Wintervertelling (9)

Moe en voldaan, door de persoonlijke verhalen van Koos en Lijanne over hun avonturen met Simon en Christa, verloor Marlies het besef van tijd en bleef tot diep in de nacht doorlezen.

21 mei 1867

De zon is inmiddels onder en Simon en ik hebben gepraat. We zijn het niet met elkaar eens. Ik accepteer de discipline die onze relatie veel goeds brengt, maar dit is een privé aangelegenheid en ik heb er moeite mee wanneer dit in het openbaar gebeurd. Simon en Koos mogen dan er dan wel prat op gaan dat zij de heer des huizes zijn, maar ik heb mijn trots en maak er bezwaar tegen dat hij me straft waar anderen bij zijn.

Hij is het niet helemaal met me eens, maar heeft wel toegezegd dat hij me voortaan alleen maar toe zal spreken als we onder vier ogen zijn. Zijn voornaamste argument is dat het weinig uitmaakt, omdat we hier toch al geen privacy hebben en als ik een pak op mijn billen krijg, iedereen de klappen toch wel zal horen.

Ik heb hem gezegd dat er straks als we ons eigen stekje hebben en dat het dan niet moeilijk meer is om dergelijke zaken voor de ogen en oren van anderen verborgen te houden. Toen we vanavond het licht uitdeden heeft Simon voor het eerst een punt van mij geaccepteerd wat de huiselijke discipline betreft.

27 mei 1867

Lieve help, voor het eerst in mijn leven had ik het gevoel iemand te willen vermoorden! Godzijdank zijn we weer onderweg. Ze hadden ongelijk, het si niet gaan sneeuwen hoewel we wel een flinke storm hebben moeten doorstaan. Het heeft van dagen geduurd voor de gewonden hersteld waren en de schade gerepareerd. Roddelaars en pottenkijkers! Wat heb ik een hekel aan hen. Laura heeft inmiddels vijf bondgenoten gevonden onder de andere vrouwen. Zij maken ons het leven behoorlijk zuur. Ik heb het inmiddels tot kunst verheven om mijn mond te houden, maar ik ben bang dat Lijanne die kunst veel minder verstaat. Lukte het maar om Koos en eventueel Simon te laten hoe zijn hoe gemeen ze te werk gaan. Als hun echtgenoten maar eens hoorden wat ze allemaal zeggen. Alsjeblieft God, doe er wat aan.

We zijn de Nederlandse grens over getrokken en de karavaan is gesplitst. Twaalf gezinnen, inclusief de Huismannen zijn naar het noordoosten gegaan en de rest naar het noordwesten. Het is nog maar een paar maanden geleden dat we huis en haard verlaten hebben, maar het lijkt wel een eeuwigheid!

Lijanne heeft zich twee keer in zeg dagen de woede van Koos op haar hals gehaald vanwege haar gedrag jegens Laura cum suis, en ik heb maar ternauwernood de dans kunnen ontspringen.

Ik heb echter wel een pak op mijn blote billen gehad, want in ben vandaag jarig. Simon stopte niet toen de 20 bereikt waren, hij had iets anders in gedachte. Hij bleef doorslaan tot ik in de zevende hemel was, het was een kwestie van pure lust.

We hebben ons geëxcuseerd en zijn een lange wandeling gaan maken langs de beek, waar we aan het eind van de middag ons kamp opgeslagen hebben. Lijanne heeft gekookt en Simon en ik hebben een paar uurtjes vrijaf genomen. Lieve help! Is het zondig dat ik geniet van wat hij allemaal doet nadat hij mijn blote bips in brand gezet heeft? Na deze ervaring vind ik het krijgen van een pak op mijn billen om andere reden dan voor straf, pure lust.

30 mei 1867

Lijanne is vandaag 20 geworden. Maar ik blijf de oudste!

Ze zal vanavond een heerlijke avond alleen met Koos doorbrengen. Gelukkig heeft ze de afgelopen week geen last meer gehad van het edele vijftal. Zelf ben ik er lange tijd in geslaagd uit de problemen te blijven, maar vandaag was het weer raak, ik heb mijn mond weer aardig geroerd en ze verdenken mij ervan dat ik met het eten geknoeid heb.

Simon gelooft me niet. Ik kan er niets aan doen! Hij wil  me best geloven, maar mijn verleden spreekt niet in mijn voordeel, zegt hij.

Ik had niet eens genoeg peper om de klapstuk zo scherp te maken. Ja, ik heb inderdaad gekookt, maar hoe kan ik het gedaan hebben als we niet eens peper hadden? En mijn zoutpot zat nog helemaal vol. Hoe kan ik dan in vredesnaam zoveel zout over de aardappelen en uien hebben gedaan dat het niet meer te eten was? Ik doe nooit zout over de aardappelen. Ik vind zout eten helemaal niet lekker. Ja, ik heb de aardappelen opgezet, maar ik heb niet als enige bij het fornuis gestaan. Simon antwoordde dat ik vaker dergelijke streken uitgehaald heb en dat ik best in staat was om dit gedaan te hebben. Ik kan de peper en zout best van anderen geleend hebben.

Het is door mij eigen toedoen dat Simon niet op onderzoek uit wil gaan en anderen erin wil betrekken. Hij wil de andere mannen niet vragen uit te zoeken wie mij geholpen heeft. Ik snap best wel dat hij in deze omstandigheden mij in het openbaar niet buiten schot kan laten. Ik hen hem ook alleen maar gevraagd mij in het openbaar niet voor schut te zetten met preken en waarschuwingen.

Ik heb er nog even over nagedacht. Vanavond krijg ik een flink pak op mijn blote bips omdat ik met het eten geknoeid heb, Ik heb dat niet gedaan, maar slaag er niet in de verdenkingen te ontzenuwen. Ik ga een pak op mijn billen krijgen voor iets wat ik niet gedaan heb, omdat ik zoiets eerder gedaan heb en omdat ik mijn man gevraagd heb er geen anderen bij te betrekken.

***********

Marlies legde het boek op haar borst na en dacht na over hetgeen Christa geschreven had. Zou ze echt overwegen een straf te accepteren die ze helemaal niet verdiend had? Het was niet alleen verwarrend, maar het irriteerde haar ook. Simon zou zijn vrouw moeten vertrouwen, hij zou haar moeten geloven.

**********

31 mei 1867

Mijn billen voelen vandaag heerlijk warm aan. Ik kon Simon wel wat doen omdat hij me in de waan liet dat hij me zou straffen. Maar hij legde zijn vingers om mijn lippen toen ik uiteindelijk bereid was de straf te ondergaan. Toen zag ik in zijn ogen dat hij me helemaal niet wilde bestraffen.

‘Dank je wel liefste, dat je bereid was om je aan mijn oordeel over te geven. Ik geloof je, Ik weet dat je het niet gedaan hebt. Dank je wel voor het vertrouwen dat je in me had en vastgehouden hebt onze afspraak dat dit iets tussen ons is. Je gaat straks een pak op je billen krijgen, liefje, maar alleen jij en ik weten dat het niet voor straf is, maar voor het plezier van ons beiden’, fluisterde hij tegen me.

Vervolgens ging hij een paar soepele twijgen afsnijden om de nieuwsgierigen tevreden te stellen. Daarna hebben we het kamp verlaten. We hebben wel een half uur gelopen.

Het was een heerlijke avond. Zijn kussen waren teder, zijn handen zelfverzekerd en stevig. Toen we een geschikte plek gevonden hadden, kon ik niet wachten mijn billen voor zijn hand te ontbloten. Als iemand ons gevolgd zou zijn, dan zou hij getuige zijn van een langdurend pak op mijn bips vergezeld met geluiden die zouden doen denken aan een preek.

Ik barstte in lachen uit toen hij, terwijl zijn handen op mijn brandende billen bleef neerdalen, in mijn oor fluisterde, ‘Als je met de wijven aanpapt, krijg je zo’n pak slaag dat je een week niet kunt zitten’.

Simon liet zijn ene hand steeds harder op mijn bips neerdalen, terwijl de andere zich bezig hield met mijn geheime plekje. Mijn jammeren hield op en ik gaf me aan hem over. Deze keer niet door de pijn van de straf. Ik genoot met dezelfde intensiteit als wanneer hij bij me naar binnendringt als we liggen te vrijen.

Het pak slaag met de twijg was zwaar om in ontvangst te nemen, maar de gedachte aan wat zou volgen, leidde me af van de pijn. De tijd die nodig was om terug te lopen gaf me de gelegenheid om tot me door te laten dringen wat er gebeurd was, de diepste gevoelens die we met elkaar gedeeld hebben.

Onze behoeften zijn zo sterk dat de dreiging van een pak slag al genoeg is. Ik raakte helemaal opgewonden van het dreigement. En hij ook.

Toen we terug waren in onze wagen en ons klaar maakten om naar bed te gaan, streelde en kuste Simon mijn ‘gestrafte’ billen. Vervolgend likte hij aan het meest intieme plekje tussen mijn benen, tot mijn lichaam weer samentrok onder de genotvolle krampen.

Zijn lid werd groot en stijf, net als toen hij me op mijn billen gaf en ik streelde het toen we terugliepen naar het kamp om te zorgen dat hij stijf bleef. Ondanks dat ik al twee keer tot een hoogtepunt gekomen was, raakte ik in zwijm toen hij in me drong. Ons liefdesspel begon heel voorzichtig, maar toen zijn handen stevig mij zere billen begonnen te kneden, wilde mijn lichaam harder genomen worden. Hij bracht me wederom tot een hoogtepunt. Even later kwam hij ook zelf klaar.

Mijn Simon is de liefste man die bestaat. Ik ben een geluksvogel.

4 juni 1867

Koos is een held! Ik weet dat Simon en hij uitvoerig met elkaar gepraat hebben en ze waren het er over eens dat ze net tweelingbroers waren. Hij is de enige met wie Simon openlijk over ons geheim heeft, zoals Lijanne ook mijn enige vertrouwelinge is. Gisteren hoor Koos een aantal bendeleden van Laura zeggen dat ze gezien had dat ik moeite had met zitten na het incident met het eten. Hij heeft ze ondervraagd over de details die ze met elkaar bespraken en die ze nooit geweten konden hebben als ze er niet bij betrokken waren geweest. Natuurlijk vielen ze door de mand en Koos in naar hun echtgenoten gestapt om hen op de hoogte te stellen van zijn bevindingen.

Ik ben in het gelijk gesteld!

Simon gaf me een knipoog toen hij me liet weten dat me wat te wachten zou staan als ik zou lachen om het ongelukkige lot wat hen nu te wachten staat. Maar als ik vanavond een pak op mijn billen krijg en daarna bemind zal worden, zal ik met plezier denken doe zij hun verdiende loon krijgen.

**********

Marlies stopte het boek onder haar kussen, draaide de lamp uit, rolde op haar zij en deed het haar ogen dicht met het beeld van Christa en Simon op haar netvlies. De woorden van Christa schepten een heel ander beeld van de relatie tussen een man en een vrouw dan de voorstelling die Marlies daar tot nu toe van gemaakt had. De schaamteloze lust die uit de woorden van Christa uitging maakte een diep verlangen in Marlies wakker. Bepaalde van lichaamsdelen branden en haar handen zorgen onwillekeurig voor verzachting.

Uiteindelijk viel ze in een rusteloze slaap. Hoewel ze een heerlijke avond gehad had, en de beelden waarbij ze in slaap gevallen was plezierig waren, was de droom die ze had dat niet. De herinnering aan brute daden van een man die geen gezicht meer had, achtervolgde haar. Het schrille contrast tussen wat Christa beschreven had en wat ze zelf had ervaren zorgde ervoor dat haar kussen nat werd van de tranen.

Het was nog donker toen Marlies lag te draaien en te woelen. Ze probeerde wegwijs te worden in de wirwar aan gedachten en dromen.  ‘Dergelijke liefde is niet voor mij weggelegd!’

Christa streelde over haar wang. ‘Dat mag je niet denken!’

Marlies bevond zich weer in de buitenlucht, zittend is de zachte sneeuw die glinsterde in het licht van de maan. Christa zat weer naast haar, achter de grafsteen.

‘Laat die pijn toch los Marlies’, fluisterde Christa. Je zult veilig zijn als je hier blijft. Simon zal je nooit op zo’n manier pijn doen. Hij zal je van die pijn bevrijden als je hem de kans geeft.

‘Ik ben het niet waard!’ Marlies werd heen en weer geslingerd tussen haar dromen en Christa.

‘Dat ben je wel!’ Christa pakte Marlies bij haar schouders en schudde haar door elkaar. ‘Blijf hier en ik zal je laten zien hoe fatsoenlijke mannen omgaan met fatsoenlijke vrouwen die een laag zelfbeeld hebben’.

‘Maar je kent me helemaal niet!’ Marlies probeerde zich los te maken.

‘Jawel!’ Christa verstevigde haar greep. ‘Je weet dat het zo is’.

‘Simon is een beste vent. Hij verdiend dat niet ik onheil in zijn leven breng’.

‘Zo mag je niet denken Marlies’. De koude handen van Lijanne veegden haar tranen weg. ‘Niemand kan jou kwalijk nemen wat anderen je hebben aangedaan. Je hebt er niet om gevraagd, het waren de omstandigheden! Je zou je daar nooit opgehouden hebben als je niet door die harteloze man uit huis gezet zou zijn. Ze werden gedreven door je mooie verschijning. Je bent alles, wat zij nooit zullen hebben’.

‘Mijn schande zal over jullie komen…’, snikte Marlies.

‘Onzin! Er is niets om je voor te schamen! Je bent verkracht. Je hebt niets gedaan waar je je voor zou moeten schamen’. Lijanne trok Marlies dicht tegen zich aan. ‘Wanneer je op een goede dag met je geliefde naar bed gaat, dan zul je exclusief van hem zijn. Hij zal niet willen dat je er pijn aan ondervindt. Laat de afgelopen periode achter je, Marlies. Heb vertrouwen in de toekomst.

Marlies was nog lang niet uitgepraat met Lijanne, ze wilde nog heel veel vragen, maar ze liet zichzelf op haar rechterzij vallen en de eerste lichtstralen van de opkomende zon blies de wind haar sporen in de sneeuw uit en bevond ze zich op de ruwe matras op de zolder. Toen ze beneden hoorde giechelen, wist ze dat ze wakker was. De daarop volgende stilte duurde lang genoeg om weer in slaap te vallen.

************

Lijanne kon het niet helpen te giechelen toen Koos wakker werd en haar kietelde en op het moment dat ze zich losgemaakt had, veranderde hij van strategie en kuste haar.

‘Ik houd van je!’, fluisterde Koos in haar oor.

Lijanne was klaar voor hun gebruikelijke vrijpartij. Maar ze had niet gerekend op de manier waarop Koos daar invulling aan gaf. Hij sloeg haar maar zelden op haar bips als ze wakker werden. Deze ochtend waarschuwde hij haar dat ze zich aan haar belofte moest houden en niet mocht zorgen voor extra vertraging. Hij zette zijn woorden kracht bij met klappen op haar blote billen.

‘Ze kan het horen, Koos’, giechelde Lijanne.

‘Mooi zo, het zorgt dat je je plaats weet, jongedame!’, grinnikte Koos. Zijn hand bleef met klinkende kletsen op haar bips neerdalen. Lijanne reageerde door haar billen op te tillen en de klappen tegemoet te komen. Ze raakte opgewonden.

*********

Marlies horde het wel, maar ook weer niet. De geluiden werden opgenomen in haar droom. Toen ze wakker werd kon ze zich niets van haar dromen herinneren. Ze werd wakker met een ochtendhumeur. Iets ergerde haar.

Marlies stond op en klom de ladder af. Het huis was leeg.

‘Zijn jullie vertrokken zonder me wakker te maken?’, schold ze. ‘Lieve help! De dieren!’

Marlies trok haar jas en laarzen aan, negeerde de lichte drang te moeten plassen en holde naar de schuur. Ze verwachtte een kudde hongerige dieren aan te treffen en een koe die op knappen stond. In plaats daarvan trof ze haar gasten aan die haar werk deden en zonder dat ze wist waarom, irriteerde haar dat.

‘Wat zijn jullie aan het doen? Dat hoor ik te doen!’, riep ze. Ze zette haar handen in haar zij en haar houding drukte ergernis uit.

Koos keek naar de deuropening en glimlachte aanvankelijk nog om haar verwarde verschijning. Zijn goed humeur verdween echter als sneeuw voor de zon toen ze haar mond opendeed.

‘We helpen je een beetje lieverd’, antwoordde Lijanne. Haar hart sloeg een slag over toen ze naar Koos keek. Zijn blik beloofde niet veel goeds.

‘Ja we helpen een handje. We helpen een ondankbaar schepsel dat zich verslapen heeft’. Koos ging recht op staan en gooide de schep terug in de bak voer voor de varkens.

‘Dat is mijn werk’. Marlies wist heel goed dat ze buiten haar boekje ging, maar om reden die ze zelf niet begreep bleef ze een uitdagende houding aannemen.

‘Waarom doen wij het dan en lig jij nog lekker in bed?’ Koos deed een maar stappen in de richting van zijn gastvrouw.

‘Ik verslaap me nooit! Dat doe ik nooit en wat kan het schelen als ik dat wel een keer doe, ik ben er nu toch? Als jullie gewoon vertrokken waren dan waren de dieren nog steeds goed verzorgd geworden!’ Marlies antwoordde afgemeten op de geïrriteerde houding van Koos.

‘Dacht je dat wij zonder een woord te zeggen zouden vertrekken? Lijanne heeft je gister toch iets beloofd? Hecht je dan helemaal geen waarde aan wat je vrienden zeggen? Koos pakte marlies bij haar arm voordat ze er vandoor kon gaan.

‘Toen ik wakker werd waren jullie weg. Jullie hebben me niet wakker gemaakt, dus wat moest ik anders denken?

Wij waren maar vast aan het werk begonnen zodat jij wat langer kon blijven slapen omdat het door onze schuld nogal laat geworden is! Koos trok Marlies dicht tegen zich aan. ‘Waarom ging je er godsnaam vanuit dat we met stille trom vertrokken waren terwijl mijn vrouw me met moeite overgehaald heeft wat langer te blijven zodat ze jou nog kon leren pasteitjes te maken?’

‘Ik ken jullie helemaal niet’, loog Marlies. ‘Jullie zijn hier zonder uitnodiging binnen komen vallen, hoe kon ik weten dat jullie ook niet zonder aankondiging zouden vertrekken?’

‘Ik ga je het niet nog een keer vertellen. ‘Ik ge je nu voor eens en voor altijd duidelijk maken dat je nooit meer aan je vrienden hoeft te twijfelen. Zo wordt brutale meiden geleerd dat respect moeten hebben voor hun vrienden!’ Koos trok Marlies mee naar een van de hooibalen.

‘Liefje?!’, riep Lijanne bezorgd.

‘Ga jij alsjeblieft door met je werk’, zei Koos strenger tegen zin vrouw dan zijn bedoeling was. Maar Lijanne begreep het wel. Ook zij was verbijsterd over de manier waarop Marlies stond te brallen en niet in de gaten had dat ze de fout in ging.

De dufheid van Marlies verdween als sneeuw voor de zon zodra ze over de knie van Koos gelegd werd.

‘Nee!’, gilde ze.

‘Ja!’ antwoordde Koos en liet zijn hand hard neerkomen op de met een dun nachthemd bedekte bips van Marlies.

Lijanne deed haar best zich op het melken van Clara te concentreren. Ze probeerde telepathisch contact te krijgen met Marlies. Maar ze kon haar niet bereiken. Lijanne schudde haar hoofd. Marlies onderging de gevolgen van haar brutale gedrag. Lijanne dacht dat het misschien te verklaren zou zijn, maar ze kende Marlies onvoldoende om te weten waar haar onredelijke uitbarstingen vandaan kwamen. Maar deze keer reageerde Koos te snel voor Lijanne om tussen beide te komen.

Marlies en Koos losten hun probleem op, al gebeurde dat voor Marlies op een hardhandige manier. Ze gaf toe dat het fout was om te concluderen dat haar gasten er zonder iets te zeggen vandoor waren gegaan. Koos bleef volhouden dat ze eerst had moeten kijken voordat ze conclusie ging trekken dat haar vrienden hadden staan liegen.

Marlies was naar de schuur gekomen in de verwachting daar niets anders dan haar werk aan te treffen.

Koos bleef haar een minuut lang had op haar bips slaan, ook al leek dat voor Marlies, Lijanne en Clara veel langer. Toen Koos haar los liet, stond Marlies snel op en herhaalde haar verontschuldigingen die ze in eerste instantie onder dwang had aangeboden. De excuses werden geaccepteerd en gingen alsof er niets gebeurd was weer aan het werk. Hun goede humeur werkte al snel aanstekelijk op Marlies. Tegen de tijd dat de pasteitjes in de oven stonden en haar gasten afscheid genomen hadden, was er niets meer over van het slechte humeur waar Marlies mee opgestaan was.

Wintervertelling (8)

Koos zag dat Marlies met een paar zakken voer aan het slepen was in de schuur.

‘Dat heb je als je ouder wordt’, grinnikte hij.

‘Als je ouder wordt?’ Marlies probeerde niet te laten merken dat ze schrok ban de stam van Koos. ‘Praat je wel vaker met jezelf als je denkt dat niemand het kan horen?’, lachte hij ontwapenend?’

‘Ja de laatste tijd heel vaak’, lachte Marlies.

‘En dat deed je daarnet ook?’ Hij knipoogde.

Marlies dacht even na.‘Nee deze keer niet’, zei ze.

‘Mag ik vragen waarom je deze keer in jezelf stond te grommen?’ De vraag klonk vriendelijk en er ging geen enkele dreiging van uit.

‘U’, antwoordde Marlies naar waarheid. Je vrouw verdiende niet dat je haar onder handen nam zodat ik het kon horen’.

‘En al ik nu zeg dat dat iets is tussen ons?’, grinnikte Koos.

‘Als het iets tussen jullie was, waarom deed je het dan zo dat ik het kon horen?’, vroeg marlies stellig.

‘Heb ik je soms om toe te kijken, er iets over gezegd of jou om je mening gevraagd?’ vroeg Koos goed gehumeurd.

‘Nee, maar…’, begon Marlies. Ze raakte opnieuw geïrriteerd door haar medelijden met Lijanne.

‘Niks te maren’, onderbrak Koos haar. ‘Lijanne weet waarom. Zij moet weten of ze het jou verteld. Het zou van goed fatsoen getuigen als je discreet omgaat met hetgeen je gehoord hebt. Geen woord, tot er om je mening gevraagd wordt’.

‘En wat als ik nu niets op heb met mannen die vrouwen slaan’. Marlies was niet van plan haar het zwijgen op te laten leggen.

‘Vrouwen slaan is zwaar uitgedrukt voor een pak billenkoek, snotneus. Bedenk dat goed. Mijn Lijanne weet precies waar ze aan toe is wat dat aangaat. Daar hebben de afgelopen dertien jaar wel voor gezorgd – ze weet precies wat er gebeurd als ze bepaald gedrag laat zien. Ze weet heel goed wat het verschil is tussen een grote mond en een menig die op prijs gesteld wordt. Daar kan Simon je nog wel over bijbrengen heb ik het idee’. Koos barstte in lachen uit.

‘Meneer Mulder, om te beginnen ben ik geen snotneus. De stem van Marlies klonk meerzoet. ‘En zoals u zelf al opmerkte, wat jullie achter gesloten deuren doen, is inderdaad mijn zaak niet. En ik vraag dezelfde instelling als het op mijn zaken en die van Simon betreft. Ik zal dezelfde houding ten opzichte van jullie betrachten. Zodra het voorjaar aanbreekt, ben ik vertrokken en het kan me niet schelen hoe jullie daarover willen roddelen’.

Koos deed zijn best zijn lachen in te houden.

‘Ik denk dat hij je hier houdt’. Koos sneed een stuk van het vlees af.

‘Me hier houdt?’ Marlies vroeg zich af wat de man bedoelde.

‘Wacht maar af. Je bent een schitterende partij voor Simon. Als je wat in gewicht weet te winnen, ben je Christa’s tweelingzuster, met een eigen karakter natuurlijk. Je bent geen muurbloempje, dat moet ik je nageven; het zal een interessante tijd voor jullie beide je worden’.

‘Ik ben hier niet om de partner van Simon te worden, mompelde Marlies. Nadat ze varkens gevoerd had, keek ze of er eieren lagen.

‘Hoe ben je hier eigenlijk terecht gekomen’. De vraag van Koos klonk oprecht. ‘Hij ie niet het type naar om een contactadvertentie te plaatsen’.

‘Een contactadvertentie?’, brieste Marlies. ‘Nee! Zo zit het helemaal niet!’

‘Dat dacht ik ook niet wijsneus. Maar ik weet ook niet hoe het wel zit’, grinnikte Koos.

‘Daar heb ik het ook liever niet over als u het niet erg vindt. Ik heb Simon het hele verhaal verteld en dat was moeilijk genoeg. Ik ben hier terecht gekomen toen ik onderweg was naar Rotterdam. Ik heb me verstopt en eten gestolen omdat ik bang was. Simon heeft me gevonden en hij weet nu alles, en hij heeft me laten blijven om hem een beetje te helpen’. Marlies probeerde een aantal vragen voor te zijn.

‘Dat had je al gezegd. Maar Simon is er niet, dus ik weet niet of dat allemaal wel waar is. Ik moet je op je blauwe ogen geloven’, antwoordde Koos.

‘Het is echt waar!’ Het huilen stond Marlies nader dan het lachen.

‘Ben je van huis weggelopen?’, drong Koos aan.

‘Nee!’, snauwde Marlies toen Koos aan begon te houden. ‘Ik ben van huis weggegaan omdat ik na de dood van mijn moeder voor de keus geteld werd, het bed met mijn stiefvader delen of ophoepelen’.

‘Ben je op de vlucht voor de politie?’ Koos deed net of haar ontboezeming hem niets deed.

‘Misschien wel, misschien niet, dat is iets tussen Simon en mij. Hij weet er alles van, dus bemoei je er niet mee’, siste Marlies, geïrriteerd door de vasthoudendheid van Koos. Ze liep verder de schuur in zodat een verder gesprek niet mogelijk was.

Koos liet haar gaan. Hij was onder de indruk van haar oprechtheid en haar pittige karakter. Hij kon aan de blik in haar ogen zien en aan haar geringe terughoudendheid merken dat ze kwetsbaar, grappig, sterk, moedig en eerlijk was. Hij hoopte vurig dat zijn vriend de komst van dit meisje als een godsgeschenk zou zien. ‘Hij heeft je Christa gegeven en je hebt jarenlang niets anders nodig gehad. En kijk wat hij je nu in de schoot geworpen heeft. Ze is echt perfect. Je bent gek als je haar laat lopen’.

Koos mocht Marlies wel, maar dat hield hij nog even voor zich tot hij wist hoe zijn vriend daar tegen aan keek.

Marlies had alle klussen in de schuur al afgewerkt en het was nog maar halverwege de middag. Clara hoefde nog lang niet gemolken te worden. Marlies herinnerde zich dat Simon de kieren in de verste zijde van de schuur nog wilde dicht smeren, dus maakte ze daar een begin mee om een verder verhoor te voorkomen. Ze werkte bijna een uur hard door. Ze was erin geslaagd om twee kruiwagens klei los te bikken, voordat de beste vriend van haar gastheer haar kwam storen.

~~~~~~~~~~~~~~~ooooooOOOOOOOooooooo~~~~~~~~~~~~~~~~~

‘Lijanne heft hulp nodig in de keuken. Ik maak dit wel even af’. Koos nam de kruiwagen uit haar handen toen ze voor de derde keer naar de beek wilde gaan.

‘Maar ik moet nog een stuk doen!’, protesteerde ze.

‘Ja, dat zie ik. En ik heb in mijn leven heel wat meer schuren waterdicht gemaakt dan jij, snotneus’. Koos zette de kruiwagen in beweging.

‘Daar ben ik mee bezig!’, riep Marlies hooghartig.

‘Misschien wel, maar ik heb zo mijn twijfels of Simon het wel op prijs stelt dat je zijn vrienden tegenspreekt. En als hij hoort dat je de kans hebt laten lopen je vaardigheden in de keuken uit te breiden, dan denk ik dat je niet kunt zitten tot het voorjaar aangebroken is’. Koos deed niet eens zijn best zijn geamuseerde toon achterwege te laten.

Marlies smeet de schop in de kruiwagen en pakte het vlees van Koos aan. ‘Doe jij het dan maar als je dat zo graag wilt’. Ze trok een gezicht. ‘Maar doe het wel goed, want ik heb geen zin het straks allemaal over te moeten doen’.

‘Jij kleine snotneus! Je vraagt er gewoon om door zo’n toon tegen me aan te slaan. Er is helemaal geen reden om dat te doen’. Het humeur van Koos verslechterde.

‘Geen reden? Wie zit wie hier nu op te fokken? Wie heeft zijn neus onuitgenodigd in zaken gestoken die hem niets aan gaan?’, snauwde Marlies. ‘Wie komt hier onaangekondigd de rust verstoren? En noem me geen snotneus!’

‘Prachtig! Je hebt me alles verteld over de gang van zaken hier, je draagt me op mijn werk aan jou over te laten om kookles van je vrouw te krijgen. Ik zal het doen. Ik hoop dat je er gelukkig mee ben, maar als Simon mij een pak op mijn bips wil geven omdat ik het niet goed gedaan heb, dan stel ik voor dat jij je broek laat zakken’. Marlies beende weg zonder zijn antwoord af te wachten. Ze wist dat ze haar boekje te buiten gegaan was en hoopte dat Simon nog een paar dagen weg zou blijven zodat ze de kans had de irritatie bij zijn vriend weg te nemen.

~~~~~~~~~~~~ooooooooooOOOOOOOOOOOOoooooooooo~~~~~~~~~~~~~~~

‘Hoi’, zei Marlies toen ze het huis binnen kwam.

‘Hoi!’, antwoordde Lijanne, wat ben je vroeg?’

‘Hij heeft me gestuurd’. Marlies maakte met een hoofdbeweging duidelijk dat ze het over Koos had. ‘Hij zegt dat wat van je kan leren’.

‘Over het favoriete kostje van Simon?’, lachte Lijanne. ‘Dat is zo gemakkelijk dat ik het je ook wel kan vertellen. Wat denkt hij wel?’

‘Volgens mij ken je hem beter dan ik, dus zeg jij het maar’, gromde Marlies.

‘Het is een man. Dat is het enige excuus dat ik kan bedenken’, zei Lijanne vriendelijk. ‘Maar hij heeft wel een goed karakter’.

‘Dat moet ik dan maar aannemen’, zuchtte Marlies.

‘We hebben een hele middag en avond voor de boeg, laten we er voor zorgen dat Koos niet bederft’, glimlachte Lijanne en gaf Marlies een knuffel. ‘Het komt niet zo vaak voor dat ik gezelschap heb van een andere vrouw.

‘Wonen Koos en jij ook zo geïsoleerd?’, vroeg Marlies.

‘Nee, Koos heeft een groot bedrijf gebouwd zoals Simon dat ook van plan was. Er werken veel mannen, hoewel sommigen getrouwd zijn. De meeste getrouwde mannen wonen bij het bedrijf. Ze werken op het land en zorgen voor de dieren terwijl de vrouwen de kinderen opvoeden en af en toe een handje helpen. Ik zie ze maar een paar keer per jaar.

‘Klinkt eenzaam’, fluisterde Marlies.

‘Het is niet zo erg hoor, ik heb Koos, mijn paarden en andere bezigheden’, lachte Lijanne.

‘Mijn moeder kon ook heel veel. Jammer dat er geen geweest is om mij ze te leren’, zei Marlies.

‘Wat voor soort dingen? Marlies pakte het vlees en legde het in een klein laagje water in een grote pan.

Marlies ging aan de zijkant van het fornuis staan zodat ze alles kon zien. ‘Ze kon goed met naald en draad overweg en kon goed tekenen’. Ze was heel goed met haar handen. Jammer genoeg heb ik niets van haar talent geërfd’.

‘Heeft ze geprobeerd het je te leren? Heb je het zelf wel eens geprobeerd?’, vroeg Lijanne.

‘Nee’, moest Marlies toegeven, de gemiste kans deed pijn. En ze kon niet verhinderen dat die pijn in haar stem doorklonk.

‘Dan weet je ook niet of haar talenten wel of niet geërfd hebt. Ik kan je leren naaien en van die vrouwelijke dingetjes. En als je paarden wilt leren verzorgen, kan ik je dat ook leren. En ik denk dat wanneer je echt wilt, dan kun je ook vast leren tekenen’. Lijanne legde een hand op haar schouder.

‘Ik zou blij zijn wanneer ik mijn lesbevoegdheid gehaald heb, dan kan ik mezelf onderhouden als ik deze winter overleefd heb’.

‘Overleefd?’, lachte Lijanne. ‘Nou ja, ziekte en onheil daar gelaten zal Simon daar wel voor zorgen. Je mag echt van geluk spreken dat je hem tegen het lijf gelopen bent, wist je dat?’

‘Ik weet het’, bloosde Marlies.

‘Verder vind ik dat hij ook een geluksvogel is’.

‘Waarom?’ Marlies hield haar hoofd een beetje scheef omdat ze haar niet begreep’.

‘Hij is al heel lang alleen. En jij past goed bij hem’.

‘Waarom pas ik bij hem?’

‘Je hebt pit. Je kunt zorgen dat hij weer kan lachen’. De lach van Lijanne was doordrenkt met iets wat Marlies intrigeerde. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je het niet ziet omdat hij waarschijnlijk heel streng voor je is, Simon kennende. Maar je zult zien, als je hart voor hem opent. Je past bij hem. Ik weet het gewoon en als Christa iets kon zeggen dan zou ze zeggen dat ik gelijk heb’.

‘Dat heeft ze al gezegd’, zei Marlies zacht voor ze het in de gaten had.

‘Echt waar?’, fluisterde Lijanne.

‘In mijn dromen’, ging Marlies verder. ‘Dan praat ik met haar. Ze heeft me gevraagd het kerstcadeau voor Simon te zijn’.

‘Oh Marlies!’ Lijanne omhelsde haar. ‘Alsjeblieft? Doe het alsjeblieft’.

‘Ik denk niet dat hij de juiste voor me is’, hield Marlies af. ‘Ik ben hier terecht gekomen terwijl ik op de vlucht ben. Ik ben een dief! Ik wilde er met zijn paard vandoor gaan’.

‘Onzin!’ Lijanne legde haar handen op de schouders van Marlies en schudde haar door elkaar. ‘De voorzienigheid heft je hier gebracht. Ik ben er heilig van overtuigd dat hetgeen je gedaan hebt voordat je hier terecht kwam, was om te overleven. En God zegene de vrouw die heeft meegemaakt wat jij meegemaakt hebt, door een man Simon op hun pas te sturen’.

‘Je weet er niets van’. Marlies probeerde weg te lopen.

‘Ik hoef het ook niet te weten. Het kan me niet schelen’. Lijanne hield Marlies stevig beet. Ik maak je hier en nu mee. Je kunt niet voor jezelf vluchten Marlies. Je bent slim, grappig en aardig. Laat je niet door pech achtervolgen en laat je er niet door beheersen.

‘Het water kookt’. Marlies voelde zich ongemakkelijk en probeerde de aandacht van Lijanne weer op het eten te richten.

Lijanne lachte en concentreerde zich met haar nieuwe vriendin op de alledaagse dingen.

‘Mooi!’, lachte ze. Nu zorgen we dat het vlees zijn sappen loslaat. Nu doen we er wat water bij en wanneer we bloed uit het vlees kunnen drukken, draaien we het een keer om. Koos houdt ervan als zijn bief rood is van binnen en Simon houdt daar nog veel meer van. Vandaag maken we het voor Simon.

Een paar minuten nadat het vlees omgedraaid was, drukte Lijanne een keer stevig op het stuk vlees zodat er bloed tevoorschijn kwam. Nadat ze dat gedaan had, haalde ze het vlees uit de pan en legde het in een braadslee.

‘Als het een poosje in de oven staat, komt er nog meer bloed uit waardoor de smaak nog beter wordt. Maar laten we nu nog wat water in de pan doen dan laat ik je zien hoe Simon het het liefst heeft.

Lijanne goot twee kopjes water in de pan. Ze roerde en schraapte over de bodem van de pan en bracht het water aan de kook. Daarna haalde ze pan van het vuur. Ze deed de helft van de bruine vloeistof in een kom die ze op het vuur zette om weer op te warmen.

‘Nu komt het moeilijkste deel’. Lijanne raadde Marlies aan om goed te kijken wat ze deed.

Ze goot een half kopje room bij de jus en klopte het eiwit van twee eieren in een andere kom tot het stijf werd. Ze deed twee scheppen bloem in het mengsel van de jus met de room en roerde tot het glad was. Vervolgens deed ze iets van de warme massa bij het eiwit en begon verwoed te kloppen.

‘De eieren en de bloem zorgen voor de binding, maar dat mislukt als het ei begint te stollen door de hitte voordat je deze goed gemengd hebt. Dan worden het een en al klonten’, legde Lijanne de logica achter haar handelingen uit. ‘De truc is dat je de hete substantie beetje bij beetje bij de eieren doet en het eerst goed roert voor je het volgende beetje erbij doet.

‘Mijn moeder gebruikte geen eieren. Ze deed er aardappelmeel in om het te binden’, zei marlies terwijl ze geïnteresseerd toekeek.

‘Simon en Koos zijn verwend’, knikte Lijanne. ‘Op een dag zal ik je over Laura vertellen. Ze was een monster, maar ze kon heel goed koken. Alle mannen bewonderden haar daarom. Sommigen van ons hebben les van haar gehad, ook al vonden ze dat helemaal niets. Maar ik moet ruiterlijk toegeven dat ze heel wat in haar mars had. Ik heb sommige dingen goed onthouden’.

Marlies moest erom lachen. Geen wonder dat de wandaden van Christa en Lijanne zich richtten op de kookkunsten van Laura.

‘Waarom gebruik je de recepten van een vrouw waar je zo’n hekel aan hebt. Lijanne?’ Marlies probeerde niet te verraden wat ze allemaal wist en de informatieve die Lijanne zelf gegeven had te verpakken in haar vraag.

‘Omdat zelfs een helleveeg wel eens gelijk heeft’, gromde Lijanne. ‘Wel grappig’, ging ze verder, ‘Wat goed is, is goed. Het is vreemd dat slechte herinneringen soms samengaan met hele goede. Laura is niet eens zo’n slechte herinnering, maar wel een flinke uitdaging’. Lijanne moest hard lachen. ‘Ze was een uitdaging die we hebben weten te overleven!’

Marlies besloot om het daar bij te laten. Ze moest eerst meer van de dagboeken van Christa lezen om haar eigen gedachten te bepalen over hetgeen Lijanne net zei, en ze was bang dat ze zichzelf zou verraden, omdat ze meer van Laura wist, dan ze zou kunnen weten.

~~~~~~~~~~~~~~~oooooOOOOOOOooooo~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Koos kwam precies binnen op het moment dat het eten op tafel stond.

‘ZO, de schuur is winterklaar’, zei hij.

‘Mooi’, zeiden Marlies en Lijanne in koor.

‘Ik hoop dat Simon er tevreden over is’, voegde Marlies eraan toe met een mengeling van bezorgdheid en cynisme.

‘Ik denk dat hij versteld zal staan’, grinnikte Koos. ‘Ik heb zelfs nog wat plekken die aan de westzijde overgeslagen waren gedaan toen ik aan de oostzijde klaar was.

Marlies bloosde.

Lijanne lachte. ‘Jullie lijken wel een komisch duo!’ Ze gaf haar nieuwe vriendin en echtgenoot een knipoog. ‘Ga zitten, we kunnen eten’.

Zo gezegd, zo gedaan.

‘Jammer dat Simon er niet is’, mijmerde Simon terwijl hij van zijn bief met gebakken aardappelen smulde.

‘Volgens mij heeft hij een eekhoorn of een konijn aan het spit. En het vet drupt momenteel in de baard die hij nu ongetwijfeld heeft daar in de wildernis. Ik ben blij dat ik men momenteel niet kan ruiken!’, lachte Lijanne.

‘Het is de man die hard werkt voor zijn onderhoud van harte gegund’, zie Koos waarschuwend tegen zijn vrouw. ‘En ik gun hem dat pleziertje van harte!’

Lijanne deed haar ogen dicht voordat ze het woord nam. ‘Je hebt gelijk, Koos. Het was niet aardig van me om dat te zeggen’.

Marlies voelde de spanning. Voordat ze het wist had ze het woord genomen.

‘Als God het wil, zit Simon nu lekker te eten en wanneer hij terugkomt, zal ik proberen hem een zelfde maal voor te zetten als dit. En mocht er iets in zijn baard terecht komen dan moet hij zich wassen.

Koos en Lijanne moesten daar hartelijk om lachen. Marlies was een heerlijke flapuit. Simon zou er zijn handen vol aan hebben. En Lijanne, die wist van de ontboezeming van Marlies dat Christa in haar droom verschenen was, had er alle vertrouwen in dat het niet bij die ene keer zou blijven. Haar overleden vriendin was ook dikwijls in haar dromen opgedoken. En ze had vaak gebeden dat Simon het levensgeluk terug zou vinden.

‘Het is vast Gods wil’, glimlachte ze. Vervolgens veranderde het gespreksonderwerp.

‘Koos wil morgen al weer vroeg naar huis, zal ik je van voor dat we weggaan leren hoe je pasteitjes maakt?’, vroeg Lijanne aan Marlies.

‘Oh ja, graag!’, liet Marlies Koos en haar nieuwe vriendin weten. Ik weet al hoe je beignets moet maken, maar van parteitjes weet ik niets. Ik zou graag leren hoe je pasteitjes moet maken zoals we die laatst van jou gekregen hebben’.

Koos gromde. Hij dacht een vertragingstactiek te herkennen. Maar dat zag hij deze keer niet goed. Het was een oprecht aanbod van Lijanne en Marlies accepteerde het maar wat graag.

‘Jullie hoeven niet zo onder een hoedje te spelen’, gaf Koos uiting aan zijn achterdocht.

‘Alstublieft meneer’, ging Marlies tegen hem in. ‘Ik weet hoe je beignets maakt en koekjes moet bakken, maar ik heb nog nooit brood of taart gebakken of pasteitjes gemaakt’.

‘Lieve Koos’, Lijanne boog zich naar haar echtegenoot.  ‘We maken het deeg, rollen het vervolgens, mengen er olie door, maken er drie of vier laagjes van, doen de vullign erin en vouwen het dicht’.

‘Dat is alles?’, vroeg Koos die geen enkele poging deed zijn scepsis te verbergen.

‘Misschien dat ik Marlies ook nog wel wat dingen over Simon vertel, maar als we zo laat vertrekken dat we na zonsondergang thuis komen, dan zal ik gehoorzaam mijn billen aanbieden voor de paddel. Goed?’, bood Lijanne aan.

Koos grinnikte. ‘Volgens mij solliciteren jullie beide naar een pak op je billen. Maar ik ga akkoord’. Toen richtte hij zich tot Marlies. ‘Belofte maakt schuld. Houd dat in je achterhoofd, wil je?’

Marlies bloosde en knikte. De sterke persoonlijkheid van Koos was aantrekkelijk, misschien nog wel meer dan die van Simon omdat hij tenminste naar haar luisterde. Op dit moment was ze blij met de wending die haar leven gekregen had.

Na het eten vroeg Marlies haar gasten om lekker te blijven zitten en haar de boel op te laten ruimen. Maar Lijanne wilde daar niets van weten. Zij en Koos gingen de afwas doen, terwijl Marlies de dieren verzorgde en hout voor de kachel ging halen.

Clara werkte goed mee, en er lagen acht eieren in het nest. Ze ging op haar knieën zitten nadat ze het voer voor het varken had neer gestrooid. In plaats van dat ze hier zoals anders gulzig op stortte, bleef ze liggen en keek er alleen maar naar. Marlies zag onmiddellijk waarom. Twaalf kleine roze beestjes verdrongen elkaar bij de buik van het varken.

‘Lieve help!’, fluisterde Marlies vol ontzag terwijl ze het hok binnenstapte. ‘Je hebt een heel gezin’. Ze pakte een van de biggetjes op, hield het negen haar borst en snoof haar geur op. ‘Je ruikt als een puppy!’ Marlies knuffelde het kleine, gespierde propje. Het biggetje rook naar moedermelk. Geëmotioneerd zette ze het biggetje weer bij haar moeder. Het zou niet alleen gaan groeien, maar op een dag zou ze zelf gegeten worden. Misschien zou ze het ook wel overleven en een fokzeug worden, maar dat was niet waarschijnlijk bij zo’n kleine hobbyboer. De meeste dieren werden gefokt om uiteindelijk geslacht te worden.

Marlies kon zich bijna niet voorstellen dat Simon niet wist dat het varken zwanger was en ze verbaasde zich erover dat hij haar niet gezegd had dat ze ieder moment zou kunnen bevallen. Wat als er complicaties zouden optreden? Hoe kon hij dat onvermeld laten en er zelf een paar dagen op uit trekken?

‘Waarschijnlijk is Koos het roerend met me eens’, zei Marlies hardop. ‘Je had het me op zijn minst moeten zeggen, stuk onbenul’.

Toen het werk gedaan was en er meer dan genoeg hout aangesleept was, stapte Marlies het huis in. Ze schopte haar laarzen uit en stapte de kamer in. Koos zat in de schommelstoel te dommelen en Lijanne zat bij de haard en was bezig de kleren die zij van Simon gekregen had aan het innemen.

‘Sssstt’, waarschuwde Lijanne en wees naar haar slapende echtgenoot. Haar ogen glommen van plezier.

‘Het varken heeft een nest gekregen. Er zijn twaalf biggetjes geboren sinds Koos in de schuur was!’, fluisterde Marlies. ‘Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt en ze ruiken naar puppy’s! Wat ben jij aan het doen?’

‘Sssstt! Ik ben een paar van je jurken aan het innemen. Ik vind pasgeboren dieren ook altijd heel lekker ruiken. Het is verbazingwekkend wat jonkies met ons doen. Ik heb nog nooit een puppy geroken, maar ik geloof je graag’, fluisterde Lijanne.

‘Dat komt door de eerste melk’, klonk de luide stem van Koos. Ieder zoogdier ruikt in het begin het zelfde, tot de geur na een paar weken verdwijnt. Het ruikt wel een beetje naar koffie’.

‘Ja! Dat klopt’, zei Marlies verbaasd. ‘Milder, maar het zonder twijfel de geur van koffie’.

‘Dus, ik denk dat het een teken is dat een van jullie eens in beweging moet komen om koffie te zetten’. Koos rekte zich uit.

‘Maar het is bijna tijd om naar bed te gaan’, protesteerde Lijanne.

‘Het wordt morgen pas aan het eind van de ochtend, dankzij je afspraak met deze troela. En ik heb de afgelopen twee uur uitgerust. Ik heb wel zin in koffie’.

Marlies gooide de oude koffie in de emmer en ging nieuwe zetten. Terwijl ze dat deed zag ze dat de koffievoorraad wel eens ontoereikend kon zijn om de hele winter door te komen. Er stond nog wel een zak in de kelder, maar dat zou niet voldoende zijn om aan de behoefte te voldoen.

‘Als je beloofd binnenkort terug te komen met een grote zak koffie dan zal ik nu voor je zetten’, zei Marlies.

‘Ik heb hem meer vlees gebracht dan hij opkwam en kippen gegeven die hij helemaal niet nodig heeft, dus waarom zou ik ook nog koffie meenemen?”, antwoordde Koos verbaasd.

‘Omdat er niet veel koffie meer is en jij meer vraagt dan het dagelijkse rantsoen. En als ik een volle pot zet, drink je er maar een bakje van. De rest kan ik weggooien omdat hij te oud geworden is’, zei Marlies kalm.

‘Goed!’, zei Koos geërgerd. ‘Ik breng voor het eind van de winter koffie. Beloofd!’.

‘Ik weet niet of ik u wel kan vertrouwen, meneer Mulder’, grinnikte Marlies. Ook Lijanne barstte in lachen uit.

Koos stond op, pakte de beide vrouwen bij een arm en gaf hen beide vier klinkende kletsen op hun billen.

‘Koos!”, protesteerde Lijanne.

‘Hee?!”, het protest van Marlies klonk wat onzekerder.

‘Gedraag jullie!’, beëindigde Koos de discussie, maar sneed meteen een ander onderwerp aan. ‘Denk maar aan de streken die je samen met Christa uitgehaald hebt. Waarom vertel Marlies maar eens’.

Marlies voelde haar hart sneller kloppen. ‘Ja, vertel! Alsjeblieft?’

Dankzij Koos werd het helemaal niet de saaie avond die Marlies verwacht had. In plaats dat zij gedwongen werd de geheimen die ze over Simon en Christa wist prijs te geven, spraken haar gasten over hen en haalden leuke herinneringen op. Op deze manier hoefde ze de dagboeken van Christa ook helemaal niet te lezen.

Het was veel leuker om hen in het echt te leren kennen dan over ze te lezen. Lijanne bleek al even onstuimig en brutaal als Christa en Koos leek nog menselijker als Simon. Simon geloofde in huiselijke discipline net als Koos. Toch leek Koos meer voor rede vatbaar te zijn.

Nadat Lijanne en Koos naar bed waren gegaan, stak Marlies de lamp aan om nog wat in het dagboek van Christa te kunnen lezen. Het leek of de woorden meer betekenis hadden gekregen. Koos en Simon waren niet langer ‘gelijkgestemde’ mannen, hun unieke persoonlijkheid kwam tot leven en Lijanne werd meer dan alleen een meeloper met de streken van de baldadige Christa. Marlies verbaasde zich over deze ontdekking. Het bracht haar tot het inzicht dat Christa heel beschermend en discreet was ten aanzien van Lijanne. Zelfs in haar dagboek.

21 mei 1867

Oh! Het is niet zo lang geleden dat ik het idee had een geliefde vrouw te zijn. Maar dan de manier waarop hij mij tot de orde geroepen heeft; de manier waarop Koos Lijanne gewaarschuwd heeft! Ten overstaan van iedereen! Dat had hij niet mogen doen! En dat geldt ook voor Koos! Lijanne is net zo boos al ik. We kunnen er morgen de hele dag over na denken, want aan het weer te zien reizen we morgen niet verder.

Er staat een harde zuidenwind. En ook al is het niet koud, ze waarschuwen dat er slecht weer vanuit het noorden aankomt. De ouderen zeggen dat er sneeuw op komst is. Ze zullen vast wel gelijk hebben. Ze hebben vaan gelijk.

Laat ons alsjeblieft niet te lang op deze plaats blijven, God…

Wintervertelling (7)

Marlies ruimde snel de boel in de schuur op en liep naar buiten om daar een man aan te treffen die geïrriteerd naast een wagen stond. Een vrouw, goed ingepakt in een deken, zat met haar armen over elkaar op de bok.

‘Lijanne, pas op, jongedame, drijf me niet tot het uiterste. Je hebt de hele tijd lopen zeuren om hier naar toe te komen. Nu zijn we er. Het is niet aardig naar Simon om nu chagrijinig te zijn.

Lijanne luisterde helemaal niet naar haar man.

‘Hallo?’, Koos ergerde zich aan de zangerige stem van Lijanne. Hij keek in de richting van degene waar ze naar keek.

Marlies stond met open mond in de deuropening van de schuur. ‘Zou dit soms de Lijanne van Christa zijn?’, vroeg ze zich verbaasd af.

‘Simon heeft niet gezegd dat hier nog iemand woont, of wel?’, vroeg Koos aan zijn vrouw terwijl hij om de wagen heen liep om zich aan Marlies voor te stellen. ‘Koos Mulder, en dit is mijn vrouw Lijanne’. Koos probeerde niet zijn nieuwsgierigheid te verbergen toen hij zich aan Marlies voorstelde.

Marlies schudde de uitgestoken hand, maar zei niets. Ze keek van de een naar de ander en toen ze in de gaten kreeg dat beiden haar aan stonden te staren, trok ze instinctief haar jas strak om zich heen.

‘Het is een iel meisje Koos’. Lijanne sprong van de bok en stak haar hand uit. ‘Ik ben Lijanne, we zijn vrienden van Simon’.

‘Ik weet het’, fluisterde Marlies.

‘Weet je dat? Heeft Simon je over ons verteld?’

Marlies haalde haar schouders op en realiseerde zich dat ze de fout in gegaan was. Simon had niets over zijn vrienden gezegd, maar ze moeilijk zeggen dat ze hen kende uit de dagboeken van Christa. Ze kon maar beter haar mond houden en hopen dat het gespreksonderwerp zou veranderen.

‘Heeft Simon je hier alleen achter gelaten toen hij ons laatst is komen opzoeken?’ Koos schudde zijn hoofd van verbazing over zijn vriend. ‘Waar is die oude boef?’

‘Hij is strikken aan het zetten’, beantwoordde Marlies de tweede vraag naar waarheid, terwijl ze de eerste negeerde.

‘Hij heeft je dus al weer alleen gelaten?’ Lijanne klonk bezorgd.

‘Nee’, probeerde Marlies hen te corrigeren. ‘Het is prima! De dieren, zijn werk, hij helpt me omdat…’

‘Hij helpt een vrouw door haar hier moederziel alleen achter te laten?’ Lijanne omhelsde Marlies.

‘Ik kan anders heel goed voor mezelf zorgen’, protesteerde Marlies.

Koos lachte. ‘Waarom gaan jullie niet naar binnen, dan zet ik paard en wagen weg. Vervolgens moeten we de gast van Simon maar eens beter leren kennen’.

Marlies liet zichzelf door Lijanne, die een aangename verschijning was, meenemen naar het huis. De Lijanne die zij in de dagboeken had leren kennen had zo verlegen en terughoudend geleken.

‘Hoe heet je?’, vroeg Lijanne toen ze de trap voor het huis bereikten.

‘Marlies’.

‘Marlies? Wat een leuke naam. Marlies hoe nog meer? Hoe heeft Simon je leren kennen?

Marlies stapte naar voren en deed de deur open, in de hoop die vragen te ontwijken. Een paar minuten geleden had ze zich nog verheugd op een lange rustige dag waarin ze zou kunnen lezen en nu waren deze plannen in een klap verstoord. Even overwoog ze de bezoekers te vragen weg te gaan tot Simon terug zou zijn.

‘Simon is er niet en ik woon hier niet. Misschien is het beter als jullie terugkomen als Simon er weer is?’

‘Wat een onzin!”, lachte Lijanne. ‘Daar zou Simon niets van willen weten. Bovendien hebben we een lange reis achter de rug en is Koos knap chagrijnig. Als hij geen eten krijgt en uit kan rusten, is dat slecht voor mijn welzijn.

‘Vanwaar dit bezoek?’ Nu was de beurt aan Marlies om een vraag te stellen.

‘Dat was mijn idee’, lachte Lijanne. Simon zag er zo eenzaam uit tijdens kerstavond, dat zodra het weer beter was, heb ik Koos opgepord om hier naar toe te gaan’.

‘Is hij naar jullie gegaan. Hebben jullie hem die kippen en dat lekkers gegeven?’ Marlies knikte nu een van de onbeantwoorde vragen nu beantwoord was.

‘Ja, dat klopt!’, lachte Lijanne. Haar gezichtsuitdrukking veranderde toen ze achter Marlies aan het warme huis binnenstapte en haar sjaal afdeed. ‘En wanneer ik die grote boerenl… nou ja, als ik die Simon de volgende keer zie, heeft hij heel wat uit te leggen. Ik kan niet begrijpen dat hij bij ons op bezoek komt en jou niet meeneemt!’

Marlies trok een gezicht. Ze had geen zin om de deur open te zetten naar meer vragen, dus besloot ze niets te zeggen om het misverstand bij de oudere vrouw weg te nemen.

‘Ga zitten’, probeerde Marlies gastvrij te zijn.

‘Ja, zo meteen’. Lijanne nam het huis in zich op. ‘Het is jaren geleden dat ik hier geweest ben en er is helemaal niets veranderd! Waarom heb jij er niet je eigen karakter aan gegeven, Marlies?’

‘Hoe bedoeld u?’, vroeg Marlies verrast.

‘Tja, ik dacht dat de nieuwe vrouw des huizes haar eigen…?’ Lijanne zweeg toen ze de gezichtsuitdrukking van Marlies zag. ‘Oh, het spijt me. Ik dacht…’ Op het moment dat ze zag dat haar veronderstelling de jonge vrouw in verlegenheid bracht, herkende Lijanne de slecht zittende jurk die ze droeg.

‘Hoe ben je hier terecht gekomen, meisje?’ Lijanne trok een stoel onder de tafel vandaan en ging zitten. Ze wilde nu wel eens een antwoord op haar vragen.

‘Ik ben gewoon… hij…’ Marlies voelde zich in het nauw gedreven. ‘Er is niets aan de hand. Ik mag hier logeren deze winter. Ik doe hier klusjes voor de kost en ik mag op zolder slapen’. Marlies wees naar boven en probeerde het zo te vertellen dat ze geen nieuwe vragen op zou roepen. Ze had geen zin aan een kruisverhoor onderworpen te worden, ze wilde haar verhaal niet zomaar aan iedereen vertellen.

Lijanne zag dat Marlies zich ongemakkelijk voelde en besloot in te binden. ‘Oh liefje, rustig maar. Het spijt me. Ik ben anders helemaal niet zo. Natuurlijk is er niets aan de hand! We weten dat Simon een echte heer is, ook al zijn de jaren zonder Christa hem niet in zijn koude kleren gaan zitten.

Marlies ontspande zichtbaar en knikte.

‘Heeft hij je over Christa verteld?’

‘Ik heb de graven gezien. Hij gaat er iedere dag even naar toe. Hij verteld er niet veel over, maar ik denk dat jij verteld heeft waarvan hij vindt dat ik het moet weten. Ik vind het niet erg dat hij de rest voor zichzelf houdt. Marlies bloosde omdat ze veel meer wist. Ze had nog nooit eerder zo gelogen. Ze was niet allen ontevreden over wat Simon allemaal over zijn verleden losliet, maar was zelfs actief op zoek, ondanks dat hij haar gezegd had zich erbuiten te houden’.

‘Als hij dat niet doet, vraag je mij maar. Ik zal het je vertellen’.

‘Wat ga je haar vertellen?’ Op dat moment kwam Koos binnen stappen en name en flinke vlaag koude wind met zich mee. Hij zette een grote plunjezak bij de tafel.

‘Doe de deur dicht, meneer Mulder’, foeterde Lijanne, ‘het tocht hier!’

Koos wierp zijn vrouw een waarschuwende blijk toe die Marlies niet ontging. Ze haalde de situatie voor zich van hun aankomst. Het stel was druk aan het bekvechten toen ze aankwamen en Marlies had het vermoeden dat de spanning niet uit zichzelf zou verdwijnen.

Hoewel ze uit de dagboeken wist dat Koos en Simon ongeveer even oud waren, viel het Marlies op dat Koos er zo veel jonger uitzag. Ze dacht dat de stoppelbaard van Simon hier iets mee te maken zou hebben.

Marlies ging een nieuwe pot koffie zetten terwijl Koos zijn jas en laarzen weg zette. Ze vroeg zich af of het stel allen maar zou blijven eten of dat ze ook bleven slapen. Omdat ze niet wist wat de gewoonte was, wist ze niet goed wat ze aan moest bieden.

‘Wanneer is Simon vertrokken?’, wilde Koos weten.

‘Gisterochtend in alle vroegte’. Marlies keek niet op van de koffiepot.

‘Heeft hij gezegd hoelang hij weg zou blijven?’

‘Vier of vijf dagen’, antwoordde Marlies. Zouden ze hier blijven wachten tot hij terug was? Plotseling werd ze onrustig. Daar ging haar mooie plannetje! Ze zou misschien nooit meer de kans krijgen om de rest van de dagboeken te lezen. Koos merkte de stemmingsverandering bij Marlies.

‘Tja, hij is niet thuis, Lijanne’, liet hij zijn vrouw weten. ‘We zullen hier blijven slapen, als dat tenminste geen probleem is voor de jongedame. Je moet Simon dan maar laten weten dat we langs geweest zijn’.

Marlies knikte opgelucht.

‘Verdomme Koos!’, Lijanne sloeg op de tafel. ‘We hebben geen enkele haast en Marlies is hier ook maar alleen. Simon zou het heel leuk vinden als we op hem zouden wachten’.

‘Lijanne!’ De reactie van koos liet Marlies schrikken. ‘Ik heb je vandaag al een keer eerder gewaarschuwd niet te vloeken. Zorg dat ik je niet nog een keer hoef te waarschuwen. Het is niet beleefd onaangekondigd binnen vallen om vervolgens te blijven hangen. We waren van plan om even op bezoek gaan en dan weer naar huis gaan en daar houden we ons aan. Wij hebben thuis ook nog genoeg te doen’.

‘We waren van plan, jij ook altijd met je eeuwige plannen’, gromde Lijanne terwijl haar vuisten zich op tafel balden.

Koos greep zijn vrouw met zijn rechterhand bij haar kin. Er werd niets gezegd, maar Lijanne bond onmiddellijk in. Marlies keek hen nerveus aan.

‘Marlies is het niet?’ Koos wendde zijn aandacht van zijn vrouw af.

Marlies keek hem zenuwachtig aan en knikte.

‘We hebben de nodige conserven en dergelijke meegebracht voor Simon. En Lijanne vond dat ze Simon bij gebrek aan een vrouw maar eens moest voorzien van jam en appelmoes. Denk je dat je er een plaatsje voor kunt vinden?’

Marlies knikte. ‘Nou en of! Hartelijk bedankt allebei’. Ze liep naar Koos en nam de plunjezak van hem aan. ‘Perziken! En zijn dat sinaasappelen?’

Lijanne lachte. ‘Ja en er zijn ook zwarte bessen en aardbeien. Simon is al net zo’n zoetekauw als Koos.

‘Wij hebben gisteren kaas gemaakt. Misschien dat jullie daar wat van mee willen hebben als jullie terug gaan? En we hebben meer eieren dan we op kunnen, dus misschien dat jullie daar ook van willen hebben?’ Marlies voelde zich verplicht iets terug te doen.

‘Te veel eieren? Waarom kwam Simon dan in vredesnaam in een vliegende sneeuwstorm naar ons toe als hij eieren genoeg heeft?’ Koos krabde zich achter het oor.

‘Oh!’ Marlies keek geschrokken. Ze had haar mond voorbij gepraat. ‘Nou ja, wat kon het schelen als ze hen meer zou vertellen, hield ze zichzelf voor en voegde eraan toe, ‘Ik geloof dat dat mijn fout was’.

‘Jouw fout?’, vroegen de gasten tegelijkertijd.

‘Eh ja’, bekende Marlies. ‘Weet je, Simon had geen eieren meer omdat ik ze weggenomen had. Ik neem aan dat hij gedacht had dat zijn kippen van de leg waren of zoiets, want de volgende dag was hij plotseling verdwenen om met nieuwe kippen terug te komen’.

‘Maar waarom had jij ze dan weggenomen?’ Koos trok zijn wenkbrauw op.

‘Ik had ze nodig’. Marlies vroeg zich af of het verstandig was ze alles te vertellen.

‘Waarom heeft een vrouw eieren nodig zonder dat aan haar man te vertellen. Zeker als hij vervolgens een sneeuwstorm trotseert om nieuwe kippen te halen?’ De verwarring van Koos riep irritatie bij Koos op. Het was net alsof hij dacht dat zij een helleveeg was die haar man voor niets op pad stuurde, of dat Simon een of andere lul was die zich door zijn vrouw liet ringeloren.

‘Ik geloof dat u het volgende moet weten meneer… Mulder, is het niet? Hij is niet mijn partner. Hij wist ook niet dat ik die eieren wegnam en ik was niet in een positie om hem dat te vertellen. Hij wist namelijk niet dat ik hier was tot hij terugkwam. Als ik geweten had wat hij die dag zou gaan doen, dan zou ik het hem gezegd hebben. Maar ik wist het niet, dus dat ging niet’.

Koos keek het kleine vrouwtje aan dat hij met zijn onhandige opmerkingen has weten te irriteren. Hij verbaasde zich erover hoeveel ze op Christa leek, slanker, met kort blond haar, maar minstens even temperamentvol. ‘Zeg dat nog eens jongedame? Ik geloof dat ik je niet begrijp’.

Marlies klemde haar kaken op elkaar en besloot niets meer te zeggen.

‘Vertel op jongedame’, waarschuwde Koos. ‘Anders zou ik het idee kunnen hebben dat je misbruik van hem maakt van de beste man en hem misschien wel iets aangedaan hebt!’

‘Nee!’ Marlies sperde haar ogen wijd open. ‘Ik heb je gezegd dat Koos strikken aan het zetten is en hij heft me gezegd dat ik hier kan blijven tot de sneeuw verdwenen is. Hij was dat aanvankelijk misschien niet van plan nadat hij me betrapt heeft, maar we hebben samen iets afgesproken en ik houd me aan mijn belofte’.

‘Betrapt heeft?’ Koos was nog steeds in grote verwarring.

‘Bent u doof of zo, meneer Mulder?’ Marlies stampte met haar voet. Ze zag dat de man geïrriteerd raakte, maar besloot dat te negeren. ‘Ik heb toch gezegd dat ik me hier verscholen hield en voedsel en eieren van hem stal. Simon wist daar niets van tot hij thuis kwam nadat hij de kippen bij jullie gehaald had. Ik was overvallen door het weer en had geen paard. Ik wilde die van hem lenen om ermee naar Rotterdam te gaan, maar dat was de dag dat hij besloten had naar jullie te gaan. Toen hij terugkwam heeft hij me slapend in zijn bed aangetroffen’.

Lijanne barstte in lachen uit toen ze zag dat haar strenge man het antwoord van Marlies tot zich door liet dringen. Niemand had het ooit in zijn hoofd gehaald zo’n toon tegen hem aan te slaan.

‘Praat je ook altijd zo tegen Simon?’ Koos nam het opgewonden standje in zich op die met haar handen in de zij had gezet.

‘Ik geloof niet dat u dat iets aangaat, is het wel?’ De blik in haar ogen was al even verhit als haar wangen. Het werd stil en er hing een spanning in de lucht. De rechterhand van Marlies verliet haar zij om zenuwachtig in de richting van haar billen te verdwijnen.

Tijdens de ongeplande pauze ontspande Koos een beetje en glimlachte. “Ik zou denken van wel. Ik geloof dat ik het er maar eens met Simon over moet hebben hoe hij invloed op jouw manieren kan uitoefenen’. Vervolgens liet hij het onderwerp varen. ‘Goed jongedame, ik denk dat we je dan voorlopig maar moeten geloven’.

‘We? Je laat dit meisje met rust, Koos Mulder. Ik geloof haar. Ik heb geen enkele redden om aan haar verhaal te twijfelen’, zei Lijanne tegen de man die zich eindelijk aan de keukentafel nestelde. ‘Ik moet zeggen dat ik me wel afvraag hoe je hier zo in je eentje terecht bent gekomen, Marlies, maar in tegenstelling tot mijn echtgenoot respecteer ik je privacy en zal je niet dwingen het te vertellen’.

Marlies glimlachte zwakjes en probeerde te ontspannen. Hoe leuk ze het ook vond de stemmen te horen en gezichten te zien van twee mensen die Christa goed gekend hadden, de timing was slecht. Ze zou de hele dag niet in de dagboeken kunnen lezen. Ze zou de dag doorbrengen met mensen die ze heel veel te vragen had, maar dit niet durfde. De kans dat zich zou verraden was dan veel te groot. Ze had eigenlijk al veel te veel gezegd.

Er viel een ongemakkelijke stilte in de keuken. De koffie stond nog te pruttelen en Marlies pakte een bekers om uit te drinken.

‘Koos, waar heb je dat stuk vlees gelaten?’ Lijanne probeerde de spanning wat te doorbreken.

‘Ik heb het in de schuur neergelegd’.

‘Zou je een stuk voor ons willen halen? Dan zal ik haar laten zien hoe Simon dit het liefst klaargemaakt heeft. Dan maken de vreemdelingen zich ook nog een beetje nuttig’.

Marlies was veel te snel met antwoorden. ‘Dat hoeft niet hoor. Jullie zijn helemaal geen vreemden’. Het hart bonkte in haar keel. Nu had ze het weer gedaan! ‘Ik, ik, ik bedoel…, jullie zijn misschien vreemden voor mij, maar jullie zijn welkom hier hoor. Simon kent jullie en daarom… daarom zijn jullie geen vreemden’.

Lijanne keek Marlies onderzoekend aan. Het meisje was meer dan alleen verlegen, ze was schichtig. Ze had zelfs het idee dat het meisje zich zo gedroeg dat Koos zou ontdekken dat ze ergens mee bezig was wat helemaal niet mocht. Simon had haar hier pers slot van rekening alleen achter gelaten. Het leed geen twijfel dat er genoeg in het huis viel te snuffelen en dat ze zich daar schuldig over voelde. Misschien zelfs wel iets waarvan Simon had gezegd dat ze er af moest blijven.

Marlies had frisse lucht nodig. Ze trok haar jas aan. ‘Ik hoop dat jullie me even willen excuseren. Ik moet even naar het toilet’.

De gasten excuseerden haar. Toen het meisje vertrokken was vroeg Lijanne zich af waarom zij zo zenuwachtig was. Ze was er wel van overtuigd dat ze hier met medeweten van Simon was en ook van het verhaal hoe ze hier gekomen was en dat ze hier de winter mocht doorbrengen. Maar toch was er iets. Misschien waren het de kleren van Christa? Misschien was dat het? Ze had ze uit de kist met Christa’s kleren gehaald en zij hadden haar betrapt en nu was ze bang dat ze het aan Simon zou vertellen. Deze gedachte deed Lijanne smelten. Ze wist dat Simon zich niet druk zou maken over de kleren. Ze was er opens van overtuigd dat dat het ongemakkelijke gevoel bij Marlies veroorzaakte. Ze zou haar straks op haar gemak stellen en die Simon Koopmans ook laten weten hoe ze er over dacht.

Toen Marlies het toilet binnen stapte en de deur achter zich dicht deed, zuchtte ze diep en liet zich met een plof op het houten bankje neervallen. ‘Waarom kan ik mond ook niet houden?’, foeterde ze.

Ze overdacht het lastige parket waar ze zich in bevond. Ze wist dingen over het verleden van Koos en Lijanne en hun relatie met Christa en Simon. Ze zou dit alleen maar kunnen weten als Simon het verteld had, wat niet het geval was. Ze wisten dat ze hier nog maar een paar dagen was en Simon was niet bepaald het type wat met vreemden over zijn verleden of zijn vrienden zou praten. Het familiaire dat ze bij deze mensen voelde door het lezen in de dagboeken zou een probleem worden als ze teveel haar mond opendeed. Ze wilde hen niet achterdochtig maken en zorgen dat ze vragen gingen stellen die ze niet kon beantwoorden. Ze was er zeker van dat ze iets zou zeggen wat haar zou verraden en vragen op zou roepen.

‘Had ik die verdomde dagboeken maar nooit gevonden!’, zuchtte ze.

Marlies stond op, deed haar rok omhoog en ging plassen voor ze terug liep naar het huis.

Toen ze de trap opliep hoorde ze onmiskenbare geluiden van een verhitte discussie. Ze hield haar pas in en bleef luisteren met de imposante verschijning van Lijanne en de strenge blik van Koos in gedachte.

‘Onthoud goed Koos, als je me beschaamd voor de ogen van de nieuwe vriendin van Simon, dan praat ik nooit weer tegen je!’

‘Of er iets is om je voor te schamen maak je helemaal zelf uit, jongedame. Als je niet wilt dat de vriendin van Simon hoort hoe jij een stevig pak op je blote bips krijgt, dan zou ik maar een beetje inbinden, als ik jou was’.

‘Hoezo inbinden? Omdat ik zei dat je dat arme kind niet zo op haar huid moet zitten? Je had geen enkel recht haar aan een kruisverhoor te onderwerpen alsof je een crimineel voor je had’.

‘Ik heb haar helemaal niet aan een kruiverhoor onderworpen. Ik wilde alleen maar weten waarom Simon nieuwe kippen kwam halen terwijl de andere nog goed aan de leg waren. Hoe kon ik nu weten dat zij eieren van hem stal zonder dat hij dat wist?’

‘Dat hoef je helemaal niet te weten, Koos. Je had haar best kunnen vertrouwen, ook al begreep je niet alles. Maar dat deed je niet! Verdomme! Je bent ervan uitgegaan dat je beste vriend een sukkel was of dat zijn gaste niet te vertrouwen wad, terwijl ere en heel normale redden voor was’.

‘Lijanne!’

‘Het spijt me, Koos. Het was niet mijn bedoeling om te vloeken, maar je maakt me soms zo kwaad’.

Zelfs Lijanne kreeg een strenge toon in haar stem.

‘Nu moet jij heel goed oppassen, jongedame, anders leg ik je zo over de knie. En wat nu normaal, vertel jij maar eens wat er normaal aan is dat een meisje dat amper droog achter haar oren is, kilometers van de bewoonde wereld rond het huis van iemand spookt, Lijanne Mulder?’

‘Misschien is dat niet helemaal normaal Koos, maar het is ook niet heel bijzonder, toch? Heb je haar wel eens goed bekeken? Het is een volwassen vrouw en ze is broodmager. Het maakt niet uit hoe ze hier gekomen is, maar is gelukkig hier en veilig’.

‘Als ze maar geen misbruik van hem maakt’.

‘Ik denk dat het Simon goed zal doen als ze hier een poosje is en wie weet raakt hij zo verzot op haar dat hij haar laat blijven. Het si bijna tien jaar geleden dat Christa is overleden en de hoogste tijd dat hij een nieuwe vrouw vindt’.

‘Lijanne!’ De stem van Koos veranderde in een zwaar gebrom. Marlies dacht dat Lijanne het hier in het verleden te vaak over begonnen was. ‘Houd op Simon en dat meisje te koppelen. Simon heeft het volste recht om te rouwen als hij dat wil’.

‘Tien jaar Koos! En niets anders om zich heen dan die graven en zijn herinneringen. Dat is niet normaal en ook niet gezond, dat weet je best!’ Lijanne scheen door de kamer te lopen terwijl ze dat zei, want haar stem klonk opeens verder weg. Marlies spitste haar oren, maar bewoog zich niet uit angst dat ze haar zouden horen.

‘Zoals gezegd, hij heeft momenteel gezelschap en jij bemoeit je er niet mee’.

‘Wat kun jij af en toe een bijdehandje zijn, Koos!’

‘En soms ga je te ver en moet ik dat handje eens flink op je blote billen laten neerdalen. Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb. Nog een keer een grote mond en je vraagt erom!’

Er viel een stilte.

‘Kijk me niet zo aan!’

‘Hoe kijk ik je aan? Zo?’

Marlies voelde de vloer onder haar trillen. Koos beende door de kamer.

‘Kom hier!’ Er klonk gestommel en geklaag.

‘Heb niet het lef, Koos Mulder!’ De stem van Lijanne werd onderbroken door het dichtslaan van de deur van de slaapkamer van Simon.

Geschokt en bezorgd liep Marlies naar de deur en duwde hem open. Het stel bevond zich niet meer in de kamer, maar Marlies kon hen horen achter de gesloten deur van de slaapkamer.

‘Koos alsjeblieft. Ik zal het nooit meer doen’. De woorden van Lijanne klonken gesmoord. Marlies veronderstelde dat ze uit de greep van haar echtgenoot probeerde los te komen.

‘Je bent mijn geduld de hele reis al op de proef aan het stellen en nu ga je krijgen waar je de hele dag al om vraagt’.

‘Nee liefje, alsjeblieft. Ik zal je niet meer uitdagen. Echt waar!’

‘Ja dat wil ik wel geloven. Je hebt nu immers waar je naar op zoek was. En nu hier komen!’

‘Alsjeblieft Koos, alsjeblieft. Marlies kan ieder moment terugkomen. Alsjeblieft!’

‘Daar had je aan moeten denken voor je die gekke bek naar me trok en begon te vloeken’.

‘Auw, auw, oh!’ Nee Koos, niet hier. Alsjeblieft! Als je van me houdt dan wacht je hiermee tot we weer thuis zijn’.

‘Lieve Lijanne, ik doe dit juist omdat ik heel van je houd’

Marlies hoorde hem grinniken. Ze hoorde geritsel en vervolgens het onmiskenbare geluid van een hand die op blote huid neerdaalde. Telkens opnieuw, gevolgd door het verontrustende geluid van een worstelende en jammerende Lijanne.

‘Lieve help!’ Marlies bleef bij de slaapkamerdeur staan. ‘Hij geeft haar een pak op haar billen!’

Marlies stond aan de grond vastgenageld. Ze wist niet wat ze moest doen, naar de schuur gaan om een of ander klusje te doen of de slaapkamer binnenstromen om te vragen of ze op wilden houden.

Binnen, verzette Lijanne zich hevig in een poging weg te komen. Ze probeerde hem er  van te overtuigen dat niet zo moeilijk was hem uit te dagen. Hij was met zo’n rothumeur uit zijn bed gestapt, dat hij zich overal aan irriteerde. Zij wilde er alleen maar op uit en Simon bezoeken. Er kon bij Koos geen glimlach vanaf sinds hij zich op de bok gehesen had. Niet veel later had hij Lijanne aangestoken met zijn humeur.

‘Auw Koos, je doet me zeer. Het spijt me, alsjeblieft!’, Lijanne probeerde zonder succes haar handen voor haar billen te houden. Haar rokken maakten dat moeilijk en toen ze haar hand er uiteindelijk toch voor gekregen had, had Koos deze op haar rig geduwd. ‘Alsjeblieft!’

‘Je zult krijgen wat je verdiend!’

Lijanne voelde zich abominabel. Haar bips brandde bij iedere klap en ze had wel door dat ze Koos niet zou kunnen stoppen voor hij dacht dat ze genoeg gehad had. Hoewel ze boos was kon Lijanne niet verhinderen dat de tranen van spijt en berouw over haar wangen liepen. Koos had wel eer van zijn werk. Hij had harde handen van het harde werken. Met een stevige cadans bleef zijn handen op haar gevoelige bips neerdalen. Hij besteedde extra aandacht aan de gevoelige plekjes waar ze op zat. Het was bijna niet uit te houden.

Lijanne lag ongecontroleerd te huilen en haar ademhaling werd bemoeilijkt door haar snikken. ‘Alsjeblieft koos alsjeblieft’.

Zowel Marlies als zij dachten dat het nooit op zou houden toen Koos besloot dat het genoeg was en zijn hand om de billen van zijn vrouw legde. Hij liet haar over zijn schoot liggen tot ze voldoende hersteld was om te kunnen praten.

Marlies voelde haar hart in haar keel kloppen toen de stilte het geluid van de klappen verving. ‘Wat moet ik doen?”, dacht ze paniekerig, wetend dat ze een ongewilde getuige was van een privéaangelegenheid tussen man en vrouw. Ze trok haar jas weer aan en rende terug naar de schuur.

Koos hoorde de deur dichtgaan en de voetstappen op het pad. Het veranderde echter niets aan wat hij van plan was. Er was niets aan te doen. De jongedame had vast wel in de gaten wat er gebeurde, en mocht dat niet zo zijn, dan vond hij dat er niet uit te leggen viel.

‘Zul je voortaan je grote mond een beetje houden, Lijanne?’

‘Ja Koos, dat beloof ik’.

‘En ga je verontschuldigingen aanbieden voor je arrogante gedrag en je brutale mond?’

‘Ja, dat zal ik doen! Het spijt me’.

‘Mooi zo. Kom overeind en ga het eten klaar maken. Ik denk dat Marlies je wel wil helpen’.

Lijanne kwam overeind. Koos gaf haar een kus ent rok haar even tegen zich aan. Het noemen van de naam van Marlies leidde haar echter af van de anders zo geruststellende knuffel die meestal volgde na een pak op haar bips. ‘Ik schaam me zo, Koos’.

‘Niet nodig. Je hebt gewoon het pak slag gekregen dat je verdiende. Er is niets om je over te schamen’.

‘Maar ik ben een volwassen vrouw Koos’.

‘Zoals je zelf gezegd hebt, dat is Marlies ook en ik wil wedden dat dit haar niet onbekend voorkomt aan haar grote mond te horen. Je weet dat Simon net zo is als mij en het zal me niet verbazen als ze die kant van hem al heft leren kennen. Ik zou verbaasd zijn als het niet het geval was. En nu opstaan, je gezicht wassen en je beste beentje voorzetten’.

Lijanne kneep haar ogen dicht bij de gedachte bij het vooruitzicht iemand onder ogen te moeten komen nadat ze een pak slaag gekregen had en het brandende gevoel dat het pak op haar billen achtergelaten had. Ze stond op en liep met tegenzin naar de deur, haalde diep adem voor ze deze opendeed en de kamer binnen stapte.

De kamer was leeg. Lijanne draaide zich om naar Koos die nog steeds op het bed zat.

‘Waar denk je dat ze is? Ze ging toch alleen maar even naar het toilet?’

‘Ik denk dat we haar naar de schuur gejaagd hebben als het niet verder is. Ga jij maar met het eten aan de gang dan kijk ik wel even waar ze uithangt’.

Lijanne bloosde  en liep gehoorzaam naar de kleine keuken. Koos deed zijn laarzen aan en liep de koude buitenlucht in. Hij glimlachte. Het was helder vriesweer, maar het was geen slecht weer.

‘Jammer dat we niet een dag eerder gekomen zijn’, dacht hij. Dan had ik Lijanne bij Marlies hebben kunnen laten en zelf met Simon mee kunnen gaan. Hij zou het leuk gevonden hebben om er met zijn vriend op uitgetrokken te hebben. ‘Misschien een volgende keer’, mompelde hij en liep de trap af naar de schuur om het vlees te halen waar zijn vrouw om gevraagd had en wat meer te weten te komen van zijn mysterieuze gastvrouw.

Wintervertelling (6)

Toen het bedtijd geworden was, realiseerde marlies zich dat ze met een dilemma zat. Zolang Simon nog bij de haard zat, had ze een excuus nodig om ze de lamp aan te hebben of hij zou lastige vragen gaan stellen. Het kwam in haar op dat ze zou kunnen vragen of ze een van de vele boeken zou mogen lenen, maar wat als hij nee zou zeggen.

Het was een idioot idee om op de zolder te liggen wachten, maar ze wilde zo graag in de dagboeken van Christa verder lezen dat ze besloot om dat wel te doen. Pas na een onmogelijk lange tijd stond Simon op om naar bed te gaan.

‘Doe alsjeblieft de deur dicht, doe alsjeblieft de deur dicht’, fluisterde Marlies in haar kussen.

Maar dat deed hij niet

Marlies doelde haar hele lichaam verstijven van frustratie. Het duurde wel een uur om te kalmeren en om uiteindelijk in slaap te vallen. Toen Simon de volgende ochtend in de keuken stond te roepen dat het tijd was om op te staan, was ze duf en uit haar humeur.

‘Opstaan! Het is de hoogste tijd!’ Toen Marlies geen antwoord gaf, klom hij de ladder op en stak zijn hoofd door het trapsgat.

Marlies rekte zich uit. ‘Ik kom’. Het was een kort antwoord en er klonk irritatie in haar stem.

‘Je nest uit. We hebben veel te doen en er is iets waar ik het met je over wil hebben’. Simons stem werd strenger en hij trok zijn wenkbrauw op over de irritatie in haar stem. Marlies zette haar humeur aan de kant en knikte.

Ze had niet veel tijd nodig om zich aan te kleden en naar beneden te gaan. Toen ze beneden kwam stond Simon zijn laarzen een te trekken om naar de schuur te gaan.

‘Schiet op, we moeten aan de slag voordat Clara uit elkaar barst’

‘Kan ik niet eerst een kop koffie drinken?’

‘Als je koffie wilt voordat we de dieren gaan verzorgen, moet je eerder opstaan. Simon wees naar haar jas en laarzen. Er kwam merkbaar een eind aan zijn geduld.

Marlies trok een gezicht en deed haar ogen dicht om te voorkomen dat ze een cynisch antwoord zou geven.

Het was windstil waardoor het minder koud aanvoelde dan het in werkelijkheid was. Marlies liet haar handschoenen en sjaal in huis liggen.

‘je hebt je wanten nodig’, riep Simon over zijn schouder.

‘Nee, het gaat wel’, ging Marlies tegen hem in.

‘Zelf weten. Ga eerst de koe maar melken en kijk dan of er eieren zijn. Dan ga ik de dieren voeren.

‘Ik moet eerst wat anders doen’. Ze moest eerst nodig plassen voordat ze zich om Clara zou bekommeren.

‘Sta niet zo te treuzelen. Je hebt de halve ochtend al verprutst. De zon is allang op’.

Marlies gaf geen antwoord. Ze stapte het toilethuisje binnen en wreef over haar gezicht om te proberen de overblijfselen van een onvolledige nacht weg te wrijven. Ze wilde Simon niet opnieuw kwaad maken, bovendien kon hij er niets aan doen dat ze niet uitgeslapen was. Ze probeerde wakker te worden terwijl ze zat te plassen.

De kou was door haar jas heengedrongen tegen de tijd dat ze de schuur binnen stapte. Clara loeide uit protest toen ze haar met haar koude vingers probeerde te melken. Marlies probeerde haar te kalmeren door zachtjes tegen haar te praten en op haar flank te kloppen. Het hielp een beetje ondanks dat haar handen koud bleven. De koe stond toe dat ze door een paar onhandige en ijskoude handen gemolken werd, maar niet van harte. Tegen de tijd dat ze klaar was, was marlies danig uit haar humeur en stond het huilen haar nader als het lachen.

Haar ogen brandden van het slaaptekort en ze had een ‘iedereen is tegen me’ humeur.

Het slaaptekort was haar eigen schuld en ze had het ook aan zichzelf te danken dat haar handen zo koud waren dat ze er bijna niets meer mee kon doen. Haar vingers deden pijn toen ze de emmer melk naar de voorraadkelder sjouwde. Het deed haar denken aan haar koude voeten toen ze zichzelf een paar dagen geleden buiten gesloten had. Dat was trouwens ook haar eigen schuld geweest.

‘Breng jezelf eens onder controle, meid! Je moet eens ophouden jezelf dit soort dingen aan te doen. En maak de eerste man in je leven die goed voor je is, het in vredesnaam niet zo moeilijk’.

Marlies foeterde de hele weg terug naar huis op zichzelf en bleef daar mee doorgaan toen ze het ontbijt klaarmaakte.

Toen Simon binnenkwam was haar humeur aardig opgeknapt. Ze was nog wel zo duf dat ze tijdens het eten weinig te vertellen had, maar ze was wel in staat zo sociaal te zijn naar Simon te luisteren en antwoord de geven als hij haar wat vroeg.

‘Denk je dat je het hier een dag of twee, drie in je eentje kunt volhouden?’

De vraag verraste Marlies volkomen.

‘Huh?’

‘Omdat jij hier nu bent om voor het vee te zorgen, dacht ik dat ik een paar strikken zou kunnen zetten zodat ik wat huiden heb om in het voorjaar te verhandelen. Je zou me goed helpen en het is een goede manier om je steentje bij te dragen’.

In eerste instantie stond het idee alleen te zijn haar tegen. Wat als er iemand kwam als Simon weg was? Aan de andere kant was het maar een paar dagen en het zou haar veel gelegenheid geven om te lezen zonder dat Simon haar kon betrappen.

‘Natuurlijk, ik denk dat dat best goed komt als ik alleen maar voor de dieren hoef te zorgen. Mag ik dan een paar boeken lezen die op de plak bij de haard staan als je weg bent?’

Simon knikte’’Als daar iets staat wat je interessant vindt, best’.

Marlies glimlachte. Perfect!, dacht ze bij zichzelf. Niet alleen zou ze alle gelegenheid hebben om in de dagboeken te lezen als hij weg was, maar ze had tegelijkertijd een alibi voor het geval er iets niet klaar was als hij thuis kwam.

Ter voorbereiding voor zijn vertrek liet Simon Marlies koekjes bakken en liet hij haar helpen om van smalle stoken leer een poncho te naaien die hem tegen het weer moest beschermen.

De dag vloog om en toen het avondeten op was en Simon zijn spullen had klaargezet zodat hij de volgende ochtend vroeg kon vertrekken, was Marlies totaal uitgeput. Ze kon alleen nog maar aan haar bed denken. Christa verscheen in haar dromen, hoewel Marlies zich daar ‘s ochtends weinig van kon herinneren. Ze werd de volgende ochtend uitgerust wakker.

Toen Simon opstond had ze de koffie al klaar.

‘Moet ik je eerst nog even helpen voordat ik wegga?’, vroeg hij toen ze hem een beker koffie gaf en naar de deur liep om haar laarzen aan te trekken.

‘Nee dat hoeft niet. Ik red het wel. Hoe eerder je weggaat, hoe eerder je weer terug zult zijn’.

Marlies was niet zo zeker van zichzelf als ze het deed voorkomen, maar dat had hij niet in de gaten.

Simon ging op pad zodra de zon was opgekomen. De strikken en andere benodigdheden had hij op een slee gebonden, die aan een touw door het paard werd meegetrokken.

Marlies glimlachte en zwaaide. ‘dat is in ieder geval een beest minder om voor te zorgen’, riep ze.

Toen was ze helemaal alleen in het huis waar ze paar dagen eerder nog ingebroken had.

Simon had een briefje voor haar achtergelaten met aanvullende klusjes die ze moest doen en Marlies voerde ze trouw uit. Tegen het middaguur, toen ze last van haar rug begon te krijgen, dwaalden haar gedachten af naar het dagboek van Christa. Het zou nog een paar uur duren voor ze weer in de schuur aan de slag moest. Ze zette een pot thee en maakte een paar crackers met verse kaas en ging naar de zolder om het dagboek te pakken wat ze daar verstopt had. Ze ging aan de keukentafel zitten om rustig te eten en te lezen.

Haar handen trilden toen ze het versleten leren omslag opensloeg en zocht de passage op waar ze Christa had moeten verlaten.

19 maart 1867

Lieve God, laat Simon en Koos er nooit achter komen wat Lijanne en ik hebben gedaan. We kunnen ons zelfs niet verschuilen achter die akelige Laura. Alsjeblieft God!

Maar het was wel haar verdorven geest die er schuldig aan was. Ze had geen recht om het Lijanne aan te doen. Alleen maar omdat deze zei wat ze met haar extra vlees kon doen. Echt waar! Lijanne soet net zo hard haar best als ik doen en Koos heeft er nooit over geklaagd. Hoe durft dat mens haar dan zo te beledigen! Oh, ik haat haar!

Ik ben bang dat Simon en Koos het niet zullen begrijpen. Nee, dat is niet waar, dagboek, dat weet je ook wel. Ze zullen het dondersgoed begrijpen en mijn billen beginnen te beven als ik er aan denk hoe ze hun ongenoegen kenbaar zullen maken.

Laat me vertellen over deze pyrrusoverwinning. Meneer Huisman wilde nog een dag rusten en het was tijd dat die vervelende Laura eens een toontje lager ging zingen.

Lieve help! Ik kan er niets aan doen. Ik ben bang dat Simon niet blij met me zal zijn, maar dat is het bijna waard als ik terugdenk aan Laura’s gezicht toen meneer Huisman de bladeren uit de hachee viste en haar deze voorhield.

Hij beschuldigde haar er ook van de bonen gebruikt te hebben. Ze spuwde vuur. Ik heb nog nooit een mens gezien dat op het punt stond te ontploffen. Ik durfde Lijanne niet aan te kijken. Ik wist dat ze net zo zat te schudden van het lachen dan ik.

Na al haar opschepperij over hoe goed ze wel niet kon koken. Hoe kon ze in vredesnaam zo dom zijn een plant in het eten van haar gezin te doen, die niet eetbaar was?

Ik ik had geen medelijden met haar toen niemand haar geloofde toen ze zei dat ze die er helemaal niet ingestopt had.

Meneer Huisman was woedend. Het was prachtig. ‘Wil je me vertellen dat de kaboutertjes die rommel in het eten gedaan hebben?’

Lijanne was het met me eens dat onze grap nog beter uitgepakt was als ze zelf ook van het smerige goedje gegeten had. Maar het was misschien wel beter van niet, hu was het een perfecte dekmantel.

21 maart 1867

Die vermaledijde Lijanne! Ik kan haar wel wat doen! Ze kon het pokerspeeltje niet volhouden en nu heeft Koos het idee dat wij met dat eten geknoeid hebben. De hemel sta me bij als Simon daar ook lucht van krijgt. Lijanne heeft wel een uur zitten jammeren wat er zou gebeuren als onze echtgenoten de waarheid ontdekken. Als ze het spelletje maar vol blijft houden, zal niemand erachter komen dat wij het waren!

22 maart 1867

Beste lezer, wanneer ik doodga van schaamte en dit dagboek wordt gevonden, weet dan dan ik mijn echtgenoot niet wilde bedriegen. Net zo min als ik mijn beste vriendin wilde bedriegen. Lijanne kon er niets aan doen. Ze is een veel beter mens dan ik.

25 maart 1867

Het is achter de rug. Ik heb mijn excuses aan de familie Huisman aangeboden, zelfs aan Laura. Ik schaam me dood, maar ben er niet aan doodgegaan. Mijn billen zijn zo onder handen genomen dat ze waarschijnlijk nooit meer zullen herstellen en Simon heeft er toe gezien dat ik de hele dag op de houten bank van de wagen ben blijven zitten. De enige troost is dat Simon zijn belofte niet waar gemaakt heeft Laura toe te laten kijken terwijl ik een pak op mijn blote bips kreeg.

Simon was woedend. En ik moet zeggen dat ik ook nog steeds boos op hem ben. Laura verdiende wat we haar aangedaan hebben. Hij had me ook kunnen straffen zonder dat ik haar min excuses moest aanbieden. Niemand had er iets van geweten en ik had nog steeds mijn verdiende loon gehad. Ik snap nog steeds niet dat hij me dit aan heeft kunnen doen.

Koos deed het gelukkig een beetje rustig aan met Lijanne.. Door haar zijn we tegen de lamp gelopen.

Het is niet eerlijk.

27 maart 1867

Simon maakt me het leven moeilijk en ik ben zo boos op hem dat ik zijn kop eraf snijdt als hij het nog eens in zijn hoofd haalt om me streng toe te spreken. Ik ben door het stof gegaan en heb mijn excuses aan die akelige vrouw aangeboden en hij blijft nog steeds terug komen op wat ik gedaan heb.

Ik verdom het om spijt te hebben van mijn daden.

30 maart 1867

Ik heb een hekel aan mannen! Ze zijn gewoon niet redelijk. Ik heb gelijk. Hij zit er naast. Ik ga NIET zeggen dat het me spijt.

3 april 1867

De reis is zwaar geweest de afgelopen twee dagen, ik ben doodop. Ik geloof dat Simon ieder moment van zijn paard kan storten. We hebben weinig energie om ’s avonds het gesprek aan te gaan, maar ik heb het idee dat er meer afstand is door hetgeen momenteel tussen ons in staat dan de vermoeidheid. Ik wou dat hij zag hoe vernederd ik me voel en dat het een beproeving voor me is om die vrouw te negeren. Ik wil niet moeilijk doen en ik wil mijn echtgenoot ook niet te schande brengen, maar waarom is hij zo hard tegen me? Waarom gaat hij niet naar meneer Huisman om hem te zeggen dat zijn vrouw beter behandeld moet worden?

Zijn ongenoegen snijdt me door mijn hart.

4 april 1867

Zware regen- en hagelbuien hebben ons weer gedwongen te stoppen. Het valt me zwaar. Ik haat deze mensen en zij haten mij.

5 april 1867

Toen ik vanmorgen wakker werd probeerde ik me voor te stellen de armen van Simon om me heen te voelen. Ik mis hem. Waarom is het zo verschrikkelijk koppig? Iedere keer als ik weiger te zeggen dat ik spijt heb van wat ik gedaan heb, zie ik de pijn in zijn ogen. Ik heb spijt van de spanningen die er tussen ons zijn, ik heb spijt van het ongemak wat ik meneer Huisman en zijn zoon bezorgd heb en heb ik er ook spijt van dat ik Lijanne erin meegesleept heb, maar ik heb er geen spijt van dat ik het gedaan heb.

Ik wil niet liegen, maar ben heel beng dat ik de liefde tussen ons kapot gemaakt heb.

6 april 1867

Ik kan niet geloven dat Simon mij ten overstaande van iedereen over de knie gelegd heeft en mijn rok omhoog gedaan heeft voor een ongenadig pak op mijn blote billen!

Ik heb het niet gezegd! Ik heb het alleen maar gebromd. Ik kan er toch niets aan doen dat hij het gehoord heeft? Maar ze is een walgelijke dikke koe! Ik meen het!

Het is net zo goed haar schuld. Die haatdragende hoer! Ik zag haar wel kijken. Ik zag  die zelfvergenoegde blik op haar gezicht.

Simons houding tegen mij is onverzettelijk. Ik zit helemaal gevangen. Zij daagt me uit en hij laat het gebeuren. Als ik voor mezelf opkom geeft hij me ten overstaan van iedereen een pak slaag. Ik kan er niet langer tegen.

 Als mijn echtenoot mij me mijn waardigheid niet laat houden, maar voorrang geeft aan zijn eigen koppige ideeën omtrent fatsoen, dan ga ik weg, dan ga ik naar huis!

12 mei 1867

Ik ben weer in het land der levenden. Gered van mij eigen domme trots. Geen enkele straf volstaat om de pijn te vergelden die ik degene die ik lief heb, heb aangedaan. Ik kan alleen maar blij zijn dat ik meself heb teruggevonden.

Goed weet dat ik mijn verzet opgegeven heb, en hij kent ook mijn vervloekte wilskracht. Ik zal proberen deze beter in de hand te houden. Dat beloof ik met de hand op mijn hart.

De laatste keer dat ik schreef heb ik mijn man tot waanzin gedreven, ik heb hem gedwongen mij een pak slaag te geven en me voor de keus gesteld. Ik ben er vandoor gegaan. Mijn timing was perfect, of rampzalig, het is maar hoe je het bekijkt. Ik ben erin geslaagd kilometers ver weg te komen voordat iemand wist dat ik weg was en een opgekomen storm maakte het moeilijk mij te vinden.

Ik ben zo dom geweest steeds verder af te dwalen en heb geluk gehad dat ik niet omgekomen ben door de overstroming van de Maas.

Simon heeft me verteld dat het een week geduurd heeft voor ze me gevonden hebben. Ik kan me er niets meer van herinneren, behalve van de eenzame dagen en de steenkoude nachten. Ik heb gebeden en gelukkig heeft onze lieve Heer mijn gebeden verhoord. Ik heb Simon teruggezien, hem aangeraakt en zijn kussen geproefd. Ik heb niets meer nodig.

Ik heb wekenlang in bed gelegen en pas in de laatste dagen heb ik de kracht gevonden weer wat kleine klusjes te doen.

19 mei 1867

Ik ben een bevoorrechte vrouw. Ik ben me ervan bewust dat mijn man van me houdt. Ik zweer dat ik me nooit weer zo koppig op zal stellen. Hij had gelijk en ik wist dat eigenlijk de hele tijd al.

Ik was bang dat hij me af zou wijzen toen ik gisteren naar hem toe gegaan ben met de vraag of hij me eerst wilde bestraffen en me daarna wilde beminnen. Hij was verbijsterd. ‘Hoe kon ik denken dat hij niet van me hield?’, zei hij. Maar dat dacht ik wel. Ik was er als de dood voor. Hij heeft bijna twee maanden niet met me gevreeën en hij heeft me niet bestraft voor mijn weglopen.

En nu heeft hij beide wel gedaan.

Hoeveel pijn zijn hand op mijn billen ook deed, het was een zegen om hem in mij te voelen. Zijn mond op de mijne maakte dat ik me gelukkig voelde. Ik leefde weer op door zijn aanrakingen.

Jij bent mijn getuige dagboek, laat mijn levenslicht maar doven als ik het ooit in mijn hoofd haal de liefde van Simon in twijfel te trekken.

~~oooooOOOOooooo~

Her hart van Marlies ging als een razende tekeer en ze schaamde zich dat ze in het dagboek zat te lezen.

Christa hield geen enkel detail achter van haar leven met Simon. Dingen die ze deed om hem te plezieren en de dingen die hij deed om haar te plezieren werden breed uitgemeten en brachten iets bij Marlies teweeg.

Het beeld wat Christa van Simon schetste, kwam niet helemaal overeen met het beeld dat Marlies van hem had. De onverzettelijke en strenge kant kwam haar wel bekend voor, maar ze had er moeite mee zich zijn sensuele kant die Christa beschreef voor te kunnen stellen.

Marlies was eveneens in verwarring door haar lichamelijke reacties. Het enige wat ze wist over de lichamelijke aspecten van de liefdesdaad kwam niet overeen met hetgeen Christa beschreven had. Was het echt anders om met een man te vrijen dan de ervaring die zij een poos terug gehad had? De manier waarop haar stiefvader haar moeder behandelde en misbruikte hadden haar beeld van de seksuele daad  ook geen goed gedaan. Maar dat wat Christa beschreven had bezat een grote aantrekkingskracht en tegelijkertijd werd ze door dat diepe verlangen in verwarring gebracht.

Ze legde het boek neer en zat een poos na te denken. Het verzorgen van de dieren gaf de nodige afleiding, maar toch moest ze het grootste deel van de avond denken aan haar eigen leven en ervaringen en hoopte dat ze een fractie zou mogen beleven van de liefde die Christa beschreef.

Marlies legde het eerste dagboek terug en pakte de volgende. Ze las het van de eerste tot de laatste bladzijde voordat ze het licht uit deed en in haar bed kroop.

De geschreven belofte van Christa aan Simon bleef in tact tot september van dat jaar toen ze zich in dit huis genesteld hadden. De geïsoleerdheid was al een even grote uitdaging als Laura Huisman geweest was. Ze werd overmand door de slaap en hoewel ze het liefst in het volgende boek verder wou lezen, besloot ze te gaan slapen. Morgen was er weer een dag, hield ze zichzelf voor.

De volgende dag was Marlies klaar met het werk in de schuur en wilde net naar het huis gaan om weer te gaan lezen toen het geluid van een paard en wagen haar rust en plannen kwam verstoren.

Wintervertelling (5)

Toen Marlies lekker lag te slapen, nam Christa haar mee voor een wandeling in de sneeuw. Ze liepen naar de plaats waar Christa en haar kind hun laatste rustplaats gevonden hadden.

‘Het is her vredig, vind je niet?’ Christa wees naar het door de maan verlichte dal.

‘Mis je het leven niet?’, vroeg Marlies alsof het de normaalste vraag van de wereld was.

‘Ik leef nog steeds. Simon laat me voortleven, en jij ook, door mijn dagboek te lezen. Wat is geweest, is er nu weer. Ik kan in beide werelden aanwezig zijn’. Christa maakte een pirouette in het licht van de maan, de sneeuw om haar heen schitterde.

‘Ik vind hem heel erg aardig’. Marlies bloosde. Ze voelde zich niet helemaal op haar gemak bij die bekentenis.

‘Mooi. Hij heeft iemand nodig, Marlies. De eenzaamheid heft ervoor gezorgd dat hij oud geworden is’. Christa ging zitten en trok Marlies ook op de grond in de beschutting van haar grafsteen. De sneeuw dwarrelde om hun hoofd. Ze zaten in kleermakerszit tegenover elkaar. Marlies had verwacht dat ze de kou van de sneeuw op haar huid niet voelde en dat de dunne stof van haar nachthemd voldoende bescherming bood tegen de vrieskou.

‘Hij is al veel te lang alleen’.

‘Hoe komt dat?’

‘Hij is een koppige en emotionele man. Zelfs onze lieve Heer zou hem niet van deze heuvel af kunnen krijgen. De mafkees denkt dan dat hij me alleen achterlaat’.

‘Oh’. Marlies glimlachte en knikte. Haar lach werkte aanstekelijk op Christa en ze zaten samen te lachen. ‘Of niet soms?’

‘Wat?’ Christa hield haar hoofd scheef. Er stond verwarring in haar ogen te lezen.

‘Zou hij jou niet alleen achterlaten, zal hij hier zou vertrekken?’, legde Marlies uit.

‘Nee, gekkie! Dat kan helemaal niet. Ik ben hier immers niet?’ Christa klopte op de grond naast zich. Ze legde haar hand voorzichtig op het been van Marlies. ‘Ik zit in zijn hoofd. Ik voel me daar opgesloten. Opgesloten in zijn onmogelijke herinneringen’.

‘Onmogelijke herinneringen?’

‘Ja precies! Een vrouw heeft haar zwakheden, Marlies. Soms dan laat hij herleven als zo’n perfecte vrouw. Ik voel me dood vrijer. Soms wil ik hem wel door elkaar rammelen. Nu ben jij er om dat voor me te doen.

Marlies moest lachen. Er viel een lange stilte voor Christa opnieuw het woord nam.

‘Zou je hem toestaan van je te houden, Marlies?’, vroeg Christa verwachtingsvol.

‘Van me houden?’ De vraag verraste Marlies en zorgde dat ze zich ongemakkelijk voelde.

‘Ik mis zijn glimlach. Simon moet vaker lachen Marlies. Je zult aangenaam verrast zijn wanneer hij ontdooit en die kant van zichzelf laat zien. Hij heeft veel liefde te geven. Hij heeft iemand nodig om van te houden. Ik denk dat hij dat meer dan wie dan ook nodig heeft. Simon heeft iemand nodig die hij aan kan raken en beschermen. Ik heb dat ook nodig’. Er liep een traan over haar bleke gelaat. Hij schitterde in het maanlicht, net als de sneeuw om hen heen.

‘Hij houdt van jou, Christa, daar kan ik nooit tussen komen’, fluisterde Marlies.

‘Maar er is ook ruimte in zijn hart voor jou! Hij heeft je nodig!’ Christa reikte naar de kin van Marlies, maar deze draaide haar gezicht weg.

‘Hoe kan hij me nu nodige hebben? Waarom zou ik binnen moeten dringen in iets wat jullie samen hebben?’ Nu was het de beurt aan Marlies om haar ogen in verwarring neer te slaan.

Christa zuchtte. Ze liet Marlies even de tijd om tot rust te komen voordat ze ging uitleggen.

‘Ik ben bang dat de enige fout die ik tijdens mijn leven gemaakt heb was dood te gaan. Ik heb hem alleen achter gelaten en heb daar zoveel last van dat ik geen rust kan vinden. Het doet verschrikkelijk veel pijn. Jij kunt ons helpen, Marlies en ik heb het idee dat wij jou ook kunnen helpen. Alsjeblieft?’

Er werd verder niet meer gesproken. Christa verdween en liet Marlies alleen achter in de vredige kerstnacht.

~~~~~oooOOOooo~~~~~

Simon had last van zijn spieren door alle vermoeienissen van de afgelopen dagen, toch duurde het wel een uur voor hij in slaap viel. Zodra hij lag te slapen begon hij te dromen. In de laatste uren voor het weer licht zou worden, draaide hij zich om en sloeg zijn arm om Christa heen die naast hem onder de dekens was gekropen.

‘Ik heb je gemist’, bromde hij en trok haar stevig tegen zich aan.

‘Mmmmmm’, knikte Christa en duwde haar rug en billen tegen hem aan zoals ze gewend was. ‘Ik ben hier’.

Simon keerde terug naar dromenland. Christa lag een poosje te genieten van de sterke arm om zich heen. Toen porde ze hem met haar elleboog wakker.

‘Liefje? Vind je mijn cadeautje mooi?’

‘Cadeautje?’, mompelde Simon half slapend.

‘Ja. Je gezelschap, iemand waar je weer van kunt houden. Ik heb er iedere dag om gebeden sinds ik je moest verlaten’. Christa legde zijn hand op haar borst en streelde zijn rug.

Simon glimlachte en duwde zijn neus in haar haardos. ‘Heb jij dat opgewonden standje hier gebracht?’

‘Nee. Ze is hier uit zichzelf terecht gekomen, maar ik heb wel op haar komst gehoopt. En toen ze er was heb ik gebeden dat ze hier zou blijven. Het is goed uitgepakt, vind je niet?’ Christa’s zachte gegiechel drong tot hem door. Simon rekte zich uit en voelde de aangename warmte van zijn lang geleden overleden vrouw.

‘De winter heeft ervoor gezorgd dat ze hier gebleven is. Ik hoop echter wel dat ze zich snel thuis voelt. Ik denk niet dat mijn rechterarm het overleefd als dat niet zo is’.

Christa gromde en irriteerde zich net zo aan haar echtegenoot als ze gedaan zou hebben toen ze nog leefde. ‘Je had haar op zijn minst de kans kunnen geven aan je te wennen voordat je je zo op haar billen ging uitleven. Je hebt nog geluk dat ze niet besloten heeft haar spullen te pakken en er vandoor te gaan’.

‘Hoezo?’  Simon trok Christa dichter tegen zich aan. ‘Ik heb haar alleen maar een flink pak op je billen gegeven. En je weet verdomd goed dat ze helemaal aan zichzelf te danken had’.

‘Misschien heb je gelijk, maar je had eerst kunnen zorgen dat ze zich op haar gemak zou voelen. Als je namelijk mijn gebeden verstoord had, had ik iets heel anders gedaan dan in je dromen opduiken, mannetje!’

‘Ik vind het heerlijk als je in mijn dromen opduikt’. Simon zuchtte nogmaals en snoof haar geur op vanuit zijn herinnering.

‘Ze is geen kind meer, Simon’, hield Christa aan.

‘Natuurlijk is ze dat wel. Ze is net uit de pubertijd, als ze daar al uit is’.

‘Ze is een jonge vrouw; volwassen en meer dan klaar voor het echte leven en voor een man die van haar houdt. Ze heeft het nodig dat je aardig voor haar bent, zoals je dat tegen mij vroeger ook was. Bovendien heb je haar ook nodig. Ik zou het heel graag willen. Ik zou de rust kunnen vinden als ik weet dat je hier niet helemaal alleen bent. Zoals het nu is, kan ik dat niet.

‘Het is anders goed genoeg voor me, tot het mijn tijd is om te gaan’. Simon viel weer in slaap en keerde terug naar dromenland.

‘Maar ik vind het niet goed genoeg! Alsjeblieft liefje, je heb haar nodig, en zij heeft jou nodig. Alsjeblieft, laat het mijn kerstcadeautje zijn. Zul je proberen opnieuw de liefde te vinden? Alsjeblieft?’

‘We zullen zien’. Simon kroop tegen Christa aan. ‘Maar nu ga ik slapen. Het wordt straks licht en ik heb een lange dag voor me’.

‘Ok, maar ik houd je in de gaten’, ging ze akkoord. ‘En Simon?’

‘Hmmmm?’

‘Laat die haarborstel in de la. Je hand is hard genoeg’.

‘We zullen zien’.

‘Kan ik nog een ding zeggen voor je weer gaat slapen?’

‘Hmm? Ja, ga je gang’, antwoordde met een slaperige stem,

‘Vrolijk Kerstfeest, mannetje’.

‘Vrolijk Kerstfeest, liefje. Simon glimlachte en viel weer in slaap.

~~~~~oooOOOooo~~~~~

Haar blaas die op knappen stond, maakte Marlies wakker. Ze voelde zich ontspannen en veilig. Het was nog steeds donker, maar er was nog voldoende licht van de restanten van het vuur in het fornuis en de haard. Marlies kon de trap afklimmen zonder dat ze lucifers hoefde te zoeken om de lamp aan te steken.

Voordat ze haar jas en laarzen aantrok om het toilet te bezoeken nam ze te tijd om het vuur op te porren en er een paar nieuwe houtblokken op te leggen. Ze goot het restje koffie van de vorige dag in de emmer en vulde de pot met vers water en een paar schepjes koffie en zette het op de warmhoudplaat van het fornuis.

Het eerste straaltje licht verscheen aan de horizon boven het graf van Christa. Ze ervoer een onverklaarbaar gevoel welkom te zijn. De roes van haar droom die ze zich niet meer kon herinneren, maakte dat ze de armen om zichzelf heen sloeg en glimlachte. ‘Het is fijn hier, ik voel me hier thuis’ . Dit was voorlopig haar thuis en wanneer het voorjaar aan zou breken dan had ze in ieder geval een veilige, warme winter achter de rug.

Nadat ze haar blaas geleegd had, besloot ze naar de schuur te gaan om te kijken of ze Clara over kon halen zich te laten melken.

Er lagen vier eieren in het nest. Ze stopte ze in haar jaszak. Ze gooide wat handenvol graan neer voor de kippen, zorgde voor vers hooi voor de koe, voor ze het krukje erbij pakte om aan de uitdaging te beginnen.

‘Goedemorgen meisje’, fleemde Marlies terwijl ze de koe aaide en op de flank klopte.

Mag ik het nog eens proberen? Wat zeg je ervan? Ik zal proberen wat minder onhandig te zijn, goed?’

Marlies neuriede een melodietje terwijl ze op het krukje plaats nam. De koe verzette zich niet, ook niet toen Marlies aan de uiers begon te trekken. Maar net als de middag ervoor, gebeurde er niets.

‘Wat is het geheim, Clara? Ligt het aan mij? Doe ik het niet goed of heb je er gaan zin in?’vroeg ze zich hardop af terwijl de minuten verstreken.

‘Hulp nodig?’

Geschrokken kukelde Marlies bijna van haar krukje en verviel onmiddellijk in oud gedrag. ‘Jij grote boerenl…’

‘Ho ho ho, wat hadden we nu afgesproken over je taalgebruik?’ Simon boog zich voorover om haar te helpen haar evenwicht te bewaren.

‘Het spijt me! Dat was mijn bedoeling niet! Maar ik schrok me dood! Het floepte er zo uit. Ik zal het niet weer doen, dat beloof ik’.

‘Je bent wel erg schrikachtig voor een meisje met een schoon geweten’, grinnikte Simon plagend.

‘Maar ik heb een schoon geweten!’ Marlies klonk bezorgd. ‘Ik probeerde te ontdekken hoe dit werkt’.

‘En wat heb je voor nats in je jaszak?’ Simon wees naar een zich langzaam uitbreidende natte vlek in rechterzij van Marlies.

‘Ah! Moet je nou eens zien! Dat zijn de eieren’, jammerde Marlies.

‘Hoeveel heb je gebroken? Had je ze daar allemaal in gestopt?’ Zijn  stem klonk vriendelijk, maar nog steeds plagend.

‘Nee, daar zaten twee’. Marlies haalde twee eieren uit haar andere zak en liet deze aan Simon zien. ‘Ik probeerde alleen maar te helpen’.

‘Dat zie ik. En je hebt prima werk geleverd’, grinnikte Simon. ‘Ga maar weer zitten dan zal ik je laten zien hoe je moet melken’.

Het plakkende eiwit van de gebroken eieren begon door de stof van haar nachthemd heen te dringen die ze onder haar jas aan had, maar Marlies liet zich niet afleiden van des les in melken die ze kreeg.

Een paar kleine aanpassinkjes in de techniek waarmee ze er eerder in slaagde wat druppeltjes tevoorschijn te krijgen en Marlies had het onder de knie.

‘Heel goed’. Simon gaf haar een klap op haar schouder toen ze de eerste twee dikke stralen melk in de emmer spoot.

‘Hee kijk! Ik kan het!’, lachte Marlies.

‘Goed zo! Nu door blijven gaan tot de emmer vol is, daarna kom je naar het huis. Na het ontbijt zullen we eens kijken of er nog meer valt te leren’.

Marlies knikte en zag hoe Simon de schuur begon uit te mesten en de dieren vers stro gaf. Hij leek in een aanzienlijk beter humeur te zijn dan de dag ervoor.

Simon was eerder klaar met zijn klussen dan Marlies met melken. Voor hij naar het huis liep gaf hij haar nog wat tips.

‘Als je klaar bent, breng je de melk naar de kelder. Dan schep je de room en de helft van de melk van wat er in de gamellen zit en doet de verse melk bij wat er dan nog over is. Vervolgens doe je het deksel er stevig op. Dan neem je gamellen mee naar het huis, dan zal ik je leren hoe je boter en kaas maakt’.

‘Ik weet wel hoe je boter maakt’, antwoordde Marlies.

‘Mooi. Dat is al een begin. En kaas?’

‘Nee”.

‘OK, dan ga ik je dat leren’.

Simon bakte de eieren samen de aardappelen en kalkoen die Marlies de vorige avond had laten staan. Toen Marlies binnen kwam, stond het ontbijt op tafel.

‘Mmmmm Ik heb honger!’ Marlies hing haar jas op en schopte haar laarzen uit.

 ‘Ga je handen wassen en aan tafel zitten’. Simon maakte eerst een hoofdbeweging in de richting van de pomp, daarna naar de tafel.

Marlies waste gehoorzaam haar handen en haar gezicht. Ze had haar bord al half leeg voor de eerste worden vielen.

‘Volgens mij voel je je een stuk beter, of niet?’ Simon was de eerste die iets zei.

‘Jazeker’, knikte Marlies. Nadat ze haar mond had leeggemaakt, zei ze, ‘Dit smaakt echt fantastisch!’

Simon nam haar compliment in ontvangst. ‘Je zit er opmerkelijk gemakkelijk bij voor een meisje dat twee keer op een dag een flink pak op haar billen heeft gehad?’

Marlies bloosde. Ze wist zo snel geen antwoord te bedenken wat niet bijdehand over zou komen. Daarom haalde ze haar schouders op.

‘Maar zo te zien heb je je lesje wel geleerd’, reageerde Simon op wat hem een instemmend gebaar leek.

Marlies haalde haar schouders nog een keer op. Ze kreeg nog meer een kleur toen Simon zijn vraag verder expliciteerde. ‘Ben je het met me eens?’

‘Ja meneer’, fluisterde ze.

‘Je hoeft me geen meneer te noemen hoor. Tenminste als je niet in de problemen zit. Het is gewoon Simon, OK?’

Marlies keek hem aan. De blik in zijn ogen stelde haar gerust. “ja, OK, Simon’, glimlachte ze.

‘Mooi zo, dan zijn we het daar over eens. Wat dacht je ervan om naar de zolder te gaan en jezelf aan te kleden. Dan kunnen we aan het werk’.

Marlies genoot van haar eerste dag bij Simon dat ze zich geen indringer voelde. Ze maakte boter en keek toe hoe Simon kaas maakte.

Het legde uit dat Clara meer melk produceerde dan ze op konden en de kaas was een goede vervanging voor de eieren als ze het te druk hadden om te koken. Het andere voordeel was dat het lang houdbaar was, waardoor er niets weggegooid hoefde te worden.

Nadat hij alle room van de melk geschept had, goot hij de melk in de karn. Hij deed er drie of scheppen room in om de kaas steviger te maken. Toen legde hij een stuk katoen, die hij kaasdoek noemde, over de karn. Hij trok de doek strak en vroeg Marlies de rest van de room erover heen te strijken. Eerst leek deze er doorheen te zakken, maar het dikkere deel bleef er bovenop liggen.

‘Zo. Simon gaf de punten van het doek aan Marlies. ‘Nu til je de kaas op en knijpt er zoveel mogelijk wei uit, zonder dat je teveel van de pulp meeneemt’. Hij stond op en zette een grote ketel water op het fornuis.

Marlies draaide aan de uiteinden van het doek. ‘Zo bedoel je?’

‘Ja, dat gaat goed. Houd het wel boven de karn. We hoeven niets te verspillen…. Niet te hard, want dan druk je de pulp eruit… zo, volgens mij is het wel klaar’. Simon pakte de bal van Marlies aan toen deze bijna uitgelekt was. Doe jij daar het deksel maar op en begin te karnen.

 Marlies knikte en pakte een stoel en ging bij de karn zitten zodat ze kon zien hoe het kaasmaken verder ging terwijl ze aan het karnen was.

Toen het water kookte, goot Simon er een beetje gelige vloeistof bij en liet de met pulp gevulde doek erin zakken.

‘Wat deed je daar in?’ Marlies trok haar neus op toen ze een sterke, beetje zure geur rook.

‘Azijn’. Dat geeft de smaak aan de kaas. ‘Kijk!”, hij overhandigde haar het kruikje en gebaarde dat ze de kurk eraf moest halen.

‘Brr… dat is vies!’ Ze trok een vies gezicht en draaide haar hoofd weg.

‘Kijk goed en houd op met klagen. Zie je dat laagje er boven op?’ Simon zijn stem klonk streng en Marlies wist dat hij wilde dat ze op zou letten. Ze keek weer naar het vies ruikende kruikje. Je zou behoorlijk ziek worden als je daarvan zou drinken, maar samen met gist en magere melk en een paar dagen rusten, levert een goed bestanddeel voor zure deeg. Het geeft een goede smaak aan bijvoorbeeld koekjes en zonder dit zou je geen kaas kunnen maken. Tenminste, geen lekkere kaas.

‘Hoelang moet het nu koken?’, vroeg Marlies terwijl ze de kurk weer in het kruikje duwde en naar de ketel op het vuur keek.

‘Vijf a tien minuten, niet langer’, antwoordde Simon en hij haalde de doek uit het water en legde hem op de plank boven het fornuis.

De volgende uren waren ze druk aan het werk. Marlies was aan het karnen en Simon maakte de kaas. Hij liet haar proeven van de verse wrongel. Deze kleine eten we straks op en de twee grote brengen we naar de kelder om te rijpen. Wanneer er een mooie korst op zit, heeft hij een rijpe smaak. Ik denk dat je het lekker zult vinden’.

Marlies glimlachte. ‘Het is klaar, of niet?’

‘Inderdaad, het is klaar’, luidde het antwoord.

‘Ik denk dat ik het de volgende keer zelf wel kan’, lachte ze.

‘Dat was mijn bedoeling ook’, knikte Simon. ‘Maak jij maar af waar je mee bezig bent. Als het dik genoeg is, doe je het in de vormen die op de onderste plank bij de pomp staan. Goed?’.

Marlies knikte. Simon liet haar met rust en ging bij de haard een boek zitten lezen. Al snel dommelde hij weg. Hij was het niet gewend dat hij midden op de dag uitgebreid de tijd had om te gaan zitten. Het was een heerlijke en welkome ervaring. Toen hij een uurtje later wakker werd, rook hij de geur van koffie en vers gebakken koekjes.

‘Heb je honger?’, vroeg Marlies toen ze hem kreunend wakker hoorde worden.

‘Dat ruikt lekker!’ Simon trok een pijnlijk gezicht toen hij zijn zere spieren voelde en rekte zich uit.

‘Er staan hier nog wat pasteitjes. Zullen we die bij de lunch eten?’, vroeg Marlies hoopvol.

‘Hoeveel zijn er nog?’ Simon trok een bedenkelijk gezicht. De baksels van Lijanne gingen veel sneller op dan hij had gehoopt.

‘Een stuk of vier, vijf’.

‘Niet meer?’ Hij kon zijn teleurstelling nauwelijks verbergen.

‘Als je suiker en vanille of kaneel hebt, kan ik wel taart voor je bakken. Ik zag dat er appels, gelei en citroenen in de kelder hebt staan. Maar als je die nog wilt bewaren, vind ik het ook prima. Ik kan ook best zonder. Marlies schaamde zich dat ze zijn voorraad er doorheen wilde jagen.

‘Weet je hoe je taart moet bakken?’, vroeg Simon hoopvol.

‘Ik kan ook koekjes bakken van haver en appels. Ik mocht mijn moeder vroeger altijd helpen als ze beignets maakte.

‘Dat is nog eens een verrassing’, zei Simon met een brede grijns. Dit was voor het eerst dat Marlies dat zag. Ze kreeg het er warm van. ‘Warm de pasteitjes maar op!’

Marlies glimlachte. Haar gastheer was een echte zoetekauw. Het vooruitzicht van iets lekkers deed hem stralen.

~~~~~oooOOOooo~~~~~

‘Waar heb je de boter gelaten?’, vroeg Simon toen ze zaten te eten.

‘Daar bij de kaas’. Marlies wees naar de plank bij de pomp. ‘Als we klaar zijn met eten zal ik het naar de kelder brengen’.

‘Nee. Je gaat naar de zolder. Je gaat wat kleren uit de grote kist zoeken die je passend kunt maken. In de mand bij de haard vind je naald en draad. Zoek voldoende kleren uit zodat je nog wat schoons hebt als je andere kleren bij de was zitten. Dat zal je wel zoet houden zolang ik bezig ben met het dichtsmeren van de kieren in de schuur.

Marlies lachte blij. Het idee dat ze een paar uur alleen in huis was, herinnerde haar aan de dagboeken van Christa. Ze kreeg een kleur van opwinding, maar Simon leek dat niet in de gaten te hebben. Hij ging naar buiten en zodra Marlies de afwas gedaan had, klom ze naar de zolder op weg naar het dagboek van Christa.

Ze voelde een golf van schaamte door zich heen gaan toen ze het dagboek van Christa onder haar matras vandaan viste. Ze ging op een kist bij het raam zitten zodat ze voldoende licht had. Ze had Simon iets beloofd en haar belofte alweer gebroken terwijl haar woorden nog in de kamer echoden. Daarnaast pleegde ze de eerste dag die in harmonie verliep verraad. Maar haar schaamte was niet zo sterk als haar verlangen om meer over het leven van Christa en Simon te weten te komen.

Marlies bladerde naar de passage waar ze gebleven was. Christa, Simon, Lijanne en Koos waren nog steeds op reis. Er bleek duidelijk uit het dagboek dat Christa moe. Door de kou en sneeuw konden ze niet verder, waardoor ze de gelegenheid hadden om uit te rusten.

9 januari 1867

Oh, jee, Lijanne gaat een pak op haar billen krijgen en het is mijn schuld. Ze heeft me gevraagd niets te zeggen, maar ik denk dat dat niet kan. Simon zal me verachten wanneer ik zorg dat mijn vriendin in mijn plaats gestraft wordt en mijn vriendin zal een hekel aan me hebben als ik mijn belofte aan haar breek. Ik weet niet wat ik moet doen. Dit is de zwaarste dag van mijn leven. Ik hoop dat die vervelende Laura ook haar verdiende loon krijgt. Ze is de duivel in eigen persoon. Ik weet zeker dat ze dit allemaal in scene gezet heeft. Ze weet dat Simon een bloedhekel aan roddelen heeft. Ze heeft gezorgd dat ik niet anders kon. Ik had geen keus. En nu heeft Lijannne een probleem met Koos door mijn schuld! Ik ben een slechte vriendin. Ik ben een slechte echtgenote. Hoe kon ik nu weten dat meneer Wilders die vieze koffie op zou drinken? Arme lijanne ! Waarom had ze die rode jurk ook aan? Daardoor viel het te veel op toen ze achter de wagens langs sloop.

10 januari 1867

Ik walg van mijn laffe houding. Die lieve aardige Lijanne gaf me vanochtend een knuffel, maar ze had een van pijn vertrokken gezicht. Ik ben haar vriendschap niet waardig. Koos heeft haar gezegd dat ze op de houten bank van hun wagen moest gaan zitten en ik kan zien hoe moeilijk ze het daarmee heeft. Het pak slaag moet afschuwelijk geweest zijn. Bovendien had ik het moeten hebben. Ik had er recht op en door het te laten gebeuren heb ik mijn huwelijk en een vriendschap verpest. Zou ik er wel mee kunnen leven als ze gewoon bij mij zou zijn in plaats van dat ze op die harde bank moest zitten? Nee. Ik kan het niet verdragen. Dit zal aan me blijven vreten. Maar ik kan het ook niet eerlijk opbiechten. Hoe zou dat kunnen nadat Lijanne mijn straf in ontvangst heeft genomen? Wanneer ik dat doe breek ik mijn belofte en zorg er bovendien voor dat ze voor niets gestraft is. Als ik het niet doe heb ik een hekel aan mezelf en verdien ik het niet meer om ooit nog het vertrouwen van wie dan ook te hebben.

10 januari 1867, gelukkig begint het donker te worden.

Oh Simon, waarom heb je mij dit dagboek toch gegeven. Nu wordt ik steeds weer geconfronteerd met mijn eigen tekortkomingen die ik erin opgeschreven heb. Je bent te wreed voor woorden. En zelfs dan ben ik je nog niet waard.

12 januari 1867

Ik loop de hele dag al te huilen en Simon begint zijn geduld te verliezen. Ik heb Lijanne gesmeekt mijn belofte te mogen verbreken, maar ze wil dat niet. Snapt ze dan niet dat ik de liefde voor mijn echtgenoot aan het verloochenen ben en dat hij moet weten hoe afschuwelijk ik me gedragen heb? Ze lacht alleen maar als ik het haar vraag, en wil dat ik me aan mijn woord houd. Ze vind dat het misschien goed voor mij is, maar dat het haar nog meer in de problemen zal brengen. De dagen worden tot een hel. God zou genade tonen als hij me nu naar de hel zou sturen.

En als hij dat doet dan hoop ik dat hij haar voor laat gaan. Als ze me ooit nog eens zoiets flikt dan geef ik haar een klap.

15 januari 1867

Hij heeft me uitgelachen. En Lijanne en koos die naast hem stonden, lachten met hem mee. Het liefst zou ik ze allemaal vermoorden. De afgelopen dagen zijn een hel voor me geweest en nu de waarheid eindelijk boven komt, lachen ze me uit.

Mijn enige troost is dat die akelige Laura tegen de lamp gelopen is. Ik had bijna medelijden met haar. Als Simon zou weten met hoeveel plezier ik naar haar gejammer geluisterd heb toen haar man haar er met de riem van langs gegeven heeft, dan zou hij nu niet lachen. Dank U, lieve Heer, maar ze had eigenlijk veel meer verdiend. Maar de grootste pijn is dat ik me besef dat ikzelf nog veel meer verdiend heb.

Ik ben nog veel erger dan Laura Huisman.

16 januari 1867

Wat is Simon een geweldige man en wat zijn Lijanne en Koos vergevingsgezind naar mij. De omhelzing van Lijanne gisteravond heeft me van mijn angsten bevrijd. Koos heeft zo’n verschrikkelijk pak op mij bips gegeven dat ik dacht dat ik dood ging. Hij heeft me een lesje geleerd dat ik nooit meer zal vergeten. Maar wat er ook gebeurd, hij heeft vertrouwen in  zijn vrouw, net zoals Simon mij vertrouwen in mij heeft. Mijn stilzwijgen is niet van invloed geweest op de manier waarop hij haar gestraft heeft. Dat ik er niet direct voor uitgekomen ben, is iets tussen Simon en mij.

Ik heb me altijd die tijd druk lopen maken omdat ik aangenomen had dat Lijanne gestraft werd voor iets wat ik gedaan had, terwijl ze het ondertussen allang aan haar man verteld had. En Koos heeft het aan mijn eigen schuldgevoel overgelaten om ermee voor de draad te komen.

Simon deed zijn best om streng tegen me te zijn. Daar slaagde hij helemaal niet in. Ik had het echter nodig dat hij streng tegen me as. Het is wreed als een man aangeeft dat je een pak op je billen verdiend hebt en je ondertussen loopt te plagen. Hij heeft me een ongenadig pak op mijn bips gegeven met de hand en met een stuk hout, maar hij moest steeds lachen terwijl hij dit deed. Hoe moet ik dat nu opvatten? Zo kom ik niet van mijn schuldgevoel af. Ik voelde geen berouw op deze manier en hoefde ook niet te huilen. Hoeveel pijn het pak slaag ook deed, ik kon het lustgevoel van mijn verlangende lichaam niet eens kwijtraken.

Nadat hij me dat pak slaag had gegeven, was ik helemaal opgewonden. Tegelijkertijd vond ik dat ik geen opwinding mocht voelen na alles wat ik misdaan had. En nu voel ik me rustiger dan ik in weken gedaan heb. Ik begrijp er niets van, ondanks dat Lijanne zegt dat ik me dat niet af moet vragen maar er van moet genieten. Wat moet ik nou?

20 januari 1867

We staan weer vast vanwege het weer. Het sneeuwt nog niet maar aan de lucht te zien zal dat niet lang mee duren. De mannen stellen zich autoritair op. Simon is wel de ergste. Hij is de bazigste man die er bestaat. Waarom zorgen die onnozelaars nu weer voor oponthoud? De dieren hebben helemaal geen last van de kou. Vanavond zullen we het hen laten zien. We zullen het iedereen laten zien.

24 januari 1867

Ik ben blij dat ik nog leef. Ik ben verschrikkelijk dom geweest. Simon kijkt niet eens meer naar me. Ik ben bang dat ik mijn huwelijk geruïneerd heb. Ik heb hem voor schut gezet. De woede in de ogen van Koos, toen hij ons aantrof, mijn God, die zal ik nooit vergeten. Niets heeft me ooit meer pijn gedaan dan de gekwetste blik in de ogen van Simon een uur later.

26 januari 1867

Ik ben bang dat ik nooit meer goed op mijn billen zal kunnen zitten. Simon is nog nooit zo streng tegen me geweest, maar toch heb ik dat liever dan het koude negeren wat hij gister deed. Mijn God, ik zal je zeggen dat ik naar de strop verlengd heb. Vandaag voel ik me beurs. Iedereen moet me hebben horen gillen. Daar ben ik zeker van. En hoewel ik het verdiend heb, durf ik vandaag mijn gezicht niet te laten zien.

Arme Lijanne, ik ben bang dat ze me niet meer als haar vriendin zal zien, en terecht. Koos is een mispunt. Ik mocht het hem niet eens uitleggen, hoewel ik daar om gesmeekt heb. Hij weigert aan te nemen dat het mijn idee was om er met de voorste wagen vandoor te gaan. Lijanne is alleen maar meegegaan omdat ze mijn beste vriendin is. Waarom wil hij niet geloven dat Lijanne juist haar best gedaan heeft mij van mijn plannen af te houden? Hij zou trots op haar moeten zijn in plaats van haar te straffen.

Mijn God, waarom zijn mannen ook altijd zo koppig?

20 februari 1867

Ik ben in de rivier de Maas gevallen. Ik denk niet dat ik in mijn hele leven zo bang en koud geweest ben. Simon heeft me er gelukkig uit weten te redden. Hij zei dat hij met hart en ziel van me hield, maar heeft vervolgens mijn broek naar beneden gedaan en me zo’n ongenadig pak op mijn blote bips gegeven, dat ik ervan overtuigd ben dat hij een hekel aan me moet hebben.

Maar ik had haar goed te pakken. Dat is een hele troost. Die akelige vrouw heeft alle paardenmest van het hele kamp op moeten ruimen en weg moeten brengen. Dat zal haar leren om altijd met haar neus in de lucht te lopen. En hoe voelt het nu, betwetertje Laura Huisman?

21 februari 1867

Simon houd van me. Hoe heb ik daar aan kunnen twijfelen? Zijn mond, zijn handen, alles van hem; hij bezit mij. Deze gelukzaligheid die ik voel is wreed en genereus tegelijkertijd. Ik heb hem moeten beloven dat ik me beter zal beheersen. Ik zal mijn best doen, ik zweer op alles wat me lief is, dat ik mijn best zal doen. Maar ik zou heel dank=baar zijn als onze Lieve heer me daar een beetje bij helpt.

19 maart 1867

Lieve God, laat Simon en Koos er nooit achter komen wat Lijanne en ik hebben gedaan. We kunnen ons zelfs niet verschuilen achter die akelige Laura. Alsjeblieft God!

~~~~~oooOOOooo~~~~~

Het geluid van Simons stampende voeten op de trap deed Marlies terugkeren naar het heden. ‘Oh shit’ Ze voelde de paniek zich van haar meester maken. In eerste instantie wist ze niet eens welk excuus ze moest gebruiken. Het hart klopte in haar keel. Maar het bleek dat Simon het helemaal niet erg vond dat ze in slaap gevallen was nadat ze de kleren uitgezocht had. Hij was eerder op de dag zelf ook in slaap gevallen.

Ze had nog niet eens een achtste deel van het dagboek gelezen en werd er volledig door in beslag genomen. Marlies beloofde zichzelf dat niemand er haar van kon weerhouden, ook Simon niet, om het uit te lezen. Ze kon haar nieuwsgierigheid maar nauwelijks beheersen nu ze niet wist wat voor vreselijks Christa nu weer gedaan had. Het nam haar de hele avond in beslag. Ze zou ervoor zorgen dat er genoeg olie in de lamp zat als ze vanavond ging slapen.

Wintervertelling (4)

‘Nu al uitgegeten?’ Simon trok zijn wenkbrauw op. Hij had zijn bord alleen leeg, maar het bord van Marlies was nog nagenoeg onaangeroerd.

Marlies haalde haar schouders op. ‘Kan ik het niet opeten als je klaar bent daarmee?’, ze knikte in de richting van de haarborstel die op tafel lag.

‘Wat zullen we nou krijgen? Kriebels in je buik?’, glimlachte Simon droog. ‘Zie je nu wat je grote mond en je houding je oplevert? Je kunt niet eens van je kerstmaal genieten omdat je een pak slaag tegemoet ziet’.

‘Ik heb je al gezegd dat het me spijt’. Marlies kromp ineen toen ze de zeurende toon in haar eigen stem hoorde.

‘Je brengt me heus niet op andere gedachten door een klein kinderstemmetje op te zetten. En ook je ‘ik ga gebukt onder een schuldgevoel’ en ‘ik heb kriebels in mijn buik’ zullen je niet helpen. Als het om waarden en normen gaat hier in huis, doe ik geen water in de wijn’.

Simon was inmiddels voldoende ontdooit om te erkennen dat iemand die een flink pak slaag te wachten moeilijk een hap door de keel kon krijgen. ‘Zet je bord maar op de warmhoudplaat van het fornuis en ga de afwas maar doen. Wanneer je daarmee klaar bent trek je het nachthemd aan wat ik je gegeven heb en kom je je netjes melden. Ik zal je vervolgens geven wat ik je beloofd heb en dan kunnen we met een schone lei de avond in’.

Marlies deed haar best hem niet tegen te spreken. ‘Probeer nu voor het allereerst in je leven om zaken niet erger te maken’, sprak ze zichzelf toe. Met haar kaken stijf op elkaar geklemd stond Marlies op en bracht de pannen en borden naar de waterpomp.

‘Zorg ervoor dat je de botten en het niet afbreekbare afval in de afvalemmer in de bijkeuken doet’, zei Simon terwijl hij haar gade sloeg.

Marlies knikte, maar bleef met haar rug naar hem toe staan. ‘Wat denkt hij nu wel, dat ik een volslagen idioot ben die niet eens de afwas kan doen?’, pruttelde ze in zichzelf. ‘De bijna hardop uitgesproken woorden zorgde voor kippenvel op haar billen en een onaangenaam gekriebel in haar buik.

‘Gebruik het warme water uit de ketel en een klein beetje zeep. Dan de ketel opnieuw vullen en op het fornuis zetten’, instrueerde Simon toen Marlies de zwengel van de pomp omhoog duwde en water in het teiltje liet stromen.

‘Ik weet heus wel hoe het moet’, siste Marlies zachtjes. Ze kookte van binnen.

‘Niet als je alleen maar koud water uit de pomp gebruikt’. Het antwoord van Simon klonk als een waarschuwing.

‘Het water in de ketel is kokendheet. Er moet koud water bij, anders verbrand ik mijn handen. Jij mag dan van plan zijn iets in brand te zetten, ik ga dat heus niet bij mezelf teweeg brengen’. Marlies stampte met haar voeten en draaide zich om, om Simon een woedende blik toe te werpen.

‘Ik zou maar eens een beetje op mijn toontje letten als ik jou was, jongdame’, waarschuwde Simon. ‘Je zit al flink in de problemen’.

‘Laat me dan met rust als ik aan het afwassen ben’, snauwde Marlies en draaide zich weer om naar de afwas. Ze was zich bewust van de priemende blik in haar rug. Haar billen tintelden. Dit was voor het eerst in haar leven dat ze voor de tweede keer op een dag een pak op haar bips zou krijgen. De eerste was bovendien geen sinecure geweest. ‘Waarom ben ik zo roekeloos?’, vroeg ze zichzelf af.

‘Het heeft geen zin om je het hoe en waarom af te vragen’, zuchtte ze en deed er het verder het zwijgen toe. ‘Het is beter om in het hier en nu te blijven’.

Bij iedere beweging was ze zich er van bewust dat de stof van haar onderbroek langs haar billen streek, waardoor haar aandacht bij de haarborstel op de tafel bleef.

‘Dit is gekkenwerk’, hield ze zichzelf voor. ‘Hoe ben ik hier in vredesnaam terecht gekomen?’ De spanning zorgde ervoor dat haar voornemen in het hier en nu te blijven niet lang stand hield.

Ze trok een grimas, deed haar ogen dicht en liet haar gedachten met tegenzin terug gaan naar de gebeurtenissen van het afgelopen jaar. Vreemd genoeg kreeg ze er voor het eerst geen buikpijn van. In plaats daarvan voelde ze zich veilig en ontspannen. Voor het eerst in lange tijd realiseerde Marlies zich dat ze zich veilig voelde. Ook al stond ze nu met haar handen in warm water en wist dat haar bips over een poosje nog veel warmer zou zijn.

Simon was een nette man, ook al was hij streng en aan de norse kant. Dit was de veiligste plaats waar ze geweest was vanaf het moment dat haar moeder met dat monster getrouwd was. Marlies glimlachte. Ze had een dak boven haar hoofd voor de komende twee of drie maanden. ‘Het enige waar ik bang voor ben, zijn mijn eigen stemmingen’. Haar glimlach werd wrang bij die ware woorden. Haar temperament zat haar dikwijls in de weg.

‘Genoeg getreuzeld! Je kunt niet de hele avond met het afwaswater blijven spelen’, verbrak Simon de mijmering waar Marlies rust bij vond. Marlies beet op haar tong om niet een bijdehand antwoord te geven.

‘Ik ben klaar’, gromde ze en liep naar de kapstok om haar jas te pakken. ‘Nog even het water weggooien, ik ben zo terug’.

‘Laat maar! Je moet je eigen bord straks nog afwassen als ik met je klaar ben’, baste Simon. ‘Ga naar boven en doe je nachthemd aan. We zullen het niet langer uitstellen. Zorg ervoor dat je je onderbroek uitlaat’.

Een lichte paniek maakte zich van haar meester toen ze de ladder naar de zolder op klom. ‘Hoe is het mogelijk dat ik ook nog doe wat hij zegt en me klaar ga maken om als een klein kind op mijn billen te krijgen en naar bed gestuurd te worden!’

Haar vingers maakten trillend de knopen en strikjes los die de kleren die ze gekregen had, op hun plaats hielden. Niet veel later had Marlies zich tot haar hemd en onderbroek uitgekleed. De warmte van de haard en het fornuis was naar boven getrokken en bleef hangen onder de hanenbalken. En toch rilde ze.

‘Schiet eens een beetje op!’, bulderde de stem van Simon van beneden. De kriebels in haar buik namen verder toe.

‘Ik zoek om het nachthemd. Wacht even, wil je? Marlies kon zich met moeite bedwingen niet te gaan stampvoeten. ‘Jezus man! Ik ben geen krijgsgevangene of zoiets!’, mompelde ze terwijl ze onder haar kussen keek en vervolgens in de wieg. Waar had ze dat nachthemd  neergelegd?

‘Ik tel tot twintig en als je dan nog niet beneden bent, dan zal ik je laten voelen wat er in dit huis met vrouwen gebeurd die passief verzet plegen’.

‘Wacht nog even!’ Marlies kreeg een droge mond toen ze zich realiseerde dat de man niet kon wachten haar een flink pak slaag te geven en ondertussen steeds geïrriteerder werd.

‘Het is alleen maar een pak op je billen, niets meer dan dat!’, hield Marlies zichzelf voor terwijl ze probeerde de rust te hervinden. ‘Ja, maar weet je nog hoe zijn hand voelde?’, fluisterde tegen het nachthemd dat ze over haar hoofd trok. Ze had op dat moment helemaal geen oog voor de prachtige, zijdezachte stof.

‘Mag ik mijn sokken aanhouden?’ riep ze naar beneden en schoof nerveus haar onderbroek naar beneden.

‘Vijfentwintig!’, bulderde Simon. Houd je sokken aan en kom onmiddellijk naar beneden!”

Een golf kippenvel trok over haar billen toen Marlies zich omdraaide om te ladder af te dalen. Het nachthemd bedekte haar van top tot teen, maar de stof was dun en ze voelde zich weinig beschermd. ‘Ik begrijp niet dat ik hem dit vrijwillig met me laat doen!’, jammerde ze terwijl ze naar beneden klom. Het was niet de bedoeling dat Simon haar zou horen, maar hij liet haar onmiddellijk weten dat dit wel het geval was.

‘Je laat het met je doen zolang je je gedraagt als een onopgevoed meisje!”

‘Maar ik ken je niet eens’, flapte Marlies eruit voor ze het in de gaten had. ‘Je zou me op zijn minst de kans kunnen geven om je te leren kennen. Een meisje hoort de kans te krijgen te wennen en de regels van het huis te leren kennen voordat ze een pak slaag krijgt omdat ze deze overtreden heeft’.

‘Wat zeg je me daar van?’ Simon moest lachen, hij kon er niets aan doen. Het kleine blondje was al even bijdehand en opvliegerig als Christa.

‘Je weet heel goed wat ik bedoel’, zei Marlies en duwde haar kin omhoog. ‘Sommige mensen geven anderen de kans hen te leren kennen voordat ze met regels gaan strooien’.

‘Maar er zijn niet veel mensen die iemand wekenlang van hun eten beroven, zijn huis binnendringen wanneer hij weg is, zijn paard willen stelen en wanneer hij vervolgens zo vriendelijk is hen onderdak te verschaffen, dan zullen de meeste hem niet de rug toekeren en uitkafferen of hem op andere onwelvoeglijke manieren hun dankbaarheid te kennen geven’.

Marlies deed haar ogen dicht toen ze de kale feiten zo opgesomd hoorde worden. Ze had inderdaad een vreemde indruk achter gelaten en de man was inderdaad heel goed voor haar.

‘Daar had ik zo mijn reden voor’, was alles wat ze uit kon brengen.

‘Reden die ik maar aan de kant zou zetten als ik jou was of je zult iedere avond van je verblijf hier over de knie gelegd worden. Simon liep naar een van de hoge keukenstoelen en ging zitten. ‘Pak de haarborstel en kom hier staan’, droeg hij haar op en wees naar de vloer bij zijn rechtervoet.

Marlies volgde met haar ogen zijn bewegingen. Weer had ze de neiging de discussie aan te gaan. De spanning maakte dat haar blaas begon te protesteren. De onafwendbaarheid van het pak slaag deed haar maag omdraaien en haar buik onvrijwillig samentrekken.

Ze kon niet anders dan zijn instructies opvolgen. Als ze zich zou verzetten zou hij misschien geweld gebruiken en als ze moeilijk ging doen zou hij haar het huis uit zetten. Verlegen drukte ze haar armen tegen haar borst en lichaam.

‘Doe wat ik zeg, jongedame!’ Het geduld van Simon raakte op. Hij kon niet geloven hoe zijn leven in de afgelopen dagen op zijn kop gezet was. Na jarenlang alleen gewoond te hebben, stond hij nu op het punt een tegendraads meisje over de knie te leggen voor een flink pak op haar blote billen.

‘Goed! Ik zal het doen! Marlies kon er niets aan doen dat het zeurende toontje weer terug was in haar stem.

De haarborstel was zwaar en had een ovale achterkant en een lange steel. Het leed geen twijfel dan dat het zeer effectieve paddel was. Marlies had een vriendin gehad die eens gezegd had dat ene pak slaag met een haarborstel het ergste was wat ze meegemaakt had. Marlies had haar maar half geloofd. Nu zou ze het zelf gewaar worden.

‘Alsjeblieft meneer Koopmans’, zei Marlies nerveus toen ze de borstel aan Simon gaf. ‘Ik beloof dat ik me voortaan beter zal gedragen. Ik heb me gewoon laten gaan. Ik ben zolang op mezelf aangewezen geweest, dat ik verleerd ben me aan anderen aan te passen’.

‘Mooi dat je het zelf ziet’, knikte Simon en hij pakte de borstel van haar aan. ‘Dit zal er voor zorgen dat je je belofte niet snel zult vergeten. Kom over mijn knie liggen’.

Het hart klopte in haar keel toen ze naar zijn schoot keek. Toen ze ging liggen, was het niet alleen de angst voor de pijnlijke confrontatie met de borstel die ze voelde. Ze was bang voor de pijn, maar meer dan dat was ze bang te gaan huilen.

Ze had zolang in angst geleefd en nu ze zich eindelijk wat veilig begon te voelen, werd ze als een klein meisje gestraft door de man waar ze zich veilig bij voelde. Marlies vreesde dat alle emoties die ze al die tijd had weten te onderdrukken uit het drukvat zouden weten te ontsnappen.

‘Ben je er klaar voor?’ Simon liet de borstel op haar rechter bovenbeen rusten.

Marlies beet om haar lip om een snik niet te laten ontsnappen. Ze greep de stoelpoten van de stoel waar hij op zat stevig beet en knikte bevestigend.

‘Mooi!’ Simon begon haar nachthemd omhoog te trekken.

‘Oh!’, protesteerde Marlies en probeerde van zijn schoot overeind te komen. ‘Niet doen! Alsjeblieft!’

‘Wanneer je in dit huishouden een pak op je billen krijgt, dan gebeurt dit goed. Een pak slaag wordt gegeven dan gebeurd dat op de meest geëigende manier; op de blote bips! Misschien dat je je zult herinneren wat het effect van je blote billen is op je trots, als je je weer eens laat leiden door diezelfde trots’.

Simon verspilde verder geen tijd aan formaliteiten en Marlies kreeg de tijd niet om zich druk te maken over haar blote billen. Ze moest meteen het gevecht aangaan. Alle zorgen over dat ze zou kunnen gaan huilen maakten onmiddellijk plaats voor een intens brandende pijn.

‘AUW! AI!!’ Haar lichaam verstrakte toen de borstel voor de eerste keer neerkwam. ‘AUW! Oh alsjeblieft! Auw! Oh God! Auw!’Ze spartelde hevig onder de neerkomende klappen. De hand van Simon was heftig geweest, maar hij was niets vergeleken met wat ze nu ervoer.

Simon hield haar vrij eenvoudig onder controle en weidde zich met overgave aan zijn taak. Hij zou zorgen dat hij gezelschap had van een berouwvolle jongedame als hij met haat klaar was.

‘AUW! Oh God! Auw! Alsjeblieft!’ Haar gegil werd gedempt door haar pogingen om van de pijn weg te komen. Maar Simon hield haar stevig in zijn greep en trok zich niets van haar smeekbedes aan.

Marlies kon niet geloven hoe zeer de borstel deed. Wat ze ook probeerde, ze kon er niet aan ontkomen. Ze probeerde te trappelen, draaien en worstelen om weg te komen, maaien met haar armen en het optrekken van haar benen om haar billen te beschermen, maar Simon slaagde erin iedere poging te pareren. In korte tijd was niet alleen haar stem hees van het gillen en schreeuwen, maar zaten haar benen klem tussen de zijne, lagen haar armen gefixeerd op haar rug en staken haar billen nog verder omhoog. Zo kon Simon nog beter toeslaan.

Minutenlang kwam Marlies niet verder als vruchteloos verzet tegen de aanhoudende cadans van het genadeloze pak op haar bips. Haar enige gedachte, ontsnappen, was niet mogelijk.

‘AUUUUUWWW!!!’ Ze was dichtbij het breekpunt. Wanhopig probeerde ze hem op te laten ophouden met een laatste langgerekte gil.

Het maakte geen indruk. Simon bleef gewoon doorslaan.

‘Alsjeblieft! Je vermoord me!’ Het geluid wat Marlies produceerde veranderde tot een meelijwekkend gejammer. Hoewel ze wanhopig was, was ze toch in staat het roer om te gooien en een andere strategie te proberen.

‘Begin ik een beetje tot je door te dringen?’, vroeg Simon.

‘Ja’, jammerde Marlies. ‘Alsjeblieft! Het doet zeer!’

‘Dat wil ik best geloven’.  In plaats van het rustiger aan te doen, verhoogde Simon het tempo. ‘Het is de bedoeling van een pak op je billen is dat het zeer doet’.

‘Auw! Alsjeblieft!’ Marlies begon haar verzet los te laten en daardoor kwam de neiging om te gaan huilen terug.

‘Je moet je niet zo verzetten’, zei Simon precies op het juiste moment. Marlies brak en begon te huilen. Binnen een paar tellen lag haar lichaam onbedaarlijk te schokken onder de hartverscheurende snikken.

Simon merkte de verandering in haar spierspanning en verlaagde het tempo een beetje. ‘Zul je je voortaan een beetje beheersen en die grote mond achterwege laten?’, vroeg hij. Terwijl hij zijn vraag stelde liet hij zijn hand hard op haar billen neerdalen.

‘Ja, dat beloof ik’, zei Marlies met een verstikte stem.

‘Als je het nog eens in je hoofd haalt zo tegen me te keer te gaan zoals je vanmiddag in de schuur deed, dan weet je wat je te wachten staat. Is dat duidelijk?’. Simon was streng, hoewel de toon in zijn stem milder geworden was.

‘Ja!’, huilde Marlies. ‘Houd alsjeblieft op! Alsjeblieft!’

‘Nog niet!’ Simon begon opnieuw hard te slaan. ‘Dit krijg je van getreuzel en uitstelgedrag’.

Hij zette zijn woorden kracht bij met een stuk of dertig klappen.

‘Alsjeblieft!’, huilde Marlies. ‘Alsjeblieft, niet meer! Niet meer!’

‘Daar heb je niet van terug, is het wel?’, vroeg Simon toen hij opgehouden was met slaan.

Marlies antwoordde met hartverscheurend snikken en het schudden van haar hoofd, ‘nee!’

‘Onthoud dat dan maar goed voor een volgende keer’, zei Simon. ‘Als je een pak slaag verdiend hebt, onderga het dan, anders krijg je veel meer dan ik aanvankelijk in gedachten had. Snap je dat?’

Marlies kon niet mee doen dan knikken met haar hoofd knikken.

‘Mooi zo’. Simon trok haar overeind, liep naar de schommelstoel, ging zitten en nam haar op schoot.

Marlies wilde verhinderen dat hij haar tegen zich aantrok, maar al haar verzet was verdwenen. Toen hij zijn armen om haar heen sloeg, achterover ging zitten en haar langzaam heen en weer wiegde, verdween ook haar laatste weerstand. Ze smolt en liet haar tranen de vrije loop.

Simon had wel verwacht dat Marlies zou gaan huilen. Christa moest ook altijd huilen als ze een pak op haar bips gehad had nadat ze zich onmogelijk had gedragen. Het verbaasde hem dus niet hoe Marlies ontspande toen hij haar tegen zich aandrukte en heen en weer wiegde. Het werd hem bovendien duidelijk dat Marleis niet moest huilen van pijn of omdat haar ego een deuk gekregen had, maar vanwege de opgekropte stress die een uitweg gevonden had.

‘Wat is er aan de hand, meisje?”, vroeg hij zachtjes toen de tranen twintig minuten later nog steeds over haar gezicht stroomden. ‘Je hebt een pak op je bips gehad en alles is weer goed. Je hoeft niet meer verdrietig te zijn. Alles is vergeven en vergeten.

De lieve woorden van Simon en het geruststellende kneepje in haar arm, zorgden ervoor dat de tranen opnieuw begonnen te stromen. Christa had vroeger het reinigende effect van een flink pak op haar billen nodig om haar buien onder controle te houden. Hij wist altijd precies wat er gebeurde als het er weer op zat. Bij dit meisje wist hij echter nog niet precies hoe ze zou reageren.

Toen Marlies eenmaal begon te praten, wist ze van geen ophouden.

‘Ik ben niet een slecht meisje, geloof me alsjeblieft!’, de woorden kwam met horten en stoten tevoorschijn.

‘Dat weet ik ook wel. Zit daar maar niet over in. Je hebt een goed karakter en door pech ben je in de omstandigheden terecht gekomen’, zei Simon troostend. Zijn vriendelijke woorden namen alle remmingen bij haar weg.

‘Toen zij en de baby overleden en hij voor de keus stelde het bed met hem te delen of op te hoepelen of hij zou me wat aandoen, kon ik geen werk vinden. Niemand wou me hebben, behalve die man van die bar. Toen ik weigerde met een van de klanten naar bed te gaan, heeft hij me in elkaar geslagen en me ertoe gedwongen. Toen ik de kans kreeg heb ik wat geld gestolen en ben er vandoor gegaan. Maar ik verdwaalde en mijn paard ging dood. Toen ik hier aankwam heb ik voedsel van je gestolen omdat ik honger had en ten einde raad was. Ik had je paard niet willen houden, maar het leek me de beste oplossing. Maar het is nooit mijn bedoeling geweest! Het is nooit mijn bedoeling geweest!’

‘Wacht eens even’. Simon kneep in haar schouders. Hij liet zijn hand door haar haren glijden. ‘Begin eens helemaal aan het begin en laat niets achterwege, zodat ik je kan volgen’.

Marlies kon even niets zeggen. Ze was overmand door al het verdriet wat naar boven kwam. Ze had er geen controle meer over. Simon wiegde haar heen en weer en gaf haar alle tijd die ze nodig had.

Pas na een hele poos was Marlies in staat om alles te vertellen. Simon luisterde en troostte haar toen ze hem vertelde over de gebeurtenissen in haar leven in het afgelopen anderhalf jaar. Hij voelde de woede in de richting van de stiefvader die haar verraden had en richting de man die haar verkracht en ontmaagd had. Geen wonder dat ze zo’n kort lontje bezat. Zo onbegrijpelijk als ze eerst waren, haar gedrag en houding waren nu wel enigszins te begrijpen. Het was nu beter te begrijpen waar haar woede vandaan kwam. Simon wiegde haar heen en weer terwijl zij uitgeput in zijn armen lag.

Het was een lange dag en Simon had achtenveertig uur bijna niet geslapen. Hoewel hij liever een rustige kerst had gehad, besefte hij dat zijn huis en strenge hand een zegen waren voor de jonge vrouw die vredig in zijn armen lag.

Hij moest haar echter wakker maken.

‘het is tijd om te gaan slapen, Marlies’, zei hij en prikte zachtjes in haar zij. ‘We hebben morgen een drukke dag’.

Marlies was geroerd. Haar ademhaling ging met horten en stoten en met een langgerekte snikken, loste het laatste beetje verdriet op.

‘Den je dat je gaat redden daar boven?’ Simon tilde haar kin op zodat hij haar aan kon kijken.

Marlies glimlachte zwakjes en knikte.

‘Mooi’, glimlachte Simon. ‘Ik ben hard aan mijn bed toe. ‘Hij zette haar op haar benen en begeleidde haar naar de voet van de ladder.

‘Roep me maar als je iets nodig hebt. Ik kan je wel horen, goed?’ Hij gaf haar een tik op haar billen en duwde haar de sporten op.

Beiden stapten hun bed in en vielen in diepe slaap.

Christa kwam in de droom van beiden voor.

Wintervertelling (3)

Marlies zat in het warme water en overdacht de gebeurtenissen van de afgelopen ochtend, vervolgens die van de laatste weken en tot slot die van de afgelopen jaren. Het warme water had een kalmerend effect op haar. ‘Duurde deze winter maar voor altijd’, ze deed haar ogen dicht en voelde zich voor het eerst veilig in lange tijd. Ze moest flink boenen om al het vuil van de afgelopen weken van haar lijf te schrobben. De ene inzeepbeurt volgde de ander en tussendoor spoelde ze haar lijf af met het warme water. Het water begon al koud te worden toen ze haar handen tenslotte over haar schone huid liet glijden. Marlies trok een gezicht toen ze uit het bad stapte, zich omdraaide en al het vuil in het water zag drijven. Ze schaamde zich dat ze zo verschrikkelijk vuil geweest was. Ze gooide haar kleren in het water om te kunnen weken.

De schone kleren die Simon van de zolder gehaald had waren praktisch, schoon en heel vrouwelijk. Het hemd was duidelijk merkbaar gemaakt voor een vrouw die beter uitgerust was dan zij. Desalniettemin kon Marlies een glimlach niet onderdrukken toen ze haar hand over de zachte stof liet glijden. Ze was weer een omgetoverd in een vrouw!

‘Moet je deze onderbroek een zien!’, fluisterde ze, terwijl ze het volgende witte katoenen kledingstuk oppakte. Ze had in haar hele leven nog nooit zulk mooi ondergoed gezien. Ze was gemaakt voor vrouwen die wat forser gebouw waren dan haar, maar Marlies had er geen moeite mee, de band in de middel zo te strikken dat hij niet af zou zakken.

Het zachte wollen blouseje paste prachtig en toen Marlies de rok erover trok, probeerde ze zich voor te stellen hoe de kleren zouden staan bij een vrouw die ze zou passen. Die vrouw was niet Marlies, maar dat kwam misschien nog wel. Een extra knoop en een stuk elastiek zouden er wel voor zorgen dat de rok niet steeds af zou zakken.

Marlies huppelde glimlachend door de kamer. Ze voelde zich beeldschoon. Misschien mocht ze de kleren wel houden. Als ze ze ingenomen had zouden ze ook veel beter passen.

Toen ze aangekleed was, hield ze zich als eerste bezig met het afwassen van de ontbijtspullen. Daarna bekommerde ze zich om de lakens van het bed van Simon. Ze zette ze in de week in de grote pan waar Simon het water in gekookt had. Vervolgens hurkte ze neer bij de tobbe om te zien hoe haar eigen kleren ervoor stonden.

~ooo00ooo~

Clara werkte niet echt mee toen Simon de schuur instapte om de dagelijkse activiteiten te ondernemen. Tot twee keer toe trapte ze achteruit toen ze gemolken werd. Zijn geest werd afgeleid door de gedachten aan zijn ongenode gast en de gebeurtenissen van de afgelopen twee dagen, waardoor hij misschien wel wat harder kneep dan hij normaal gesproken deed. Hij was te moe om te bedenken wat hij het beste kon doen en wees iedere mogelijkheid die in hem opkwam af. ‘Wat moet ik in godsnaam aan met een half volwassen meid waar ik ge hele winter mee opgescheept zit, Christa?’, gromde hij toen hij een schop pakte en naar buiten liep om een breder pad naar het huis te maken. ‘Een katje om niet zonder handschoenen aan te pakken’, foeterde hij, ‘Ik ben veel te oud voor dit soort flauwekul!’

De rest van zijn woorden waaiden mee met de wind. Het sneeuwde nog steeds. Het leed geen twijfel dat hij voor het donker werd nog een keer moest sneeuwscheppen. Het was maar goed dat het niet meer zo hard waaide, hoewel zijn voeten bijna bevroren waren. Maar het werk was een goede afleiding voor alle gedachten die in zijn hoofd rondspookten.

Toen hij de zolder van de schuur opklom om de houten stokken en geweven leren strips te pakken die de afgelopen zes weken als sneeuwhek gediend hebben, bedacht Simon wat hij met het meisje aan zou moeten. Als ze onder zijn dak zou slapen en aan zijn tafel zou eten, dan zou ze ook wat moeten doen voor de kost. Hij vroeg zich af of ze zou kunnen koken en of hij haar bij het vee aan het werk kon zetten. Christa kon goed overweg met een hamer en een bijl en had ook vaak sneeuwgeschept. ‘Ja’, hield hij zichzelf voor, ‘dat opgewonden standje moet maar eens wat doen voor de kost’.

Toen het sneeuwhek in de volle lengte was neergezet door de langste houten stokken in de sneeuw te planten, rekte Simon zich uit om de stijfheid uit zijn spieren van zijn drieëndertig jaar oude lichaam te verjagen. Hij voelde zich op zijn minst 20 jaar ouder dan hij in werkelijkheid was, door een slaaptekort, een urenlange rit op de rug van een paard en een paar uur zwaar lichamelijk werk.

‘Het meisje moet maar gaan melken en de huishoudelijke klussen dien’, mompelde hij tegen de hamer toen hij deze teruglegde op de plank in de schuur. Hij pakte een strobaal en raapte de eieren voor hij terugkeerde naar het huis.

~ooo00ooo~

‘Ik dacht dat je er misschien weer vandoor gegaan was’, zei Marlies toen Simon binnen stapte en de sneeuw van zijn laarzen stampte.

Dat was niet echt zo, want ze had gehoord hoe hij met een hamer de stokken voor het sneeuwhek in de grond geslagen had en ze had hem door het raam gadegeslagen terwijl hij bezig was. Ze zei het eigenlijk alleen maar om het gesprek te aan te gaan.

Simon gaf geen antwoord. In plaats daarvan hield hij zijn adem in en staarde naar de slanke jonge vrouw met de blonde krullen die de kleding van Christa aan had. Even moest hij het beeld tot zich door laten dringen. Zijn gevoelens sprongen heen en weer van verdrietig naar bewondering. Toen keek hij de kamer rond. Hij zag dat ze flink aan de slag geweest was. De lakens en haar kleren hingen bij de haard te drogen. Hij rook gebakken koekjes en de hachee die hij gemaakt had voor hij weggegaan was.

‘Wat heb je met die tobbe gedaan en het water dat erin zat?’

Marlies kromp ineen toen de allereerste vraag in de richting van het enige waarvan ze niet zeker was of ze het wel goed gedaan had.

‘Ik heb hem met een emmer leeggeschept tot hij zo licht was dat ik hem kon dragen’, antwoordde ze. ‘Ik heb het water buiten op het grasveld neergegooid. De tobbe heb ik teruggebracht naar de zolder’.

Simon knikte en deed zijn jas uit. ‘Voortaan breng je het water naar de achterkant van het erf. Daar staan planten die het goed doen op het water en de mineralen die in de zeep zitten’.

Marlies knikte, blij dat hij niet boos was om haar oplossing. ‘Dat zal ik doen’.

‘Heb je koekjes gebakken?’ Simon boog zich voorover en opende de deur van de oven.

‘Mocht dat wel?” Marlies haalde haar schouders op en knikte.

‘Natuurlijk mag dat’. Ik ben blij te merken dat je goed uit de voeten kunt in de keuken, want dat zal een van je nieuwe taken worden zolang je hier bent. Simon negeerde de onzekere toon in haar stem.

‘Ik ben er niet erg goed in, maar ik zal mijn best doen’, zei Marlies op het verzoek waarvan ze aannam dat het een bevel was.

‘De was hang je vanaf nu ook in de schuur’, Simon wees naar de was die bij de haard hing. Door het druppende water gaat de vloer rotten’.

‘Oh’. Marlies kreeg weer een kleur. ‘Daar heb ik niet aan gedacht. Het spijt me’. Ze had niet echt een beste start gemaakt en hoopte het er in de toekomst beter vanaf te brengen.

‘Zorg er maar voor dat je er de volgende keer wel aan denkt’, maakte Simon nogmaals zijn punt.

Marlies haalde haar schouders op, knikte en ging voorzichtig in de schommelstoel zitten.

‘Je hoeft het je nog niet gemakkelijk te maken, jongedame’, Simon wenkte haar met zijn wijsvinger uit de stoel. ‘Boven staat een koffer met daarin schone lakens, dekens en een grote jutezak. Om te beginnen maak je mijn bed op, daarna maak je een matras voor jezelf van de jutezak en de baal stro die ik de hal gelegd heb.

Simon zag hoe ze aan het werk ging. Een pak op haar blote billen en een warm bad hadden wonderen gedaan. Hij had op meer weerstand gerekend. Hij was ervan overtuigd dat haar opstandige gedrag wel weer terug zou keren, maar hij was voor dit moment tevreden met de indringster die veranderd was in een volgzame meisje.

‘Je kunt boven een bed voor jezelf maken als je dat wilt’, knikte hij naar aanleiding van haar verzoek eerder op de ochtend. ‘Als het goed is, is het daar lekker warm’, voegde hij er met een glimlach aan toe.

Marlies klom weer naar de zolder en haalde de houten dozen van de kist waar Simon van gezegd had dat er lakens en dergelijke in lagen. De nieuwsgierigheid sloeg toe toen ze er zilveren lijstjes en snuisterijen in de ene doos zaten en zijden stoffen in de andere. ‘Later’, foeterde ze tegen zichzelf om de verleiding te weerstaan zich van haar werk af te laten leiden.

Eerst maakte ze het bed van Simon in een ommezien op en daarna zeulde ze het stro naar de zolder. Het was daar te donker om het goed te kunnen zien en ze kon niets vinden om een deken rond de jutezak te bevestigen.

‘Dat was snel’, zei Simon toen ze de ladder weer afklom’.

‘Ik ben nog niet klaar’, antwoordde Marlies, ‘maar ik kan het niet goed zien daar en ik heb draad en naald nodig’.

‘je kunt de lamp gebruiken die op tafel staat. Ik zal een naald voor je pakken. Verder moet je maar een draad uit het jute trekken, ik geloof niet dat ik ergens draad heb liggen’.

Simon legde het boek dat hij aan het lezen was neer en liep naar zijn slaapkamer om een naald te zoeken.

‘Schep maar wat hachee voor ons op’, riep hij vanuit de slaapkamer. ‘We kunnen net zo goed eerst wat gaan eten, dan hebben we straks alle tijd voor het werk wat gedaan moet worden’.

Marlies gehoorzaamde en zette het eten op tafel. Ze hoorde Simon rommelen en grommen in de kamer er naast. Toen viel er een lange stilte. Geschuif en meer gerommel, en tot slot weer gebrom. Toen Simon uiteindelijk tevoorschijn kwam keek hij nors. Hij hield een naald tussen zijn vingers maar leek met zijn gedachten heel ergens ander te zitten.

‘Je hebt in de dozen onder mijn bed gekeken’, hij keek haar op een manier aan die haar zere billen deden tintelen.

‘Ik heb geprobeerd te achterhalen wie je was zodat ik de spullen die ik mee zou nemen naar je terug zou kunnen sturen’. Marlies probeerde de prop in haar keel weg te slikken.

‘En heb je gevonden wat je nodig had?’, zei hij met een diepe bromstem.

‘Ja’, fluisterde Marlies.

‘Verder nog iets?’, hij wist het antwoord, maar hij zou niet aandringen. Dat was niet goed voor zijn hart.

‘Nee’, loog Marlies fluisterend. Simon wist dat ze loog.

‘Er ligt daar niets wat jou aangaat. Heb je dat begrepen?’ Zijn woorden lieten geen enkele ruimte voor discussie. Als je iets nodig hebt dan vraag je het me of je doet het zonder. Ik wil niet dat hier rondsnuffelt’.

‘Ja, Simon’. Marlies bloosde en liet haar handen op haar schoot zakken.

‘Ik wil het je horen zeggen, jongedame’, hield Simon aan. ‘Je komt niet meer aan de dozen niet onder mijn bed staan’.

‘Dat zal ik niet doen’, antwoordde Marlies met tegenzin. Christa lag onder dat bed, samen met haar levensverhaal samen met deze man.

‘Ik wil het je horen zeggen, Marlies’, waarschuwde Simon.

‘Ik zal niet aan de spullen onder je bed komen’, beloofde ze, wetend dat het een alweer een leugen was. Achter haar rug kruiste ze haar vingers om haar leugen te bezweren.

‘Goed’, zei Simon. ‘Zorg dat je je eraan houdt, anders zal ik je pak slaag geven waar die van vanmorgen bij verbleekt.

De twee zetten zich aan de restjes van de hachee. Beiden dachten aan Christa en de dagboeken die ze geschreven had.

~ooo00ooo~

Simon ging een dutje doen in de schommelstoel terwijl Marlies aan de slag ging met het stro, de dekens en de jutezak. ‘Zo moet het maar goed zijn’, zuchtte ze plofte neer op de matras. Ze konden de houten vloer onder haar heupen voelen, maar het lag een stuk aangenamer dan de vieze vloer in de schuur, zeker als er straks lakens op lagen en een met dons gevuld kussen dat de gastheer beneden onder zijn bed had liggen. Het was donker en het vuur in de haard en het fornuis was gereduceerd tot houtskool toen Marlies de ladder afklom en de kamer binnenstapte. Simon schrok van het kraken van de ladder toen ze naar beneden kwam. ‘Jezus!’, hijgde hij en kreunde. Iedere spier in zijn lichaam verzette zich tegen de plotselinge bewegingen van het wakker schrikken. ‘De halve dag naar de filistijnen’, bromde hij terwijl hij het zakhorloge uit zijn zak haalde en hem onder de lamp hield.

Maar Simon was de plannen over het verzorgen van de dieren niet vergeten.

‘Trek je jas aan’, baste hij terwijl hij zich moeizaam uit de schommelstoel omhoog hees.

‘Mijn jas? Waarom?’, vroeg Marlies. In haar stem klonk verwardheid, maar zelfs zij zelf hoorde er eveneens uitdaging in doorklinken.

‘Je hebt me wel gehoord. Er is werk aan de winkel, je zult je verblijf hier terug moeten verdienen’, antwoordde Simon. Zijn opgetrokken wenkbrauw maakte Marlies duidelijk dat ze niet door moest zeuren.

‘Je hoeft niet zo te commanderen, hoor’, pareerde Marlies. Ze pakte haar jas van het haakje. ‘Ik heb nooit gezegd dat ik niets wilde doen’.

‘Daag me niet uit, jongedame’, waarschuwde Simon.

‘Zo heet ik ook niet’, sprak Marlies tegen. ‘Ik ben geen kind meer en ik heet Marlies. Ik zou het prettig vinden als je die ook gebruikt’.

‘Simon trok zijn wenkbrauw omhoog. Hij keek nors. ‘Ik heb een grote houden borstel in mijn slaapkamer liggen. Wil je dat ik die ga gebruiken om die grote mond te laten verdwijnen?’

Marlies negeerde wat hij zei en draaide zich om naar de deur, terwijl ze haar armen in de mouwen van haar jas liet glijden. ‘Wat heb je voor me te doen?’

Simon slofte naar de deur en trok zijn jas aan. Ze spraken niet terwijl ze hun laarzen aantrokken. Toen Marlies haar laarzen aan had, nam Simon het woord.

‘Heb je wel eens eerder vee verzorgd en koeien gemolken?’ De vraag kwam er afgemeten uit.

‘Ik denk dat me dat best gaat lukken’, snauwde Marlies terug.

‘Haver, maïs en hooi voor de varkens. Drie scheppen haver, een schep maïs en twee vorken vol hooi. Clara krijgt hetzelfde. Verder strooi je twee handjes graan op de vloer voor de kippen. Je raapt de eieren en melkt de koe. De eieren en de melk berg je op in de voorraadkast die je de afgelopen week geplunderd hebt. Je ruimt de boel op en dan gaan we kijken of we iets te eten kunnen ritselen’.

‘En wat ga jij doen als ik daarmee bezig ben?’ Marlies had meer kortaf geklonken dan de bedoeling was.

‘heb je niks opgestoken van het lesje wat ik je vanmorgen gegeven heb? Moet je al zo snel weer op herhaling?’ Simon bleef even staan en nam haar in zich op.

‘Je hoeft niet zo tegen me te snauwen. Ik zal heus wel werken voor de kost’, bond Marlies in. Ze hoopte dat ze oprecht had geklonken.

‘Ik woon hier’, gromde Simon terwijl hij het pad afliep in de richting van de schuur. Er lag weer een flinke laag sneeuw. ‘Jij bent een brutaal meisje wat hier onuitgenodigd is komen aanwaaien. Onthoud dat goed. En nu aan het werk’. Hij zorgde ervoor dat hij zijn laatste woorden onverbiddelijk hadden geklonken.

Marlies slikte een paar scheldwoorden in die ze op voelde komen. ‘Wel verdomme! Ik zal hem laten zien hoe hard ik kan werken’.

In de schuur wees Simon het voer aan en keek toe hoe Marlies zich aan het werk zette. Toen pakte hij de schop om de verse sneeuw van het pad ruimen.

‘Zorg straks dat je je handen goed wast als je met het eten aan de slag gaat, duidelijk?’ er was geen enkele reden voor die laatste toevoeging, maar Simon wilde dat er geen misverstand bestond over wie de baas was.

Ze keek op en keek Simon na. Hij was met opzet bezig haar op te fokken. Ze keek hem aan met een dodelijke blik. Ze hield haar mond, ook al kostte haar dat alle moeite van de wereld.

Het voeren van de beesten stelde niets voor. Ze vond drie eieren maar had niets om ze in te doen terwijl ze koe aan het melken was, dus liet ze hen in het nest liggen terwijl ze zich om de koe kommerde.

‘Zo moeilijk zal het toch niet zijn’, dacht ze en pakte de emmer en het krukje om ging bij het beest zitten.

‘Jeetje Clara’, zei Marlies geschrokken en klopte het dier op haar flank, toen het begon te loeien en een stap opzij deed waardoor ze bijna omver geduwd werd. ‘Ik doe je geen pijn, meisje, ik wil je alleen maar melken. Goed?’ Ze klopte nog een paar keer. ‘Vind je het goed als ik dat doe?’, vroeg ze en klopte Clara wederom op haar flank.

Maar Clara was daar nog niet zo zeker van. Iedere keer als Marlies haar uier probeerde te pakken schoof ze onrustig heen en weer en stampte met haar hoeven.

‘Ben je bang dat ik je pijn ga doen?’, vroeg marlies en klopte nog een keer. ‘Dat zal ik niet doen, dat beloof ik. Laat me je nu maar melken. Daarna voel je je een stuk beter, toch?’

Clara loeide nogmaals. Uiteindelijk liet ze Marlies een van haar uiers pakken. Om het dier niet opnieuw af te schrikken, hield Marlies de uier een tijd lang alleen maar vast, zodat Clara aan de situatie kon wennen. ‘Wat moet ik nu doen?’, fluisterde ze nadat de koe gekalmeerd was.

‘Moet ik erin knijpen of er aan trekken?’ Ze probeerde beide. Zonder enig resultaat. Clara begon opnieuw te loeien en te bewegen, maar ze bleef door klungelen.

Na een poosje vruchteloos proberen, raakte Marlies langzaam geïrriteerd. Het laatste wat ze wilde was dat ze aan Simon Koopmans vertellen dat ze niet wist hoe ze een koe moest melken.

Kreunend vast koppige vastbeslotenheid, palpeerde Marlies de gezwollen spenen van de uier van Clara. Ze voelde de melk weer omhoog stromen toen ze deze eruit probeerde te persen. ‘Hoe moet ik nou doen?’, klaagde ze terwijl ze met haar hoofd tegen de flank van de koe leunde. Moe en op het punt het op te geven verslapte Marlies haar greep enigszins en bewoog langzaam masserend omlaag. Ze voelde hoe de speen zich achter haar hand met melk begon te vullen. In de hoop dat de speen open zou gaan opende ze haar hand. Er verscheen een druppeltje melk aan de speen.

‘Is dat alles, Clara?’, jammerde Marlies en probeerde het opnieuw.

Ze probeerde de masserende techniek nog een keer, maar weer verscheen er niet meer als een druppeltje. ‘Toe nou koe! Alsjeblieft?’

‘Waar denk je dat je mee bezig bent?’, baste Simon terwijl hij de schuur binnenliep en Marlies en Clara in ogenschouw nam. Clara schopte achteruit en Marlies gaf een gil van schrik en viel achterover van het krukje tegen de muur van de schuur.

‘Gloeiende gloeiende, van hier naar de hel en weer terug!’, krijste Marlies.

‘Wat vreet je in vredesnaam allemaal uit? Waar is de melk?’, vroeg Simon.

Marlies keek op, half boos, half verslagen. Zou ze hem vertellen dat ze niet wist hoe ze het moest doen of een of ander smoesje bedenken? Haar besluiteloosheid hield aan tot ze de geïrriteerde ongeduld in Simons ogen zag. Blinde woede maakte zich van haar meester.

‘Doe het zelf maar, miezerige boerenlul!’, siste ze en krabbelde overeind.

‘Zo iemand als jij heb ik nog nooit meegemaakt!’, bulderde Simon en pakte haar bij de kraag van haar jas. ‘Tot in de kern bedorven, of niet? Zo schaamteloos dat je een blokje om zou gaan als je jezelf tegenkwam. Je hebt kennelijk geen enkel respect voor de man wiens leven je binnengedrongen bent en op de kop gezet hebt’.

‘Dat is precies wat ik het liefst zou doen, jongedame! Je zo de koude, donkere nacht insturen!’ Simon trok haar dicht tegen zich aan. Wees maar blij dat ik enig fatsoen beschik en dat niet zal doen!’

‘Laat me los!’ Marlies worstelde om zich uit zijn greep te bevrijden.

‘Blijf staan en luister naar me! Simon greep haar met twee handen en schudde haar door elkaar. Het hielp. Ze hield op met zich te verzetten en bleef stil staan.

Simon draaide haar gezicht naar hem toe. ‘Ik zal je het voor eens en altijd duidelijk maken!’ Zijn blik was nors en vastberaden.

‘Oh ja? En dus?’Marlies blikte terug en voelde haar verzet toenemen.

‘En dus?’ Simon trok geïrriteerd zijn wenkbrauw op. ‘En dus zul je de komende tijd je maaltijden stand moeten nuttigen, als je niet oppast!’

‘Loop naar de hel!’ De ogen van Marlies spuwden vuur. Maar ook angst nam bezit van haar. Ze wist dat ze een flink pak slaag kon verwachten. Simons gezicht was rood van woede en de aderen in zijn slaap waren opgezwollen. Zo stonden ze bewegingsloos tegenover elkaar.

Simon was de eerste die bewoog. Hij ontspande zijn greep en liet vervolgens los. ‘Maak dat je in huis komt. Er liggen kalkoen en zoete aardappelen in de kast. Doe je best, anders zul je nog veel erger dan de haarborstel op je billen voelen voordat we naar bed gaan!’ Zijn stem klonk kalm, maar ijzig koud.

Marlies huiverde bij de gedachte waaraan ze net ontsnapt was en wat er later nog zou volgen. Om niet in tranen uit te barsten kon ze niet anders dan naar buiten, naar het huis te hollen. Er was geen excuus voor haar uitbarsting in de richting van de man. Het was niets anders dan haar misplaatste trots en dat kon ze moeilijk als excuus hanteren. Ze kon nu niet anders dan het wegslikken en met het eten aan de gang te gaan zoals haar opgedragen was. Wat zou ze doen als de tijd gekomen was voor het pak op haar billen dat haar aangezegd was? Zou ze het nog erger maken, of als een klein kind in tranen uitbarsten, zoals ze nu het liefst zou doen?

De blik in zijn ogen had haar beangstigd, maar ze had het liefst gehad dat hij haar in de schuur onmiddellijk over de knie had gelegd. Ze huiverde toen ze naar het toilethuisje liep, haar rok omhoog deed, de split in haar te grote onderbroek opentrok en op ging zitten. Het huisje was degelijk gebouwd maar bood weinig bescherming tegen de kou. Marlies huiverde opnieuw. Deze keer zorgde kippenvel voor een tintelend gevoel in haar billen. ‘Mijn stiefvader zou me ter plekke een pak slaag gegeven hebben’. Ze wrong haar handen ineen. Iedere man die ze in haar leven gekend had, zou haar ter plekke een pak op haar bips gegeven hebben.

‘Nee’, corrigeerde ze haar gedachte terwijl ze haar kleren in orde bracht. ‘Het zou hen niets kunnen schelen’.  Geen van de mannen zou de moeite genomen hebben haar over de knie te leggen. Ze zouden zich met hun vuisten op haar uitgeleefd hebben tot hun woede gezakt was’.

Deze man was anders. Marlies was verward door de mengeling van opluchting, spijt en boos verzet dat hij haar had laten voelen.

Haar hele leven was Marlies trots geweest ‘een koele kikker’ te zijn. Ze was altijd al een opgewonden standje geweest, maar tot afgelopen jaar was daar niet veel van te merken geweest. In de laatste weken was het haar echter gaan beheersen, alles kwam naar boven.

‘Hoe zou jij het aanpakken, Christa? Marlies keek in de richting van het graf waar de vrouw van Simon rustte. Er ontsnapte een traan uit haar ooghoek. ‘Waarom kon ik niet gewoon zeggen dat ik niet wist hoe het moest? Waarom deed ik zo raar?’

Een windvlaag woei om het huis toen Marlies de trap voor de deur opliep. Hij rammelde aan de kozijnen en woei een wolk sneeuw van het dak op de trap. De ergste sneeuwstorm leek wel voorbij. Marlies stapte het huis binnen.

~ooo00ooo~

Ze kon niet veel anders dan het eten klaarmaken, zoals haar gastheer haar opgedragen had, tenminste als haar billen haar lef waren. ‘Gedane zaken nemen geen keer’, hield ze zichzelf voor terwijl ze de etenswaren uit de kast pakte. ‘Zoete aardappelen en kalkoen had hij gezegd. Maar er liggen hier ook nog wortelen en maïs. En pasteitjes! Het was feest. Een echt kerstfeest!’ Marlies maakte het eten klaar en proefde overal wat van voor ze het in de oven schoof. Haar gedachten dwaalden af naar de man in de schuur en naar de dagboeken van Christa onder zijn bed. Zou hij het merken als ze hen een voor een mee zou nemen om te lezen? Ze wist nu in welke doos ze lagen. Ze kon ze pakken zonder alles van zijn plaats te halen.

‘Maar ik heb het beloofd’. Ze sloot haar ogen en balde haar vuisten. ‘Verdomme!’, zei ze tegen zichzelf. Er staat toch al heel wat te wachten. Erger kan het toch niet worden’.

Hoewel ze zich schuldig voelde over de belofte die ze brak en de privacy die ze schond, maar ze werd door een onverklaarbare drift gedreven. Marlies sloop de slaapkamer van Simon binnen, tastte bij het voeteneind van het bed in een doos. “Alsjeblieft Christa?’, fluisterde ze. De dagboeken lagen er nog precies zo als zij ze achtergelaten had, en degene die ze aan het lezen was, lag bovenop.

‘Oh, dank je wel!’, fluisterde Marlies. Haar benen waren bijna te slap om te ladder naar de zolder te kunnen beklimmen. Toen Simon binnenstapte stond ze braaf de tafel te dekken.

De blik in zijn ogen verried dat hij zijn boosheid weer aardig onder controle had, maar dat ze steeds een groot probleem had.

‘Zitten en eten’, gromde hij tegen haar terwijl hij zijn laarzen uitdeed. ‘Ik kom zo’.

Nadat hij zijn jas opgehangen had, liep Simon naar zijn slaapkamer. Het hart sloeg Marlies in de keel omdat ze dacht dat hij de dozen onder het bed ging controleren. Toen hij terug kwam had hij een zwarte ebbenhouten haarborstel bij zich, die hij naast zijn bord op tafel legde. Haar hart ging zo mogelijk nog harder te keer, hoewel ze tegelijkertijd opgelucht was dat haar andere misdaad niet opgemerkt was.

‘Eet!’, snauwde Simon. De aandacht van Marlies werd weer van de borstel afgeleid.

‘Waar is die voor?’ Marlies prikte nerveus in het eten op haar bord.

Simon moest bijna lachen. ‘Ik dacht dat je dat wel wist’, luidde zijn afgemeten antwoord. ‘Eet.’

Marlies bleef met haar vork in het eten prikken en slaagde erin een paar hapjes te nemen voor ze iets durfde zeggen. ‘En als ik nu zeg dat het me spijt?’

‘Misschien dat er dan een paar klappen komen te vervallen’, knikte Simon.

‘Kijk, ik wist niet hoe je een koe moest melken, OK? Ik kon het niet en schaamde me ervoor het toe te geven’, probeerde Marlies uit te leggen.

‘Dat had ik ook wel in de gaten, Marlies. Maar het is geen enkele rechtvaardiging voor je grote mond en je onuitstaanbare gedrag’, gaf Simon aan.

‘Maar jij liet me schrikken’, zei Marlies klagend.

Simon hield zijn hoofd scheef van vermaak. ‘Je bent een schaamteloos wezen, dat is wel duidelijk. Ik ben bang dat je de klappen nu weer terugverdiend hebt’.

Simon verlegde zijn aandacht naar zijn bord, terwijl Marlies haar opvliegerigheid in bedwang probeerde te houden.

‘Ik geloof dat ik een hekel aan je heb’, was het meest veilige wat ze kon bedenken.

Simon keek op en grinnikte. ‘Eet je bord leeg voor het koud is’.

Ze zetten hun maaltijd zwijgend voort.

Wintervertelling (2)

Marlies lag diep te slapen, nog dieper dan de nacht ervoor. Terwijl haar lichaam rustte in het geriefelijke en warme bed, droomde ze dat het een lieve lust had. In de dromen stonden de ontdekkingen die ze gedaan had ten aanzien van de eigenaar van het bed centraal.

In een van de dromen zat Marlies met een kop thee aan de keukentafel toen de heer des huizes thuiskwam. Ze moest uitleggen wie ze was en wat ze daar deed om vervolgens onder handen genomen te worden door haar gastheer. Een andere droom ging niet over wie ze was, omdat ze samen met Simon met paard en wagen onderweg was. De omgeving kwam haar bekend voor, de heuvels waren met sneeuw bedekt. In haar droom zag de woeste omgeving die ze de afgelopen tijd zo vervloekt had, er prachtig mooi uit.

Een plotselinge harde windvlaag blies de sneeuw tegen de blokhut en deed het raam boven Marlies hoofd trillen. Ze werd wakker van het geluid. Het was al licht! Ze ging rechtop zitten en keek de kamer rond. Opeens realiseerde ze zich waar ze was.

****************

Simon zette zijn paard op stal en gaf het te eten. Vervolgens nam hij de tijd om ook de andere dieren in de stal te voederen. Vervolgens maakte hij de zadeltassen leeg, pakte de zak met gebraden kip die hij van zijn vriend gekregen had, het pak wat hij achter de kist gevonden had en de schuldbekentenis en begon zich een weg te banen door de sneeuwduinen in de richting van het huis. De volle maan die zijn erf verlicht had toen hij de dieren aan het voeren was, was verdwenen. Het was weer begonnen te sneeuwen en de wind was weer aangetrokken. Het voelde nu een stuk kouder aan dan toen hij onderweg was. Simon was blij dat hij weer thuis was hoewel hij behoorlijk geïrriteerd was dat zijn reis voor niets geweest was. Hoewel het leuk was Koos en Lijanne weer te zien, ergerde hij zich aan de verloren dag, de ongemakkelijke reis en als klap op de vuurpijl aan de stelende indringer.

De schuldbekentenis verklaarde veel. De dief had in de afgelopen twee weken eieren en ander voedsel gestolen en zo te lezen was hij vervolgens van plan op zijn paard te stelen. Simon schudde zijn hoofd. Eten stelen was nog iets. Zoiets was misschien nog goed te praten. Maar het stelen van een paard was een misdaad waar gevangenisstraf op stond.

‘Simon dacht terug aan de afgelopen dagen. De spookachtige geur van gebakken eieren die verdwenen waren, de missende melk en de verdwenen room uit de voorraadkelder was nu opeens te verklaren.

Het idee dat hij gedwongen gezelschap had tot het weer op zou knappen, stond Simon niet aan, maar hij was ervan overtuigd dat de eigenaar van de achtergelaten spullen niet ver weg kon zijn. Nu het weer zo verschrikkelijk slecht was, zou zelfs een dief onderdak nodig hebben. ‘Het is beter dat ik hem kan zien dan dat ik me steeds af moet vragen of mijn paard er nog wel staat’, gromde hij en besloot zodra het licht was opzoek te gaan naar de dader.

Het huis was nog steeds warm. Het vuur gloeide nog steeds in het fornuis onder de kookpot.

‘Er is hier iemand geweest’, hield hij zichzelf voor en speurde de donkere kamer rond.

Er was echter geen teken van leven, behalve dat een vuur uit zichzelf geen twintig uur brandend blijft. Simon stak een olielamp aan en liep stilletjes naar de slaapkamer. Daar lag duidelijk waarneembaar een slanke gestalte tussen de lakens. Simon nam aan dat dit de dief moest zijn. Hij kon alleen de bovenkant van het hoofd van de jongen zien, de rest lag begraven onder de dekens. De blonde krullen van de jongen hadden een jonge uistraling.

‘Nu weet ik tenminste waar je uithangt’, zei Simon tegen de slapende gestalte. ‘Ik zou nog maar even van dat bed genieten, nu het nog kan’.

Hij liep de kamer weer in en ruimde het etenswaar op dat hij van zijn vrienden gekregen had op, samen met het voedsel wat hij in de schuur gevonden had. Simon schudde zijn hoofd toen hij de inhoud van het pak bekeek dat hij open gemaakt had. De jongen moet een flink gat hebben geslagen in zijn wintervoorraad. ‘Dit vraagt om een flinke aframmeling met de paardenzweep!’, fulmineerde hij toen hij eraan dacht de hele winter vast te zitten omdat de onverlaat er met zijn paard vandoor gegaan was. Als de jongen straks wakker wordt, heeft hij een serieus probleem.

Het stuk kip van Lijanne deed de woede van Simon enigszins temperen. ‘En nu nog een lekker vers bakkie koffie’.

Simon stapte naar buiten en baande zich een weg naar de voorraadkelder. Hij vulde een gamel met melk en eentje met de room die op de melk dreef. Hij zou die ochtend een koningsmaal klaarmaken. En misschien zou hij die kleine dief wel laten toekijken hoe hij alles op at.

Toen hij weer binnen was ging hij in de schommelstoel zit wachten tot de koffie klaar was en de kippenpoot lekker warm. Hij overwoog even de haard aan de andere kant van de kamer aan te steken, maar kwam tot de conclusie dat het warm genoeg was door de hitte die van het fornuis kwam. De lange rit op het paard en het late tijdstip begonnen hun tol te eisen. De stijve spieren van Simon begonnen te ontspannen en zijn ogen vielen dicht.

Het rijke aroma van de koffie drong langzaam zijn bewustzijn binnen, net op het moment dat hij dreigde in slaap te vallen. Het dutje was lang genoeg om weer wat fitter te zijn, maar tekort om het slaaptekort dat hij had niet meer te voelen. De koffie deed de rest. Het zou snel licht worden. Tijd om voor de dieren te zorgen, de koe te melken en het mispunt in zijn bed onder handen te nemen. Simon voelde zich weer energiek en dat was aan zijn houding te zien.

Het laatste uur voor zonsopgang had hij bij het licht van de olielamp zitten lezen over het leven van een jongeman op een boot. De onbekende schrijver Mark Twain begon aardig naam te maken en Simon snapte waarom. Het was een goed verhaal. Als hij de volgende keer in de stad zou zijn, zou hij kijken of er al nieuwe werken van de schrijver verkrijgbaar waren.

Het werd pas laat licht dankzij het zware wolkendek en het dikke sneeuwdek dat de wereld bedekte. De dief lag nog steeds vast te slapen in het bed, toen Simon besloot dat het de hoogste tijd was om de eieren te rapen en de koe te melken. Om te voorkomen dat hij zou ontsnappen als hij wakker zou worden, pakte hij de jas en de laarzen van de jongen die bij het bed lagen en zette een stoel met de rugleuning onder de deurknop. Hij sloot het slaapkamerraam goed af. Hij zou weliswaar nog door de ramen kunnen ontsnappen, maar zonder jas en laarzen zou hij niet ver komen.

Simon deed als laatste de deur van het huis op slot.

*********************

Marlies rook koffie en merkte dat de slaapkamerdeur dicht was. De man was thuis! Hij moet haar gezien hebben, waarom heft hij haar niet wakker gemaakt? Ze sloeg de dekens van zich af en klom uit bed. Ze zag onmiddellijk dat haar laarzen weg waren. Ze leip naar de deur, maar merkte dat deze niet openging. Ze kon wel aan de knop draaien, maar zelfs als ze haar volle gewicht tegen de deur zette, ging hij niet open. Ze zat opgesloten! Koortsachtig zocht ze naar een andere manier om naar buiten te gaan. Dat moest het raam zijn.

Ze ging op het bed staan en duwde tegen het raamkozijn. Ze keek naar buiten en zag hoe de sneeuwduinen meer dan een meter hoog geworden waren en hoorde hoe de wind om het huis huilde. ‘En ik heb niet eens laarzen’, jammerde ze. Ze keek de slaapkamer rond en constateerde dat ook haar jas verdwenen was.

Wat moest ze doen? Ze zat opgesloten en alleen een gek zou zonder jas en laarzen naar buiten gaan.

Ze koos ervoor om terug te lopen naar de deur. Ze klopte en smeekte om eruit gelaten te worden. ‘Alsjeblieft meneer! Ik kan het allemaal uitleggen! Mag ik er alsjeblieft uit?’

Er kwam geen antwoord. Ze hoorde zelfs helemaal geen geluid. ‘Was hij weer vertrokken?’, vroeg ze zich af.

Een lichte paniek overviel haar. ‘Laat me er alsjeblieft uit! Alsjeblieft!’. Marlies bonsde en rammelde aan de deur. ‘Ik moet heel nodig plassen! Dat kan ik niet hier doen!’

Ze keek opnieuw de slaapkamer rond en zag dat ze zich vergiste. Half verscholen onder het bed stond een porseleinen nachtspiegel. Er stond een prachtig blauw bloemetjesmotief op geschilderd. Nadere inspectie leerde dat hij schoon was en dat er zelfs een paar velletjes krantenpapier in lagen. Mocht Simon haar blijven negeren dan hoefde ze in ieder geval niet in haar broek te plassen.

Ze liep weer naar het raam en deed het open. Ze tuurde de hele omgeving af. Er was een pad in de sneeuw gemaakt tussen het huis en de schuur en erom heen stonden verse voetsporen in de sneeuw. De man kon niet ver weg zijn. Hij zou waarschijnlijk in de schuur bij het vee zijn, zoals iedere morgen het geval was.

‘HEE!’, schreeuwde ze zo hard als ze kon. ‘Laat me er verdomme uit! HEE! Kun je me horen?’

Ze wachtte even maar er kwam geen antwoord. Ze begon opnieuw te schreeuwen.

‘Wel verdomme! Laat me hier ONMIDDELLIJK uit!’

Weer kwam er geen antwoord. Er verstreken een paar seconden en Marlies voelde zich steeds bozer worden.

‘HEE! Jij verdomde, idiote kippenneuker! Laat me er uit!’

”***********

Simon kon het geschreeuw vanuit het huis horen. ‘Ik geloof dat er iemand wakker geworden is, Clara’, zei hij tegen de koe. ‘En hij gebruikt de naam van de Heer ook nog eens ijdel. Ik geloof dat ik die jongeman straks maar eens wat manieren bij moet brengen, meisje’.

‘Maar eerst moet het werk gedaan worden’, foeterde hij. ‘Ik me zal straks met jou bezighouden. Ga nog even door met vuilbekken en ik zal je mijn riem laten voelen’.

”**************

Marlies sprong opgewonden op en neer, toen ze na een paar minuten schreeuwen nog steeds geen enkele reactie kreeg. Ze dacht zelfs even dat de man misschien niet in de buurt zou zijn. Maar dacht tegelijkertijd dat het er helemaal niet toe deed of hij nu in de buurt was of niet, hij had het recht niet om haar zomaar op te sluiten en haar jas en laarzen weg te halen. ‘Hij heeft ze vast in de kamer hiernaast gelegd’, dacht ze. ‘Misschien kan ik naar buiten klimmen, om het huis heen lopen en door de voordeur weer naar binnengaan’.

Die gedachte spookte een poosje in haar om. ‘Maar wat als ze daar niet liggen?’, vroeg ze zichzelf af. ‘Wat maakt dat uit? Je bent dan in ieder gavel uit de slaapkamer vandaan, je kunt een kop koffie nemen en die boerenlul in zijn eigen woonkamer de waarheid vertellen’.

Dat idee stond haar wel aan, en dus besloot ze het zo te doen.

Haar dikke geitenwollen sokken boden maar zeer tijdelijk enige bescherming tegen de koude sneeuw. Ook al zat er hele plakkaat vuil onder de wollen zool, haar warme voeten deed de sneeuw smelten. Haar voeten werden nat en de natte voeten werden al snel ijskoud. Haar flanellen overhemd bood ook al weinig bescherming tegen de kou. Ze huiverde en voelde dat ze vergeten was te plassen. Haar blaas kneep zich sterk samen rond de warme vloeistof die eruit wilde.

Ze rende snel naar de voorkant van het huis en begon aan de deur te trekken. Hij zal op slot. ‘Wel verdomme!’, schreeuwde ze. ‘Oh, jij verdomde kippenneuker! Laat me erin!’ Marlies rammelde aan de deur en bonkte erop. De combinatie van honger, kou en het nodig moeten plassen maakte haar wanhopig.

Maar de deur ging niet open en ook in het raampje ernaast was geen beweging te krijgen. Ze kon zien dat hij aan de binnenkant op de grendel zat. De enige manier om binnen te komen was door een raampje in te slaan. Ze was boos genoeg om tot dergelijke middelen over te gaan, maar er was iets wat haar tegenhield. Ze draaide zich om en tuurde de omgeving af. De schuur stond een eind verderop. Ze overwoog om daarheen te gaan, ze zou er in ieder geval bescherming tegen de wind kunnen vinden. Haar voeten waren bijna gevoelloos geworden van de kou. Een andere mogelijkheid was om weer in de slaapkamer te klimmen.

Ze sprong op en neer en werd steeds wanhopiger. Marlies woog haar mogelijkheden. Ze besloot voor de slaapkamer te gaan en rende weer naar de achterkant van het huis. Ze had zich echter niet gerealiseerd hoe hoog het raamkozijn wel niet was. Ze kon er niet bij, zelfs niet als ze op haar tenen ging staan. Ze probeerde het met springen, maar het leek wel of ze ijskoude naalden in haar voetzolen staken iedere keer dat ze neerkwam. Terug bij de voordeur vocht Marlies tegen de tranen vanwege de onmogelijke positie waarin ze zichzelf gemanoeuvreerd had.

Ze stond te trillen en haar handen waren bijna even koud als haar voeten. Ze balde haar hand tot een vuist en verborg deze in de mouw van haar shirt. Vervolgens begon ze verwoed op het raam te slaan. Ze was echter niet sterk genoeg om door het dikke glas heen te slaan. Hete tranen liepen over haar koude wangen terwijl ze steeds opnieuw tegen het raam sloeg in een wanhopige poging het huis binnen te komen.

‘Wil je daar onmiddellijk mee ophouden’, bulderde de stem van Simon achter haar.

‘Jezus Christus!’, gilde Marlies, terwijl ze zich omdraaide en recht in het gezicht van de man keek die vlak achter haar stond. Bijna leegde haar blaas zich, maar ze boog zich met gekruiste benen voorover omdat te voorkomen.

‘Je hebt jezelf in een lastig parket gemanoeuvreerd, is het niet?’ Simon kon er niets aan doen, maar hij moest lachen.

Marlies kwam niet verder dan snikken.

‘Kom maar, Ga maar naar binnen’. Simon had geen medelijden door de tranen van de jongen. Zeker niet omdat hij de situatie waarin hij zich bevond helemaal aan zichzelf te danken had.

Marlies was niet meer in staat om helder te denken. Haar gedrag van het laatste half uur was de weerslag van de wijze waarop ze in de afgelopen periode de controle over haar leven was kwijtgeraakt. Ze wist dat de paniek straks wel weer zou wegebben, maar op dat moment zorgde de stekende kou in haar handen en voeten samen met haar overvolle blaas dat de tranen over haar wangen stroomden.

‘Laat me los’, gilde ze toen Simon haar bij haar arm pakte. Hij duwde haar in de richting van de deur die hij inmiddels van het slot gedaan had. Omdat ze er niet in slaagde haar arm los te rukken gaaf ze Simon een flinke trap tegen been. Toen haar bijna bevroren voet in aanraking kwam met zijn scheenbeen, ging er een bijna ondraaglijke pijnscheut door haar heen.

Simon trok even een pijnlijk gezicht. De trap was hard genoeg om voor een blauwe plek te zorgen, maar hij liet zich er niet door van de wijs brengen. Hij duwde de kleine verschijning over de drempel waar het op de grond neerviel. Hij sloot de deur achter zich en deed zijn jas uit.

‘Ik hou niet van jongens die grienen alsof ze meisjes zijn’, gromde Simon, toen ze een paar minuten later nog steeds niet overeind gekomen was. ‘Sta op en kijk me aan! Daarna zal ik je reden geven om te janken!’

Zijn bulderende stem brak door de misère van Marlies heen en ze keek hem verbluft aan. ‘Jongen?’, vroeg ze verward, maar toen drong zijn vergissing tot hem door. ‘Ik ben helemaal geen jongen!’ De verontwaardiging was precies wat ze nodig had om haar ellende naar de achtergrond te verdringen’.

De mond van Simon veel open, terwijl hij naar de persoon op de grond keek. Hij ging recht zitten om haar beter te kunnen bekijken.

‘Een meisje? Een meisje heeft hier de afgelopen periode gebivakkeerd en mijn etensvoorraad geplunderd? Wat kom je hier doen? Hoe ben je hierin in vredesnaam terecht gekomen? En waar dacht je in godsnaam met mijn paard naartoe te gaan? De minachting van Simon voor de huilebalk had plaatsgemaakt voor ongeloof.

‘Ik ben een volwassen vrouw en ik kan best voor mezelf zorgen!’, Marlies keek met een verdedigende blik naar de tierende man die voor haar zat. ‘Wat kunnen jullie mannen arrogant zijn! Wie zegt dat een vrouw niet voor zichzelf kan zorgen?’

Simon merkte dat hij een glimlach om zijn mond kreeg. Het vieze gezicht en de vette haarlokken even buiten beschouwing latend , was ze best knap vond hij. En ze had het zelfde temperament als Christa. ‘Je bent een brutaal meisje. Kom hier eens in het licht staan zodat ik je goed kan bekijken’, gromde hij.

‘Nee!’, Marlies sloeg haar armen over elkaar en weigerde aan zijn verzoek tegemoet te komen.

Simon liet haar echter geen keus. Hij liep naar haar toe en zei, ‘Maak me niet boos, meisje!’

‘HEE!’, hijgde Marlies toen ze voelde dat ze opgetild werd en kromp ineen toen haar zere tintelende voeten contact maakte met de harde planken van de vloer. ‘Auw! Oh! Ze zakte door haar knieën, maar Simon trok haar zo overeind, dat ze geen andere keus had dan op haar benen te blijven staan. ‘Alsjeblieft! Ik moet heel nodig plassen!’, smeekte ze.

Simon kon er niets aan doen. Haar woorden en de manier waarop ze eruit kwamen, was het grappigste wat hij in vele jaren meegemaakt had. Hij begon te lachen.

Marlies begon te blozen van schaamte en boosheid. ‘Het is niet grappig!’, siste ze. ‘Iedereen moet op zijn tijd plassen!’

Simon kon zich niet beheersen. Hij bleef maar lachen.

‘Je bent een klootzak!’, schold Marlies en draaide zich om naar de slaapkamer waar ze wist dat de po stond. Het was een kwestie van de stoel onder de deurknop vandaan halen en de deur open maken.

Simon stond tegen het aanrecht geleund en zag hoe ze de deur achter zich dicht deed. Hij deed al geen moeite meer zijn lachen in te houden.

‘Dit veranderd de zaak’, hield hij zichzelf voor terwijl Marlies buiten zijn gezichtveld haar behoefte deed. Hij vroeg zich af hoe oud ze was en hoe het in vredesnaam mogelijk was dat ze er moederziel alleen op uit getrokken was. Het leed geen twijfel dat hij daar achter zou komen en hij zou er voor zorgen dat ze weer heelhuids bij haar familie terug zou keren. Het leed geen twijfel of een bezorgde vader of jonge echtgenoot zou naar haar op zoek zijn.

Deze gedachte deed zijn lachbui als sneeuw voor de zon verdwijnen.

‘Het is maar goed dat ze de mijne niet is’. Simon hief zijn hand op in de richting van de gesloten deur. ‘De mijne of niet, ik zal je straks eens een lesje leren’. De irritatie van het ongemak dat ze hem bezorgd had en het idee dat ze van plan was er met zijn paard vandoor te gaan had plaats gemaakt voor boosheid dat een meisje zo dom kon zijn zichzelf in zo’n lastige positie te brengen, ver van huis, waar mensen waarschijnlijk doodongerust waren.

Hij ging met een grimmig gezicht het ontbijt klaar maken, vastbesloten wat hij straks zou gaan doen.

***********

Marlies kon maar amper de po bereiken toen haar blaas het begaf. Rillend van de kou ontspande ze haar lichaam. Het koude porselein van de po werd warm onder haar billen. Ze voelde zich weer wat gemakkelijker en dacht na over de situatie waarin ze zich bevond.

‘Hij kan tenminste lachen’, dacht ze bij zichzelf en bloosde opnieuw bij de gedachte aan haar schaamte van een paar minuten terug. ‘En dan te bedenken dat hij dacht dat ik een jongen was’, vroeg ze zich af. Ze had er bijna spijt van dat ze het hem gezegd had. Het was wel haar bedoeling toen ze haar lange haar had afgeknipt, dat mannen haar voor een jongen zouden houden. Maar die gedachte had ze laten varen toen ze in de spiegel in het kamertje in het bordeel had gekeken. Nu haar haren korter waren, gingen ze meer krullen en zag ze eruit als een jonger meisje dan ze was. Maar het was nu eenmaal gebeurd. Hij kende de waarheid en ze kon de tijd niet meer terugdraaien.

Het was nu zaak om weer naar binnen te gaan en het hem allemaal zo uit te leggen dat hij haar zou laten blijven tot het weer zodanig was dat ze weer zou kunnen reizen. De grote vraag zou zijn, zou hij haar verhaal wel geloven? Marlies was opgevoed met het idee dat fatsoenlijke mannen dat niet zouden doen, tenzij ze het idee zouden hebben dat ze serieuze problemen zou hebben. Om die reden besloot Marlies dat ze de waarheid beter kon verzwijgen. Als hij zou denken dat ze een weglopertje was, was ze waarschijnlijk beter af. Ze maakte zich verder zorgen dat als hij zou weten dat ze niet veel meer dan een hoer was, ontmaagd in een bordeel boven een ar, hij haar zou dwingen te vertrekken om zijn goede naam niet te grabbel te gooien. Ze wist niet wat erger was, opgescheept zitten met een man die haar zou misbruiken of sterven in de koude winter in zuid Limburg.

Ze wilde graag blijven. Al was het alleen maar om de rest van de dagboeken van Christa te lezen over haar leven met deze man.

Marlies verzamelde al haar moed en bracht haar kleren in orde. Haar voeten brandden en tintelden nog steeds, maar voelden al een stuk beter toen ze haar sokken uitgedaan had. Ze haalde diep adem en stapte de woonkamer binnen, waar Simon bezig was met een koekenpan vol met repen spek. De atmosfeer was een stuk warmer dan ze de afgelopen tijd thuis ervaren had nadat haar moeder overleden was.

‘Is het gelukt?’, vroeg Simon zonder op te kijken.

‘Ja. Wat doe ik met de po?’, antwoordde ze terwijl ze dichterbij kwam om te zien wat hij aan het doen was.

‘Laat eerst maar, je kunt hem straks buiten gaan legen. Ga nu eerst je handen maar wassen en ga zitten’, hij knikte eerst naar de waterpomp en vervolgens naar de tafel.

De volgende minuten gingen in stilte voorbij, alleen het gesis van het spek in de pan was hoorbaar. Simon schonk een mok koffie voor zichzelf in en een beker melk voor Marlies.

‘Ik heb liever koffie’. Ze hield haar hoofd een beetje scheef.

‘Hoe oud ben je eigenlijk?”, vroeg Simon  haar opmerking negerend.

‘Tweeëntwintig’, loog ze.

Er verscheen een wrange glimlach op zijn gezicht. Ze wist dat hij wel wist dat ze zat te liegen. ‘Dat klinkt erg waarschijnlijk, moet ik zeggen’, antwoordde hij en goot het laatste beetje melk uit de gamel in haar beker.

‘Alsjeblieft! Ik drink echt koffie. Dat doe ik al een hele poos, echt waar!’ Marlies keek met afschuw naar de grote beker met wit vocht.

‘Melk!’, gromde Simon. ‘Je drinkt melk’. Hij zette een bord met gebakken eieren en drie plakken spek voor haar neer en ging zelf achter een bord met een dubbele portie zitten.

Marlies haalde haar neus op in de richting van de melk, pakte haar vork en begon de eieren te verorberen.

Simon keek toe en at in een veel lager tempo. Het meisje at alsof ze uitgehongerd was en niet wist wanneer ze volgende maaltijd zou krijgen. ‘Eet eens een beetje rustig, straks ben je misselijk!’

Marlies keek op en realiseerde zich hoe ze eruit moest zien. Opnieuw bloosde ze. ‘Sjorry’, zei ze met een volle mond en ging vervolgens rechtop zitten.

‘Hoe heet je?’, vroeg Simon toen ze de volgende hap genomen had.

‘Maslie’, antwoordde ze opnieuw met volle mond. ‘Sorry, ik het Marlies’, corrigeerde ze toen ze de verbaasde blik op zijn gezicht zag.

‘Tja, Marlies, ik weet dat je in de afgelopen week best wel gegeten hebt, dus het zal wel een gebrek aan tafelmanieren zijn?’, zei Simon met een afgemeten glimlach.

Marlies gaf geen antwoord. Ze wachtte tot Simon nog wat zou zeggen en toen hij dat niet deed verlegde ze haar aandacht weer naar haar bord. Ze liet haar melk echter staan en keek jaloers naar Simon iedere keer als hij een slok van zijn koffie nam.

‘Ik zou daar een moord voor plegen’, zei ze toen hij zichzelf een nieuwe mok koffie inschonk.

Simon lachte in zichzelf en keek naar haar beker. ‘Drink dat eerst maar eens op’, antwoordde hij. ‘Koffie is niet goed voor kinderen’.

‘Maar ik ben volwassen!’, klaagde Marlies en schudde haar hoofd in de richting van de man tegenover haar.

‘Als je koffie wilt, drink je eerst je beker leeg’, zei Simon streng. De toon van zijn stem verraadde echter dat hij de humor van de situatie wel inzag. Christa deed precies zo wanneer hij haar dwong haar melk op te drinken. ‘Zal wel iets voor vrouwen zijn om hun neus op te halen voor iets wat zo gezond voor ze is?’, nam hij aan.

Marlies werkte echter beter mee dan Christa gedaan zou hebben. Hoewel ze het idee had dat ze wel over zou kunnen geven, dronk ze de beker in een teug leeg. ‘Bah!’, klaagde ze. Je hebt alle room eraf geschept!’

‘Room wordt hier alleen gebruikt bij het koken en in de koffie’, zei Simon. ‘Als ik je er nog eens op betrap dat je het opdrinkt, geef ik je een flink pak op je billen’.

‘Nog eens?’, Marlies keek verbaasd.

‘Ga me nu niet vertellen dat je niet van de room gesnoept hebt de afgelopen week!’, zei Simon waarschuwend.

Marlies kromp ineen onder zijn priemende ogen. ‘OK’, zei ze en liet haar blik zakken. Het was duidelijk dat deze man niet met zich liet spotten.

‘Ik neem aan dat je er suiker in wilt?’, vroeg Simon toen hij een mok hete koffie voor haar neerzette. Marlies keek op en knikte.

‘Alsjeblieft?”, antwoordde ze.

Simon zette de suikerpot midden op de tafel en gaf haar een lepel. ‘Niet teveel’, waarschuwde hij en ging weer tegenover haar zitten.

Marlies glimlachte en deed twee grote scheppen suiker en een flinke dot room in haar koffie. Simon vertrok zijn gezicht in afschuw.

‘Dat is de laatste keer dat je zo’n heerlijke kop koffie verkracht!’

Marlies keek op, bezorgd door de toon in zijn stem. ‘Wat?’, vroeg ze.

‘Niet meer dan een half schepje suiker de volgende keer en een heel klein beetje room’. Hij schoof zijn kop naar haar toe om haar te laten zien wat hij bedoelde.

Marlies deed net of ze zijn afgrijzen niet merkte. ‘Het is lekker zo, je zou het ook eens moeten proberen’, zei ze terwijl ze een slok nam.

‘Je gaat hier de boel niet verspillen omdat je zo’n zoetekauw bent!’, retireerde Simon toen hij besefte dat ze niet in de gaten had wat hij bedoelde.

Nu was het de beurt aan Marlies om te grommen. ‘Goed! Je hebt je punt gemaakt! Wie heeft er nu geen manieren?’

‘Wat doe je hier eigenlijk?’, informeerde Simon geïrriteerd door haar gedrag. Hij besloot de koe maar eens bij de hoorns te vatten.

Marlies keek op. Ze was zich ervan bewust dat zijn stem luider en serieuzer van toon geworden was. ‘Ik ben onderweg naar Rotterdam en daarna misschien wel naar Amsterdam’, antwoordde ze.

‘En waar woont je familie?’

‘Die heb ik niet. Mijn moeder is een paar maanden geleden overleden. Ik heb niemand meer’, antwoordde ze.

‘En je vader dan?’ Simon keek haar sceptisch aan.

‘Die is jaren geleden al overleden’, zei Marlies.

‘Geen broers of zusters of een stiefvader?’

‘Nee’. Marlies durfde hem niet aan te kijken bij deze halve leugen.

Simon wist dat ze zat te liegen, maar iets in haar zorgde ervoor dat hij zich inhiled. ‘Je hebt dus geen familie meer’, knikte hij.

‘Ik heb niemand meer waar ik naar toe kan’, antwoordde Marlies boos. Ze was geïrriteerd dat hij er zo gemakkelijk in slaagde haar geheimen bloot te leggen.

‘Nou ja, je zult in de winter Rotterdam nooit bereiken. Zelfs niet als je mijn paard mee zou nemen. Je zou onderweg omkomen! Simon werd al even boos als Marlies. Waarom heb je je zolang schuil gehouden en van me gestolen? Waarom heb je niet gewoon aangeklopt en om hulp gevraagd?’

Marlies dacht even na. ‘En hoe kon ik weten dat jij te vertrouwen was?’

‘Heel gevaarlijk om van mannen die niet vertrouwen zijn te stelen, zou ik zo zeggen. Wat als ik je op heterdaad betrapt had, toen je nog dacht dat ik niet te vertrouwen was?’, grijnsde Simon.

‘Nou, ik kon aan het graf buiten te zien dat je getrouwd geweest bent en dacht aan de jaartallen te kunnen zien dat het te lang geleden is om een struikrover te zijn of zoiets. Dus ik dacht dat ik veilig iets weg zou kunnen nemen’, legde Marlies uit.

‘Maar niet veilig genoeg om gewoon aan te kloppen en om hulp te vragen?’, herhaalde Simon zijn eerdere vraag.

Marlies gaf geen antwoord. Ze wist ook niet waarom ze geen antwoord had op zijn vraag. Wel wist ze dat als hij niet te vertrouwen zou zijn, ze van de regen in de drup zou raken.

‘Dus besloot je dat je beter kon stelen in plaats van een oude weduwnaar te vertrouwen?’

Als hij het zo stelde, voelde ze de schaamte opkomen, maar door de pijn die ze voelde kwam ze onverwacht fel uit de hoek.

‘Ik weet niet wat ik moest denken, achterlijke boerenlul! En vanaf nu beantwoord ik geen vragen meer!’, terwijl ze dat zei, sloeg ze met haar vuist op tafel.

Er viel een doodse stilte die eindeloos lang leek te duren. Marlies zag de aderen op zijn slapen opzwellen en de spieren van zijn kaken verstrakken.

‘Weet je meisje, toen ik nog dacht dat je een jongen was, was ik van plan je een pak slaag met de zweep te geven. Vervolgens had ik het plan je een flink pak slaag op je billen te geven omdat je je ouders ongerust gemaakt hebt en vanwege de overlast die je me bezorgd hebt door van me te stelen. Maar toen ik hoorde dat je geen ouders meer hebt – als ik je tenminste kan geloven – heb ik dat plan zo half laten varen. Nu ben ik er echter van overtuigd dat jij wel een lesje in goede manieren kunt gebruiken’.

Marlies keek hem aan om erachter te komen dat jij meende wat hij zei, maar ze kon geen twijfel in zijn ogen ontdekken.

‘Jij hoeft me verdomme helemaal geen lesje te leren’, antwoordde ze. Ze voelde zich door hem in een hoekje gedreven. ‘Je wist helemaal niet dat ik er was, dus hoe kan ik je dan overlast bezorgd hebben?’

‘Een lange reis van een dag in een sneeuwstorm om een paar nieuwe kippen te kopen omdat ik dacht dat de oude van de leg waren. Denk je dat er dan geen sprake is van overlast?’

Marlies hijgde en sperde haar ogen wijd open. Ze moest bijna lachen toen ze het belachelijke van de hele situatie begon in te zien. ‘Dus daar had je dat idiote paard voor nodig!’

‘Daarom ben ik er met het paard opuit getrokken. Het paard wat je van plan was te zetelen zoals in je schuldbekentenis te lezen was’, legde Simon uit.

‘Dan denk ik dat het maar goed is dat je die verdomde kippen bent gaan kopen. Op die manier kon ik het paard niet stelen omdat jij ermee weg was’.

‘Ik wil dat je onmiddellijk ophoudt met vloeken!’ Simon ging staan en boog zich over de tafel in de richting van Marlies.

Marlies keek terug. Een stemmetje in haar hoofd liet haar weten dat ze maar beter haar excuses kon aanbieden, maar haar opvliegerige karakter stond dat niet toe.

‘Nee!’, snauwde ze terug en keek hem brutaal aan.

Simon greep Marlies vlak onder haar kin bij haar shirt en trok haar daaraan uit haar stoel overeind en sleurde haar rond te tafel naar zich toe. ‘Je doet wat ik je zeg, anders ga je daar grote spijt van krijgen! LAAT – ME JE – DAT – WEL – VERTELLEN!’ Simon zette zijn laatste vier woorden kracht bij door haar hard op haar billen te slaan.

‘Niet doen!’, was alles wat Marlies uit kon brengen, voordat ze door de vastbesloten man over de knie werd gelegd.

‘Ik zal je leren wat je niet moet doen’, antwoordde Simon terwijl hij hard op haar bips bleef slaan. ‘Er wordt in dit huis niet gevloekt! En je moet me ook niet tegenspreken wanneer ik je vraag iets te doen!’

‘Auw! Hee! Houd daar me op. Dit kun je niet maken!’Marlies begon woest te schoppen. Simon had veel moeite haar onder controle te houden. Zijn antwoord bestond eruit dat hij zijn aandacht verlegde van haar billen naar de bovenkant van haar bovenbenen. Maar wat bij Christa wel werkte, het kalmeerde haar en zorgde ervoor dat ze zich over gaf aan haar pak slaag, dat had bij Marlies een tegengesteld effect. Ze gilde, schopte en worstelde als een bezetene.

‘Ophouden! Dit kun je niet doen!’, gilde ze.

‘Dat kan ik wel en ik zal het doen ook!’ Simon zette zijn woorden kracht bij door een nieuwe serie klappen op haar billen te laten neerdalen.

‘Jij boerenlul, zoon van Satan, groot stuk onbenul dat je er bent!’Marlies gilde. ‘Laat me los!’

Haar vuisten bewerkten de linkerscheen en de spieren van zijn kuit. Bovendien trok ze haar benen op om ze voor haar billen te houden.

‘Prima! Als je het zo wilt, kun je het zo krijgen’. In een mum van tijd lag Marlies met haar benen tussen de zijne en had zijn linkerhand haar armen op haar rug gefixeerd. Het kostte hem geen enkele moeite om haar broek naar beneden te schuiven. En ook al droeg ze een onderbroek, de klep aan de achterkant bood geen enkele belemmering voor zijn bedoelingen. Met een ruk vlogen de knopen door de kamer. Toen haar bips bloot lag, hervatte hij het pak slaag.

Marlies was buiten zinnen van woede. ‘Laat me los! Laat me los!’

Simon sloeg hard en trok zich niets van haar gejammer aan. Telkens als er onwelvoeglijke taal uit haar mond kwam, sloeg hij harder toe. Het gegil van Marlies verbaasde hem. Hij had wel enig verzet verwacht, wat gegil en een paar tranen, maar de furie die in haar loskwam en vocht alsof haar leven ervan afhing verbaasde hem. Haar een toontje lager laten zingen was een grotere opgave dan hij gedacht had.

‘Je kunt dit niet doen!’, gilde Marlies nadat hij haar minutenlang keihard op haar blote bips had geslagen.

‘En nu is het genoeg! Ik kan het wel en ik zal het doen ook! En nu houd je je gemak en gedraag je je!’

‘Ach houd je mond! Hersenloze boerenlul! Laat me los!’ De stem van Marlies was hees van het schreeuwen. Simon vroeg af of haar keel net zo veen pijn deed van het gillen als haar billen moesten doen.

‘Wat heb ik gezegd over vloeken in dit huis!’, hij liet zijn handen tegen beter weten in weer op haar bovenbenen neerkomen, in de hoop dat zou snappen dat hij haar daar zou slaan als hij het idee zou hebben dat de klappen op haar billen geen effect zouden hebben.

‘Hou daar mee op!’ Marlies begon opnieuw te worstelen. ‘Dat doet veel te veel pijn!’

‘Dat is precies wat ik wil horen!’, grijnsde Simon en sloeg opnieuw twee keer op haar benen.

‘Auw! Stop!’, huilde Marlies.

‘Als je wilt dat ik hiermee ophoud, dan moet je maar eens laten blijken dat ik tot je hersens doorgedrongen ben’. Simon bleef doorslaan.

De bips van Marlies was inmiddels egaal donkerrood van kleur. Blauwachtige vegen in de vorm van zijn vingers waren op de billen waarneembaar. Simon wist dat het behoorlijk zeer moest doen.

‘Je doet me pijn!’. Liet Marlies weten. ‘Laat me los!’

‘Wanneer ik ervan overtuigd ben dat je je lesje geleerd hebt’, grinnikte hij in zichzelf en bleef haar op haar billen slaan.

‘Je moet nu echt ophouden, ONMIDDELLIJK!’ Het gillen klonk nu anders als eerder. Haar driftige pogingen om het gevecht aan te gaan en de pogingen om los te komen, had haar aandacht afgeleid van haar zere billen. Maar nu ze uitgeput begon te raken, begon ze de pijn echt te voelen. Haar woorden drukten nog steeds verzet uit, maar haar trots begon langzaam terrein te verliezen.

‘Dan moet je jezelf maar eens gaan gedragen, ONMIDDELLIJK!’ Het pak slaag ging onverminderd door.

‘Auw! Alsjeblieft!’. Marlies probeerde haar tactiek en de toon in haar stem te veranderen. Ze probeerde medelijden op te wekken. ‘Het doet zeer! Alsjeblieft! Laat me los!’

‘Het is ook de bedoeling dat het zeer doet!’

‘Auw! Alsjeblieft!’. Marlies liet de spanning in haar spieren los en probeerde een houding aan te nemen, die aan moest geven dat ze zich overgaf. ‘Je vermoord me! Alsjeblieft! Laat me los!’

‘Zul je je dan aan mijn regels aanpassen?”, zei hij en liet ieder woord gepaard gaan met een harde klets op haar billen.

Marlies schokte met haar lichaam als gevolg van de harde klappen. ‘Auw! Stop!’, gilde ze boos.

‘Ik geloof het niet, hè?’ Simon zette het pak slaag voort.

Marlies liet haar boosheid weer gaan. ‘Ik zei dat je op moest houden. Jij grote boerenlul!’

Simon duwde haar bovenlichaam omlaag, waardoor haar bovenbenen bloot kwamen te liggen. Toen het witte vlees omhoog stak, begon Simon dat van een zelfde kleurtje te voorzien als haar bips. ‘Je bent een dom klein meisje, laat ik je dat zeggen! Een dom klein meisje met een hele grote mond. Je zult merken dat dat een hele pijnlijke combinatie zal blijken te zijn!’

Marlies probeerde zonder succes haar bovenlichaam omhoog te duwen zodat ze in een andere houding zou komen te liggen. Haar spieren voelden beroerd aan en Marlies merkte dat haar hele wezen zich over begon te geven. Haar gillen en schreeuwen ging langzaam over in een zachtjes geklaag.

Simon merkte het ook en verlegde de klappen weer naar haar billen. Maar hij bleef nog tenminste een volle minuut doorgaan.

‘Zul je nu doen wat ik je zeg”’, vroeg hij.

‘Ja’, snikte Marlies. ‘Laat me alsjeblieft los’.

‘Geen gevloek en gescheld meer?’

‘Nee’.

‘En wat met die grote mond?”

‘Ik zal het niet meer doen. Ik beloof het!’

‘Niet meer stelen?’

‘Nee! Alsjeblieft! Ik beloof het!’

‘Zo mag ik het horen’. Simon liet haar handen los. Marlies legde ze voor zich op de grond. Tranen en een lange snottebel vielen tussen haar handen van haar gezicht op de vloer. Ze probeerde haar gezicht af te vegen, maar haar ogen en neus bleven vocht produceren en een nieuwe lading viel op de vloer nog voor ze hen weg kon vegen.

Simon hield haar beet. Het was alsof hij wachtte tot ze iets zou zeggen. Marlies drukte zichzelf omhoog en probeerde van zijn schoot te komen.’Alsjeblieft! Ik zal het nooit meer doen!’ Haar smeekbedes kwamen deels uit angst dat hij haar weer zou gaan slaan nu ze obereind probeerde te komen.

‘Blijf daar nog maar even liggen, terwijl ik nadenk’. Simon legde de flap van haar onderbroek weer over haar bips. Het was een oude gewoonte zoals hij die bij Christa gewend was. Als haar straf erop zat hield hij haar lang genoeg vast om er zeker van te zijn dat alle boosheid en verzet weg was. Het duurde nooit langer dan een paar minuten en met dit opgewonden standje wilde hij het risico niet nemen dat haar boze bui nog niet over was.

Marlies lag daar te huilen. Klein en uitgeput.

Een ding was zeker, dacht Simon bij zichzelf. Hij was niet meer in de conditie die hij van zichzelf gewend was. Het was nu veel harder werken dan toen hij nog twintig was.

Na een paar minuten liet Simon haar van zijn schoot opstaan. Toen ze naast hem stond en haar broek omhoog deed zag hij dat ze prachtige blauwe ogen had. Voor het eerst nam hij de tijd om haar van top tot teen te bekijken. Ze was ongeveer 1 meter 60 en had geen grammetje teveel, hoewel er prachtige rondingen op de juiste plaatsen zaten. En ze was vies. De kleren die ze aanhad waren vuil en versleten. Het schoonste gedeelte was nog haar gezicht, op de zwarte vegen na die waren achtergebleven toen ze de tranen van haar gezicht geveegd had.

‘Het is tijd dat je eens een bad haat nemen en verder moet je de lakens gaan uitwassen die je vannacht bevuild hebt’, kondigde hij aan.

Marlies protesteerde. In haar beleving zou ze door de sneeuw naar de beek moeten lopen om zich daar te wassen met het ijskoude, stromende water. ‘Ik ga nu niet naar buiten om dood te vriezen bij een of ander beekje!’

‘Dat hoeft ook niet’, liet Simon haar weten. ‘Als je die ladder pakt en naar de zolder klimt, dan vind je daar een zinken tobbe. Neem deze mee naar beneden en vul voor de helft met water uit die pomp daar’.

‘Maar dat water is ook koud’, protesteerde Marlies.

‘Doe nou maar wat ik zeg’, hij had geen zin om ruzie te maken en zijn blik verried dat.

Marlies overwoog te weigeren wat hij zei, maar ze had geen zin om hem opnieuw kwaad te maken. Ze pakte de ladder en zette hem in tegen het luik in het plafond. Het was haar niet eens opgevallen dat deze daar zat. Toen ze de ladder opklom was ze zich bewust van haar brandende billen. Ze had vroeger wel eens eerder een pak op haar blote billen gekregen, maar deze keer was het veel harder dan ze ooit gevoeld had. ‘Voor zo’n aardige man heeft hij wel heel harde handen’, grinnikte ze in zichzelf.

Er stonden een aantal grote kisten en stapels opgevouwen linnengoed aan de ene kant van de zolder en een wieg en nog meer linnengoed aan de andere kant. In het midden stond de tobbe waar Simon het over had. Hij zag er zwaar uit, maar voelde verbazingwekkend licht aan. Voordat ze weer naar beneden klom treuzelde ze even om de andere dingen die daar stonden te bekijken. Ze was nieuwsgierig wat er in de kisten en dozen zou zitten en was gefascineerd door de prachtige stoffen die er netjes opgevouwen bovenop lagen. Er lagen bovendien extra lakens en dekens.

‘Schiet eens een beetje op!’, spoorde Simon haar na een paar minuten aan.

‘Mag ik hier boven slapen?’, vroeg Marlies terwijl ze de tobbe op zijn kant manoeuvreerde en hem langs de ladder naar beneden liet zakken.

‘Daar hebben we het later nog wel over. Vul dat ding nu eerst maar eens met water’. Simon had een arm vol hout in de haard gelegd en stak deze aan. Verder stond er een enorme pan met water op het fornuis te dampen. ‘Zet de tobbe maar op die stenen plaat voor de haard en gebruik een emmer om hem te vullen’.

Marlies glimlachte toen ze realiseerde dat haar bad niet met koud water gevuld zou zijn.

Terwijl ze met emmers water heen en weer liep, haalde Simon de lakens die ze bevuild had van het bed en legde ze op de vloer bij de tobbe. Vervolgens klom hij de zolder op en kwam terug met wat opgevouwen kleren en een dikke deken. Hij legde ze bij de haard. ‘Als je straks schoon bent, trek je deze maar aan’, zei hij op de kleren wijzend.

Het duurde nog wel een uur voor het water in de pan warm genoeg was, zodat Marlies een bad kon nemen. Toen ze zei dat ze dacht dat het nu wel warm genoeg was, controleerde Simon de temperatuur en knikte. Hij pakte de grote pan van het vuur en goot hem leeg in de tobbe.

‘Pak de zeep van het aanrecht en stap erin’, zei hij nors.

‘Maar dan zul je me zien? Dat is toch niet netjes’.

‘Ik ga het pad naar de schuur van de sneeuw ontdoen en de dieren verzorgen. Ik zal tenminste een uur bezig zijn. Als je dan nog meer tijd nodig hebt, kijk ik de andere kant wel op. En nu die tobbe in, voordat ik je nog een pak op je billen ga geven’.

Marlies bloosde, draaide zich om en maakte de knoopjes van haar overhemd los. Ze deed het langzaam om Simon de gelegenheid te geven zijn jas en schoenen aan te trekken en naar buiten te gaan. Toen hij de deur achter zich dicht trok, liep ze snel naar het raam om te zien hoe hij naar de schuur liep.

Het warme water voelde weldadig aan en ondanks haar brandende billen voelde Marlies zich rustig en op haar gemak. Het was zelfs of ze zich helemaal thuis voelde in dit huis. Op een vreemde manier voelde het zelfs gewoon dat ze van een totaal vreemde een flink pak op haar blote bips had gekregen. Marlies vond het meest beschamende eigenlijk nog dat ze zich als een klein kind had aangesteld. Ze nam zich voor dat als hij haar weer een pak op haar billen moest geven, en ze zou er wel voor zorgen dat dit niet het geval zou zijn, ze zou proberen niet zo’n scene te trappen.

Wintervertelling (1)

‘Dageraad!’, siste Simon Koopmans terwijl hij de slaap uit zijn ogen wreef. Door de koude ochtendbries wapperde boven zijn hoofd de vitrage de slaapkamer in. Even kwam de gedachte in hem op zich nog een keer lekker om te draaien, maar deze verdween ook weer. Hij was opgevoed met de norm dat allen ziekte en lichamelijk ongemak redenen waren om na zonsopgang in bed te kunnen liggen. Andere redenen telden niet. Daar had zijn moeder altijd op toegezien. Zelfs nu hij een eenzaam bestaan leed en er niemand in de wijde omtrek was om hem te controleren zette Simon zich in beweging. Zijn eigen toezicht was dwingend genoeg.

‘Verdorie! Wat is het koud!’, mopperde hij terwijl zijn klamme hand aan de gietijzeren handel van de pomp kleefde. De winter was dit jaar laat op gang gekomen, maar dat werd in de afgelopen week ruimschoots goedgemaakt. Er waren weliswaar een paar lichte sneeuwbuitjes gevallen, maar zware sneeuwval was uitgebleven. ’s Nachts vroor het behoorlijk en ook overdag kwam het kwik niet boven het vriespunt. Het zou niet lang meer duren voordat de pomp buiten bevroren zou zijn en hij zich zou moeten wassen en scheren aan de pomp en wastafel die hij binnenshuis had aangelegd.

Hij trok een gezicht bij dat vooruitzicht en liep naar het rotsblok dat aan de rand van de tuin lag. Hij keek naar het dorp in het dal. Dit was het uitzicht dat Christa nu voor altijd zou hebben. De pomp binnen was ook van haar geweest. Hij had eerst de waterput gebouwd en hier later de blokhut omheen gebouwd. Op die manier hoefde ze niet ver met het water te sjouwen. Ze had er maar een jaartje van kunnen genieten. Daarna was ze aan de koorts bezweken.

Simon vocht tegen de tranen en vervloekte zichzelf omdat hij zich weer door zijn emoties had laten overmannen. Het was nu bijna tien jaar geleden dat Christa en hun kind overleden waren. De verschrikkelijke eenzaamheid van die winter achtervolgde hem nog steeds. Een paar dagen na de geboorte was de moeder na een flinke koortsaanval overleden en twee maanden later was het kind aan een longontsteking bezweken.

Sinds die tijd bestond het enige contact met de buitenwereld uit het bezoek van een oude handelsreiziger die Valkenburg drie keer per jaar aandeed. Een man die af en toe op jacht ging, een moestuin had en een koe, had weinig contact met anderen nodig. Eerlijk is eerlijk, moest hij toegeven, het waren zijn ondeugden die hem af en toe naar het dorp dreven. Er was niets mis mee een zoetkauw te zijn en van koffie en tabak te houden, hield hij zijn paard voor toen hij op weg naar het dorp was.

Toen Christa nog leefde was hij van plan een grote boerderij te bouwen. Hij bezat nog steeds een paar hectare grond, maar had het plan van het boerenbedrijf laten varen en zich bepaald tot datgene dat nodig was om selfsupporting te zijn. Er was weinig om zich zorgen over te maken, maar er waren ook maar weinig pleziertjes.

Sommige van de naastgelegen boeren hadden geprobeerd een stuk land van hem te kopen, maar Simon wilde niet verkopen. Het was nu zijn doel de buitenwereld zover mogelijk bij hem vandaan te houden. En dat slaagde over het algemeen aardig.

Behalve dan die vervelende dassen!’, vloekte hij. Toen hij zijn vee ging verzorgen, zag hij dat het luik naar de voorraadkelder op een kier stond. Dit was al de vierde dag op rij dat dit het geval was. Hij daalde het trapje af in de verwachting een enorme puinhoop aan te treffen. Maar dit was niet het geval. De jutezakken met meel en suiker evenals de kisten appels en aardappelen waren onaangeroerd. Het enige dat niet op zijn plaats lag was het deksel van de melkbus die in de hoek stond. Het bungelde aan zijn ketting tegen de buitenkant. Simon vloekte opnieuw.

‘Die verdomde beesten hebben van de melk gesnoept!’ Het verbaasde hem dat de bus niet omvergegooid was. Hij goot de verse melk die hij van de koe die hij gemolken had, in de bus. Hij hield een beetje apart om zijn koffie te doen en zijn koekjes in te dopen. Hij sloot het deksel goed af. Hij zou de volgende dat kaas gaan maken van de melk.

Met de melk, een paar aardappelen, een appel, wat wortelen en een stuk spek klom hij de ladder op en sloot de luik zorgvuldig af. Hij wist dat het weinig zin had, maar om de verdomde beesten buiten te sluiten, legde hij een zware steen op het luik, voor hij naar het huis liep.

‘Verdomme!’, vloekte hij weer. Al drie dagen geen eieren! Ik zou maar eens snel een ei gaan leggen, kippen, anders eindigen jullie in de braadpan!’

Zijn dag was niet goed begonnen. Geen eieren. Het was aanleiding om eens flink te foeteren terwijl hij zijn ontbijt klaarmaakte. Aardappelen met spek, zonder eieren, al drie dagen achtereen!

Het gedachte zijn legkippen te moeten vervangen, stond hem niet aan. Hij moest snel beslissen, want hij zou de hele dag kwijt zijn om heen en terug naar de kippenboerderij twee dorpen verderop te gaan. En nu het zo koud was, viel het te betwijfelen of de kippen die reis wel zouden overleven. Maar het was dat of de hele winter geen eieren en die gedachte stond hem ook niet aan.

Tegen de tijd dat hij zijn ontbijt op had, was hij eruit. Als er morgenochtend weer geen eieren waren, dan zou hij op pad gaan naar de kippenboerderij. Het was een trip van meer dan 20 kilometer, maar hij had de beste kippen van zuid Nederland.

Na het ontbijt zette Simon zich aan een paar winterklusjes die waren blijven liggen omdat het seizoen zo laat begonnen was. De zon had al weer iets meer aan kracht gewonnen, maar toch was de atmosfeer knapperig. Er stond een stevige wind, die blies dwars door de lagen flanel die hij aanhad. En toch was het een schitterende decemberdag. De lucht was donkerblauw zoals die alleen in deze tijd gezien kon worden. Als er sneeuw gelegen had, dan had deze onder zijn voeten geknisperd.

Simon liep langs de beek met eens schop en vulde een kruiwagen met klei en grind. Hij bracht het naar de beschutte kant van het huis. Vervolgens liep hij naar de rand van de tuin om daar zoden te steken. Het waren voorbereidingen om de kieren in de wanden van de bolkhut dicht te kunnen smeren. Hij pauzeerde een paar minuten om een praatje met Christa te maken en samen over het dal uit te kijken. Terwijl hij daar zat ontspande hij en stonden zijn zintuigen op scherp. Hij zou toch zweren dat hij eieren met spek rook. Het duurde maar even, de geur was al snel verdreven door die van dennen en jeneverbes. Hij dacht dat zijn neus hem voor de gek gehouden had. Ondanks zijn glimlach foeterde hij op zijn overleden vrouw omdat ze hem plaagde met hetgeen hem momenteel bezig hield.

Alsof zijn voormalige bruidje hem aan het uitdagen was met de geur van gebakken eieren die hij niet uit kon staan. Hij moest glimlachen bij de herinnering aan haar temperamentvolle karakter. Zijn rechterhand begon te jeuken en parallel daaraan en dat was minder gewenst, voelde hij steken in zijn lies. De speelsheid van Christa ging altijd door tot in de slaapkamer. Hij verwonderde zich over de manier waarop zijn vrouw hem uitlokte streng voor haar te zijn. Alsof ze zich optrok aan die kant van hem. Als hij de touwtjes in handen nam, werd ze de zijne in alle opzichten, bereidwillig en enthousiast. Het enige wat noodzakelijk was om de rust in hun relatie te bewaren, was een flink pak op haar blote billen van tijd tot tijd. En als ze deze niet verdiende, dan daagde ze hem wel uit om er eentje veilig te stellen.

Het was precies zoals Simon vond zoals het toe hoorde te gaan tussen man en vrouw. In ieder geval de manier waarbij hij zich thuis voelde.

Tegen de middag was Simon flink gevorderd in het dichtsmeren van de kieren van de blokhut. Terwijl hij aan het werk was, had hij nog twee keer de geur geroken van het ontbijt wat aan zijn neus voorbijgegaan was. Maar telkens verdween het even onverwacht als het gekomen was.

Hij was lichtelijk geïrriteerd. Hij had het gevoel dat zijn zintuigen hem een poets bakten en baalde ervan dat hij zijn dagelijkse eitje moest missen. Het maakte dat hij steeds vastbeslotener werd de trip naar de kippenfokkerij te maken. Hij vervloekte zijn kippen die opgehouden waren met leggen. Als dit zo door ging, zou het een lange winter worden. Het viel ook niet mee als een man zelf zijn enige gezelschap was en dan nog een chagrijnige man ook.

Hij werkte hard door de rest van de dag. Vastbesloten voor afleiding te zorgen waardoor zijn gedachten hem niet zouden kwellen.

************

Marlies huiverde toen ze de forsgebouwde man aan zijn huis zag werken. Ze observeerde hem al een paar dagen sinds ze bij toeval bij hem terecht gekomen was. Ze was slecht uitgerust geweest om in haar eentje in de koude winter te overleven en was opgelucht in de bewoonde wereld te komen nadat haar paard kreupel geworden was. Door schade en schande was ze voorzichtig geworden en in plaats van aan de deur te kloppen, had ze zich verstopt om de bewoners een poos te kunnen gadeslaan. Het minikerkhofje aan de rand van het erf was een aanwijzing en het feit dat ze de man regelmatig naar de graven zag gaan en hoorde praten tegen de overledenen hadden het idee bevestigd dat hij een weduwnaar was.

Hoewel de man betrouwbaar oogde, was Marlies terughoudend om hem te benaderen. Hij was een grote kerel en keek altijd chagrijnig. Recente ervaringen hadden haar bang gemaakt voor chagrijnige mannen.

Het koude weer begon problemen voor haar op te leveren. De kleine schuur achter het huis waar zijn vee stond, was amper genoeg voor het vee zelf. En toen het begon te sneeuwen was het niet meer mogelijk zich over het erf te bewegen zonder dat het opgemerkt zou worden. Er waren geen mogelijkheden zich in het huis te verstoppen. Voedsel wegnemen uit zijn voorraadkast werd ook steeds moeilijker. Ook hier zouden de sporen in de sneeuw haar verraden. Buiten in het bos bivakkeren was ook al geen optie, hiervoor was ze veel te slecht gekleed.

Ze zou snel gedwongen worden iets te doen. Ofwel ze nam zijn paard en ging ervandoor ofwel ze klopte bij hem aan om hulp te vragen.

Die ochtend had ze het risico genomen omdat het harder waaide dan andere dagen. Ze had de eieren en het vlees opgewarmd dat ze van de man had gestolen. Het was een aangename afwisseling. Het spek was gerookt en was koud ook best te eten, maar de rauwe eieren lagen zwaar op de maag. De warme maaltijd voelde een stuk aangenamer. Voor het eerst in een paar weken voelde ze zich goed, ontspannen bijna, hoewel er genoeg was om zich zorgen over te maken.

‘Ga daar niet weer naar toe’, fluisterde ze. Ze voelde een prop in haar keel. Het huilen stond haar nader dan het lachen. De afgelopen maanden was haar leven zwarter geweest dan ze zich in haar stoutste dromen voor had kunnen stellen.

Toen ze eraan terugdacht, kwam ze tot de conclusie dat de ellende begonnen was toen haar moeder hertrouwd was. Tot stand gekomen door corresponderen, maar het bleek vanaf het begin geen succes te zijn. De Zweed was een wrede man, nors en vrouwonvriendelijk. Bovendien eisend in zijn vleselijke behoeften jegens zijn nieuwe vrouw.

Marlies zag haar moeder in de loop van een jaar veranderen van een mooie, gelukkige en zorgeloze vrouw in een moe, versleten, bang en teruggetrokken schepsel. Toen zijn vrouw zwanger werd, werd de Zweed zo mogelijk nog wreder en veeleisender. Tot dat moment had Marlies de man over het algemeen genegeerd. Behalve dat hij haar zag als een hulp in de huishouding en volledige gehoorzaamheid van haar verlangde had hij tot dat moment weinig interesse in haar getoond. Hij vroeg haar nooit naar haar ambities en verlangens en het leek hem weinig uit te maken of ze er was of niet. Toen zijn vrouw zijn kind droeg, waarvan hij eiste dat het een jongen zou zijn, werden Marlies en haar moeder tot slavernij gedwongen en draaide de hele wereld om hem.

De man bewerkte zijn vrouw met zijn vuisten als ze te moe was om haar werk te doen en hij had Marlies eens met een zweep gedreigd toen ze het voor haar moeder probeerde op te nemen. In de laatste maand voor haar overlijden had Marlies haar moeder een paar keer gesmeekt om er vandoor te gaan, maar deze was bang voor haar ongeboren kindje. Deze zou een vader nodig hebben, iemand die voor hem zou zorgen. Marlies drong niet tot haar door. Toen sloeg het noodlot toe.

Toen de Zweed er op een middag op uit was, begonnen de weeën, twee maanden te vroeg. Plotseling waren ze er en ze had veel bloed verloren. De bevalling zette snel door en Marlies kon maar weinig doen. Haar moeder en het kindje, een wolk van een jongen, stierven voor haar ogen. Verstikt door verdriet was Marlies niet voorbereid op de reactie van de Zweed.

Toen hij thuiskwam en ontdekte dat zijn vrouw en kind dood waren, leek het of hun lichamen niet veel meer waren dan afval. Hij wilde er zo snel mogelijk van af. Als Marlies er niet geweest was en die paar kennissen van zijn vrouw, dan was het nog maar de vraag of er wel een herdenkingsdienst gehouden zou zijn. Toen ze de dag van de begrafenis thuis kwamen, stelde hij haar voor de keus, of ze zou voortaan het bed met hem delen of ze moest maken dat ze wegkwam.

Ze kreeg niet veel tijd hier over na te denken. De volgende ochtend stond Marlies op straat. Ze had gepakt wat ze kon dragen en het oudste paard dat ze hadden gezadeld. Ze hoopte dat der Zweed daar geen bezwaar tegen zou hebben. Ze had alles achtergelaten. Alles wat ze bij haar had waren een paar kleren, een beetje geld en een doosje met persoonlijke bezittingen.

Ze was bijna klaar met haar opleiding tot onderwijzeres, ze hoefde alleen nog maar examen te doen, maar het huwelijk van haar moeder en de ellende die daar achter weg kwam, waren de oorzaak dat ze hier niets mee gedaan had. Afgezien daarvan had Marlies geen echte kwaliteiten. Ze was niet erg handig met draad en naald en had weinig ervaring met eten koken en een huishouding runnen. Ze had geen idee wat ze anders zou kunnen doen dan lesgeven. Desalniettemin was ze vastbesloten in de buurt van Valkenburg werk te zoeken. Ze was een paar dagen onderweg geweest om daar te komen.

Tegen de tijd dat ze daar arriveerde was het voedsel dat ze meegenomen had op en had ze een paar dagen niet geslapen.

De eerste weken na haar aankomst in Kerkrade hadden in het teken gestaan van honger, wanhoop en angst. Het enige werk wat ze had kunnen vinden was in een bar, maar ondanks andere beloften werd ze al snel aangemoedigd drankjes te nuttigen en aardig te doen tegen mannelijke gasten. Kusjes en knuffels gingen over in ongewenste handelingen. Grijpgrage handen zaten constant aan haar. Vieze, stinkende dronkaards werden opdringerig toen ze hen probeerde te omzeilen en een paar keer werd ze hardhandig beetgepakt toen ze probeerde te voorkomen dat ze op haar mond gekust werd.

Marlies had zich iedere nacht in slaap gehuild, maar had zorgvuldig de fooien die ze kreeg weggestopt. De andere meisjes waren regelmatig met een klant naar boven verdwenen. Ze hadden haar laten weten dat daar pas geld mee te verdienen was, maar Marlies was nog maagd en kon het niet opbrengen deze te verkwanselen aan de eerste de beste dronkaard. Ze wilde genoeg geld bijeensprokkelen om haar opleiding af te kunnen maken en vervolgens een baan als onderwijzeres vinden.

Het mocht echter niet zo zijn. Marlies kromp ineen bij de geheugenflarden die haar teisterden en die ze niet kon onderdrukken. Toen ze lag te slapen was een van de bezoekers van de bar naar haar toegekomen en had haar verkracht en had al haar geld meegenomen. Ze had zich hevig verzet, maar was geen partij voor hem. Zijn antwoord op haar verzet was haar in elkaar te slaan totdat ze zich niet meer verzette.

Niemand was haar komen helpen, hoewel alle kamertjes om haar heen bezet waren. De eigenaar van de bar stond toe dat ze nog drie dagen op het kamertje bleef tot ze weer in staat was te lopen. Een van de meisjes, Bianca, verzorgde haar verwondingen en gaf haar wat geld en het advies te vertrekken. Ze was nu onteerd en er waren veel mannen die daar misbruik van wilden maken. Niemand zou nog voor haar opkomen en niemand zou haar steunen als ze dat zelf zou doen.

Marlies nam het advies ter harte . Zodra ze weer in staat was te reizen, stal ze bij het krieken van de dag een stel mannenkleren, een pistool, genoeg eten voor een week, een stapel geld uit de kassa van de bar en maakte zich uit te voeten. Deze keer reed ze in de richting van het zuiden. Ze ging op zoek naar een goederentrein in de richting van het westen van het land.

Ze had nog maar enkele tientallen kilometers afgelegd toen het paard kreupel werd. Ze was te voet verder gegaan en bevond zich nu op deze plaats, zich verstoppend in de schuur van een soort kluizenaar. Midden in de winter ver van de bewoonde wereld. De vraag waar ze heen moest gaan, kon ze niet beantwoorden.

*********

Marlies slaagde erin haar tranen weg te slikken dankzij de grote man die ze observeerde. Hij duwde de kruiwagen op slechts een paar meter vanwaar zij zich verstopte. Ze was er maar ternauwernood in geslaagd om niet te gillen. Haar hart ging als een wilde te keer. Zodra de man buiten gehoorsafstand was, kwam ze overeind en verplaatste zich naar een plaatsje verder van het huis verwijderd.

De zon ging langzaam onder en ondanks dat de wind ging liggen was het bitter koud. Er hing bovendien sneeuw in de lucht. Het was een geluk dat de winter laat ingevallen was, maar ze had niet veel tijd meer. Ze zou het paard van de man mee kunnen nemen en er vandoor kunnen gaan, bedacht ze toen ze haar mogelijkheden afwoog.

Het vooruitzicht om de winter door te brengen bij een man die ze bovendien niet kende en die bovendien alleen woonde, trok haar niet aan. Hij zou haar waarschijnlijk haar spullen laten pakken en erop toe gezien hebben dat ze ook echt zou vertrekken. Het paard meenemen en zoveel spullen als ze zou kunnen dragen, nog voor hij überhaupt zou weten dat ze er was, was waarschijnlijk de meest verstandige optie. Het stelen van zijn paard zou haar gevangenisstraf op kunnen leveren, maar goed, hij zou moeten lopen, dus hoe zou hij haar te pakken kunnen krijgen? Bovendien het zou de nodige tijd kosten voor hij hulp zou krijgen en dan was ze allang ver weg. Het leek een redelijk veilige optie.

Marlies overwoog wat geld voor hem achter te laten en een briefje dat ze hem de rest zou brengen zodra ze daar toe in staat zou zijn, maar wat moest hij nu met geld? Ze kon het beter bij de schuldbekentenis laten. Ze wilde dat ze het huis binnen kon gaan om uit te vinden wie de man was. Als ze wist wie hij was, kon ze hem zijn paard terugsturen en wat geld voor het gebruik ervan. Maar de man was nooit ver genoeg weg om zijn huis in te durven gaan. Ze kwam op het idee om in het dorp naar hem te vragen. Zo zou ze misschien achter zijn naam kunnen komen.

Met dit plan in haar achterhoofd ging marlies naar haar schuilplaats en begon haar spullen te verzamelen. Het werd te koud om buiten te blijven slapen. Ze verplaatste zich naar de bosjes naast het huis en zou wachtten tot hij zich klaar zou maken voor de nacht. Dan zou ze naar de schuur gaan om daar te wachten tot de dag aan zou breken, het paard opzadelen en er vandoor gaan.

In het laatste beetje daglicht begon Marlies een schuldbekentenis te schrijven die ze in de schuur achter zou laten. Het enige waar ze op kon schrijven was de achterkant van een oude brief die haar vader aan haar moeder geschreven had. Dus schreef ze onderaan haar briefje of de man de brief voor haar wou bewaren omdat deze een emotionele waarde voor haar had.

Het was al behoorlijk donker toen de man naar binnen ging. Hij was een hele poos in de schuur gebleven. Veel langer als andere keren dat hij het paard en de koe verzorgde. Hij was deze keer met andere dingen bezig, maar Marlies kon niet zien waarmee. ‘Schiet toch eens een beetje op! Ik bevries hier bijna’, siste ze, terwijl hij maar in de schuur bleef rommelen.

Uiteindelijk ging hij naar binnen. Marlies wachtte tot ze de kookluchtjes rook. Ze wist dat hij nu niet meer naar buiten kwam. Hij was een gewoontedier. Ook al was het later dan hij gewend was, hij deed alles zoals hij dat anders ook deed. Hij ging op de schommelstoel bij de deur zitten, schopte zijn laarzen uit en ging naar binnen. Eenmaal binnen ontstak hij de olielamp bij het raam en stak vervolgens het fornuis aan. Het duurde een minuut of twintig voor Marlies kon ruiken wat hij die avond zou eten. Dat was het sein dat ze ook wat voor zichzelf zou maken. Haar theorie was dat zolang hij in de keuken aan het rommelen was, hij niet zou horen wat zij aan het doen was.

Die avond wachtte ze tot de lamp bij het keukenraam uitging, ten teken dat hij klaar was met eten. Terwijl ze wachtte, bood haar slaapzak amper genoeg warmte. Het paard was niet het enige dat ze mee zou nemen als ze hier vertrok. Een paar dekens die de man in de schuur had hangen, zouden ook meegaan.

Toen het uiteindelijk donker werd in het huis, ging Marlies naar de voorraadkelder en pakte zoveel mogelijk voedsel is. Ze hoopte dat het genoeg zou zijn om haar eindbestemming te bereiken en dat ze man er niet mee in de problemen zou brengen. Maar goed, hij zou beter in staat zijn voor zichzelf te zorgen dan dat zij dat zou kunnen. Hij wist tenminste hoe hij moest jagen en hoe hij groente moest verbouwen. Zelfs zonder paard zou hij zich waarschijnlijk beter kunnen redden dan zij. In haar hoofd probeerde ze allerlei dingen te bedenken om haar criminele plannen te vergoelijken. Ze verzamelde een paar dekens en ging in een hoek van de schuur liggen.

Het was de warmste nacht die ze in vele weken gehad had. Uitgeput viel ze in slaap.

Het gepiep van de schuurdeur in zijn roestige hengsels maakten Marlies niet eens wakker. Simon kwam de schuur binnen en molk de koe. Nog voor zonsopgang zadelde en bepakte hij het paard. Het is hem helemaal niet opgevallen dat in de hoek van de schuur iemand onder een stapel dekens lag te slapen. Marlies sliep door de herrie die de man maakte heen. Ze hoorde hem zelfs niet tegen de kippen brommen dat hun dagen geteld waren.

Het was halverwege de ochtend toen Marlies wakker schrok. Ze was stijf van het in een houding liggen. Ze krabbelde overeind. Het pakket gestolen voedsel na haar, zorgde dat ze pas goed wakker werd. Toen ze in de richting keek waar het paarde hoorde te staan, stokte haar adem.

‘Iemand anders heeft het paard gestolen!’ Ze keek verdwaasd om zich heen, bang dat de man ieder moment binnen kon stappen en haar zou beschuldigen van het verdwenen paard. De paniek maakte langzaam plaats toen ze de emmer melk bij de koe zag staan. De man had de dieren al gemolken. Nu was er nog iets om zich zorgen over te maken. Zou hij haar gezien hebben? Waarschijnlijk niet, hield ze zichzelf voor. Als dat het geval geweest was, dan zou hij haar wakker gemaakt hebben om te weten te komen wat ze daar deed. Ze keek om het hoekje van de deur. Er was geen spoor van hem of van het paard te bekennen.

‘Waar is hij gebleven?’, siste ze. Ze vervloekte zichzelf en begon haar spullen op te ruimen. Ze zou nog een dag moeten wachten voor ze zou kunnen vertrekken. Ongeduld en vermoeidheid zorgden voor tranen en beïnvloeden haar humeur. In plaats van de dekens netjes op te hangen, schopte ze deze door de schuur. Een ervan raakte een koe, die van schik om zich heen trapte en de emmer melk omver wierp.

De aanblik van de puinhoop en de ontzetting vanwege de verspilling brachten Marlies weer tot zinnen. Ze begon de puinhoop die ze veroorzaakt had op te ruimen en verborg haar spullen achter een kist. Het zou daar veiliger zijn dan buiten in de bosjes, waar de ratten er gemakkelijk toegang toe zouden hebben. Ze hield er een appel en een klein stukje kaas uit als ontbijt. Ze klom de kelder in om een beetje melk te halen die ze erbij zou drinken.

Er lag een dikke laag room over de melk. ‘Het zou lekker zijn met een beetje suiker’, dacht ze. ‘En met warme koffie zou nog lekkerder zijn.

‘Zou ik het durven?’, vroeg ze zichzelf af en stak haar hoofd uit de kelder om in de richting van het huis te kijken. ‘Hij is met zijn paard weg. Misschien is hij gaan jagen of is hij ergens op bezoek gegaan?’

Het was de eerste gelegenheid die zich voor deed om een kijkje in het huis te nemen. Misschien was dit nog wel beter dan vanochtend te vertrekken. Nu kon ze wat meer over de man te weten komen. Misschien kon ze zelfs zijn naam wel achterhalen, zodat ze hem later zijn paard terug kon sturen.

De koffiepot was nog steeds warm dankzij de gloeiende kolen in het fornuis. Hoewel het oud was en enigszins aangebrand, koesterde Marlies het als het lekkerste glas wijn. Met de room en een flinke schep suiker, was het een weldaad. Er zat genoeg hachee in de pan om een heel weeshuis te kunnen voeden in de pan naast de koffiepot.

‘Hij is niet ver weg, als het eten op het fornuis heeft laten staan’, zei ze tegen zichzelf.

De inhoud van de pan was flink gaar, ontdekte ze, terwijl ze een hapje proefde. Veel te gaar om pas sinds vanochtend op te staan. Het leed geen twijfel dat dit het eten van gisteravond was, wat ook voor de komende dagen klaargemaakt was. Door het lange sudderen zou het in de komende dagen alleen maar smakelijker worden.

Marlies schepte voor zichzelf een groot bord vol en begon al lopend te eten terwijl ze de twee grote kamers in de blokhut bekeek. In veel kleine dingen was duidelijk een vrouwenhand te herkennen. Er hing vitrage voor de ramen, behalve bij voor het raam bij de waterpomp. Er stonden kleine porseleinen beeldjes op de buffetkast. Maar wat haar aandacht nog het meest trok, waren de planken aan de muur van de slaapkamer vol met boeken en paperassen.

‘Hier heb je het dus zo druk mee’, fluisterde ze tegen de man wiens aanwezigheid bijna voelbaar was. Sommige titels van de boeken kwamen haar bekend voor, maar de meesten niet. Ze waren allemaal gelezen, sommige zelfs heel vaak, aan het versleten leer van de omslag te zien. Schrijvers uit Nederland, uit Vlaanderen en uit Oost Indië. Boeken over wetenschap, gedichtenbundels en romans. Medische boeken en boeken hoe je een brug moest bouwen. Zelfs een hele serie driestuiver romannetjes.

Er verstreken vele uren terwijl Marlies in de boeken bladerde.

Het gekrijs van een paar ganzen verbrak haar mijmeringen. De schrik zorgde dat ze zich weer tot haar doel bepaalde, namelijk het meer te weten komen van de man voordat deze thuis zou komen en haar zou betrappen. Het was haar niets eens opgevallen dat het buiten was gaan sneeuwen.

Een uur later vond ze uiteindelijk wat ze nodig had. Een trouwboekje en een stapeltje oude brieven. Marlies ging op de grond zitten en begon een paar brieven te lezen.

Ze waren allemaal aan Christa gericht. Aan de vrouw wiens naam Marlies op een van de grafstenen aan de rand van het erf had zien staan. De brieven waren lief van toonzetting. Marlies was vanaf de eerste brief in trance en bij de laatste zelfs in tranen. Het was liefde op het eerste gezicht geweest. Zijn brieven waren zo openhartig dat Marlies het gevoel had dat ze hem kende. Wat wilde ze graag in Christa haar schoenen staan. Maar ze schaamde zich tegelijkertijd dat ze zo schaamteloos in het leven van twee mensen die ze helmaal niet kende, binnengedrongen was.

De brieven brachten wel het nodige te weeg. Marlies wilde de man nog beter leren kennen. Ze was haar aanvankelijke doel, achterhalen hoe de man heette, helemaal vergeten en haalde een andere doos te voorschijn. Deze zat op slot, maar het slotje bleek niet bestand tegen de haarspeld die Marlies er op los liet. In de dos lagen een paar foto’s een een zestal dagboeken. Marlies herkende de man op de foto’s en veronderstelde dat de vrouw naast hem Christa moest zijn.

Ze was de mooiste vrouw die Christa ooit gezien had. De ogen van Christa blonken op de foto’s van plezier en ondeugendheid. Lange zwarte krullende lokken hingen over haar schouders tot bijna op haar heupen en op latere foto’s waren ze netjes opgeboden. Ze had een prachtig figuur dat Marlies bewust maakte van haar eigen jongensachtige uiterlijk.

‘Geen wonder dat hij je lief had’, zei Marlies. ‘Dat zou iedere man gedaan hebben’.

Zo mooi als de foto’s waren, zo diepgaand onthulden de dagboeken de gedachten van een vrouw die zich helemaal openstelde. Marlies las een paar bladzijden van het boek dat bovenaan lag, toen ze zich realiseerde dat ze in het midden van het verhaal beland was. De vrouw schreef over haar zwangerschap en haar opwinding om moeder te zullen zijn. Ze stelde zich voor hoe gelukkig Christa en haar man zouden moeten zijn.

‘Siem. Ze noemde je Siem’, fluisterde Marlies tegen de foto van de man. Die naam paste bij hem. En de degelijkheid die ze de afgelopen dagen bij hem meende te zien openbaarde zich op de foto’s en in het dagboek.

Het dagboek liet niets te raden over. Simon hield van zijn vrouw en zij hield van hem. Zelfs de manier waarop hij zijn liefde in bed liet blijken was opgeschreven. Marlies legde het dagboek neer en bladerde door de anderen op zoek naar de eerste. Het oudste dagboek begon twee maanden na de datum die ze in het trouwboekje had zien staan.

Marlies begon te lezen.

25 december 1867

We zijn onderweg van de Ardennen naar zuid Nederland waar Simon een stuk land heeft gekocht.

Ik zou huilen als ik niet zo vreselijk boos was. Hij is zo streng en onbuigzaam, de man met wie ik getrouwd ben. Ik moet toegeven dat hij zijn beloftes nakomt. Dit boek is mijn enige kerstcadeau. Ik had om haarspelden gevraagd en om zijden stof, maar ik kreeg slechts dit boek. Ik kan mijn haarspelden en mijn zijde krijgen, heeft hij gezegd, maar ik moet eerst mijn verhaaltjes opschrijven. Waarom kan ik het hem niet gewoon vertellen? Kinderen houden er ook toch van als er verhaaltjes verteld wordt? Maar hij zal krijgen waar hij om gevraagd heeft! Ik zal erin schrijven hoor, maar ik zal mijn eigen gedachten opschrijven en niet de kinderachtige verhaaltjes die ik verzonnen heb. Hij schrijft die verdoemde verhalen zelf maar op als hij dat zo graag wil.

Hij heeft gedreigd me over de knie te leggen en me een pak op mijn billen te geven als ik hierover door blijf zeuren! Als ik niet zoveel van hem zou houden, zou ik hem vermoorden. En die verschrikkelijke vrouw heeft het hem ook horen zeggen. Ik zweer dat ik haar de ogen uit zal krabben als ze nog eens tegen me durft te grijnzen. Het kan me niet schelen als Simon daarvoor midden in het kamp mijn billen bloot zal maken. Asl ze nog eens tegen me durft te grijnzen, dan vlieg ik haar aan!

Koos, de man van Lijanne is al net zoals Simon. Ze zijn net twee handen op een buik, ook al zijn ze constant in discussie. Twee sterke mannen met een stevige kijk op het leven. Het si zo grappig om hen te horen discussiëren. Ze beseffen niet eens dat ze het in feite helemaal met elkaar eens zijn. De arme Lijanne had hen vanavond beter niet uit kunnen lachen. Koos is zo streng tegen haar. En Simon keek naar me alsof ik er iets aan kon doen! Mijn arme billen! Ik kon er niets aan doen en mijn billen tintelen van angst. Ik moet eraan denken Lijanne morgen wat van mijn zalf te geven, want volgens mij is het Koos menens. Haar Kerst is naar de filistijnen ben ik bang, tenzij Koos net zoals Simon is als hij met haar klaar is.

26 december 1867

Oh Simon mijn liefste. Wat gemeen van je om mij dit cadeautje te geven. Ik heb genoeg aan mijn hoofd, dat zweer ik! Je hoeft mijn humeurigheid niet op deze manier te bestraffen. Nu moet ik iedere dag iets opschrijven. Ik moet opschrijven wanneer ik er weer iets uitgeflapt heb! Ik heb alleen maar tegen die vrouw gezegd dat ze zo lelijk was als de nacht. En dat is toch zeker zo?’

‘Het is toch zo. Hoe hard je me ook op mijn billen geeft, mannetje! Het is echt zo, ik kan het niet vaak genoeg zeggen! En die arme Lijanne kon het ook niet helpen dat ze moest lachen toen ik dat monster de waarheid vertelde. Als Koos haar weer een pak slaag gaat geven, moet ik hem neerschieten ben ik bang.

27 december 1867

We zijn weer onderweg en mijn billen doen pijn op het bankje van de kar. Een volgend kamp overleef ik niet. Als ik nog langer in de omgeving van deze vrouw moet bivakkeren, houd ik geen billen meer over om op te zitten.

Simon is zo nors de laatste dagen en ik moet toegeven dat mijn stemming niet veel beter is geweest. Dit cadeau getuigd van wreedheid. Alweer moet ik mijn mond houden en heb ik de opdracht gekregen het op te schrijven. Ik wil het liefst wegdromen. Ik wil van het uitzicht genieten. Hoe kan ik dat nu doen als ik me met dit boek moet bezighouden! Hij heeft me de lege bladzijden laten zien. Nog twee zulke stukken en ik heb pas een bladzijde volgeschreven! Ik word gek. Ja, ik heb het al gezegd, maar het is echt waar.

Mijn echtgenoot is een geil mannetje. Als ik dit dagboek eens gebruik om hem dat te vertellen, dan houdt deze straf misschien op. Ik schaam me er niet voor. Het zijn mijn gedachten. Ik schrijf met mijn hele ziel en zaligheid. Ja, ik daag hem uit. Ik weet dat mijn aandacht wil wanneer ik hem attent maak op mijn humeurige buien. Ik zie ge glinstering in zijn ogen wanneer ik hem uitdaag. Ik denk dat hij het wel weet.

Hij had vanmorgen een erectie toen hij mijn broek naar beneden deed. Hij werd zelfs nog veel stijver toen hij me mijn mantel uitveegde omdat ik die vrouw uitgescholden had. Toen hij me een pak op mijn blote bips gaf, prikte hij in mijn zij. Toen ik huilde en beterschap beloofde, groeide hij nog meer. Hij genoot toen ik op mijn knieën voor hem ging zitten en hem uit zijn broek haalde. Mijn billen klopten niet zo gard als zijn lid terwijl ik het streelde en kuste.

Zou God weten dat ik hem zoveel lief heb, dat ik zijn vlees wil. Is het zondig dat het vlees van mijn echtgenoot me zo opwindt? Dat het vuur van verlangen alleen maar aangewakkerd wordt als zijn hand mijn bips alleen maar in brand zet?

Ik weet dat ik me voorlopig rustig en ontspannen zal voelen. Lang reizen maakt vermoeid. Hopelijk zal mijn man te vermoeid zijn om zich te herinneren wat ik vandaag op moest schrijven.

**********************

Marlies voelde haar hart bonzen terwijl ze aan het lezen was. Uiteindelijk moest ze ophouden. Ze voelde zich schuldig omdat ze het privé leven van de man was binnen gedrongen. Ze wilde graag alles van Christa geschreven had lezen, maar dat kon niet. Daar was geen tijd voor, of wel? Ze voelde een warme sensatie in zich opkomen. Zou de man het merken als de dagboeken mee zou nemen? Ze wilde zo graag doorlezen, maar daar was geen tijd voor.

De gedachte aan de tijd zette haar tot activiteit. Voor het eerst keek ze naar buiten en zag dat er bijna een meter sneeuw lag en dat de harde wind het opwaaide tot duinen.

Het was kerstavond, bedacht Marlies zich. Ze voerde een bitter gevecht tegen de tranen. De tranen wonnen. Deze man was evenveel kwijtgeraakt als zij. Misschien wel meer. Iets in haar brak met het verdriet, haar verlies en de zijne. Maar haar angst won het en zette haar aan tot actie. Ze moest gaan. Maar die sneeuw! De sneeuw was laat dit jaar, maar in het geval van Marlies kwam ze toch nog te vroeg.

‘Waar zou hij zijn?”, vroeg ze zich bezorgd af. Opeens was ze bang dat de man zou verdwalen en nooit meer terug zou komen. Even was ze vergeten dat hij helemaal niet in haar leven hoorde. Nog een dag en ze zou vertrokken zijn, hoezeer ze zich hier ook thuis voelde. Het was al veel later als ze dacht ontdekte marlies toen ze voelde dat de pan en de koffiepot op hert vuur koud geworden waren. De koekoeksklok aan de muur bevestigde dit. Het was vier uur in de middag. Geen wonder dat het zo schemerig was in huis. Het zou snel donker worden.

Eer lag genoeg sneeuw buiten om sporen na te laten die een blind paard niet zou kunnen missen. Als ze geluk had, zou de wind haar sporen uitwissen, maar de man zou waarschijnlijk ieder moment thuis kunnen komen. Er was geen tijd meer. Als ze binnen zou blijven, dan zou hij haar ook vinden. De paniek begon toe te slaan, terwijl haar hersenen overuren maakten. In de schuur overnachten en hopen dat haar sporen niet gevonden zouden worden of binnen blijven in de warmte en hopen dat de man haar niet zou vermoorden omdat hij haar voor een inbreker aan zou zien. Als hij haar in de schuur zou vinden zou hij zeker denken dat ze een indringer zou zijn.

De ijskoude winter hielp haar beslissen op het moment dat ze van het huis naar de schuur wou lopen. Ze deed de deur weer dicht en liep de kamer weer in. Er was nog genoeg haardhout om de oven twee dagen brandend te houden. ‘Als ik een kampvuur kan maken, dan kan ik dat fornuis ook aansteken’, hield ze zichzelf voor en voegde de daad bij het woord.

Toen de duisternis begon in te vallen en het donker werd in huis, overwoog Marlies even of ze een van de olielampen zou aansteken. De man zou dan weten dat er iemand in huis was als hij aan kwam rijden. Ze hield zichzelf voor dat het vuur in de oven haar aanwezigheid toch al zou verraden. Uiteindelijk stak ze de lamp aan en ging in de schommelstoel naast het fornuis zitten. De uren verstreken maar er was geen spoor van de man.

‘Waar ben je Simon Koopmans? Ik had achteraf lang en breed in de schuur kunnen zitten!’, zei marlies tegen het raam aan de kant van de schuur.

Ze had tenminste vier verschillende verhalen verzonnen die haar aanwezigheid moesten verklaren, maar ze zou geen van de versies gebruiken. De nervositeit en angst namen af naarmate de uren verstreken en het duurde niet lang voor ze door de slaap werd overmand. Het warme bed van Simon riep haar en met een volle buik en een warm lichaam, gaf Marlies zich gewonnen.

Ze gooide drie grote houtblokken op het vuur. Nadat ze haar gezicht met warm water gewassen had, kroop Marlies voor het eerst sinds een maand weer in een bed en viel in slaap.

************

De rit naar de kippenfokkerij was lang. Simon was stijf van het zitten in het zadel toen hij af steeg en de trap voor de boerderij beklom. Buiten stonden drie rijtuigen en een karretje opgesteld en hij vroeg zich af wat er gaande was. Hij kwam erachter toen na zijn kloppen werd opengedaan. De mooie vrouw van zijn vriend stond mooi uitgedost voor hem.

‘Simon Koopmans! Wat leuk dat je langskomt. Koos heft me helemaal niet verteld dat je zou komen. Kom snel binnen!’, De stem van Lijanne klonk vrolijk terwijl ze de deur openzwaaide om hem binnen te laten.

‘Uitgenodigd? Lijanne, ik heb geen idee waar je het over hebt. Ik ben hier om met Koos zaken te doen’, legde Simon uit terwijl hij aarzelend binnenstapte.

‘Zaken? Op kerstavond? Oh, Simon! Je blijft toch wel een glas wijn drinken en een hapje eten?’ Lijanne had teleurgesteld geklonken dat hij niet gewoon op bezoek kwam. Christa was een van haar beste vriendinnen geweest en ze miste haar gezelschap.

‘Ik moet voor het donker weer thuis zijn, Lijanne. Er is sneeuw op komst en ik heb de dieren met maar een dag eten achter gelaten. Wil je alsjeblieft je man voor me roepen?’. Simon boog zich voorover om haar als begroeting te kussen.

‘Nee! Je moet je laarzen even uit doen en ons een paar minuten gezelschap houden. Als je dat niet wilt zal ik Koos vragen je weer weg te sturen’. Lijanne trok haar wenkbrauwen op, deed haar armen over elkaar en trok een pruillip.

‘Lijanne’, Simons antwoord op haar kribbigheid klonk als een grommende waarschuwing.

‘Heb niet het lef om tegen me grommen, ouwe brombeer!’, lachte Lijanne. Voordat het gesprek verder kon gaan, kwam Koos de hal instappen om te kijken wat zijn vrouw aan het doen was.

‘Simon! Wat een verrassing! Kom binnen! Kom binnen!’, lachte de man en omhelsde hem als een oude vriend.

‘Ik kan niet lang blijven, Koos. Ik ben gekomen om een paar kippen te ruilen. De mijne zijn van de leg en ik kan het niet de hele winter zonder een eitje stellen’, lachte Simon.

‘Onzin! Je blijft gewoon hier. In ieder geval lang genoeg voor een glas wijn en een stevige maaltijd. We aren net van plan om aan tafel te gaan’, liet Koos weten.

‘Maar ik moet voor mijn dieren zorgen”, protesteerde Simon.

‘Maar een uur meer of minder zal er ook niet toe doen’, vond Koos.

Simon ging akkoord. De geur van gebraden kalkoen hielpen hem bij dat besluit. Het was aangenaam in de warme kamer en het eten smaakte geweldig. Koos wilde van geen kippen weten tot Simon twee grote borden had weggewerkt.

Het was lang geleden dat Simon kerstversiering gezien had en zelfs nog langer dat hij samen met andere mensen aan tafel gezeten had. Ze waren hartelijk, maar waren vooral geïnteresseerd om het hem verging nu Christa er niet meer was. Tegen de tijd dat Koos zich liet vermurwen en hem meenam naar de kippenschuur, brandde een wrokkig vuur in Simon. Het was tien jaar geleden dat Christa overleden was, waarom konden mensen het verleden niet laten rusten. Het was de belangrijkste oorzaak dat hij zich teruggetrokken had. Omdat mensen het niet konden laten het steeds weer over zijn overleden vrouw te beginnen.

De pijn van haar verlies kwam telkens terug en deze keer was daarop geen uitzondering. Het weerzien met Lijanne en de herinnering aan de vakanties die ze samen doorbrachten, maakte het alleen maar erger. Koos leek het wel in de gaten te hebben en hij deed zijn best om zijn vriend wat af te leiden.

De deal was snel gemaakt. Simon kreeg vijf kippen in ruil voor een stuk hertenvlees en twintig beverhuiden. Hij beschuldigde zijn vriend van diefstal en de twee kibbelden als broers. De deal werd beklonken met een stevige handdruk. Inmiddels was het begonnen met sneeuwen. De opstekende wind dreigde een probleem te worden.

‘Je kunt beter nog even hier blijven en de sneeuwstorm afwachten. We hebben genoeg plaats en Lijanne zou het fijn vinden als je nog even zou blijven’, bood Koos aan.

‘Ik heb dieren waar ik voor moet zorgen. Bovendien is het een lange weg. Het komt wel goed’, luidde het antwoord van Simon.

‘Als je wat meer onder de mensen zou komen en een nieuwe vrouw zou ontmoeten, dan zou dat heel wat pijn verzachten, oude vriend’, zei Koos onomwonden, maar hij wist dat zijn woorden geen invloed op Simon zouden hebben. Hij gaf zijn vriend een zak met gebraden kip, die nog warm aanvoelde van de oven. Er zoveel vlee is, dat Simon er dagenlang van kon eten.

Simon glimlachte en bedankte zijn vriend.

Hij was al een uur onderweg toen hij zich begon te realiseren dat de reis precies ging zoals hij vreesde. Hij zwoer dat wanneer de kippen dood zouden zijn wanneer hij thuiskwam, hij nooit van zijn leven meer eieren zou eten. De dierenhuiden dei hij over de kooien gehangen had moesten de dieren tegen de ergste wind beschermen, maar het weerhield hen er niet van uit angst naar elkaar te pikken.

Hij had tegen de wind en kwam maar langzaam vooruit. Simon probeerde zichzelf af te leiden met de verhaaltjes die Christa de kinderen vertelde toen ze van de Ardennen naar zuid Limburg trokken. Ze had ze nooit opgeschreven, zelfs niet toen hij geprobeerd had haar daartoe te dwingen. In plaats daarvan was ze met haar dagboeken begonnen.

Deze ontdekking had hem pijn gedaan toen hij maanden na haar dood de dagboeken gelezen had, maar de dagboeken waren het enige tastbare wat hem herinnerde aan de vrouw van wie hij zielsveel gehouden had. De herinnering toverde een glimlach op zijn gezicht en zorgden ervoor dat hij nog meer van haar hield. Ze was alles wat hij dat ze was.

Geen enkele vrouw op de wereld kon zijn wat zij was. Geen enkele.

Zijn rechterhand begon te jeuken toen zijn gedachten afdwaalden naar vorige week. Geen eieren, geen room en dingen in zijn voorraadkelder die spontaan van plaats veranderden. De geur van het ontbijt dat hij geroken had. Het kwam door Christa’s toedoen. Hij wist het zeker.

Er klopte iets niet toen hij de deur van de schuur open deed. Het zou het komende uur nog niet licht worden, maar de wolken, sneeuwbuien en wind waren overgetrokken en de volle maan weerkaatste in de sneeuw. Er lag bevroren melk op de grond en er stonden overal voetstappen. Simon volgde ze en realiseerde zich dat het daglicht niet liet zien wat het maanlicht wel deed. De schaduwen waren anders. Wie was hier, vroeg hij zich af. Er waren buiten geen voetstappen te zien. Wie het ook mocht zijn, hij was allang weer weg of bevond zich nog steeds binnen.

De kippen die hij geruild had, hadden de reis overleefd en er lagen niet minder dan negen eieren op hem te wachten in de nesten van de kippen die hij al had. Simon keek vertwijfeld omhoog. U hebt waarschijnlijk niet het beste voor met kippen, Heer’, grinnikte hij.

Twee van zijn nieuwe kippen begonnen te pikken op iets wat achter de kist in hoek lag. Hij vond het pak. Toen Simon het oppakte bleek er iets in te zitten. Bovenop een grote hoeveelheid proviand lag een briefje met een schuldbekentenis. Een schuldbekentenis geschreven door een jong iemand, die waarschijnlijk nog in de buurt zou zijn.

De rechterhand van Simon begon nog meer te jeuken.

‘Christa, als jij hier iets mee te maken zou hebben, zou je een eeuwigheid niet kunnen zitten’, zwoer hij terwijl hij naar het huis sjokte in het licht van de volle kerst maan…..

Wintervertelling

© Patty

Volg het verhaal van een jonge vrouw in 1880 die, nadat haar moeder op het kraambed is overleden, ontkomt aan het plan van haar stiefvader om haar tot zijn slavin te maken, maar daardoor slachtoffer wordt bij één van de baantjes die voor vrouwen in haar tijd toegankelijk waren.

Marlies slaat op de vlucht en trekt te voet de woeste natuur in, terwijl de winter invalt. Wanneer ze de wanhoop nabij is besluit ze haar geluk te beproeven op het landgoed van Simon Koopmans, een weduwnaar die daar al jaren alleen woont. De geest van Koopmans lang geleden overleden vrouw wordt de bondgenoot van Marlies wanneer de twee beschadigde persoonlijkheden samen aan een toekomst gaan bouwen in de strenge winter. Royal is een overtuigd aanhanger van huiselijke discipline en Marlies is een temperamentvol meisje met een geheel eigen willetje.

Inhoudsopgave