Je haalt even diep adem. “Ik, euhm, ben niet ziek, Paul, ik was gewoon in slaap gevallen.” Paul kijkt verward. “Was je thuis aan ’t werk dan? Ik dacht dat je vandaag naar kantoor moest? Je kijkt naar de grond en het volume valt weg uit je stem. “Ik had me ziekgemeld.” Paul denkt weer na. “Maar je bent dus niet ziek?” Je schudt je hoofd. Dan blijft het stil, veel te lang stil. “Meisje, kijk mij eens aan!” Je wil niet, maar je doet het toch. “Als ik het goed begrijp heb je je dus ziekgemeld zonder dat je ziek bent en toen ben je hier de hele dag gaan slapen?” “Niet de hele dag! Ik heb vanmorgen het hele huis opgeruimd.” Paul blijft weer even stil. “Nou, dat is nog wel goed bestede tijd,” zegt hij schoorvoetend. Je probeert niet te zelfvoldaan te kijken, wie weet gaat het gesprek anders weer de verkeerde kant op. “Ik heb een cadeautje voor je meegebracht, heb je dat zien liggen?” Je knikt. “Ja, ik heb het zien liggen, maar ik heb het niet gepakt, goed he!?” Paul knikt. “Zeker, ik ga het wel even pakken.”
Het pakje