Met een hartslag van dik boven de honderd en een rode blos op mijn wangen loop ik de plaatselijke apotheek binnen. In mijn hand heb ik een recept, bestemd voor de apotheker. Tot zover niets geks. Wie weet hoeveel mensen elke dag een recept komen ophalen. Zelfs in deze kleine dorpsapotheek moeten het er toch wel enkele tientallen zijn. Daar zitten vast ook wel eens recepten bij die mensen liever voor zichzelf houden. Ik zou zelf ook niet willen dat iedereen kan zien dat ik een schimmelmiddel kom ophalen. Toch is dat niet de reden van mijn spanning. Deze apotheek, of beter, deze apotheker, is anders dan anderen. De apotheker, een norse, enigszins gezette man met stekelig grijs haar heeft een afspraak met de plaatselijke huisarts. Die is er namelijk achter gekomen dat de moderne geneeskunde niet altijd een antwoord heeft op diegenen die slecht voor zichzelf zorgen, hun medicijnen niet op tijd nemen of te lang blijven rondlopen met hun klachten, maar dat de apotheker daar nog wel een ouderwets middeltje voor heeft.

Langzaam loop ik door de paden richting de balie. Links zie ik de tandenstokers, rechts de pleisters, maar ik registreer het nauwelijks. Sowieso lijken mijn zintuigen nauwelijks iets te registreren. Even kijk ik op en zie ik de apotheker. Als we elkaar aankijken, recht hij zijn rug en slaat hij zijn armen om elkaar. Aan zijn blik te zien weet hij precies wat je komt doen. Nou ja, misschien is dat slechts mijn verbeelding. Terwijl ik mijn ogen neersla zie ik nog snel dat er niemand zit te wachten. Gelukkig, dat zou ik nu echt niet kunnen gebruiken! Steeds langzamer zet ik de laatste stappen richting de toonbank, tot ik niet meer verder kan. Ik staar naar mijn schoenen. “En, heb je soms wat voor me?” De lage stem is beleefd, maar er klinkt ook enige geamuseerdheid in door. Zonder iets te zeggen schuif ik het briefje over de toonbank naar hem toe. Ik hoor hoe hij het briefje oppakt. Hij bromt wat terwijl hij het leest. “Je weet wat er op dit briefje staat?” Ik vertrouw mijn stem niet, dus ik knik. “En je gaat er ook mee akkoord?” weer knik ik. De apotheker zucht diep. “Kom dan maar even mee.” Ik sta als bevroren, alsof ik geen controle meer heb over mijn eigen spieren, tot de betovering verbroken wordt door zijn hand die mijn kin omhoog duwt. Heel even kijk ik hem aan. “Kom, mee naar achter, ik wil de balie niet te lang onbemand laten.”

Op een halve stap volg ik de man naar het kantoortje achter de balie. “Ga daar maar staan,” zegt de apotheker en hij wijst naar een plek op de grond naast een eenvoudige houten stoel. Ik volg zijn aanwijzingen op terwijl de man gaat zitten op de stoel. “Moet u die deur niet dicht doen?” vraag ik hem met lichte paniek. Hij wuift mijn opmerking weg, “Die kan best open blijven staan, dan hoor ik of er nog klanten binnen komen. Nou, broek en ondergoed naar beneden en neem maar plaats.” Om zijn woorden kracht bij te zetten klopt hij op zijn bovenbeen. Zenuwachtig frunnik ik aan de knoop van mij broek en trek ik de sluiting van de rits naar beneden. Wanneer ik mijn vingers achter de band van mijn broek haak, kruis ik de blik van de apotheker en weer bevries ik. Hij kijkt me even strak aan en met een diepe zucht pakt hij de stof van mijn broek vast en trekt deze in een soepele beweging naar beneden. “Je hoeft je niet te schamen hoor, je bent niet de eerste die bij mij over de knie gaat en je zult ook niet de laatste zijn. Doe je de rest zelf?” Met trillende vingers trek ik mijn onderbroek omlaag. Daarna neem ik behoedzaam plaats over zijn schoot. Om mijn evenwicht te bewaren plaats ik mijn vingers op de vloer. In deze positie kan ik nog net met mijn tenen aan de grond. Dan verplaats ik mij van links naar rechts in een poging wat comfortabeler over zijn gespierde benen te liggen, maar een heel prettige positie vind ik niet.

De apotheker laat zijn beide handen op mijn onderrug rusten. “Zo, je bent een jaar of twintig, schat ik zo?” De vraag verrast me, maar ik antwoord dat ik eenentwintig ben. “Je bent dus een volwassen vrouw. Tenminste, volgens de wet, want een volwassene kan voor zichzelf zorgen. Maar voor jezelf zorgen betekent ook dat je netjes je voorgeschreven medicijnen neemt, of niet?” “Ja,” beaam ik schoorvoetend. “En als de huisarts drie keer moet constateren dat je je kuur niet afmaakt, is dat goed voor jezelf zorgen? Is dat volwassen gedrag?” “Nee,” zeg ik tweemaal. Mijn wangen voelen steeds warmer aan. De apotheker is het met me eens. “Dat is inderdaad geen volwassen gedrag. Daarom ga ik het vandaag anders aanpakken. Als jij je niet als een volwassene kunt gedragen, dan word je ook niet als zodanig behandeld. Dan word je behandeld als een klein meisje. Een klein meisje dat straf verdiend heeft en daarom bij mij over de knie gaat.” Het lukt me niet om nog iets uit te brengen. Liefst zou ik bij het horen van deze woorden dwars door de grond zakken.

Het beruchte recept

“Laten we maar beginnen,” kondigt de apotheker aan. Zonder op antwoord of bevestiging te wachten begint hij te slaan. De klappen zijn afgemeten, in een vast ritme: links, rechts, links, rechts. Ik voel hoe mijn billen veren onder zijn zware handen. Langzaam bouwt na elke klap een brandend gevoel op, eerst heel licht, maar al snel duidelijker aanwezig. Plots houdt hij op en laat hij zijn vlakke hand tegen mijn billen rusten, als wil hij de temperatuur meten. Hij bromt even zacht en begint weer te slaan, een stuk harder ditmaal. Na een felle tik op de linkerzijde moet ik de neiging mijn hand naar achter te halen onderdrukken. Tot mijn verbazing slaak ik daarna bij elke klap zachte keelgeluiden en ik schuur met de bovenkant van mijn linkervoet over de enkel van de rechter in een naïeve poging de pijn weg te duwen. Mijn bovenlichaam komt een stukje overeind, maar wordt zacht, maar kordaat, teruggeduwd door de vrije hand van de apotheker. “Liggen blijven,” zegt hij op vlakke toon. De klappen blijven komen en het tempo gaat langzaam omhoog. Ik hap naar adem. Dan hoor ik een geluid. Ondanks de pijn lukt het met te concentreren. Wat hoor ik nu precies? Dan weet ik het: het zijn voetstappen. Er is een klant binnengekomen!

Ik hoor de voetstappen dichterbij komen. De apotheker ziet geen reden tot stoppen en slaat nog steeds stevig door. Dan klinkt er een belletje net buiten het kamertje. “Ik kom er zo aan, even iets afmaken!” verkondigt de apotheker op luide toon. “Doe maar rustig aan hoor, ik wacht hier wel even,” wordt er teruggeroepen. Ik laat een zachte jammerkreet, deels van de pijn, maar vooral van schaamte. Gelukkig houdt hij nu net op met slaan. “Zo, kom maar overeind, je bent wel voldoende opgewarmd.” “Opgewarmd?!” zeg ik net iets te hard. De apotheker kijkt me strak aan. “Opgewarmd, ja. Je dacht toch niet dat we al klaar waren? Als ik nu zou stoppen, zou je nog niks geleerd hebben. Dan ben je hier volgende week weer. Daar heb ik geen tijd voor. Nee, ik wil altijd eerst weten wat voor vlees ik in de kuip heb en dan kan de echte straf beginnen.” Ik wrijf gespannen over mijn pijnlijke billen. Als dit nog maar opwarmen is, hoe erg wordt het dan nog? De apotheker loopt naar een wandkastje aan de andere kant van de muur. “Eens even zien,” zegt hij tegen zichzelf terwijl hij het kastje opent. Achter de deur hangen vijf borstels in oplopende grootte, netjes op een rij. Met zijn vinger loopt hij langs de rij, van klein naar groot. Dan wijst hij een aantal keer twijfelend naar de derde en vierde borstels. “Draai je eens om,” beveelt hij. Door de toon van zijn stem heb ik me al omgedraaid voordat ik ga nadenken over het waarom. “Hmm, nog niet heel rood,” hoor ik mompelen, “draai je maar weer om.” Als ik me weer omgedraaid heb, zie ik dat de vierde borstel niet meer aan het haakje hangt.

De apotheker gaat weer zitten op de stoel. Zachtjes tikt hij met de borstel tegen de palm van zijn linkerhand. Het ding ziet er angstaanjagend pijnlijk uit. Dan wuift hij met de borstel als aanwijzing dat ik weer over zijn schoot moet plaatsnemen. Ik slik even hard, verman me en ga weer liggen. Zodra ik mijn evenwicht weer gevonden heb, voel ik hoe het koude hout van de borstel tegen mijn warme billen geplaatst wordt. Het onding voelt nog groter dan ik verwacht had. “Dit gaat even pijn doen, meisje,” wordt er aangekondigd. Ik zet me schrap. Dan laat hij de borstel hard voor de eerste keer neerkomen. Er ontstaat kortsluiting in mijn hersens als die een withete plek op het midden van mijn rechterbil registreren. Ik slaak een oerkreet en mijn hand vliegt naar achter. Direct wordt deze vastgepakt en in een ijzeren greep op mijn rug vastgezet. “We zijn nog niet eens begonnen!” spreekt de apotheker me toe. In zijn stem klinkt teleurstelling. Het is gek, maar hierdoor voel ik me ook een beetje teleurgesteld in mezelf omdat het me niet lukt om de straf te ondergaan. “Het spijt me,” zeg ik met een klein stemmetje. “Hmm, vooruit. Dan gaan we weer verder.” Met die woorden laat hij de borstel weer neerkomen. Ik schreeuw het uit, maar mijn arm kan nergens heen. Mijn voeten echter wel en wat ik ook probeer, bij elke klap trap ik hard met mijn voet naar achter. “Kijk je een beetje uit!” zegt de apotheker geïrriteerd wanneer mijn voet rakelings langs zijn hoofd scheert. “Ik probeer het, maar ik kan het niet helpen!” zeg ik hulpeloos. Hij zucht en schuift me een stukje van zijn schoot, om vervolgens zijn rechterbeen in mijn knieholtes te plaatsen. Ik kan geen kant meer op.

Ik kerm, schreeuw, worstel zoveel ik kan (wat niet veel is), maar het pak slaag gaat onverminderd door. De pijn is onbeschrijfelijk. Alle vierkante centimeters biloppervlak worden gevonden en bewerkt tot ze diep branden. Vooral de onderkant van mijn billen heeft het zwaar te verduren. Dan houd ik het niet meer. Er springen tranen in mijn ogen en het geworstel wordt minder. De klappen blijven komen, de pijn blijft toenemen maar ik geef me over. Zacht snikkend lig ik over zijn schoot. Dan houdt hij eindelijk op. Ik voel hoe zijn vingers over mijn billen gaan, zachtjes, bijna teder. Langzaam kom ik tot rust en wordt het snikken minder. Het acute gevoel van pijn verdwijnt en wordt vervangen door een nieuw gevoel: het gevoel gestraft te zijn, maar ook vergeving, catharsis zelfs. “Goed gedaan, meis,” herhaalt de apotheker een aantal keer terwijl hij zachtjes over mijn achterwerk wrijft. Gek genoeg voelt het niet onaangenaam. Ik voel me eerder trots bij het horen van de woorden.

Heel zachtzinnig helpt hij me omhoog en ik wrijf de tranen uit mijn gezicht. Plots word ik me weer bewust van mijn naaktheid en ik trek snel mijn kleren weer aan, hoewel de stof van mijn broek best wat schuurt tegen mijn gezwollen billen. De apotheker kijkt me plots weer diep aan. “Zie ik je hier niet meer terug?” vraagt hij, minder streng dan het lijkt. “Nee, meneer,” antwoord ik. Waar die “meneer” ineens vandaan komt, weet ik ook niet, maar hij lijkt tevreden. “Goed zo. Dan gaan we weer terug de zaak in, er staat nog iemand te wachten.” Shit, dat was ik bijna vergeten. Ik loop voor de apotheker uit de zaak in en zie een jongeman staan. Hij kijkt me met een spottend lachje aan en het is overduidelijk dat hij precies weet wat er gebeurd is. “Dag, meis, tot ziens!” roept de apotheker me na, maar ik reageer niet meer. Ik kan alleen nog maar met een enorme boei zo snel mogelijk de zaak uitlopen.

Eenmaal buiten wrijf ik goed over mijn billen. Ik voel de diepe zwelling. Het is zeker dat ik dit nog wel dagen zal voelen. Er is echter nog een gevoel, een soort prettige leegte, alsof er voor weken, misschien wel maanden aan spanningen zijn losgekomen. Van tevoren twijfelde ik, maar nu weet ik zeker dat ik de juiste beslissing heb genomen door een doktersbriefje te vervalsen. Nu maar hopen dat de apotheker er niet achter zal komen. Of misschien juist wel …

Geef een reactie