omdat ik je moeder ben.’

Sanne trok haar kamerjas uit en kroop naast me onder de dekens. Ze rolde zich op en schurkte met haar rug tegen me aan. Ik legde mijn armen beschermend om haar heen en binnen een paar minuten sliep ze. Het duurde niet lang voordat ik haar voorbeeld volgde.