Het ijs breken met Nadine is vandaag weer gemakkelijk. Haar gestrafte billen werken als een rode lap op een stier en ze vraagt Sanne direct hoe dat zo gekomen is. Tijdens de gymles is Sanne in opperste concentratie. Ze weet met een prachtige worp de bal van Nadine uit de koers te brengen. In een beweging stapt ze door, vangt ze de bal van haar tegenstandsters en gooit ze een prachtige effectbal die, via de borst van het eerste meisje, het tweede meisje op haar been weet te raken. Er klinkt zelfs een klein applaus en balorig gejuich uit de zaal. De sportleraar die de leiding heeft kijkt haar even goedkeurend aan. Daarna herstelt hij de orde. “Ok dames, goede inzet vandaag, voor de meesten althans. Nu allemaal naar de douches, hop hop!” Om zijn woorden te onderstrepen blaast hij een aantal keer op zijn fluit.
In de douches komt Nadine direct naar haar toe. “Gooide je die bal nou expres tegen de mijne? Hoe wist je dat ik die zou gooien?” Sanne grijnst. “Ik had gewoon zo’n voorgevoel, en ik had ook een gevoel dat ik er op de een of andere manier de schuld van zou krijgen. Toen zag ik je aanhalen in mijn ooghoeken en dacht ik alleen maar ‘Ik heb een kans om mijn hachje te redden.’ Volgens mij is het gelukt.” Nadine is onder de indruk. “Of jij de schuld had gekregen, weet ik niet. Ik niet in elk geval, de meiden weten wel beter dan mij te verlinken.” Ze kijkt stoer. “O, wat gebeurt er dan?” vraagt Sanne onschuldig. Nadine lacht gemeen. “Dan krijgen ze een ‘ongeluk’ in de douche, waarna hun billen er ongeveer zo uitzien als die van jou nu.” “Nou, dan zal ik mijn mondje maar houden,” antwoordt Sanne. “Maar dan heb ik wel wat tegoed van je. Je moet met me mee gaan eten.”
Een kwartiertje later zitten ze samen aan de maaltijd. Met Sannes charme hebben ze een gezonde salade met gamba’s weten te bemachtigen, die veel beter smaakt dan de chili die Sanne de eerste herhaaldagen at. Ze praten samen honderduit. Het grootste gedeelte van de verhalen heeft Sanne al gehoord, maar ze weet dat het belangrijk is om ze nog eens te horen om een band met Nadine op te bouwen. Het bijzondere is wel dat Nadine altijd wel een nieuw verhaal weet te vertellen dat ze in al die weken nog nooit tegen haar verteld heeft. Aan het eind van de maaltijd wordt Sanne een beetje stil. Ze zit met haar gedachten al bij haar gesprek bij de directeur. Nadine merkt ook dat de stemming omslaat. “Je lijkt ineens zo afwezig, vertel eens wat er is,” spoort ze Sanne aan. Ze haalt even diep adem. “Zo direct heb ik mijn wekelijkse afspraak met de directeur. Ik weet dat hij ontdekt heeft dat ik mensen uit het dorp heb opgelicht, hij weet alleen nog niet dat ik het ook weet. Hij zal me vreselijk gaan straffen, vrees ik.”
“Pff, dat is wel naar inderdaad. Die vent kan ook zo gemeen hard slaan,” zegt Nadine meelevend. Ze rommelt even in haar tasje en haalt haar potje met crème tevoorschijn. “Dit is mijn wondermiddel, sheaboter. Ik smeer het zelf ook en het verlicht de pijn een beetje. Je mag het wel wat lenen.” Net als de eerste keer vult ze een klein bakje en geeft dit mee met Sanne. “Je moet je er niet onder laten krijgen door die lui hier hoor. Die sportleraren zijn gewoon sadisten, die maar wat graag slaan. Ik heb dat rooster van ze ook weleens gezien, het zijn altijd dezelfden die zich laten indelen bij de meisjes.” Nadines gezicht klaart op. “Zullen we dat schema eens goed omgooien, zodat de sportleraren die graag bij de meisjes zijn bij de jongens worden ingedeeld en omgekeerd?!” Sanne is iets minder enthousiast: “Misschien als ik weer normaal kan zitten,” zegt ze terughoudend. “Pff, watje,” lacht Nadine. “Zie ik je morgen weer bij het eten?” vraagt Sanne terwijl ze opstaat. “Het was gezellig, morgen weer. Misschien ben je dan wel weer klaar om met me iets aan de bewakers te doen.” “Misschien!” knipoogt Sanne, terwijl ze vertrekt richting de directeur.
Met lood in de schoenen steekt ze het plein over richting het kantoor van de directeur. Ze heeft een droge keel en een knoop in haar maag. Het is nog lekker weer buiten, zoals elke dag, maar ze kan er niet van genieten. Van dit stuk van de avond heeft ze vanaf de tweede herhaaldag al niet meer kunnen genieten, omdat ze weet wat haar te wachten staat. De eerste paar keren was er nog voorzichtig optimisme, dat ze hem nu wel zou overtuigen om haar te sparen. Daarna was er berusting en innerlijke voorbereiding, om in elk geval ervoor te zorgen dat hij niet de zwaarste straf zou uitdelen. Nu was er een gevoel bijgekomen, die verdraaide spijt, die langzaam in haar is gekropen en gisteren naar boven is gekomen. Het is die spijt die haar heeft overtuigd dat onder straf uit willen komen, of gaan voor het minimum, op de lange termijn niet het beste is, omdat ze dan met die spijt blijft zitten. En dat is een rotgevoel. Alleen, het alternatief is ook niet aanlokkelijk. Moet ze niet terugkrabbelen? Zou ze echt niet met die spijt kunnen leven?
Ze klopt op de deur en de directeur roept haar binnen. Ze neemt plaats en wacht geduldig tot hij klaar is met zijn papieren. “Sanne, vertel eens over afgelopen week,” zegt hij. “Hmm, niet zo goed meneer,” zegt ze, net iets zachter dan ze bedoeld had. Hij kijkt op en kijkt haar geïntrigeerd aan. “Niet zo goed? Vertel eens, wat ging er niet goed?” Eerst komt het ‘makkelijke’ stuk: de bekentenis. Die heeft ze inmiddels wel vaker gedaan. “Eigenlijk gaat ‘t nog verder terug dan de afgelopen week. Vanaf het moment dat ik hier ben, ben ik langs dorpsbewoners gegaan om telefoonabonnementen af te sluiten. Al die contracten bevatten kleine lettertjes die mij een hoop geld opleveren. Ik heb zo voor honderden euro’s mensen opgelicht.” Zoals elke dag kijkt ze nu naar de verbaasde blik van de directeur. Vandaag kan ze er nog een schepje bovenop doen. “Ik heb spijt gekregen van wat ik gedaan heb, daarom ben ik vanochtend langs alle mensen gegaan met een excuusbrief en een uitleg over hoe ze hun geld terug kunnen krijgen.”
De directeur lijkt even met stomheid geslagen. “Wel, dat was niet hoe ik had verwacht dat dit gesprek zou gaan,” herpakt hij zich. “Een van je slachtoffers is een vriend van mij, ik zal hem even bellen om je verhaal te bevestigen.” Tijdens het telefoongesprek zit ze zenuwachtig met haar duimen te draaien. Gek eigenlijk, want ze weet dat ze niet liegt. Toch, de directeur is een indrukwekkende figuur en het dreigement van de paddles die achter hem hangen is er altijd. Gelukkig krijgt de directeur de bevestiging waar hij naar op zoek is. Tevreden kijkt hij haar aan. “Om eerlijk te zijn had ik verwacht hier een liegende jongedame voor me te zien, die heel erg haar best zou doen om te doen alsof er niets aan de hand is en daarna zou proberen om te doen alsof het allemaal niet haar schuld was.” Ondanks haarzelf moet Sanne even lachen om het inzicht van de directeur. “Totaal zinloos natuurlijk, want ik heb je exceldocumenten gezien en weet precies wat je de afgelopen weken gedaan hebt. Ik moet zeggen, ik ben wel een klein beetje onder de indruk, jongedame. Echter, dit blijven ernstige feiten en ook al heb je er spijt van, ik ga toch even een indruk maken zodat die spijt niet achteraf heel tijdelijk bleek te zijn. Sta maar vast op en buig over het bureau.” Met die woorden staat hij op en haalt hij de kleinste van de drie paddles van de muur.
“Meneer?” vraagt Sanne dan, en de directeur draait zich om. “Zou u die paddle hebben gebruikt als ik gedaan had alsof ik een zorgeloze week achter de rug had en er niets aan de hand was?” Hij schudt zijn hoofd. “Nee, dan waren strengere maatregelen aan de orde geweest. Nu komt hét moment, het moment waarop ze de controle uit handen geeft. “Ik denk dat nu mij de straf moet geven die u van plan was, meneer.” Ze is bijna niet meer te verstaan. Hij kijkt haar aan en ziet de tegenstrijdige gevoelens in haar ogen. Een soort pijn, niet fysiek, maar van binnen, die in haar blik spreekt. Iets dat hij in al zijn jaren bij dit instituut maar zelden gezien heeft, maar waarvan hij weet hoe belangrijk het kan zijn voor het verdere verblijf, misschien wel het verdere leven, van de persoon in kwestie. Hij knikt naar haar, hangt de kleine paddle weer op en pakt de grote van de muur.
Een stemmetje in Sanne schreeuwt: “Wat heb je gedaan, muts!” Dat stemmetje wordt genegeerd als ze haar jurk uittrekt en de directeur uitlegt dat die anders toch maar naar beneden glijdt. Ze buigt voorover en voelt hoe ze ontbloot wordt. “Je benen een stap uit elkaar en handen aan de rand van het bureau. Je krijgt twaalf klappen. Als je loslaat, telt de klap niet mee. Als je vloekt, telt de klap niet mee.” De woorden zijn hetzelfde, maar de toon is zachter. Gehoorzaam volgt ze de aanwijzingen op. “Zo te zien heb je er al flink van langs gekregen,” merkt hij op met een blik op haar gehavende bilpartij. “Akkefietje met een boze dorpsbewoner,” mompelt ze en ze hoort hem even gniffelen. “Je krijgt 12 klappen,” kondigt hij opnieuw aan. Het koude hout rust tegen haar billen en ze zet zich schrap wanneer dat gevoel verdwijnt. Met een grote klap komt de paddle vervolgens op haar billen neer. Ze wordt hard in het bureau gedrukt. Het gevoel van pijn overspoelt haar. Deze zware paddle heeft ze al even niet meer gevoeld en het lukt nooit om te onthouden hoe pijnlijk het precies voelt. Misschien ook maar beter.
Met een plof laat ze haar adem ontsnappen wanneer de tweede klap volgt. Ze hijgt en worstelt om haar ademhaling onder controle te krijgen. Dan is het weer wachten, gelijktijdig zowel veel te kort, als oneindig lang. De derde volgt. De pijn dringt tot diep in haar vlees door, aan de oppervlakte lijkt elke vierkante millimeter van haar huid in brand te staan. Dat gevoel lijkt al heel erg, maar ze weet dat het bij elke uithaal erger wordt en haar besef van de ergste pijn ooit verder zal oprekken. Nummer vier, een oergeluid ontsnapt aan haar lippen. Ze voelt hem even de paddle op haar linkerbil doen rusten, waardoor ze weet wat er komen gaat. Na de vijfde en de zesde klap voelt die helft van haar zitvlak zich niet meer tekort gedaan. Daarna gaat hij weer verder zoals hij begonnen is. Bij elke klap worden haar schreeuwen harder. De tranen springen in de ogen. Haar knokkels zien wit van het knijpen in de rand van het bureau. Ze beweegt met haar bovenlichaam, ze trekt haar rug hol en duwt haar heupen nog dichter tegen het bureau aan, met een soort instinct dat haar vertelt dat ze moet vluchten voor deze aanval. Maar ze blijft staan. Bij de elfde klap strekt ze haar armen en duwt ze haar heupen van het bureau, terwijl ze met alle innerlijke kracht zorgt dat haar voeten blijven staan waar ze staan. Ze schudt wild met haar billen heen en weer, in de hoop dat de pijn zo zal verdwijnen, of dat ze in elk geval aan de lucht gekoeld worden. Heel langzaam neemt ze haar positie weer in. Zachtjes tikt de directeur tegen haar billen. “Je doet het heel goed meisje, ik ben trots op je. Zet je schrap voor de laatste.” Ze bijt op haar tanden en wacht. Dan volgt de overweldigende kracht van de paddle, van onder op haar zitvlak in een boog naar boven. Ze staat op haar tenen, en smakt met haar borst en buik tegen het bureaublad. Heel even is de pijn alles, haar hele gevoel, haar hele wereld.
Langzaam komt haar besef terug. Ze heeft het overleefd, en ze huilt niet. Nu voelt ze zich beter. Althans, voelt ze zich wel beter. Natuurlijk, denkt ze, ik ben gestraft voor wat ik gedaan heb, ik kan met een schone lei verder. Maar er is ook een ander geluid, een geluid dat zegt dat dit niet voldoende is, voor alle leugens en bedriegerijen van de afgelopen week. Van de kans die ze gekregen heeft om niet naar de gevangenis te gaan, een kans die ze bijna vergooid heeft. Ze weet nu hoe het er daar aan toegaat en ze weet dat ze daar nooit meer wil zijn. Zo blijft ze liggen en wordt ze langzaam gewaar van de knoop in haar maag, die er nog steeds is. Ze voelt nog steeds een spanning in haar schouders, in haar rug. “Heel goed gedaan Sanne, je mag overeind komen,” geeft de directeur aan. Ze staat op en draait zich om. Zonder verder na te denken laat ze haar gevoel spreken. “Ik voel me zo schuldig over wat ik gedaan heb, misschien moet u me maar straffen tot u vindt dat het écht genoeg is.” De directeur schudt zijn hoofd. “Wat mij betreft ben je voldoende gestraft. Daarnaast weet ik niet of nog meer klappen met die zware paddle wel zo’n goed idee zijn.” “Alsjeblieft!” werpt Sanne tegen, met lichte wanhoop in haar stem. “Ik heb de vorige bezoeken ook gelogen over hoe het ging, misschien kunt u me daar nog voor straffen?”
Weer kijkt de directeur Sanne lang aan, tot ze haar ogen afwendt en naar de grond kijkt. Even staat hij als aan de grond genageld, maar neemt dan toch zijn beslissing. “Goed, buig terug over het bureau, dan gaan we die fouten van je vorige bezoeken rechtzetten.” Ze hoort hoe hij zijn kantoor uitloopt. Daar ligt ze dan, halfnaakt, weerloos en met heel veel pijn, te wachten. Even denkt ze aan de mogelijkheid om snel even te wrijven, maar ze weet dat het niet mag en belangrijker, dat ze het niet verdiend heeft. Er zijn voetstappen in de gang en even later is de directeur weer terug. “Ik heb even wat anders gehaald, iets om de leugens van de afgelopen week goed aan te pakken.” Hij tikt met iets op haar billen en ze beseft wat het is: een cane, als in de gevangenis. Dan gaat de stok naar achter en flitst weer naar beneden. Een gloeiendhete streep staat plotseling dwars over haar achterwerk. Ze slaakt een hoge gil, laat het bureau los en komt half overeind. “Terug in positie,” hoort ze de directeur zeggen, die weet dat hij in deze situatie niet hoeft te dreigen met extra straf. Langzaam zakt ze weer terug naar beneden. Tik, tik, tik…TIK! volgt de tweede slag. Ze schreeuwt het uit en stampt op de vloer, maar blijft voorovergebogen staan. De derde tik, ze knijpt haar ogen helemaal dicht en krast met haar nagels in het hout. Een deel van haar wil loslaten, een ander deel vecht door. De vierde slag kruist een van de eerdere lijnen, het lijkt wel alsof een peuk is uitgedrukt op het raakpunt van de twee. Het deel van Sanne dat wil vechten wordt kleiner, maar ze gaat door tijdens slag vijf, zes, zeven. De achtste slag raakt haar onderaan haar billen, waar de pijn van de paddle zich ook al verzamelde. Plots wordt de strijd opgegeven. Haar schouders ontspannen zich, ze ligt slap op het bureau en begint zachtjes te snikken. Er rolt een traan over haar wangen. Ze kan aan niets anders meer denken dan de pijn, de pijn, de pijn. Heel in de verte hoort ze hoe de directeur aankondig dat er nog vier slagen volgen. Hij ziet hoe ze zachtjes huilt, maar weet uit ervaring dat soms nog net een beetje meer nodig is. Na elk van de vier slagen kermt Sanne zachtjes van de pijn. De tranen nemen toe. Wanneer de laatste slag geweest is, blijft ze liggen en huilt zachtjes door.
Ze voelt heel even een hand op haar schouder. “Wanneer je klaar bent, kun je je aankleden,” hoort ze de directeur zachtjes zeggen. Ze blijft liggen en komt langzaam terug in het hier en nu. De knoop in haar maag voelt ze niet meer. Stijfjes komt ze overeind. Voorzichtig zakt ze door haar knieën, pakt ze haar ondergoed en trekt het behoedzaam op. Boven aangekomen merkt ze dat zelfs het lichte contact van de stof te veel is en er springt een nieuwe traan in haar ooghoek. Dan herschikt ze haar jurk en kijkt naar de directeur. “Sanne, wat je vandaag hebt gedaan is heel dapper, ik ben heel trots op je.” Hij opent zijn armen. Ze loopt naar hem toe en grijpt hem stevig vast. Hij beantwoordt haar greep. Een nieuwe golf van emoties, herinneringen van de afgelopen weken, overspoelt haar. Met grote, schokkende uithalen begint ze op zijn schouder uit te huilen. Hij sust haar, terwijl ze minutenlang zo blijft snikken. Langzaam keert de rust terug en uiteindelijk laat ze los. Hij keert terug naar zijn bureau en haalt een pakje zakdoeken uit de la, dat ze dankbaar aanneemt. “Gaat het weer?” vraagt hij, en ze knikt. “Dan zien we elkaar volgende week.” Met een waterig glimlachje antwoordt ze hem en loopt dan zijn kantoor uit.