Toen het bedtijd geworden was, realiseerde marlies zich dat ze met een dilemma zat. Zolang Simon nog bij de haard zat, had ze een excuus nodig om ze de lamp aan te hebben of hij zou lastige vragen gaan stellen. Het kwam in haar op dat ze zou kunnen vragen of ze een van de vele boeken zou mogen lenen, maar wat als hij nee zou zeggen.

Het was een idioot idee om op de zolder te liggen wachten, maar ze wilde zo graag in de dagboeken van Christa verder lezen dat ze besloot om dat wel te doen. Pas na een onmogelijk lange tijd stond Simon op om naar bed te gaan.

‘Doe alsjeblieft de deur dicht, doe alsjeblieft de deur dicht’, fluisterde Marlies in haar kussen.

Maar dat deed hij niet

Marlies doelde haar hele lichaam verstijven van frustratie. Het duurde wel een uur om te kalmeren en om uiteindelijk in slaap te vallen. Toen Simon de volgende ochtend in de keuken stond te roepen dat het tijd was om op te staan, was ze duf en uit haar humeur.

‘Opstaan! Het is de hoogste tijd!’ Toen Marlies geen antwoord gaf, klom hij de ladder op en stak zijn hoofd door het trapsgat.

Marlies rekte zich uit. ‘Ik kom’. Het was een kort antwoord en er klonk irritatie in haar stem.

‘Je nest uit. We hebben veel te doen en er is iets waar ik het met je over wil hebben’. Simons stem werd strenger en hij trok zijn wenkbrauw op over de irritatie in haar stem. Marlies zette haar humeur aan de kant en knikte.

Ze had niet veel tijd nodig om zich aan te kleden en naar beneden te gaan. Toen ze beneden kwam stond Simon zijn laarzen een te trekken om naar de schuur te gaan.

‘Schiet op, we moeten aan de slag voordat Clara uit elkaar barst’

‘Kan ik niet eerst een kop koffie drinken?’

‘Als je koffie wilt voordat we de dieren gaan verzorgen, moet je eerder opstaan. Simon wees naar haar jas en laarzen. Er kwam merkbaar een eind aan zijn geduld.

Marlies trok een gezicht en deed haar ogen dicht om te voorkomen dat ze een cynisch antwoord zou geven.

Het was windstil waardoor het minder koud aanvoelde dan het in werkelijkheid was. Marlies liet haar handschoenen en sjaal in huis liggen.

‘je hebt je wanten nodig’, riep Simon over zijn schouder.

‘Nee, het gaat wel’, ging Marlies tegen hem in.

‘Zelf weten. Ga eerst de koe maar melken en kijk dan of er eieren zijn. Dan ga ik de dieren voeren.

‘Ik moet eerst wat anders doen’. Ze moest eerst nodig plassen voordat ze zich om Clara zou bekommeren.

‘Sta niet zo te treuzelen. Je hebt de halve ochtend al verprutst. De zon is allang op’.

Marlies gaf geen antwoord. Ze stapte het toilethuisje binnen en wreef over haar gezicht om te proberen de overblijfselen van een onvolledige nacht weg te wrijven. Ze wilde Simon niet opnieuw kwaad maken, bovendien kon hij er niets aan doen dat ze niet uitgeslapen was. Ze probeerde wakker te worden terwijl ze zat te plassen.

De kou was door haar jas heengedrongen tegen de tijd dat ze de schuur binnen stapte. Clara loeide uit protest toen ze haar met haar koude vingers probeerde te melken. Marlies probeerde haar te kalmeren door zachtjes tegen haar te praten en op haar flank te kloppen. Het hielp een beetje ondanks dat haar handen koud bleven. De koe stond toe dat ze door een paar onhandige en ijskoude handen gemolken werd, maar niet van harte. Tegen de tijd dat ze klaar was, was marlies danig uit haar humeur en stond het huilen haar nader als het lachen.

Haar ogen brandden van het slaaptekort en ze had een ‘iedereen is tegen me’ humeur.

Het slaaptekort was haar eigen schuld en ze had het ook aan zichzelf te danken dat haar handen zo koud waren dat ze er bijna niets meer mee kon doen. Haar vingers deden pijn toen ze de emmer melk naar de voorraadkelder sjouwde. Het deed haar denken aan haar koude voeten toen ze zichzelf een paar dagen geleden buiten gesloten had. Dat was trouwens ook haar eigen schuld geweest.

‘Breng jezelf eens onder controle, meid! Je moet eens ophouden jezelf dit soort dingen aan te doen. En maak de eerste man in je leven die goed voor je is, het in vredesnaam niet zo moeilijk’.

Marlies foeterde de hele weg terug naar huis op zichzelf en bleef daar mee doorgaan toen ze het ontbijt klaarmaakte.

Toen Simon binnenkwam was haar humeur aardig opgeknapt. Ze was nog wel zo duf dat ze tijdens het eten weinig te vertellen had, maar ze was wel in staat zo sociaal te zijn naar Simon te luisteren en antwoord de geven als hij haar wat vroeg.

‘Denk je dat je het hier een dag of twee, drie in je eentje kunt volhouden?’

De vraag verraste Marlies volkomen.

‘Huh?’

‘Omdat jij hier nu bent om voor het vee te zorgen, dacht ik dat ik een paar strikken zou kunnen zetten zodat ik wat huiden heb om in het voorjaar te verhandelen. Je zou me goed helpen en het is een goede manier om je steentje bij te dragen’.

In eerste instantie stond het idee alleen te zijn haar tegen. Wat als er iemand kwam als Simon weg was? Aan de andere kant was het maar een paar dagen en het zou haar veel gelegenheid geven om te lezen zonder dat Simon haar kon betrappen.

‘Natuurlijk, ik denk dat dat best goed komt als ik alleen maar voor de dieren hoef te zorgen. Mag ik dan een paar boeken lezen die op de plak bij de haard staan als je weg bent?’

Simon knikte’’Als daar iets staat wat je interessant vindt, best’.

Marlies glimlachte. Perfect!, dacht ze bij zichzelf. Niet alleen zou ze alle gelegenheid hebben om in de dagboeken te lezen als hij weg was, maar ze had tegelijkertijd een alibi voor het geval er iets niet klaar was als hij thuis kwam.

Ter voorbereiding voor zijn vertrek liet Simon Marlies koekjes bakken en liet hij haar helpen om van smalle stoken leer een poncho te naaien die hem tegen het weer moest beschermen.

De dag vloog om en toen het avondeten op was en Simon zijn spullen had klaargezet zodat hij de volgende ochtend vroeg kon vertrekken, was Marlies totaal uitgeput. Ze kon alleen nog maar aan haar bed denken. Christa verscheen in haar dromen, hoewel Marlies zich daar ‘s ochtends weinig van kon herinneren. Ze werd de volgende ochtend uitgerust wakker.

Toen Simon opstond had ze de koffie al klaar.

‘Moet ik je eerst nog even helpen voordat ik wegga?’, vroeg hij toen ze hem een beker koffie gaf en naar de deur liep om haar laarzen aan te trekken.

‘Nee dat hoeft niet. Ik red het wel. Hoe eerder je weggaat, hoe eerder je weer terug zult zijn’.

Marlies was niet zo zeker van zichzelf als ze het deed voorkomen, maar dat had hij niet in de gaten.

Simon ging op pad zodra de zon was opgekomen. De strikken en andere benodigdheden had hij op een slee gebonden, die aan een touw door het paard werd meegetrokken.

Marlies glimlachte en zwaaide. ‘dat is in ieder geval een beest minder om voor te zorgen’, riep ze.

Toen was ze helemaal alleen in het huis waar ze paar dagen eerder nog ingebroken had.

Simon had een briefje voor haar achtergelaten met aanvullende klusjes die ze moest doen en Marlies voerde ze trouw uit. Tegen het middaguur, toen ze last van haar rug begon te krijgen, dwaalden haar gedachten af naar het dagboek van Christa. Het zou nog een paar uur duren voor ze weer in de schuur aan de slag moest. Ze zette een pot thee en maakte een paar crackers met verse kaas en ging naar de zolder om het dagboek te pakken wat ze daar verstopt had. Ze ging aan de keukentafel zitten om rustig te eten en te lezen.

Haar handen trilden toen ze het versleten leren omslag opensloeg en zocht de passage op waar ze Christa had moeten verlaten.

19 maart 1867

Lieve God, laat Simon en Koos er nooit achter komen wat Lijanne en ik hebben gedaan. We kunnen ons zelfs niet verschuilen achter die akelige Laura. Alsjeblieft God!

Maar het was wel haar verdorven geest die er schuldig aan was. Ze had geen recht om het Lijanne aan te doen. Alleen maar omdat deze zei wat ze met haar extra vlees kon doen. Echt waar! Lijanne soet net zo hard haar best als ik doen en Koos heeft er nooit over geklaagd. Hoe durft dat mens haar dan zo te beledigen! Oh, ik haat haar!

Ik ben bang dat Simon en Koos het niet zullen begrijpen. Nee, dat is niet waar, dagboek, dat weet je ook wel. Ze zullen het dondersgoed begrijpen en mijn billen beginnen te beven als ik er aan denk hoe ze hun ongenoegen kenbaar zullen maken.

Laat me vertellen over deze pyrrusoverwinning. Meneer Huisman wilde nog een dag rusten en het was tijd dat die vervelende Laura eens een toontje lager ging zingen.

Lieve help! Ik kan er niets aan doen. Ik ben bang dat Simon niet blij met me zal zijn, maar dat is het bijna waard als ik terugdenk aan Laura’s gezicht toen meneer Huisman de bladeren uit de hachee viste en haar deze voorhield.

Hij beschuldigde haar er ook van de bonen gebruikt te hebben. Ze spuwde vuur. Ik heb nog nooit een mens gezien dat op het punt stond te ontploffen. Ik durfde Lijanne niet aan te kijken. Ik wist dat ze net zo zat te schudden van het lachen dan ik.

Na al haar opschepperij over hoe goed ze wel niet kon koken. Hoe kon ze in vredesnaam zo dom zijn een plant in het eten van haar gezin te doen, die niet eetbaar was?

Ik ik had geen medelijden met haar toen niemand haar geloofde toen ze zei dat ze die er helemaal niet ingestopt had.

Meneer Huisman was woedend. Het was prachtig. ‘Wil je me vertellen dat de kaboutertjes die rommel in het eten gedaan hebben?’

Lijanne was het met me eens dat onze grap nog beter uitgepakt was als ze zelf ook van het smerige goedje gegeten had. Maar het was misschien wel beter van niet, hu was het een perfecte dekmantel.

21 maart 1867

Die vermaledijde Lijanne! Ik kan haar wel wat doen! Ze kon het pokerspeeltje niet volhouden en nu heeft Koos het idee dat wij met dat eten geknoeid hebben. De hemel sta me bij als Simon daar ook lucht van krijgt. Lijanne heeft wel een uur zitten jammeren wat er zou gebeuren als onze echtgenoten de waarheid ontdekken. Als ze het spelletje maar vol blijft houden, zal niemand erachter komen dat wij het waren!

22 maart 1867

Beste lezer, wanneer ik doodga van schaamte en dit dagboek wordt gevonden, weet dan dan ik mijn echtgenoot niet wilde bedriegen. Net zo min als ik mijn beste vriendin wilde bedriegen. Lijanne kon er niets aan doen. Ze is een veel beter mens dan ik.

25 maart 1867

Het is achter de rug. Ik heb mijn excuses aan de familie Huisman aangeboden, zelfs aan Laura. Ik schaam me dood, maar ben er niet aan doodgegaan. Mijn billen zijn zo onder handen genomen dat ze waarschijnlijk nooit meer zullen herstellen en Simon heeft er toe gezien dat ik de hele dag op de houten bank van de wagen ben blijven zitten. De enige troost is dat Simon zijn belofte niet waar gemaakt heeft Laura toe te laten kijken terwijl ik een pak op mijn blote bips kreeg.

Simon was woedend. En ik moet zeggen dat ik ook nog steeds boos op hem ben. Laura verdiende wat we haar aangedaan hebben. Hij had me ook kunnen straffen zonder dat ik haar min excuses moest aanbieden. Niemand had er iets van geweten en ik had nog steeds mijn verdiende loon gehad. Ik snap nog steeds niet dat hij me dit aan heeft kunnen doen.

Koos deed het gelukkig een beetje rustig aan met Lijanne.. Door haar zijn we tegen de lamp gelopen.

Het is niet eerlijk.

27 maart 1867

Simon maakt me het leven moeilijk en ik ben zo boos op hem dat ik zijn kop eraf snijdt als hij het nog eens in zijn hoofd haalt om me streng toe te spreken. Ik ben door het stof gegaan en heb mijn excuses aan die akelige vrouw aangeboden en hij blijft nog steeds terug komen op wat ik gedaan heb.

Ik verdom het om spijt te hebben van mijn daden.

30 maart 1867

Ik heb een hekel aan mannen! Ze zijn gewoon niet redelijk. Ik heb gelijk. Hij zit er naast. Ik ga NIET zeggen dat het me spijt.

3 april 1867

De reis is zwaar geweest de afgelopen twee dagen, ik ben doodop. Ik geloof dat Simon ieder moment van zijn paard kan storten. We hebben weinig energie om ’s avonds het gesprek aan te gaan, maar ik heb het idee dat er meer afstand is door hetgeen momenteel tussen ons in staat dan de vermoeidheid. Ik wou dat hij zag hoe vernederd ik me voel en dat het een beproeving voor me is om die vrouw te negeren. Ik wil niet moeilijk doen en ik wil mijn echtgenoot ook niet te schande brengen, maar waarom is hij zo hard tegen me? Waarom gaat hij niet naar meneer Huisman om hem te zeggen dat zijn vrouw beter behandeld moet worden?

Zijn ongenoegen snijdt me door mijn hart.

4 april 1867

Zware regen- en hagelbuien hebben ons weer gedwongen te stoppen. Het valt me zwaar. Ik haat deze mensen en zij haten mij.

5 april 1867

Toen ik vanmorgen wakker werd probeerde ik me voor te stellen de armen van Simon om me heen te voelen. Ik mis hem. Waarom is het zo verschrikkelijk koppig? Iedere keer als ik weiger te zeggen dat ik spijt heb van wat ik gedaan heb, zie ik de pijn in zijn ogen. Ik heb spijt van de spanningen die er tussen ons zijn, ik heb spijt van het ongemak wat ik meneer Huisman en zijn zoon bezorgd heb en heb ik er ook spijt van dat ik Lijanne erin meegesleept heb, maar ik heb er geen spijt van dat ik het gedaan heb.

Ik wil niet liegen, maar ben heel beng dat ik de liefde tussen ons kapot gemaakt heb.

6 april 1867

Ik kan niet geloven dat Simon mij ten overstaande van iedereen over de knie gelegd heeft en mijn rok omhoog gedaan heeft voor een ongenadig pak op mijn blote billen!

Ik heb het niet gezegd! Ik heb het alleen maar gebromd. Ik kan er toch niets aan doen dat hij het gehoord heeft? Maar ze is een walgelijke dikke koe! Ik meen het!

Het is net zo goed haar schuld. Die haatdragende hoer! Ik zag haar wel kijken. Ik zag  die zelfvergenoegde blik op haar gezicht.

Simons houding tegen mij is onverzettelijk. Ik zit helemaal gevangen. Zij daagt me uit en hij laat het gebeuren. Als ik voor mezelf opkom geeft hij me ten overstaan van iedereen een pak slaag. Ik kan er niet langer tegen.

 Als mijn echtenoot mij me mijn waardigheid niet laat houden, maar voorrang geeft aan zijn eigen koppige ideeën omtrent fatsoen, dan ga ik weg, dan ga ik naar huis!

12 mei 1867

Ik ben weer in het land der levenden. Gered van mij eigen domme trots. Geen enkele straf volstaat om de pijn te vergelden die ik degene die ik lief heb, heb aangedaan. Ik kan alleen maar blij zijn dat ik meself heb teruggevonden.

Goed weet dat ik mijn verzet opgegeven heb, en hij kent ook mijn vervloekte wilskracht. Ik zal proberen deze beter in de hand te houden. Dat beloof ik met de hand op mijn hart.

De laatste keer dat ik schreef heb ik mijn man tot waanzin gedreven, ik heb hem gedwongen mij een pak slaag te geven en me voor de keus gesteld. Ik ben er vandoor gegaan. Mijn timing was perfect, of rampzalig, het is maar hoe je het bekijkt. Ik ben erin geslaagd kilometers ver weg te komen voordat iemand wist dat ik weg was en een opgekomen storm maakte het moeilijk mij te vinden.

Ik ben zo dom geweest steeds verder af te dwalen en heb geluk gehad dat ik niet omgekomen ben door de overstroming van de Maas.

Simon heeft me verteld dat het een week geduurd heeft voor ze me gevonden hebben. Ik kan me er niets meer van herinneren, behalve van de eenzame dagen en de steenkoude nachten. Ik heb gebeden en gelukkig heeft onze lieve Heer mijn gebeden verhoord. Ik heb Simon teruggezien, hem aangeraakt en zijn kussen geproefd. Ik heb niets meer nodig.

Ik heb wekenlang in bed gelegen en pas in de laatste dagen heb ik de kracht gevonden weer wat kleine klusjes te doen.

19 mei 1867

Ik ben een bevoorrechte vrouw. Ik ben me ervan bewust dat mijn man van me houdt. Ik zweer dat ik me nooit weer zo koppig op zal stellen. Hij had gelijk en ik wist dat eigenlijk de hele tijd al.

Ik was bang dat hij me af zou wijzen toen ik gisteren naar hem toe gegaan ben met de vraag of hij me eerst wilde bestraffen en me daarna wilde beminnen. Hij was verbijsterd. ‘Hoe kon ik denken dat hij niet van me hield?’, zei hij. Maar dat dacht ik wel. Ik was er als de dood voor. Hij heeft bijna twee maanden niet met me gevreeën en hij heeft me niet bestraft voor mijn weglopen.

En nu heeft hij beide wel gedaan.

Hoeveel pijn zijn hand op mijn billen ook deed, het was een zegen om hem in mij te voelen. Zijn mond op de mijne maakte dat ik me gelukkig voelde. Ik leefde weer op door zijn aanrakingen.

Jij bent mijn getuige dagboek, laat mijn levenslicht maar doven als ik het ooit in mijn hoofd haal de liefde van Simon in twijfel te trekken.

~~oooooOOOOooooo~

Her hart van Marlies ging als een razende tekeer en ze schaamde zich dat ze in het dagboek zat te lezen.

Christa hield geen enkel detail achter van haar leven met Simon. Dingen die ze deed om hem te plezieren en de dingen die hij deed om haar te plezieren werden breed uitgemeten en brachten iets bij Marlies teweeg.

Het beeld wat Christa van Simon schetste, kwam niet helemaal overeen met het beeld dat Marlies van hem had. De onverzettelijke en strenge kant kwam haar wel bekend voor, maar ze had er moeite mee zich zijn sensuele kant die Christa beschreef voor te kunnen stellen.

Marlies was eveneens in verwarring door haar lichamelijke reacties. Het enige wat ze wist over de lichamelijke aspecten van de liefdesdaad kwam niet overeen met hetgeen Christa beschreven had. Was het echt anders om met een man te vrijen dan de ervaring die zij een poos terug gehad had? De manier waarop haar stiefvader haar moeder behandelde en misbruikte hadden haar beeld van de seksuele daad  ook geen goed gedaan. Maar dat wat Christa beschreven had bezat een grote aantrekkingskracht en tegelijkertijd werd ze door dat diepe verlangen in verwarring gebracht.

Ze legde het boek neer en zat een poos na te denken. Het verzorgen van de dieren gaf de nodige afleiding, maar toch moest ze het grootste deel van de avond denken aan haar eigen leven en ervaringen en hoopte dat ze een fractie zou mogen beleven van de liefde die Christa beschreef.

Marlies legde het eerste dagboek terug en pakte de volgende. Ze las het van de eerste tot de laatste bladzijde voordat ze het licht uit deed en in haar bed kroop.

De geschreven belofte van Christa aan Simon bleef in tact tot september van dat jaar toen ze zich in dit huis genesteld hadden. De geïsoleerdheid was al een even grote uitdaging als Laura Huisman geweest was. Ze werd overmand door de slaap en hoewel ze het liefst in het volgende boek verder wou lezen, besloot ze te gaan slapen. Morgen was er weer een dag, hield ze zichzelf voor.

De volgende dag was Marlies klaar met het werk in de schuur en wilde net naar het huis gaan om weer te gaan lezen toen het geluid van een paard en wagen haar rust en plannen kwam verstoren.

Geef een reactie