De Barones (1)

Barones Duboix maakt haar dagelijkse ronde door het gigantische landhuis dat zij bestiert. Kwade tongen beweren wel eens dat zij, als vrouw van de baron, tevens Majoor-Generaal der cavalerie, een luizenleventje leidt, zonder plichten of verantwoordelijkheden. Niets is minder waar. Met de baron vaak langere tijd van huis is het haar taak om leiding te geven aan het corps van dienstmeisjes, kinderjuffen, bedienden, koks, bodes, stalmeesters, ga zo maar door. In totaal werken er maar liefst 41 personen in het landhuis. Dankzij haar werken zij allen samen als een geoliede machine. Natuurlijk, ze kan de dagelijkse leiding overlaten aan de butler, zoals bij haar goede vriendin gravin Van Vaart tot Vaart. Echter, dat is niet haar stijl. Het zou ook niet werken. Uitsluitend dankzij haar bezielende leiding en haar ijzeren discipline functioneert het huishouden zoals het hoort te functioneren.

De ronde begint elke dag in de stallen, uiteraard een punt van trots voor de familie. Als sleutelfiguur in ’s lands cavalerie is het essentieel dat de baron goed verzorgde paarden kan berijden. Wanneer de barones de stal binnenloopt en het personeel het klakken van haar laarzen op de vloer hoort, schieten ze altijd alle kanten uit om de laatste restjes modder van de benen van de prachtige dieren te vegen en het hooi nog een laatste keer te vegen en te stapelen. Met een rustige pas, zonder een woord te zeggen, gaat ze de verschillende verblijven af. Wanneer ze een nerveus ogend lid van het personeel passeert, kunnen er drie dingen gebeuren. De geluksvogels krijgen een zuinige glimlach, waarna er hoorbaar gezucht wordt terwijl ze de ronde vervolgt. Bij een klein gebrek, een spatje modder, te veel rotzooi, wat ook, volgt een klik met haar tong waarna de ongelukkige stalknecht (m/v) zich omdraait om enkele corrigerende tikken met de rijzweep op het zitvlak te ontvangen. Waar voor gevreesd wordt, is het moment dat de barones spreekt. Op strenge toon wordt duidelijk gemaakt dat de werkzaamheden beneden alle peil zijn, waarna de arme knecht wordt gesommeerd zich te melden op het middagappèl voor een welverdiende tuchtiging.

Daarna is het door naar de keukens. Het voeden van alle bedienden plus de barones en de kinderen is natuurlijk al een flinke taak, maar niets vergeleken met de enorme verantwoordelijkheid van het prepareren van een banket voor de baron, hun vrienden, leden van de generale staf of zelfs het koningshuis. Andere hoofden van het huishouden zouden misschien de discipline bij de dagelijkse gang van zaken laten varen om de druk alleen bij belangrijke gelegenheden op te voeren. Zo niet Hélène Dubois. Een optimaal functionerende keuken bestaat alleen bij de gratie van dagelijkse drills. Wanneer de aandacht eenmaal verslapt, is het onbegonnen werk om deze binnen enkele dagen weer terug te krijgen. Een paar tikken met een pollepel doen wonderen. Voor grotere vergrijpen, zoals verspilling en grote knoeipartijen, volgt ook hier onverbiddelijk een verwijzing naar het middagappèl.

De kindermeisjes en kamermeisjes zijn daarna aan de beurt. Zij zijn nog jong en hebben daarom nog veel te leren. Eigenlijk is er elke dag wel iemand op wie wat aan te merken is, of het nou is omdat ze te streng of juist te laks omgaan met de opvoeding van de kinderen. Het meisje in kwestie neemt ze dan even apart, de rok gaat omhoog en het ondergoed omlaag. Met de blote billen op zicht en de neus tegen de muur steekt ze een preek af over de zaken die verbeterd moeten worden, waarna de jongedame over de knie gaat om de roomblanke bips van een gezonde roze kleur te voorzien. Wanneer een les te vaak herhaald moet worden, is er op elke kinderkamer een grote, ovalen, houten haarborstel met een stevig handvat te vinden. Hiermee kan ze net dat beetje extra ‘zip’ meegeven, wat vaak wordt geïllustreerd door de traantjes die over het gezicht rollen tijdens het danken voor de kastijding. Gelukkig is hierdoor een formele straf op de voormiddag zelden nodig, maar niet uitgesloten!

De bedienden hebben direct contact met gasten. Daarom is het belangrijk om hen altijd aan een heel hoge standaard te laten voldoen. Zij zijn tenslotte het visitekaartje van het huishouden. Een eenvoudige correctie met haar hand zal dan ook niet voldoende zijn. In plaats daarvan kiest ze ervoor het falende personeelslid over een geschikt stuk meubilair te laten buigen om vervolgens met een kleine leren strap voor motivatie voor beter werk te zorgen. Het spreekt voor zich dat de bescherming van een laag kleren hierbij uitgesloten is. Zo kan ze bovendien beter het resultaat van haar tucht beoordelen. Op die manier krijgt eenieder de correctie die hij of zij verdient.

Tot slot zijn er nog gesprekken met het senior personeel. Met haar kamenier bespreekt ze het reilen en zeilen van het jonge personeel, waarvoor zij de verantwoordelijkheid van de opleiding draagt. Dit is uiteraard een langetermijnproces en het zou contraproductief zijn om voor elk klein wissewasje te straffen. Wanneer de barones echter het idee heeft dat het niveau over de gehele linie begint af te glijden, moet ze ingrijpen. Geheel in stijl neemt ze haar kamenier ook over de knie. De verschillende rokken worden opgetild en het ondergoed wordt opengeknoopt, waarbij het achterwerk langzaam tevoorschijn komt door de steeds groter wordende opening. Na een voorbereiding met haar hand is het tijd voor een portie met haar hartvormige mahoniehouten paddle. Hierbij ontstaan algauw dieprode plekken met een wit centrum, plekken die zorgen voor een langdurig lerend vermogen.

De butler is verantwoordelijk voor het overige personeel, het huishouden en de financiën. Dit zijn taken die je niet zomaar aan de eerste de beste kunt overlaten. Hij geniet ook een hoge mate van vertrouwen bij de barones, maar dat is natuurlijk geen vrijbrief. Bij grootschalige laksheden onder het personeel of discrepanties in de boekhouding is ze genoodzaakt om ook hier in te grijpen. De goede zeden schrijven terughoudendheid voor rondom de naaktheid van de man, maar sluiten niet uit dat een volledig beschikbaar achterwerk, gebogen over het bureau, wordt aangeboden ter correctie. De Schotse tawse, ooit meegenomen op vakantie, blijkt hiervoor een uiterst geschikt element. Door de leren tongen vers aangebrachte striemen zorgen voor een duidelijk schokeffect, merkbaar betere prestaties bij het personeel of een verstandiger inkoopbeleid.

Na de rondes is het tijd voor haar welverdiende middagmaal. Hierbij is ze meestal alleen met de kinderen, maar soms kan haar man haar ook vergezellen. Enkele malen per week is een van haar vriendinnen uitgenodigd. Direct na het middagmaal is het tijd voor het middagappèl. De kinderen worden hierbij weggestuurd en de gasten trekken zich alvast terug in de theeruimte. De grote uitzondering is haar vriendin, de gravin Van Vaart tot Vaart. Zij is aan het ritueel gewend en blijft rustig haar thee drinken terwijl de staf zich, op volgorde van senioriteit, in het gelid opstelt. Uiterst langzaam loopt de barones vervolgens langs de rij, commentaar gevend op het voorkomen en de staat van de kledij. Af en toe plukt ze een stofje van een blouse of pak terwijl ze de persoon in kwestie even vermanend toespreekt. Bij het eind aangekomen, kondigt ze, indien noodzakelijk, met luide stem aan welk staflid, of welke stafleden, op het matje moeten komen. Wanneer iemand genoemd wordt, treedt de ongelukkige een stap naar voren, waarna de voorbereidingen voor de tuchtiging kunnen beginnen.

Twee van de sterke stalknechten tillen vervolgens een grote houten bok naar binnen en maken deze vast aan de gietijzeren lussen die op de vloer bevestigd zijn voor de katrollen van de kroonluchters. Het meest junior staflid dat een stap voor de rest van de rij staat, wordt geacht hierover plaats te nemen. Terwijl de enkels, polsen en het middel door de knechten met leren riemen worden vastgemaakt aan het houten gevaarte, pakt de barones een geschikte stok, een echte Britse cane, en zwiept hiermee een aantal malen door de lucht om de spieren goed los te maken. Hoewel ze pas halverwege de 30 is, zou het niet verstandig te zijn om zonder oefening aan haar taak te beginnen en daarmee het risico te nemen zich te blesseren. Dat zou betekenen dat aan de dagelijkse ronde een tijdelijk eind komt, met alle mogelijke gevolgen voor de discipline van het huishouden van dien.

Als het personeelslid op een veilig manier is vastgesnoerd over de bok, legt de barones de stok even terzijde om het achterwerk van de persoon in kwestie te ontbloten. Rokken worden omhoog getild of broeken worden naar beneden getrokken, ondergoed wordt op halfstok getrokken of opengeknoopt en zo ontstaat een geschikt doelwit. Dan volgen nog de laatste bestraffende woorden en de aankondiging van het aantal slagen, geheel rechtvaardig bepaald op basis van het vergrijp, het geslacht en de senioriteit van de delinquent. Nu staat niets de uitvoering van de straf nog in de weg. Heel secuur wordt de stok een aantal keer ter proef tegen de trillende bips getikt om vervolgens hard op het zitvlak te landen. De in het gelid staande collega’s is opgedragen met luide stem het aantal toegebrachte slagen op te dreunen, zodat er nooit een slag te veel of, god verhoede, te weinig wordt gegeven.

Geduldig wacht de barones dan even tot de gemeen rode dubbele tramlijn duidelijk zichtbaar is op de blanke billen. Naast het afschrikwekkende effect van een lang uitgerekte bestraffing biedt dit ook een visuele markering voor de volgende slag. Ze is trots op haar vermogen om de slagen parallel aan elkaar te plaatsen, steeds een klein stukje onder de voorganger. Het mooie aan de bok is dat hoezeer het slachtoffer ook jammert, huilt of tegen de leren riemen worstelt, het achterwerk altijd keurig op dezelfde plaats blijft. Natuurlijk zijn er ook bij die koste wat kost in stilte de straf willen doorstaan. Ze maakt er echter een punt van om dat plan te dwarsbomen. Een van de oplossingen is om een aantal slagen elkaar te laten doorkruisen. Zeker bij een groot aantal slagen wordt het lastig om de strepen op de juiste afstand van elkaar te houden. Uitwijken naar de bovenkant van de benen is dan zeker een optie en bij de koppige types kunnen ook nog een aantal centimeter worden meegenomen.

Wanneer het meest pijnlijke deel van de bestraffing is afgerond, wordt de gestrafte losgemaakt van de bok. Alvorens het appèl ten einde is, dient de getuchtigde nog te danken. Met een betraand gezicht is het moeilijk om haar aan te kijken, maar ze is geduldig en wacht met hooggeheven kin tot de juiste woorden zijn gevonden en op duidelijke toon zijn uitgesproken. In enkele gevallen blijft de kledij nog even in de huidige staat en volgt er nog een boetedoening in de grote hal, waarbij de persoon in kwestie met de handen op het hoofd en de billen duidelijk tentoongesteld de middag moet doorbrengen en de zonden kan overdenken. In de meeste gevallen is de straf echter nu voorbij en zou een verdere vernedering ongepast zijn. Ze wil natuurlijk ook niet te boek staan als nodeloos wreed, dat zou het moeilijk maken om toekomstig personeel aan te trekken, zelfs met de financiële middelen die het huishouden ter beschikking heeft.

EHBO

Drie weken geleden heeft Bas zijn arm gebroken. Het was een stom ongeluk geweest. Hij was bijna thuis van het boodschappen doen wanneer een hond over het fietspad schoot. Hij kon zijn evenwicht niet meer houden en viel met fiets en al om. In een reflex strekte hij zijn arm uit om zijn gezicht te beschermen, maar bij de klap op de grond maakte zijn pols daardoor een flinke smak. De ergste pijn was snel verdwenen, maar een dof en zeurend gevoel bleef. Hij kon de boodschappen niet meer tillen, hij kon nog niet eens pakje boter uit de tas pakken. Op advies van Diane waren ze naar het ziekenhuis gegaan en anderhalf uur later kwam hij met een arm in het gips naar buiten: pols gebroken. Een mooie breuk maar toch vier weken gips en dus vier weken geen gebruik kunnen maken van zijn dominante hand.

Was het daarbij gebleven, dan was het nog niet eens zo erg geweest. Je kunt tenslotte heel wat zaken ook met je andere arm overnemen, zeker als de fijne motoriek geen grote rol speelt. Op weg naar buiten kwam hij echter in een bizar ongeluk terecht. De draaideur naar buiten haperde en net op het moment waarop hij het probleem wilde oplossen, schoot de deur opeens een stuk naar voren, waarbij enkele van zijn vingers klem kwamen te zitten. Ze konden direct een compleet rondje maken in de deur en terug naar de EHBO gaan, om daarna door te steken naar de gipsafdeling. Daar werd twee keer met de ogen geknipperd toen ze zagen wie er binnenkwam en na een kort lachje werden zijn twee gebroken vingers ook keurig voor enkele weken vastgezet.

De eerste week was Diana net de tweede komst van Florence Nightingale geweest. Ze had bijzonder gekookt, alles voor hem gehaald, geholpen met lastige dingen zoals het doen van zijn haar, noem het maar op en ze stond voor hem klaar. De week erna had ze ook wel geholpen bij de dingen die hij echt niet zelf kon, maar in de kwaliteit van de hulp was wel de klad gekomen. Ergens had hij het kunnen verwachten. Normaal was Diane degene die zich graag liet bedienen. Ze was verwend, maar Bas stelde de grenzen aan haar gedrag. Eigenlijk ging ze elke paar dagen wel eens over de knie, vaak kort en soms wat langduriger, en daarna was haar gedrag weer even acceptabel voor de buitenwereld. Ze spraken er niet vaak over, maar ze wisten beide dat ze dit nodig had. Nu was het al zestien dagen geleden dat ze nog eens over de knie gegaan was en dat was te merken ook. Ze werd steeds ongeduriger, snauwde naar kassadames en zuchtte en steunde elke keer als ze wat moest doen voor hem. Zelfs haar vriendinnen konden soms er verbaal van langs krijgen. De timide Zara vroeg aan hem of ze soms ruzie hadden, toen Diane even buiten aan het roken was. Zo had ze haar vriendin al jaren niet meer gezien, eigenlijk niet meer sinds Diane Bas had leren kennen.

Het probleem was dat Bas met geen mogelijkheid een correctie kon toepassen. Tuurlijk, verbaal kun je heel wat doen, maar zonder opvolging verliest een dreigement zijn kracht. Op een onbewaakt moment heeft hij geprobeerd zijn instrumenten toe te passen op een kussen. De onhandige en ineffectieve beweging vertelde hem dat dit geen indruk ging maken en ook zeker niet ging helpen bij het herstel van zijn botten. Met enige tegenzin schikte hij zich erin dat Diane maar even haar gang zou mogen blijven gaan. Hij zou haar wel bijsturen als zijn ledematen uit het gips waren en zijn spieren weer voldoende op kracht waren gebracht.

Deze middag gaan ze samen naar de supermarkt voor de wekelijkse boodschappen. Net als altijd hebben ze een lijstje gemaakt, maar het is geen grote verrassing dat Diane daarvan af wil wijken. Het begint met vragen of ze misschien niet wat meer chocola nodig hebben. Daarna komt het gevlei. Op zich is dat niet verkeerd om te horen, maar hij laat zich niet makkelijk vermurwen. Voordat hij het weet, ligt het karretje namelijk weer voor een fortuin vol met ongezond voedsel. Wanneer ze in de gaten krijgt dat het zo niet gaat werken, gaat ze over op drammen. Dat is normaal een moment waarop een strenge blik en een zacht maar duidelijk gesproken dreigement voldoende kunnen zijn om duidelijk te maken dat de grens zo bereikt is. Nu ziet ze zijn ingepakte armen en lacht hem spottend toe. Daarna gooit ze de chocola zelf maar in het wagentje. Met een zucht legt hij de chocola weer terug, maar terwijl hij even niet oplet, gooit ze een nieuwe reep in het wagentje. Nadat ook die is teruggelegd, is het vijf minuten later weer raak. Met zijn beste verbale vermogens probeert Bas haar duidelijk te maken dat het nu echt klaar is en dat ze genoegen moet nemen met een kleine reep. Ze blijft echter smeken en zeuren en vleien.

Dan gebeurt er iets geks. Net nadat hij heeft opgegeven en haar heeft toegestaan om één, nou ja twee, maar echt niet meer dan drie repen in het wagentje te leggen, wordt hem een kaartje in zijn hand gedrukt door een onbekende man. “Volgens mij kun je wel wat hulp gebruiken” is alles wat hij zegt. Op dat moment is Bas te veel afgeleid om goed te kijken wat het is, maar als ze thuis zijn, werpt hij een goede blik op het kaartje. ‘EHBO’ staat erop, maar niet met het gebruikelijke logo van het Rode Kruis. In plaats daarvan staan er twee ovalen, langer dan ze breed zijn, naast elkaar. De bovenste rand van elke ovaal is wit, daaronder lichtroze en die kleur loopt langzaam over in donkerrood aan de onderkant. Er staan geen gegevens op, alleen een QR-code. Hij pakt zijn telefoon om de code te scannen. Zodra hij de foto maakt, komt hij op een site terecht die duidelijk niet van het Rode Kruis of de Nederlandse EHBO is.

Er zijn geen banners waarin gevraagd wordt om bloed te doneren, of tips over het toedienen van eerste hulp. Wel is er de mogelijkheid om voor cursussen in te schrijven, maar dat lijken dan weer geen reanimatiecursussen te zijn. Bovenal wordt duidelijk gemaakt dat het hier niet om ‘Eerste Hulp Bij Ongevallen’, maar om ‘Eerste Hulp bij Ongehoorzaamheid’ gaat. De onderwerpen lopen uiteen van de juiste techniek om recalcitrante dames bij het oor te grijpen tot winkels met geschikt slagmateriaal. De maker of makers van de site zijn duidelijk van mening dat sommige volwassen dames een steuntje in de rug kunnen gebruiken, een idee waar Bas zich wel in kan vinden. Dan valt zijn oog op een grote, knipperende link: de spanking-ambulance.

Hij klikt de link aan en kijkt vol interesse naar het scherm. Blijkbaar is hij niet de eerste dominante man die tijdelijk fysiek niet in staat is om te presteren. Speciaal daarvoor is een dienst in het leven geroepen waarbij er, op aanvraag, broeders langs kunnen komen om gepaste straffen uit te delen. Onder de uitleg, compleet met enkele actiefoto’s, staat een aanvraagformulier. Even twijfelt hij. Is het wel nodig om anderen te betrekken bij hun huiselijke discipline? Aan de andere kant, voor zijn botten weer geheeld en zijn spieren weer op sterkte zijn, zijn we een aantal weken verder. Daar kunnen zelfs nog weken of maanden bijkomen als zijn botten niet goed aan elkaar gegroeid zijn. In de afgelopen twee weken was het gedrag van Diane al enorm achteruit gegaan, hij moet er niet aan denk dat het de komende tijd nog veel erg gaat worden.

Met een zucht besluit hij het formulier toch maar in te vullen. Waarschijnlijk duurt het toch even voor hij wat terughoort, dan kan hij altijd nog beslissen om ervan af te zien. Het blijkt een vrij gedetailleerd formulier te zijn. Er wordt gevraagd naar de fysieke conditie van de aanvrager en hoe lang de relevante kwalen al spelen. Dan is er een heel stuk over de aard van de relatie en de rol die discipline daarin speelt. Blijkbaar is het niet de bedoeling dat jan en alleman maar een aanvraag in kan dienen, er wordt wel gecontroleerd of er echt sprake is van een aanvrager die iets van discipline weet. Het volgende onderdeel betreft recente vergrijpen. Het formulier zit hier echt goed in elkaar. Met een duidelijke en gemakkelijke user interface kunnen extra regels worden toegevoegd om zo een hele historie aan overtredingen op te kunnen bouwen. Tot slot kunnen persoonlijke gegevens worden toegevoegd en mag hij aantonen dat hij geen robot is. Nadat dat gelukt is, kijkt hij het formulier nog een keer na, aarzelt nog een moment en klikt dan op verzenden.

Die middag is Diane ineens uit huis verdwenen. Enig navragen via de app leert dat ze met vriendinnen wat is gaan drinken en hij ergert zich dat ze niet eerst even wat heeft laten horen. Het telefoontje van de EHBO voor het plannen van een afspraak komt dan ook als geroepen. Hij spreekt de verdere gang van zaken nog even door en plant een bezoek voor die avond. Het hogere tarief neemt hij daarbij voor lief, als er maar snel verbetering in haar gedrag kan komen. Tegen half zeven, als hij al mismoedig eten heeft besteld, aangezien hij zelf niets kan koken met zijn ingepakte handen, komt zijn vriendin eindelijk thuis. “Waar kom jij vandaan?” vraagt hij geïrriteerd. Ze lacht het van zich af: “Gewoon, even drinken met Vera en Marieke, doe niet zo moeilijk.” Deze reactie maakt hem alleen maar bozer. “Wij hebben een afspraak dat je even wat laat weten als je de deur uitgaat.” Ook dat maakt geen enkele indruk. “Je moet niet zo zeuren, je weet best dat er van die afspraken niets komt, over een paar weken ben je alles weer vergeten en je hebt vast toch al besloten me te gaan slaan zodra je weer kunt, wat ik nu ook doe. Dan kan ik me net zo goed een beetje uitleven.” Om haar statement kracht bij te zetten, steekt ze haar tong uit.

Bas kan niet anders dan zelf ook lachen en niet veel later zitten ze gezellig aan de pizza. Wat Diane niet weet, is dat ze heel wat eerder gestraft zal worden dan ze nu zelf denkt. Rond acht uur, wanneer ze samen op de bank zitten, gaat de bel. “Ik doe wel even open,” kondigt hij aan en Diane blijft graag zitten. Als hij de deur opent, staat daar een indrukwekkende verschijning. Een lange man, met een forse omtrek ook, in een blauw pak zonder stropdas. Hij heeft kort, grijs haar en een bijpassende borstelsnor. In zijn linkerhand draagt hij een grote koffer. In eerste instantie kijkt hij neutraal, misschien zelfs wat streng, maar al snel ontspant zijn gezicht. Met een brede lach steekt hij zijn hand uit. “Jij moet Bas zijn, Arie, aangenaam! Is de dame in kwestie binnen? Dan zullen we dit varkentje eens even wassen. Ga maar voor.” Voor hij het in de gaten heeft, volgt Bas zijn aanwijzingen al op en begeleidt hij Arie de kamer in. Wat een uitstraling heeft deze man! Die heeft duidelijk zijn roeping gevonden.

Eenmaal in de kamer loopt Arie direct naar Diane toe en steekt zijn hand uit. “Mijn naam is Arie, onthoud dat maar.” Verveelt pakt ze zijn hand, maar in plaats van hem aan te kijken, kijkt ze naar Bas. “Wie is deze vent?” De ogen van Arie verharden zich. “Deze vent is dus Arie en ik ben hier om jou weer een beetje op je plaats te zetten. Zo te zien ben ik geen minuut te vroeg.” Even kijkt ze hem vol ongeloof aan, maar dan kijkt ze Bas aan en begint te lachen. “Heel grappig hoor, Bas, je hebt je punt gemaakt. Gaat deze clown nu weer weg?” Bas zwijgt en als twee paar ogen strak naar haar staren, begint de spanning in de kamer een beetje te stijgen. “Wij hebben een aantal afspraken gemaakt, Diane, maar sinds ik mijn beide handen in het gips heb en je niet meer regelmatig over de knie gaat, heb je alles aan je laars gelapt. Daarom heb ik iemand ingeschakeld om nu wat aan je gedrag te doen, voordat ik en je vriendinnen helemaal gek van je worden.” Weer begint Diane te lachen, maar ze klinkt al een stuk minder zelfverzekerd. “Wat een onzin Bas, en dan ook nog een vreemde man in huis halen, dat gaat echt niet gebeuren hoor. Maar goed, als jij je er beter bij voelt, zal ik wel een beetje beter opletten en een briefje achterlaten als ik wegga en zo.” Met die woorden loopt ze richting de deur.

Plots steekt Bas een van zijn ingepakte armen uit. “Wij zijn nog niet klaar, dame.” Deze keer kijkt ze hem nog wel aan, maar blijft ze stil. “Ik heb er geen vertrouwen meer in dat jij nu je gedrag zal aanpassen. Jij gaat over de knie en omdat ik het niet zelf kan doen, zal Arie je een pak slaag geven. Vanaf nu ga je hem met hetzelfde respect behandelen als je mij doet wanneer je straf verdiend hebt.” “Bas, alsjeblieft, ik zal me anders opstellen, ik …” “Genoeg, Diane! Je weet wat onze afspraken zijn, je weet hoe je je de laatste weken gedragen hebt en je weet ook al langer dat je straf krijgt als ik daar zelf weer toe in staat ben. Je probeert er nu alleen onderuit te komen omdat die straf eerder gaat komen dan je zelf had gedacht. Daar heb ik geen medelijden mee en ook niet dat je bij iemand anders over de knie gaat. Je hebt het er helemaal zelf naar gemaakt. Jij gaat nu met je neus in de hoek en Arie bepaalt wanneer je eruit komt. Is dat duidelijk?” Met neergeslagen ogen geeft ze op. “Ja, Bas.”

Terwijl Diane met haar neus tegen de muur en haar armen gevouwen op haar rug staat te wachten, zet Arie de koffer op de eettafel en klikt deze open. Zachtjes neuriënd pakt hij enkele instrumenten op en keurt ze. Sommige exemplaren gaan terug in de koffer, andere worden netjes naast elkaar neergelegd op de tafel. Als hij tevreden is, klapt hij de koffer weer dicht. Dan pakt hij een van de stevige houten eetkamerstoelen en draait deze om, zodat deze naar de kamer wijst. “Diane, je kunt nu de hoek uitkomen.” Gehoorzaam keert ze zich naar hem om. Hij wijst naar een plek op de grond aan zijn rechterkant en ze loopt er langzaam naar toe. “Broek en onderbroek naar beneden en over mijn schoot. Smekend kijkt ze naar Bas, maar die geeft geen krimp. Met trillende vingers maakt ze de knoop van haar broek los en schuift deze langzaam over haar billen tot halverwege haar bovenbenen. Haar ondergoed volgt gauw daarna en met een rood hoofd neemt ze plaats over de schoot van Arie.

Zodra ze goed ligt, legt Arie zijn linkerhand op haar rug. De rechter laat hij neerkomen, direct in een stevig ritme. Hij slaat niet met volle kracht, maar zelfs de gedoseerde klappen met zijn kolenschoppen hebben onmiddellijk effect. Binnen een minuut ligt Diane te kermen. Bas ziet haar billen steeds roder worden en ze begint te trappelen. “Voeten op de grond,” zegt Arie, zonder emotie of stemverheffing, maar duidelijk genoeg om niet te kunnen negeren. Ze probeert heel even te gehoorzamen, alleen lukt dat niet zo goed. Plots schreeuwt ze het uit wanneer ze zijn hand hard op haar bovenbenen neer voelt komen. “Je maakt deze keuzes zelf, dame. Als jij niet naar me wil luisteren, zijn dit de gevolgen.” Zodra de woorden binnenkomen, strekt ze haar benen kaarsrecht naast elkaar en duwt haar tenen tegen de vloer. Met een tevreden brom vervolgt Arie zijn correctie op het zitvlak van Diane.

Wanneer hij enkele minuten later tevreden is over de kleur die hij bereikt heeft, stuurt hij Diane opnieuw de hoek in. Daarna staat hij op beweegt met zijn vinger boven de voorwerpen die uitgestald op tafel liggen, tot hij zijn keuze maakt, een lange, bruinleren strap. Hij wendt zich weer tot de delinquente dame bij de muur. “Diane, je gaat nu naar de achterkant van de bank en buigt daar overheen. Je handen plaats je op de zitting. Zonder verdere tegenspraak volgt ze de aanwijzingen op. Het is een uitzicht dat Bas vaak gezien heeft, maar tot nu toe was hij altijd degene die op dit moment de touwtjes in handen heeft. Het geeft een beetje een dubbel gevoel. Het was meer dan nodig dat Diane weer op haar plaats gezet werd en hij is er van overtuigd dat ze daar, op een later tijdstip, ook zo over zal denken. Tegelijk voelt hij zich onmachtig omdat hij zijn gebruikelijke rol niet kan vervullen. Hopelijk maakt dit pak slaag genoeg indruk om de komende drie weken door te komen. Hij kan in elk geval dreigen, zeker als hij niet vertelt dat hij het eigenlijk niet nog eens zo ver wil laten komen.

Intussen zijn er een flink aantal dieprode strepen op het achterwerk van zijn vriendin verschenen. Ze staat te springen op haar plaats en vanachter de zitting van de bank klinken enkele oe’s en ah’s. Ineens schieten haar handen naar achter, waar ze met beide palmen haar zitvlak probeert te beschermen. Arie weet de strap nog net anders te mikken zodat deze met een boog over haar rug vliegt. “Dat is niet de bedoeling dame, overeind!” zegt Arie streng. Met angst in haar ogen komt Diane omhoog. “Neee!” protesteert ze, tegen beter weten in wanneer hij haar vervolgens beveelt haar rechterhand uit te steken. Hij toont geen medelijden. Drie keer komt de strap hard op haar palm neer en ze knijpt haar ogen dicht tegen de pijn. “Andere hand,” klinkt het vlak en met een trillende beweging biedt ze de linker ook aan. De eerste twee slagen doen duidelijk erg zeer. Om te ontsnappen aan de pijn maakt ze kommetjes van haar hand. Met een bijna zacht gebaar buigt Arie de vingers weer recht, om vervolgens de strap nog eens hard neer te laten komen. “Terug over de bank!”

Niet veel later vindt Arie ook dit gedeelte voldoende afgerond en stuurt hij Diane opnieuw de hoek in. Hij wenkt naar Bas en samen lopen ze de keuken in, waar ze niet meer gemakkelijk gehoord kunnen worden. “Volgens mij maken we vorderingen,” fluistert Arie. Bas knikt. “Ze kan nog wel wat hebben, maar ik weet dat je wel echt tot haar doordringt.” “Nog enkele klappen met een houten paddle? Die gaat wat dieper, dan zal ze het onthouden wanneer ze de komende dagen gaat zitten,” stelt Arie met een knipoog voor. Bas denkt even na en knikt dan. Ze zal het verschrikkelijk vinden, maar het zal wel helpen. Arie loopt terug naar de tafel en weegt twee paddles in zijn hand, waarna hij besluit op een massief rond gevaarte, ongeveer zo groot als een pingpongbatje en bijna twee centimeter dik. “Tijd voor de laatste ronde, dame. Eens zien of we dit lesje er goed in krijgen. Plaats je handen tegen de muur op schouderbreedte en doe een pas naar achteren.”

“Bas, alsjeblieft, ik heb genoeg gehad, het spijt me dat ik zo lullig tegen je gedaan heb en …” Arie wil haar bijna in de reden vallen, maar Bas legt z’n hand op zijn schouder. Zachtjes vraagt hij Diane of ze zich om wil draaien. “Liefje, ik weet dat je spijt hebt, maar je weet ook dat je dit verdiend hebt. Je hebt me vaak genoeg uitgedaagd, zeker in de supermarkt.” Bij die woorden kan er zelfs in haar huidige staat nog een klein lachje vanaf. “Je gaat nu de aanwijzingen van Arie opvolgen en dan is het klaar, ok?” Diane zucht even en geeft dan op. Ze neemt de positie aan die ze opgedragen heeft gekregen. Arie gaat achter haar staan en geeft haar nog de laatste instructies. “Bij elke van de volgende tien klappen tel je mee en zeg je ‘Het spijt me Bas, ik zal me de komende weken gedragen’. Is dat duidelijk?” In eerste instantie blijft een reactie uit, maar enkele klappen met zijn hand op de gevoelige achterkant van de dijen leveren al snel een gehaast “ja, ja!” op.

“Billen naar achter!” zegt Arie nu streng, en Diane duwt haar achterste nog iets meer naar hem toe. Dan plaats hij zijn linkerhand op haar heup en haalt gedoseerd maar krachtig uit. “Aaauw!” schreeuwt ze uit en ze schiet recht overeind. Haar handen vliegen naar haar billen om de pijn weg te wrijven. Arie laat haar eerst even haar gang gaan. “Zo dame, nu is het wel genoeg. Terug in positie en tellen. Deze keer laat ik het erbij, de volgende keer telt de klap niet meer.” Met een zucht neemt ze langzaam haar positie weer in. “Een, het spijt me Bas, ik zal me de komende weken gedragen.” Bij de volgende klappen weet ze haar positie beter te houden, zij het met enig geschreeuw en gedraai. Bas ziet hoe enkele dieprode, bijna zwarte plekken zich vormen door de impact van de zware, houten paddle. Even lijkt de rechterkant het wel erg zwaar te verduren te krijgen, maar Arie trekt de stand recht door drie achtereenvolgende klappen op de andere helft te geven.

Bij de achtste klap hoort Bas een kleine verandering in haar stem. Ook lijken haar schouders net iets lager te hangen. Onmiddellijk herkent hij dit punt, het punt waarop ze bijna op breken staat. Weer echoot het geluid van de paddle door de kamer. “Negen, het spijt me Bas, ik zal me de komende weken gedragen,” brengt ze uit, tussen twee snikken door. Dan volgt de laatste, extra hard, zoals dat bij een laatste klap hoort. “Stap naar voren, neus tegen de muur,” is het afsluitende commando van Arie. Terwijl ze haar plaats weer inneemt, begint Arie zijn spullen vast in te pakken. Wanneer hij bijna klaar is, loopt Bas naar zijn zacht snikkende vriendin toe. “Liefje,” zegt hij. Ze draait zich om en begraaft haar hoofd tegen zijn schouder. Hij slaat zijn armen om haar heen en zo troost hij haar, zonder woorden. Wanneer ze loslaat, is Arie verdwenen, op naar het volgende noodgeval.

Vakantieverhaal

Jantine kijkt wat afwezig voor haar uit. In haar ooghoek ziet ze de gids druk gebarend uitleggen. Na de lange reis met het krappe minibusje is de concentratie een beetje weg. Ook hijgt ze nog wat na van de flinke klim. Op een hoogte van drie kilometer herstel je ook niet zo gauw van een inspanning. Ze pakt haar flesje, neemt een slok, en probeert zich te concentreren op het verhaal van de gids.

‘The local indigenous people were farmers. They cultivated over 3000 different kinds of potatoes!’.

Weer dat verhaal over de die aardappelen. Elke uitstap die ze maakt, wordt het genoemd. Het aantal aardappelen is ook iedere keer anders. Het zijn er hoe dan ook meer dan in de supermarkt. Vermoeid richt ze haar aandacht weer op de omgeving.

Dan ziet ze een groot stenen tableau. Het is ongeveer tachtig centimeter hoog. Halverwege het tableau zaten enkele stenen lussen. Plots geïntrigeerd staart Jantine naar het blok. ‘Ah yes, the sacrifical stone’ zegt de gids achter haar. ‘Sacrificial stone’? vraagt Jantine verbaasd. ‘Yes, we don’t know much about the native culture. Some believe this stone was used for human sacrifice’. Jantine rilt. Toch heeft ze zo haar twijfels. ‘What about those cuttings at the bottom?’ vraagt ze de gids. ‘Those are for the feet’ legt de gids uit. Jantine denkt even na. ‘If those are for the feet, doesn’t that mean the victim is bent forward?’ ‘That’s true, and it’s most confusing for our scientists. If the victim was bent forward, the heart couldn’t have been cut out’.

‘Do you know what the loops are for?’ vraagt Jantine, die niet aan uitgesneden harten wil denken? ‘That’s also a matter of debate. They could have been used to tie up the victims arms but again, this could only be done when the victim is bent forward. It remains a mystery’. De gids blijft even staren en spreekt de groep weer aan. ‘Let’s continue downstairs please!’.

Terwijl de groepsleden een voor een de steile stenen trap afdalen, blijft Jantine nog even hangen. Wanneer iedereen uit het zicht is, loopt ze weer naar het blok. Ze denkt niet aan mensenoffers. Toen ze het blok zag, dacht ze meteen aan wat anders. Ze gaat voor het blok staan en zet haar voeten in de inkepingen. Langzaam buigt ze zich voorover. Ze voelt de koude steen door haar dunne shirt heen wanneer ze langzaam op de steen gaat liggen.

Plots vormt een mist rondom haar polsen, bij de gaten in het stenen plateau. De mist trekt door de lussen en rond haar polsen. Ze voelt de lucht langs haar handen stromen. Gefascineerd blijft ze kijken naar de vreemde lucht, die steeds donkerder wordt. Ineens lijkt de lucht te materialiseren. Er vormt een cirkel rondom haar polsen, door de lus. Jantine probeert haar handen terug te trekken, maar ze komt niet door de zwarte lucht. Ze trekt aan de lucht en bedenkt dan dat het geen lucht meer is. Om haar polsen zitten twee zwartleren riemen, die haar vasthouden. Ze probeert haar benen op te tillen. Ook haar enkels lijken vast te zitten, al ligt ze zo ver voorover dat ze deze niet meer kan zien. Volkomen weerloos ligt ze nu op het altaar. Net als ze om hulp wil roepen, ziet ze uit haar rechterooghoek een verschijning naderbij komen.

‘Wie ben je?’ vraagt Jantine. De verschijning geeft geen antwoord. ‘Who are you? Let me go!’ schreeuwt Jantine, nu wat urgenter. De verschijning maakt weer geen geluid. Ze probeert om te kijken, maar nu ze gebonden is kan ze niet zo ver draaien. De verschijning staat nu vlak achter haar. Er gaat een scherpe pijn door haar hoofd als ze hard aan haar haren getrokken wordt. Ze hapt naar adem en haar hoofd komt van de steen. Terwijl ze haar mond open heeft, wordt een stuk leer tussen haar tanden geduwd. Ze voelt hoe het stuk leer met een touw achter haar nek wordt vastgebonden. Ze probeert te schreeuwen, maar er komt niet meer dan een gedempt, onverstaanbaar geluid uit haar mond. Ze raakt in paniek; niemand zal haar komen halen bij deze afgelegen tempel!

Lang kan Jantine niet nadenken over haar verlatenheid, want ze voelt hoe de verschijning langzaam haar zomerjurk omhoog tilt, tot over haar billen. Ze rukt aan de riemen, maar die zijn stevig en zitten goed verankerd. Ze schreeuwt het uit, maar het geluid wordt gedempt en vervormd. Terwijl ze worstelt, voelt ze hoe haar onderbroek naar beneden wordt getrokken, tot in haar knieholtes. Ze probeert door haar knieën te zakken, maar dat lukt niet op het stenen tableau. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes. ‘Ik word verkracht in een vreemd land!’ spookt door haar hoofd, en de paniek neemt toe.

Tot haar verbazing, gebeurt er niets. Voorzichtig doet ze haar ogen open. Voor haar staat een man, met een inheems uiterlijk. Hij draagt een lang, wit gewaad met gouden banden. Voor zijn gezicht draagt hij een gouden masker met ingewikkelde versieringen. Op de wangen van het masker staat een soort bolvormig hartje, getekend in rode steen. De ogen die door het masker naar haar staren, staan streng en hard. Dan kijkt Jantine verder naar beneden. In de linkerhand draagt de gestalte een grote spiegel. In de rechterhand draagt hij een grote, bruinleren riem. Bij het uiteinde loopt de riem in twee tongen uiteen. Ze heeft geen idee waar de voorwerpen voor dienen, maar wanneer ze het probeert te vragen, weet ze weer hoe onverstaanbaar ze nu is. De koele wind die af en toe tegen haar billen waait en haar kippenvel bezorgd, herinnert haar er ook aan hoe weerloos ze erbij ligt.

De verschijning kijkt van haar weg, richting de ondergaande zon. Hij begint te reciteren, in een taal die Jantine niet verstaat. Steeds luider spreekt hij richting de zon. Dan stop hij plots. Hij legt het leer voor haar neer op de steen. Met een stapel kleinere stenen zet hij de spiegel zo neer, dat de onderstaande zon wordt weerkaatst. Daarna knielt hij voor de spiegel. De verschijning prevelt tegen de spiegel. Wanneer de zon nog lager staat, weerkaatst deze exact in het midden van de spiegel. Dan verschijnen er, tot verbazing van Jantine, boven de weerkaatsing, 5 cirkels op de spiegel. Ze lichten zachtjes op, alsof er kleine led-lampjes achter zitten. Onder de weerkaatsing verschijnen 12 verticale streepjes.
De verschijning loopt naar de steen. Jantine probeert terug te deinzen, maar komt niet verder dan een paar centimeter met haar bovenlichaam. Tot haar opluchting pakt hij alleen het stuk leer. Hij loopt verder tot vlak achter haar. Ze probeert om te kijken, maar ze krijgt hem niet in beeld. De verschijning begint weer tegen de zon te preken. Dan licht het meest rechtse streepje plots felgroen op. Ze hoort een felle knal en dan voelt ze het; haar billen lijken plots in brand te staan!

In een reflex probeert ze haar handen terug te trekken om haar achterste te beschermen. Ze trekt aan de leren riemen, maar komt niet los. Dan volgt een tweede klap. Ze zuigt haar longen vol met lucht en probeert achter zich te kijken. Ze ziet alleen het einde van het stuk leer door de lucht scheren. Ze knijpt haar ogen dicht, voor ze het leer weer voelt exploderen tegen haar arme billen. Wanneer ze haar ogen weer opendoet, valt haar blik op de spiegel. Drie streepjes zijn inmiddels verdwenen. Nadat de volgende verschroeiende klap is neergedaald, verdwijnt er weer een streepje. Jantine begint weer aan de riemen rond haar polsen te trekken wanneer ze beseft wat haar nog te wachten staat.

Keer op keer komt het leer neer op het weerloze achterste van Jantine. Ze probeert haar billen aan de kant te bewegen, maar ze zit vast tegen de steen. Haar handen trekken aan de riemen, maar die geven geen krimp. Ook haar voeten krijgt ze niet aan de kant, om te vluchten of om af te weren. Bij elke klap volgt een gedempte kreet, niet bevredigend maar alles wat ze kan doen. ‘Houd alsjeblieft op, ik houd dit niet vol!’ schreeuwt het door haar hoofd. Ze kijkt op en ziet dat ze nog 17 klappen te gaan heeft. Klappen waar ze met geen mogelijkheid aan kan ontsnappen. Ze knapt. De spanning in haar lijf verdwijnt. Ze huilt grote tranen op de steen onder haar wang. Ze voelt alleen nog de pijn, schroeiend en steeds weer opvlammend.

Het laatste groene lichtje verdwijnt van de spiegel. Het duurt even voor Jantine doorheeft dat de pijn niet meer toeneemt. Langzaam komen de gedachten terug in haar hoofd. Ze kijkt voorzichtig op en ziet de man die haar zo toetakelt weer luidkeels naar de zon bidden. Dan draait hij zich op naar Jantine. Ze krimpt ineen. ‘Nee!’ schreeuwt het in haar hoofd en haar weerstand komt terug. Ze kijkt de man recht in de ogen aan. Zijn ogen staan nu veel zachter. Hij loopt naar toe en maakt de knevel in haar mond los. ‘Let me go, bastard!’ schreeuwt Jantine. Hij besteed geen aandacht aan haar en loopt weg, achter haar. Ze wil zich omdraaien en merkt dat haar handen plots vrij zijn. Ze kijkt naar haar polsen en ziet dat de riemen verdwenen zijn. Ze komt overeind en voelt een scheut van pijn door haar lichaam stromen. Ze beweegt zich nu iets langzamer. Voorzichtig probeert ze naar achter te stappen en merkt ze dat haar voeten ook vrij zijn. Ze draait zich om. Geen spoor meer van de man die net nog voor haar stond te preken.

Dan beseft ze dat haar ondergoed nog om haar knieën hangt. Met een rode blos trekt ze het slipje omhoog. Boven aangekomen merkt ze hoe gevoelig haar billen zijn voor aanraking. Voorzichtig voelt ze met haar handen. De aanraking voelt goed, verzacht. Zachtjes maakt ze, met beide handen naar achter, kleine cirkels. Als de pijn wat is gaan liggen, doet ze haar rokje goed. ‘Ik moet de groep vinden’, bedenkt ze zich terwijl het verstand steeds verder terugkeert. Het zal even duren voor ze volledig doorheeft wat hier gebeurt is. ‘Niemand hoeft dit voorlopig te weten!’ denkt ze, haar tanden op elkaar.
Ze volgt een smal rotspad naar beneden. Een keer verliest ze haar evenwicht en komt haar linkerbil in aanraking met de rotswand. Een hoog gilletje, meer van schrik dan van pijn, ontsnapt aan haar lippen. Ze herpakt zich en loopt door naar beneden. Daar aangekomen ziet ze de groep bij een oude rotswoning. De gids is midden in een verhaal. Zodra ze elkaar zien, knipoogt hij naar haar. Daarna vervolgt hij zijn verhaal.

Na afloop van het verhaal, lopen de groepsleden naar verschillende hoeken van de woning. De gids geeft aanwijzingen aan een vrouw van middelbare leeftijd, en loop dan naar Jantine toe. ‘Did you like your study of the temple?’, vraagt hij? ‘What do you mean?’ vraagt Jantine. ‘You were gone so long, I thought you were studying the true purpose of the temple’. Jantine kijkt de gids strak aan. ‘What do you mean, is there anything you’re not telling me?’. ‘No, I told you everything I know’, zegt de gids, maar zijn brutale glimlach vertelt wat anders. ‘Have you seen the sun today? The way it’s bright, read colors stand out in the sky? It’s looking to be a beautiful summer’.

De Kater

Langzaam word ik wakker van een zonnestraal die tussen de spleet van de gordijnen door kruipt. Aan de binnenkant van mijn oogleden schijnt een rode gloed: een combinatie van het felle ochtendlicht op een veelbelovende lentezondag en bloed dat door de adertjes stroomt. Hoe laat zou het zijn? Voor mij in elk geval nog veel te vroeg. Langzaam komen de andere zintuigen ook weer in actie. Ik proef de vieze smaak in mijn mond, alsof er in mijn slaap een klein knaagdier naar binnen is gekropen om daar het loodje te leggen. Bij elke klop van mijn hart voel ik een golf van pijn van achter naar voor door mijn schedel trekken. Met nog steeds gesloten ogen kom ik een stuk overeind en ruik aan het jurkje dat ik nog aan heb. Een geur van verschaald bier en sigaretten. Met een kreun laat ik mijn hoofd weer in het kussen vallen en probeer de film van de gebeurtenissen van gisteravond af te spelen.

Het is een uur of acht. Ik sta jurkjes te passen voor een avondje stappen, wanneer er wordt aangebeld. Ik loop naar de deur en zie door het kijkgaatje dat Martin, mijn huisbaas voor de deur staat. Hij verhuurt dit huis, waar ik met drie huisgenoten woon, terwijl hij zelf het huis ernaast bewoont. Ik glimlach wanneer ik de deur open doe. “Hey, Martin, wat ben je vroeg!” zeg ik enthousiast. “Ik verveelde me. Kom ik ongelegen?” “Een beetje, maar het komt goed. Ga maar vast zitten, dan kom ik straks, wanneer ik wat voor vanavond heb uitgezocht.” Hij knikt kort en loopt de gezamenlijke woonkamer in terwijl ik terug naar mijn slaapkamer loop. Ik kies een blauw jurkje en werk mijn make-up bij. Dan vergezel ik Martin in de woonkamer. Mijn huisgenoten gaan elk weekend terug naar de dorpjes waar ze vandaan komen. Martin is al een aantal jaar weduwnaar en op zaterdagavond ook steevast alleen thuis. Korte bezoekjes voor kleine vragen veranderden in een vast ritueel, samen naar ‘Wie is de Mol’ kijken en wijn drinken voor het begin van de stapavond.

Ik kom beneden en zie Martin zitten op de bank. Hij heeft alvast twee glazen rood ingeschonken en de televisie aangezet. Ik ga naast hem zitten en pak een glas, terwijl hij het andere pakt. “Proost, op een mooie avond!” zeg ik met een brede lach. Martin lacht naar me terug. “Ga je je deze keer gedragen? Vorige week moest ik je nog bijna uit mijn vijver halen. Toegegeven, er zijn geen vissen overleden van je braaksel, maar goed kan ‘t niet zijn. En je mag dan niet heel zwaar zijn, ik ga je niet weer die trap op tillen. Daar ben ik echt te oud voor.” Ik begin een beetje te blozen. “Martin, ik beloof dat het niet zo erg uit de hand loopt. Ik had een beetje liefdesverdriet en daarom had ik misschien een paar wijntjes te veel op. Nu ben ik helemaal over die klootzak heen en wordt het gewoon een gezellige avond met de meiden, zonder gekke acties.” “Mooi,” bromt Martin, en hij kijkt me even quasi-streng aan, “want als het weer zo uit de hand loopt, ga je over de knie!”

De eerste keer dat hij een dergelijke opmerking maakte, had ik het wel even gek gevonden. Wat was het ook alweer? O ja, we zaten aan de wijn, net als nu, en bespraken de voortgang van de studie. Ik liet weten dat er een vak was dat ik niet gehaald had. Ik had er totaal mijn best niet meer voor gedaan en was de avond voor het tentamen nog uit geweest. Martin keek me streng aan, “Nou ja zeg, die studentes van tegenwoordig. Af en toe een pak voor de broek zodat ze weer gemotiveerd zijn, dat hebben ze nodig.” Ik was even stilgevallen, maar nadat hij me kort had aangekeken, was hij er niet verder op doorgegaan. Vanaf dat moment maakte hij in gesprekken regelmatig verwijzingen naar een “ouderwets pak slaag”, “corrigerende tik” of “billenkoek”. Het werd eigenlijk een beetje ons dingetje. Soms reageerde ik geschokt, soms uitdagend en we moesten er beide vreselijk om lachen, zeker toen we mijn huisgenoot Bart in totale schok naar ons zagen staren nadat ik met een beteuterde blik over Martins schoot was gaan liggen om een paar gespeelde tikken te ontvangen!
Terug naar gisteravond. Ik kijk Martin aan en steek mijn tong uit. Hij zucht diep. “Ik meen het wel Caro, doe je een beetje voorzichtig?” Ik zie dat hij het meent en ik stel hem gerust. Niet veel later nemen we afscheid. Ik werk mijn make-up nog een keer bij, controleer mijn outfit in de spiegel en ga ook zelf de deur uit. Op de fiets ga ik naar Janneke. Onderweg kom ik Pien al tegen en Willemijn en Amina treffen we in het flatje van Janneke. Het wordt al snel gezellig, we drinken een paar wijntjes en we zingen wat ontzettend valse liedjes. Tegen half 12 vertrekken we richting de stad. “Niet naar de Mariposa deze week, lieverds, ik heb geen zin om Geoffrey tegen te komen met z’n sletje,” roep ik wanneer we de trap aflopen. De meiden zwijgen, ze hebben ook geen zin in een herhaling van vorige week. Eenmaal op de fiets zit de sfeer er weer gauw in en nauwelijks 15 minuten later worden we door de uitsmijter van de Brass Bar binnengelaten.

We drinken cocktails, we dansen op de blokken, er wordt een hoop gelachen. Heerlijk, gewoon even met zijn vijven, geen gezeik van stomme, onvolwassen jongens. Plots tikt Pien Janneke aan en wijst. Janneke kijkt even bedenkelijk en trekt aan mijn pols. “Kom, we gaan,” zegt ze. “Nee, we zijn er pas net, kom we blijven!” schreeuw ik terug. Ze zwijgt even, en blijft bezorgd kijken. Wat zou er aan de hand zijn? Ik draai me om en daar staat hij. Geoffrey. Met dat vieze wijf Angela, te bekken, midden op de dansvloer. Ik staar ze even aan, tot hij zijn tong weet los te rukken en me een vette knipoog geeft, met een smerige glimlach erbij. Wat een lul is het ook! Ik storm de tent uit, met mijn vriendinnen in mijn kielzog, steek de straat over en ga bij De Kajuit naar binnen. “Drie bier, en doe mijn vriendinnen ook wat!” schreeuw ik tegen de barman. De tijd om lekker wat te drinken voor de gezelligheid is voorbij. Nu is de tijd om te zuipen.

Amina probeert me te kalmeren, maar het helpt niet meer. Ik denk alleen maar aan Geoffrey. Maanden heeft hij met me zitten flirten en net als ik hem ook leuk begin te vinden, gaat hij met Angela. Ze is niet eens knap, wat ziet hij in haar! De beelden en herinneringen worden vager. Hoeveel bier ik uiteindelijk precies op heb, weet ik niet. Ik denk dat ik ook nog iemand op z’n bek gepakt heb, misschien zelfs meerdere personen (m/v), maar ik kan me geen gezichten meer voor de geest halen. Wel weet ik dat we aan het eind van de avond de kroeg uit gezet worden. Tijdens de fietsrit naar huis zwabber ik over de hele weg, maar de meiden zorgen dat ik thuis aankom. “Bedankt, het was gezellig! En dood aan Geoffrey!” schreeuw ik, met de sleutel al in het slot. “Ssst!” maant Pien nog, maar het is te laat. Ik ben te ver heen.

Eenmaal binnen hang ik mijn jas op, raap ‘m van de grond en hang ‘m dan echt op. Dan ga ik de trap op. Na een paar treden verlies ik mijn evenwicht en met een grote zwaai val ik drie treden naar beneden. Gelukkig heb ik de leuning goed vast, anders zou ik helemaal naar beneden zijn gevallen. Met een luide klap kom ik weer op de trap terecht. “Shit!” schreeuw ik en begin daarna te lachen. Niet in staat om op te staan, blijf ik onderaan de trap zitten. Dan hoor ik weer de sleutel in het slot. “Martin!” schreeuw ik enthousiast wanneer ik de deur open doe, “Ik kom de trap niet op. Kom je bij me zitten?” Hij blijft in de deuropening staan. Hij lijkt geïrriteerd, en zo klinkt hij ook. “Caro, wat hadden we nu afgesproken? Jij zou je gedragen vanavond. Moet je eens kijken hoe je er nu bij zit, je kleren onder het bier, helemaal bezopen. Je had je ernstig kunnen bezeren met die trap, de volgende keer heb je niet zo veel geluk.”

Ik kijk hem even aan. Of het de strenge toon is, of gewoon omdat we altijd grapjes maken, ik weet het niet, maar ik trek een pruillip. “Het spijt me Martin, ik ben heel stout geweest en ik verdien billenkoek.” Ik sta op en draai me om, waarbij ik me buk en mijn billen naar hem uitsteek. Dan begin ik te lachen en draai ik me terug, bijna mijn evenwicht weer verliezend. Martin lijkt even van slag, maar speelt het spelletje dan mee. “Ik geloof het ook Caro, jij hebt een lesje nodig. Maar niet nu, nu ben je dronken en komt er niks binnen. Morgenvroeg kom ik langs en ga je over de knie. Eerst maar eens slapen. Kom, ik help je.” Met die woorden pakt hij me vast rond mijn middel en helpt hij me de trap op. “Ik help je wel uit dat vieze jurkje” zegt hij, maar ik weiger. “Ik ben zo moe, ik wil slapen.” Hij denkt even na, en tilt me dan in bed. “Ik meen het Caro, morgen kom ik langs en dan ga je over de knie. Dit kan zo niet langer,” zegt hij terwijl hij me instopt. “Ja, meneer,” mompel ik en val dan in een onrustige slaap.

Ik stap uit bed. Overal spierpijn. Ik rek me een paar keer uit, en loop naar de keuken. Ik vul een groot glas met kraanwater en drink het in één keer leeg. Daarna volgt een tweede glas, en een derde, tot de vieze smaak langzaam begint te verdwijnen. Vervolgens drink ik nog een beetje extra om 2 paracetamol mee door te spoelen. Dan ga ik terug richting bed, waarbij ik onderweg eerst nog even de jurk in de hoek smijt en een extra lang wit T-shirt aantrek. De gordijnen trek ik nog even goed dicht, zodat de zon niet meer tussen de kier door kan schijnen. Deze keer duurt het wat langer voor ik in slaap val, maar uiteindelijk lukt het wel.

Hoeveel later het precies is, weet ik niet, maar ik word wakker van een geluid bij de deur. Eerst ben ik nog een niet helemaal alert, tot ik voetstappen de trap op hoor komen. Meteen zit ik rechtop in bed. Een indringer, in een studentenhuis? Of is het Ron die terug is van zijn ouders? Wel een gekke tijd, zo vroeg op zondagochtend al. De stappen komen steeds dichterbij en ook al zijn er vast logische verklaringen, mijn hart bonkt inmiddels in mijn keel. Ik hoor hoe de klink wordt vastgepakt, ik zie hoe die naar beneden geduwd wordt, maar ik blijf verstijfd zitten in bed. De deur zwaait open en in de deuropening verschijnt … Martin?

“Hey, Martin, wat doe jij hier?!” breng ik uit, een mengeling van verbazing en verontwaardiging. Martin zegt echter niets. Hij staat wijdbeens in de deuropening, recht zijn rug en vouwt zijn armen over elkaar. “Volgens mij weet jij precies waarom ik hier ben.” Hij blijft me afwachtend aanstaren terwijl ik probeer te graven in mijn geheugen. Mijn huur heb ik zeker op tijd betaald en ik kan me niet voorstellen dat ik ooit zo gek ben geweest om te zeggen dat we op zondagochtend wel samen konden gaan rennen. Hij blijft me echter zo streng aankijken, af te wachten tot ik wat zeg. Ik denk terug aan vannacht en … nee! Hij zou toch niet bedoelen …

Ik voel dat ik wit wegtrek en Martin ziet het ook, want hij trekt een wenkbrauw op om aan te geven dat mijn gedachte blijkbaar de juiste is. “Martin, dat kun je niet menen, ik ben een volwassen vrouw, die krijgen toch niet …” het lukt me niet om de zin af te maken, maar met een rode kop hoor ik dat Martin dat wel lukt. “Op hun billen? Als je je zo gedraagt als gisteren, dan is dat precies wat je nodig hebt.” Ik slik. Hij meent dit echt! “Martin, ik weet dat we er altijd grapjes over maken. Dit is ook een grapje toch?” probeer ik nu. Martin blijft me strak aankijken. Na een pauze die oneindig lang lijkt te duren, maar die waarschijnlijk niet langer dan 10 seconden is, begint hij langzaam en duidelijk te spreken. “Caro, ik maak geen grapje. Ik meen het serieus. Na een eerdere waarschuwing kom je midden in de nacht dronken thuis. Je had je nek wel kunnen breken op die trap hier. Heb je daar al eens over nagedacht? Dat ik zondag de deur open doe, of Ron als die straks thuiskomt, en jou dan onderaan de trap vind, dood.” Bij het horen van zijn woorden voelt mijn mond steeds droger aan. In mijn gedachten zweef ik boven mijn levenloze lichaam en bij dat idee voel ik een golf van schuldgevoel.

Martin voelt aan wat in me omgaat en neemt de volgende stap. “Zo te zien begin je te beseffen in wat voor gevaar je jezelf hebt gebracht. Nu ga ik ervoor zorgen dat je dat nooit meer zult doen. Sta op.” Zwijgend doe ik wat hij zegt. Met mijn handen frunnik ik aan de zoom van mijn shirt en ik staar naar de grond. Heel langzaam gaat mijn blik omhoog, waarbij ik uitkijk dat ik niet per ongeluk oogcontact maak. Vreemd, het hele idee om Martin nu aan te moeten kijken voelt erger dan zijn aankondiging dat ik op mijn billen ga krijgen Hij legt wat kleren van de stoel in de hoek op de grond en neemt vervolgens plaats. “Kom, Caro, aan deze kant,” zegt hij, terwijl hij met zijn rechterhand een aantal keer op zijn bovenbeen tikt. Aarzelend schuif ik naar hem toe. Mijn hart bonkt met een hartslag van minstens 140. Wanneer ik naast hem sta, voel ik zijn blik op mij gericht. Ook al heb ik wel eens voor de grap over zijn knie gelegen, het voelt nu ineens wel heel onwennig. Ik weet echter wat hij verwacht en met mijn handen naar voren buig ik over hem heen. Toen ik eerder voor de gein over Martins knie lag, voelde dat grappig. Het moment duurde maar even, na enkele seconden stond ik lachend weer overeind. Nu lijkt de tijd oneindig traag te gaan. Ik voel me onzeker en ontzettend kwetsbaar. Dan voel ik Martins warme hand op mijn billen. Mijn shirt is bij het liggen een stuk omhoog geschoven, zodat ik alleen nog door mijn ondergoed beschermd wordt.
“Klaar?” De vraag is simpel, het antwoord niet. Aan de ene kant hoeft het niet te beginnen, aan de andere kant moet het zo snel mogelijk voorbij zijn. “Klaar,” bevestig ik met een schorre kraak in mijn stem. Direct komt de eerste klap neer. Geen scherpe, brandende pijn zoals in mijn ernstigste vermoedens, maar duidelijk voelbaar. Al snel volgen er meer, in een duidelijk ritme: links, rechts, links, rechts. Mijn eerdere gedachten over ‘beschermen’ blijken op de dunne stof van mijn onderbroek niet bepaald van toepassing te zijn. Langzaam maar zeker neemt de pijn toe. Ik probeer zo stil mogelijk te blijven liggen, maar het valt niet mee. Dan doorbreekt hij het ritme, met enkele harde klappen na elkaar op dezelfde bil en ik trap met mijn been omhoog. “Voeten op de grond,” beveelt Martin, zonder emotie in zijn stem, en ik duw mijn tenen diep het zeil op de vloer in. Even later houden de klappen plots op.

Even ben ik in verwarring. Zijn we al klaar? Natuurlijk, ik voel ‘t wel, maar tegelijkertijd heb ik niet het idee dat ik heel zwaar gestraft ben. Ineens voel ik wat over mijn billen glijden en in een reflex schiet ik met mijn hand naar achter. “Niet mijn onderbroek!” roep ik. Mijn pols wordt in stevig vastgepakt en ik moet loslaten. “We hebben vaak genoeg hierover gepraat dat je weet dat echte billenkoek altijd op de blote billen gegeven wordt, Caro.” Nou ja, dat is wel vaak voorbij gekomen wanneer we erover schertsten, maar ik had niet verwacht dat ik ooit de praktijk zou meemaken. Met een zucht geef ik mijn verzet op en niet veel later gaat Martin verder in hetzelfde tempo. Iedere keer als mijn voeten van de grond afkomen, probeer ik ze weer terug te duwen. Steeds vaker komen er korte kreetjes uit mijn mond als een extra gevoelige plek wordt geraakt, daar lijken er trouwens steeds meer van te zijn.

Weer stopt hij met slaan, maar voordat ik opgelucht kan ademhalen, laat hij duidelijk merken dat we nog niet klaar zijn. “Opstaan, Caro, en handen gevouwen achter je rug,” zegt hij. Zodra ik sta, staat hij zelf ook en zet hij de stoel een klein stukje verder de kamer in. Met grote ogen zie ik hoe hij zijn brede leren riem losgespt en met een geluid dat me kippenvel bezorgt door de lussen van zijn broek haalt. “Handen op de zitting,” is de nieuwe opdracht. Ik schuifel, met mijn onderbroek op mijn enkels, naar de stoel en doe wat Martin zegt. Ik knijp mijn ogen dicht als ik het koude leer op mijn achterste voel. Dan knalt de riem hard neer. Wat doet dit zeer! Het is niet te vergelijken met het pak slaag dat ik net gekregen heb. Ik vlieg overeind en begin met beide handen te wrijven. “Kom Caro, niet zo aanstellen,” zegt Martin streng. “Maar het doet zeer!” klaag ik. Ik krijg te verstaan dat dat nu eenmaal zo hoort, en ergens weet ik dat ook. Langzaam plaats ik mijn handen weer op de stoel, vastberaden om vol te houden. Bij de tweede klap draai ik met mijn heupen, maar ik blijf in positie. Martin bromt goedkeurend en haalt nog eens uit. Zo zet hij langzaam mijn hele achterwerk in lichterlaaie. Ik wil het niet, maar door de pijn vormt zich een eerste traan in mijn ooghoeken.

“Caro, ik hoop dat je hier wat van leert,” begint Martin te preken terwijl hij door blijft slaan. “Je brengt jezelf in gevaar, en waarom? Om een stomme jongen die je niet ziet staan? Daar ben je veel te leuk voor.” Of het komt doordat zijn woorden door pijnlijke klappen onderstreept worden, weet ik niet, maar het komt wel echt binnen. Ook al ben ik nog redelijk stil, de tranen lopen nu over mijn wangen. Hij heeft gelijk, die lul Geoffrey is het niet waard dat ik me daar zo druk om maak en al helemaal niet dat me wat overkomt. “Nog 10, dame, zet je schrap” kondigt Martin nu aan. Bij elke klap wip ik op mijn tenen, draai ik met mijn heupen en stromen de tranen verder, maar ik houd het vol. Martins riem valt op de grond, hij legt zijn hand op mijn schouder en ik kom overeind. Hij opent zijn armen en ik sluit me in zijn omhelzing. Snikkend leg ik mijn hoofd op zijn schouder en daar blijf ik, tot ik weer tot rust ben gekomen.

Langzaam kom ik weer terug in het hier en nu en daarmee word ik me ook bewust van mijn naaktheid. Met een lichte blos trek ik mijn ondergoed weer aan en daarna pak ik ook snel even een nieuw jurkje uit de kast. “Gaat het?” vraagt Martin, met een soort ouderlijke bezorgdheid in zijn stem. Ik geef ‘m een kort glimlachje om duidelijk te maken dat ‘t goed zit. “Ik dacht dat we altijd grappen maakten als we het hierover hadden.” Martin moet lachen. “Dat was ook wel zo, maar stiekem heeft het me altijd al geïnteresseerd. Ik denk dat het, op sommige momenten, echt kan helpen. De manier waarop jij met me meedoet als we het erover hadden, deed me vermoeden dat jij hetzelfde idee hebt.” “Ik heb er nooit zo over nagedacht, maar het lucht wel op,” geef ik toe. “Zullen we even gaan lunchen? Dan kunnen we het hier uitgebreid over hebben.” Ik begin weer te blozen, maar knik. Zo te voelen hebben we nog veel te bespreken.

Marjolein in lockdown

Marjolein zit nu echt al te lang opgesloten. De eerste paar weken van deze corona-ellende waren nog te overzien, zeker omdat ze zo verstandig was geweest om, net voor de grenzen dicht gingen, nog snel even naar Gent te rijden om Tuur te zien. Alleen, na enkele dagen beginnen de eerste kriebels alweer, kriebels die steeds sterker worden en inmiddels gegroeid zijn tot een zeer hardnekkige jeuk. In week vijf van de lockdown wilde ze Tuur graag zien, nu is het echt een moeten geworden. Ze is ongedurig en drijft haar huisgenoten soms tot wanhoop. “Jezus, meid, jij moet echt zorgen dat je een beurt krijgt zeg! Wanneer zie je dat Belgische vriendje van je weer? Hopelijk snel, misschien ben je dan wat beter te genieten,” sneerde Loes vanochtend naar haar, nadat Marjolein haar had afgesnauwd omdat ze de eieren iets te lang gekookt had. Het was genoeg geweest om een definitief besluit te nemen: ze moest naar Gent toe.

“Ik houd het niet meer uit! Ik spring in de auto en kom naar je toe,” appt ze naar Tuur. Direct springen er twee vinkjes op blauw. Haar hartslag versnelt terwijl hij zijn antwoord typt, daarna volgt een golf van teleurstelling. “Nee, meisje, het land zit nog op slot. Niet-essentiële verplaatsingen zijn niet toegestaan. Over een paar weken zullen de maatregelen wel minder worden, dan kun je direct langskomen. Houd vol!” Boos kijkt ze naar het scherm. Dit is essentieel! Ze wordt helemaal gek hier binnen, met eindeloze dagen die op elkaar lijken waarop een tripje naar de supermarkt het enige lichtpuntje is. “Tuur, ik moet NU!” tikt ze boos. “Je hebt altijd je badborstel nog”, gevolgd door een knipoog, is zijn antwoord. Woedend gooit ze haar telefoon op het bed. Hij snapt er ook weer niks van! Ze zucht en staart uit het raam. Ze staart naar de borstel die dreigend boven de deur hangt. Het is niet dat ze het niet geprobeerd heeft. Vorige week voelde ze zich bijna net zo wanhopig. Ze had de borstel van de haak gepakt, haar jurkje omhoog geschoven en was op haar zij op het bed gaan liggen. Eindeloos maakte ze rondjes met het koude hout op haar bijna blote billen, tot ze uiteindelijk halfslachtig de eerste klap durfde te geven. Daarna sloeg ze nog eens, en nog eens, steeds iets harder. Ze voelde het, de bekende pijn, maar het was niet hetzelfde. Dit was niet wat ze nodig had. Teleurgesteld was ze opgestaan en had ze de borstel terug aan het haakje gehangen.

Ze pakt haar telefoon van het bed en de autosleutels van het bureau. Ze gaat gewoon, en als ze eenmaal daar is, kan Tuur moeilijk nog wat anders dan haar straffen voor haar onbetamelijke gedrag tijdens de lockdown. Ze rolt al onbewust met haar ogen als ze indenkt hoe Tuur haar toespreekt. Vol enthousiasme vliegt ze door de deur en stormt ze met twee treden tegelijk de trap af. “Ik ben naar België,” roept ze nog naar welke huisgenoot het ook wil horen, voordat ze de deur achter zich dichtsmijt. Normaal gesproken gaat ze vanuit Delft direct de A4 op, om die vervolgens helemaal af te rijden tot ze vlak voor Antwerpen de grens over gaat. Dat is nu geen optie. Met alle grenscontroles zal ze zeker aangehouden worden. Ze kan moeilijk vertellen wat ze echt gaat doen en papieren om een ander smoesverhaal te ondersteunen heeft ze ook niet. Gelukkig kent ze de omgeving van Zeeuws-Vlaanderen goed. Ze heeft er zelf 17 jaar doorgebracht en haar ouders, naar wie ze, voor alle maatregelen, om het weekend terugging, wonen er nog. Bijna elk binnenweggetje heeft ze wel eens met de fiets of de auto bereden.

Terwijl ze door de Westerscheldetunnel rijdt, kan ze aan weinig anders meer denken dan aan Tuur. Zijn strenge blik waarmee hij haar heel klein kan laten voelen. Zijn woorden, waarmee hij haar altijd weer diep weet te raken en waarbij de kleinste stembuigingen de diepste gevoelens naar boven weten te brengen: spijt, teleurstelling, geliefd worden. Zijn harde hand, jezus, wat kan hij hard slaan. Zo groot en sterk is hij niet, hij zal nauwelijks een paar centimeter groter zijn dan ze zelf is en een groot atleet kun je hem niet noemen, maar daar merk je niks van als je daar eenmaal ligt. Het zonlicht aan het einde van de tunnel schudt haar uit de dagdroom. Vanaf nu is het goed opletten om de juiste afslagen te nemen. Terwijl ze naar het zuiden afzakt worden de wegen steeds kleiner, tot ze de Kloosterweg op draait, om net voor Kruisstraat de grens over te gaan. Plots ziet ze de betonblokken op de weg. “Shit, afgesloten!” roept ze, tegen niemand in het bijzonder. Behendig keert ze de auto op de smalle weg. Gelukkig kent ze nog wat alternatieven.

Even later blijkt ook de Beukendreef onbegaanbaar gemaakt te zijn. “Pff, dan maar een grotere weg proberen,” verzucht Marjolein. Ze rijdt door naar het dorp Koewacht en tot haar geluk blijkt de weg daar nog niet afgesloten te zijn. Een aantal auto’s rijdt op de weg langs de controlepost zonder dat ze staande gehouden worden. Dit is een uitgelezen kans om de grens te passeren! Ze geeft wat extra gas en haalt opgelucht adem wanneer ze eindelijk de bordjes ‘België’ passeert. Dan ziet ze ineens zwaailichten knipperen in de spiegels. Wat nu? Misschien is het niet voor haar. Met een blik strak op een punt aan de horizon gericht rijdt ze door, maar in haar ooghoeken ziet ze een politiewagen snel naderen. Wanneer deze vlakbij is, gaat het bordje ‘Stop, Politie’ aan. Even rijdt ze nog in blinde paniek door, tot ze zich genoeg weet te herpakken om de beslissing te kunnen maken de auto in de berm te parkeren.

In de spiegels ziet ze een man in uniform uitstappen. Hij gooit zijn portier dicht en loopt met gestage pas op haar auto af. Haar hart bonkt in haar keel. Ze beseft dat ze nog steeds haar stuur op tien voor twee vasthoudt. Toch lukt het niet om de controle over haar spieren terug te vinden en ze blijft roerloos zitten, totdat ze opschrikt van een knokkel die hard tegen het glas naast haar tikt. “Goedemiddag, mevrouw, de papieren alstublieft,” klinkt het op vriendelijke doch gebiedende wijze. Weer terug in het hier en nu rommelt ze door de boekjes en de snoeppapiertjes in het dashboardkastje tot ze het pasje met de autopapieren vindt en uit de rommel in haar handtas haalt ze haar paspoort tevoorschijn. Wanneer ze de papieren heeft, durft ze eindelijk het raampje naar beneden te draaien. “Alstublieft, meneer agent,” zegt ze op een zo lief mogelijke toon. Zwijgend neemt hij de documenten uit haar uitgestoken hand en begint deze te bestuderen. “Zoals u kunt zien, hebben we hier een controlepost voor grensbewegingen in coronatijd opgericht. Uw nummerbord kwam mij niet bekend voor en daarom heb ik u zojuist staande gehouden. Mag ik u vragen wat het doel van uw reis is?” Marjolein aarzelt even. “Ik, eum, ben op weg naar mijn vriend in Gent,” stamelt ze. De agent kijkt ineens wat strenger. “Mevrouw, dat is geen essentiële verplaatsing. Ik zal een bekeuring moeten uitschrijven en u zult rechtsomkeert moeten maken.”

“Hij heeft mijn medicijnen!” roept ze uit. He, waar komt dat nu ineens vandaan? Nu er geen weg meer terug is, bazelt ze snel door. “Ik heb voor de lockdown medicijnen laten liggen en die moet ik ophalen, want ik heb geen nieuw recept van de dokter. Ik zal op ruime afstand blijven, hoor!” De agent kijkt argwanend. “Ik zou graag dit verhaal even bevestigen bij uw vriend. Mag ik het telefoonnummer?” Een vraag die niet echt een vraag is. Gevangen in haar leugen pakt ze hulpeloos haar telefoon om het nummer op te zoeken en met een trilling in haar stem leest ze de nummers voor, waarna de agent deze in zijn diensttelefoon intikt. Ze hoort vijf keer overgaan en even hoopt ze dat Tuur niet opneemt. Dan hoort ze vaag zijn stem aan de andere kant van de lijn. Even overweegt ze om snel te appen dat hij voor haar moet liegen, maar de agent kijkt haar nog steeds strak aan en ze durft niet. “Goedemiddag, met agent Van Tongeren. Ik sta hier bij de grensovergang Koewacht met een mevrouw Marjolein Hamelink. Zegt die naam u iets?” Het antwoord van Tuur is onverstaanbaar. “Deze mevrouw beweert dat zij medicijnen bij u heeft laten liggen en daarom een essentiële verplaatsing maakt, kunt u dat bevestigen?” vervolgt de agent. Marjolein houdt haar adem in. Zou Tuur de situatie in de gaten hebben en haar leugentje bevestigen? De strenge blik die de agent haar toewerpt zegt wat anders. Het liefst zakt ze door de bodemplaat van de auto, maar ze kan geen kant op.

“Dus geen medicijnen en ook geen essentiële verplaatsing. A ja, afgeraden om te komen, duidelijk meneer. Weet u soms waarom ze toch gekomen is?” Weer kan ze niet verstaan wat Tuur zegt, maar de agent loopt een beetje rood aan en draait zich weg van het raam. Het gesprek gaat verder, maar nadat de agent nog wat verder loopt, kan ze helemaal niet meer volgen wat er gezegd wordt. In doodse stilte wacht ze tot de agent het gesprek met Tuur afrondt. Dan loopt hij naar haar auto en maakt duidelijk dat ze hem moet volgen tot de wachtkazerne aan het eind van de straat. Daar aangekomen loopt ze achter hem aan naar zijn bureau. Zo te zien is hij de enige in deze kleine kazerne. “Neemt u plaats” zegt hij op niet mis te verstane toon. Zelf blijft hij staan en ze voelt zich klein als ze hem probeert aan te kijken. “Normaal gesproken zou ik nu een proces verbaal uitschrijven en u terugsturen naar Nederland. Daarna zal de rechter moeten beslissen of uw pogingen mij te misleiden ook een misdrijf inhouden. Ik kreeg van uw vriend echter te horen, dat er betere methoden zijn om u te laten leren de huidige maatregelen serieus te nemen. Hij stelde voor dat hij hierheen zou komen om u te straffen.” Marjoleins hart maakt een sprongetje. Hoewel dat is waar ze naar op zoek is, kan ze haar billen al bijna voelen wanneer ze indenkt hoe kwaad hij zal zijn en hoe hij zal reageren. De agent heeft echter andere plannen. “Dat zou echter betekenen dat er nog een extra verplaatsing zal plaatsvinden. Dat kan ik natuurlijk niet toestaan. Daarom zijn we tot een andere oplossing kan komen. Wanneer u akkoord gaat, krijgt u zo dadelijk van mij een pak slaag dat u niet snel zult vergeten. Bent u akkoord?” In paniek probeert ze de gedachten bij elkaar te houden. Natuurlijk heeft ze hier wel eens over gefantaseerd, maar dan moet het nog geen werkelijkheid worden! Aan de andere kant, met de dreiging van een strafblad, welke keus heeft ze dan? Haar mond is inmiddels helemaal droog, maar met schorre stem weet ze antwoord te geven: “Ik ga akkoord.”

“Mevrouw Hamelink, vanaf nu zal ik de beleefdheidsvormen laten vieren, zodat de onderlinge verhoudingen duidelijk zijn. Marjolein, ik wil dat je in de hoek gaat staan, met je neus tegen de muur en je handen op je rug.” Gehoorzaam, maar met vuurrode wangen, volgt ze de instructies op. Dit voelt echt zoveel erger dan bij Tuur in de hoek wachten op haar straf, en dat is al erg. Achter zich hoort ze vreemde geluiden. Het schrapen van een metalen stoel over de linoleumvloer, maar ook onbestemde geluiden van spullen die versleept worden. “Draai je om,” bast de agent na enkele minuten. Wanneer ze zich omdraait, ziet ze een stoeltje zonder leuningen in het midden van de kamer. Daarvoor staat een grote driepoot, met daarin een mobiele telefoon, gericht op de stoel. Dan valt haar blik op het scherm. Tuur staart haar aan, een blik vol teleurstelling. “Zo meisje, nu is het niet meer zo leuk he,” zegt hij streng. “Je hoeft op mij niet boos te worden, je hebt dit zelf veroorzaakt. In feite mag je me dankbaar zijn, zonder mijn ingrijpen zou je een strafblad gehad hebben.” “Je had ook gewoon even met mijn smoesje mee kunnen gaan, dan had ik geen strafblad gehad én had ik hier niet hoeven zijn,” bijt ze hem toe. Tuur lijkt niet direct onder de indruk. “Of de politie zou dat direct in de gaten hebben, waarna we allebei een strafblad zouden hebben gehad. Ik heb niet het idee dat het doordringt bij je. Volgens mij leer je veel meer van de straf die je te wachten staat.” “Ja, want van jou leer ik uiteindelijk duidelijk niks,” antwoordt Marjolein, net te zacht om gehoord te worden. Precies wanneer Tuur vraagt of ze haar woorden eens herhaalt, komt de agent tussenbeide.

“Deze discussie kunnen jullie straks voortzetten. Via de telefoon of skype, wel te verstaan, want jij gaat straks terug naar Nederland. Ik zal je naam doorgeven aan de andere grensposten en je kunt zeker zijn, de volgende keer dat je probeert de grens over de sluipen, zul je zeker een strafblad krijgen. Is dat duidelijk?” “Ja,” zegt ze zachtjes, onder de indruk van het dreigement. “Ja, meneer agent,” zegt hij op vlakke toon. Met tegenzin herhaalt ze zijn woorden. Tuur doet dit ook altijd, zo gemeen!

De agent neemt plaats op de stoel en kijkt naar Marjolein. “Jurk uit,” commandeert hij. “Moet dat echt?” vraagt ze, terwijl ze hem smekend aankijkt. “Anders valt dat ding steeds naar beneden. Kom, uit!” Uiterst langzaam, met haar blik op een onzichtbaar punt dichtbij op de grond gericht, trekt ze de jurk over haar hoofd. Ze legt het jurkje op de tafel en kijkt opnieuw naar de agent. “Dat ook,” zegt hij en hij wijst naar haar ondergoed. “Maar dat is niet nodig, ik ben praktisch bloot,” protesteert ze. “Dame, ik ben dat gezeur aardig beu aan het worden. Volgens mij ben ik duidelijk!” Even kijkt ze naar de camera, maar Tuur lijkt absoluut niet van plan tussenbeide te komen. Met enorme tegenzin trekt ze haar ondergoed uit. Met alleen nog haar laarsjes en haar BH staat ze nu voor de agent. Zich bewust van haar naaktheid, probeert ze haar edele delen met haar handen uit het zicht te houden. Deze keer gebruikt de agent geen bevelen om haar te laten doen wat hij wil, hij klopt alleen veelbetekenend op zijn bovenbeen. Door haar ervaring neemt ze gracieus plaats over zijn schoot. “Lig je goed?” wordt haar nog gevraagd. Ze kan alleen maar knikken. Gelukkig neemt hij daar genoegen mee. Tuur had dat vast niet gedaan.

Dan begint het pak slaag en het valt … mee? Natuurlijk, ze voelt het wel, maar ze had gedacht dat een goedgebouwde agent harder zou slaan. Af en toe is er wel een klap goed raak en veert ze met haar tenen van de grond, de rest van de tijd is het een prima warming-up, maar geen echte straf. “Als ik mag interrumperen, meneer agent,” hoort ze naast zich. Ze draait zich woedend om naar de camera. In haar ooghoek ziet ze de agent met zijn hand wapperen en er op blazen. “U mag best nog wat harder slaan, ze kan wat hebben. Probeer uit de pols te slaan en uw hand wat vlakker te houden. Dan zal ze het meer voelen dan u, nu lijkt het nog wat omgekeerd.” “Tuur, eikel, wat … AU!” De agent is weer begonnen met slaan en heeft zijn techniek duidelijk verbeterd. In no time ligt ze te wiebelen op zijn schoot en moet ze alle zeilen bijzetten om te blijven liggen. Onder steeds luider gekreun gaat de agent niet-aflatend door tot ze enkele minuten later het gevoel heeft dat haar achterste in lichterlaaie staat.

Dan houdt het slaan plots op, maar voor de opluchting echt doorzet, neemt de agent het heft al in handen. “Zo, voldoende opgewarmd, denk ik. Nu de echte straf. Kom maar overeind en neem plaats bij die muur, recht voor de camera. Plaats dan je handen tegen de muur en buig voorover.” Protesteren heeft geen zin, dat is duidelijk. Ze kan hoogstens haar waardigheid behouden door zwijgend de instructies op te volgen. “Stukje naar achteren, iets verder nog” zijn de volgende instructies en langzaam buigt ze steeds dieper en duwt ze naar billen steeds meer naar de camera toe. Gek genoeg is dit beschamender dan in positie gaan staan als ze bij Tuur is. Dan, het onmiskenbare geluid van een riem die uit de lossen getrokken wordt. Een rilling gaat door haar lichaam. Gek, dat alleen horen soms erger is dan ook zien. “Houd deze positie vast, Marjolein.” Ze wacht af, de riem suist en dan schreeuwt ze het uit. “Shit, shit!” roept ze terwijl ze overeind springt en zich omdraait. De agent kijkt haar geschrokken aan. “Je moet op mijn billen slaan, niet op mijn heupen! Au, dit wordt helemaal blauw zo!”

“Marjolein, terug in positie,” klinkt het vanuit de telefoon. “Maar hij mishandelt me!” jammert Marjolein terug. “Een beginnersfout. Ik zal ervoor zorgen dat het niet meer gebeurt. Handen tegen de muur en voorover buigen, anders zorg ik ook dat er extra klappen volgen. Nu!” Met tegenzin neemt Marjolein haar positie weer in. Achter haar hoort ze de klinische uitleg van Tuur die de techniek van de agent bijstuurt. Dan voelt ze het koude leer weer op haar huid rusten. Deze keer is de klap beter, maar niet zo hard. Dat verandert gauw wanneer het vertrouwen van de agent toeneemt. Met elke klap buigt ze haar rechterheup verder naar voren om aan de striemen te ontsnappen. “Terug in positie, Marjolein, je weet dat dit niet mag.” Ze vervloekt Tuur, ze gaat hem deze vernederende straf zeker nog betaald zetten. Toch doet ze wat hij zegt, zoals altijd eigenlijk. De riem komt steeds weer neer, haar huid wordt steeds gevoeliger en na enkele minuten is ze dicht bij tranen. Ze had misschien beter moeten weten, maar Tuur moet ook weten hoeveel ze zijn aandacht gemist heeft. “Zo Marjolein, overeind en omdraaien,” zegt de agent. Deze keer vergeet ze zich met haar handen te bedekken. “Ga jij nog tijdens de lockdown naar België?” “Nee, meneer agent,” zegt ze, beschaamd, maar ook wel opgelucht dat het voorbij is. “Goed, dan zijn we hier klaar. Trek je kleren maar weer aan, dan kun je terug naar huis. Tuur, bedankt voor de ondersteuning.” Net voor de agent de verbinding wegklikt, werpt ze nog eenmaal een blik naar hem toe. Een blik die duidelijk maakt dat ze met hem nog niet klaar is.

Niet veel later zit ze weer in de auto op weg naar huis. Het brandende gevoel is precies waar ze op gehoopt had. Ze zou ervan kunnen genieten, als ze haar gedachten van wraakplannen voor Tuur af zou kunnen halen. Wat een eikel, dat hij haar door een wildvreemde heeft laten slaan! Dan krullen haar mondhoeken naar boven. Ja, dat gaat ze doen! Zodra deze lockdown voorbij is, zal Tuur een keer degene zijn die spijt heeft!

De Novice

Langzaam schuifel ik door de gang aan de achterkant van het klooster. Het is hier slecht verlicht en altijd een beetje koud, door de wind die door de kieren waait van de grote stukken graniet waaruit de oudste lagen van dit gebouw zijn opgebouwd. In het flauwe licht van de kaars kan ik nog twee andere novices zien. In de gang weerklinkt het gezang met een vreemde, holle echo. Van zonsopgang tot zonsondergang klinkt gezang, van de nonnen, van de broeders in de aangrenzende abdij of van de novices. Uren per dag zing ik, langzaam en monotoon, ter meerdere eer en glorie van onze Heer. Het gezang, de vibraties, moeten ervoor zorgen dat we voelen dat God bij ons is. Dat hij er altijd is, diep in ons. Hoe veel ik ook zing, ik voel me alleen. De nabijheid van onze Heer voel ik niet.

Even stopt het gezang en ik blijf staan. Ik staar naar beneden en onder mijn lange, donkerbruine, vormeloze gewaad zie dat ik precies op een vierkante, grijze tegel sta, net groot genoeg voor beide voeten. Ik kijk op. Ook mijn voorgangster staat op een kleine tegel. Even voel ik bewondering voor dit archaïsche instituut. Het moet alleen al jaren hebben gekost om dit ritueel zo uit te werken dat alle deelnemers, na een wandeling door drie gangen, precies bij het einde van de zangcyclus op de tegels uitkomen. Het zingen start weer en ik draai, gelijktijdig met alle andere novices, een kwartslag naar rechts.

Ik doe weer enkele kleine stappen naar voren. Mijn blote voeten voelen weer de kou van de grijze plavuizen. Een zware, houten deur scheidt de gang van een van de alkoven in het hart van het klooster. Ik duw tegen de deur. Die klemt wat, maar schuift uiteindelijk wel open. In hetzelfde ritme als tijdens de tocht door de gang loop ik door de deur, waarna ik deze sluit. De ruimte is niet groot, ongeveer drie bij twee. De stenen zijn net zo grijs als in de gang, maar wel wat kleiner. Ze sluiten net zo slecht aan, zodat in de alkoof ook permanent een zachte tocht te voelen is. Achterin de ruimte staan links en rechts twee spiegels, manshoog en een kleine meter breed. Ik blijf in het midden van de kamer, zodat ik niet naar mezelf hoef te kijken wanneer ik het ruwe touw dat mijn gewaad bij elkaar houdt van mijn middel knoop. Nadat het gewaad opengevallen is, laat ik het van mijn schouders glijden. Met een soepele beweging vang ik het kledingstuk in mijn rechterhand en hang het aan de roestige haak links naast de deur. Er blaast wat extra lucht door een van de kieren. Op mijn arm zie ik direct kippenvel ontstaan. Niet alleen op mijn arm trouwens, want onder het gewaad had ik niets aan. Dat was een van de instructies voorafgaand aan het ritueel. Instructies die ik tot op de letter volg.

In het midden van de ruimte staan aan beide zijden lage houten bankjes. Ze zijn van donker hout en met eenvoudige ornamenten versierd. Per de instructies loop ik naar de rechter bank. Ik zie mezelf voor het eerst in de spiegel. Een ander zal een lange, slanke vrouw zien. Een lang gezicht, met hoekige trekken. Zwart, sluik haar dat tot op de schouders loopt. Geen make-up, dat is hier niet toegestaan. Sleutelbenen die wat uitsteken en daaronder twee kleine borsten. Een smalle taille, een buik met een litteken. Een blindedarmontsteking, toen ik zeven was. Verder naar beneden een wolk zwart schaamhaar, lange benen en knokige knieën. Ze zullen niets geks zien, misschien zien ze zelfs een aantrekkelijke vrouw. Voor die gedachte is hier geen plaats. Dit is een plek van eerbied, van soberheid ook, van discipline. Van zonde, van straf en vergeving.

Langzaam kniel ik op de houten bank. Het hout is onvergevend en ik weet direct dat ik dit ga voelen. Het zal even duren voor dit ritueel voorbij is. Ik buig mijn bovenlichaam iets naar voren en vouw mijn handen in elkaar. Dan begin ik te bidden. Ik sluit mijn ogen en probeer me af te sluiten van de geluiden die door de kieren de alkoof binnen komen. Het lukt niet. Misschien is het omdat ik weet wat gaat komen. Steeds v
ang ik wat herkenbare geluiden op: zwiepend leer, kreten van pijn en gepreek, dat wordt vervormd door de stenen en waarvan alleen de strenge toon nog herkenbaar is. Ik probeer mijn concentratie terug te krijgen, maar dat lukt maar slecht . Hoe langer het duurt, hoe meer mijn gedachten zijn bij wat gaat komen. Het onvermijdelijke hoogtepunt van dit ritueel.

Het duurt lang, heel lang. Ik weet dat hij het erom doet. Er zal ongetwijfeld een obscure tabel zijn waarin is vastgelegd wie het ritueel uitvoert en in welke volgorde dat gaat. Als je die logica volgt zal het vast volkomen verklaarbaar zijn dat het altijd de abt van het klooster is die bij mij de deur opent. Dat ik eerst de bestraffing van de andere novices hoor, zodat de gedachten in mijn hoofd gaan rondspoken. Als ik het op de man af zou vragen, weer ik zeker dat er een dergelijk antwoord uit zal komen. Maar ik geloof er niet meer in. De abt weet precies wat hij doet, en hij weer dat ik anders ben. Anders reageer. Daarom heeft hij mij gekozen en daarom zit ik hier nog altijd, geknield op de bank.

Dan zie ik in de spiegel de deur opengaan. Zwijgend komt de abt binnen. In de spiegel zie ik zijn ogen over mijn rug naar beneden gaan, tot ze op mijn achterwerk blijven rusten. Zijn ogen lijken te branden en ik betwijfel of hij gedachten heeft die passen bij een geestelijke. Toch durf ik hem niet aan de kaak te stellen, zeker niet nu. In zijn linkerhand draagt hij een grote kralenketting. Het is een rozenkrans. Niet de verkorte versie die je vaak ziet in bedevaartsoorden, maar de ouderwetse met 150 kleine, versierde kralen en na elke 10 een grote edelsteen. In zijn rechterhand draagt hij een voorwerp met een stevig eikenhouten handvat en 4 lange, leren strengen. Hij loopt naar me toe en stelt zich links achter me op. Hij tilt zijn linkerhand op en neemt een kraal tussen duim en wijsvinger. “Ben je klaar?” bast hij met een zware stem. Ik knik en wanneer er niks gebeurt, zeg ik met schorre stem dat ik klaar ben. De haren in mijn nek staan recht overeind. Hij tilt zijn rechterhand op en haalt uit naar mijn uitgestoken bilpartij.

Het is niet de voor het eerst dat ik dit ritueel onderga. Toch komt de eerste klap altijd als een verrassing. Hoewel je de vorige keer nog prima voor de geest kunt halen, lijkt je lichaam altijd verrast, nee geschokt, als het ineens geteisterd wordt. “Wees gegroet, Maria” bid ik, terwijl ik mijn gedachten probeer weg te houden bij de vier tintelende strepen die over mijn billen lopen. Ik bid snel, dat wordt van mij verwacht. Zodra het gebed klaar is, haalt de abt weer uit. Mijn lichaam reageert weer: het schokt naar voren door de impact, registreert de pijn en geeft dan aan dat deze langzaam wegtrekt, waardoor er een tintelend gevoeld overblijft, iets minder licht dan hiervoor. Bidden, klap, pijn, bidden, klap, pijn, herhaalt het zich tot aan de tien. Zodra ik het gebed uit heb, sluit ik instinctief mijn ogen. De abt haalt weer uit, maar nu ongeveer 15 centimeter lager, dwars over mijn beide bovenbenen. Ik knijp mijn ogen nog harder dicht om over de brandende golf van pijn te komen. Als het ergste gevoel wegebt, open ik mijn ogen en ga ik gauw verder met bidden.

Het gevoel tijdens elk gebed kan inmiddels niet meer als tintelend beschreven worden. Een uitslaande brand is een betere omschrijving. De hoekjes van de leren tongen zijn gemeen, vooral als ze elkaar overlappen en zo extra gewicht aan een slag meegeven. Dan, bij de 27e klap, ga ik de mist in. Per ongeluk sla ik een regel van het gebed over. De abt is altijd even opmerkzaam en minstens zo onbuigzaam. “Je vergat een regel, terug naar de 20.” In de spiegel zie ik hem behendig de kralenketting in omgekeerde richting door zijn hand laten glijden tot hij de vorige edelsteen weer vast heeft. Ik vervloek mijn onvoorzichtigheid. Natuurlijk, er gaat geen ritueel voorbij zonder “extra’s”, toch probeer ik deze uiteraard te voorkomen. Domme fouten maken gaat daar niet bij helpen.

Er zijn geen individuele lijnen meer te ontdekken op mijn achterste. Alles is inmiddels verworden tot een groot, ongetwijfeld zeer rood slagveld. Toch zijn het de lijnen over mijn benen, nog wel individueel voelbaar en waarschijnlijk zichtbaar, die het meest pijn doen. Hoewel 75 geen bijzondere betekenis heeft in de rozenkrans, grijpt de abt dit moment toch aan voor een evaluatie. “Halverwege, tenminste, als je je netjes aan de regels van het ritueel houdt.” Het lijkt een bemoedigende uitspraak, maar zijn brandende ogen zeggen wat anders, namelijk dat de kans nul is dat het bij 75 blijft. Dan knijpt hij in mijn billen, eerst links en dan rechts. “Goed rood en gezwollen. Er moet een flinke blauwe plek onder de huid zitten. Die zul je nog wel enkele dagen voelen.” Hij gaat mijn zijn nagel langs de opgezette strepen op mijn benen. Ik bijt op mijn tong om geen kik te geven. “Een goede kastijding. God zal tevreden zijn. Nou ja, als het ritueel voltooid is.”

De abt vervolgt zijn bestraffing. Het lukt me niet langer om bij elke klap stil te blijven. De eerste keer dat een kreet aan mijn lippen ontsnapt, zie ik in de spiegel een flauwe glimlach op zijn lippen verschijnen. Het lijkt wel alsof de klappen erna nog harder zijn. Dan, bij klap 110, weet hij mijn verdedigingslinie te doorbreken. In plaats van de gebruikelijke klappen op mijn dijen, doet hij een snelle stap naar links en laat hij het leer onderaan mijn linkerbil landen, zodat de uiteinden van het strafinstrument naar binnen buigen en zich gemeen tegen mijn schaamlippen omslaan. Ik schreeuw het uit en … ik vloek. Even kijkt hij verrast. Dan flitst er kort een sadistische uitdrukking over zijn gezicht, voor hij snel weer op zijn gemaakt vrome toon overgaat. “‘Gij zult niet vloeken’, dat zijn 10 extra klappen. Benen uit elkaar en zet je schrap” ik weet wat dat betekent. Tien keer snel na elkaar laat hij de riemen neerkomen onderaan mijn linkerbil. Even zo vaak vouwen de hoekjes van het instrument zich tegen mijn geslacht. Wanneer ik de opdracht krijg mijn benen weer te sluiten branden de tranen in mijn ogen.

Zo gaat hij door met slaan. Elke klap voelt pijnlijker aan mijn beurse billen. De kreten kan ik inmiddels niet meer onderdrukken en het kost me steeds meer tijd om aan het weesgegroetje te beginnen, tijd die me gelukkig gegund is. Wat nog wel lukt, met al mijn wilskracht, is in positie blijven. Mijn achterwerk uitgestoken als doelwit en mijn handen vroom in elkaar gevouwen. Tot de laatste klap, wanneer mijn handen naar achter vliegen en beginnen te wrijven. Met een duivelse glans in zijn ogen zie ik de abt de kralen door zijn vingers halen. “Je bent uit positie, zonder toestemming. Zulk gebrek aan discipline kan ik niet toestaan. De laatste 10 klappen gaan opnieuw.” “Nee!” Schreeuw ik uit en opnieuw kijkt de abt even verrast door hij het heft weer in handen neemt. “20 extra dan” en hij draait aan de kralen. “20? We waren klaar!” Roep ik verontwaardigd. De abt schudt meewarig zijn hoofd en pakt er weer tien kralen bij, kijkt even naar de boze blik in de spiegel en besluit er nog twintig bij te pakken. Ik geef de strijd op en zuchtend vouw ik mijn handen in elkaar.

“Je hoeft niet te bidden” zegt de abt kort. Ook die code kan ik ontcijferen. Het tempo zal omhoog gaan. En zo is het ook precies. Met afgemeten klappen, nauwelijks met meer dan een seconde rust, begint hij uit te halen, het duurt niet lang of de tranen stromen over mijn wangen. Keer op keer word ik door de impact naar voren geduwd en als ik terugwip, komt de volgende klap al aan. Alles voelt gloeiend, brandend. Alles, want de wereld lijkt niet uit meer te bestaan dan mijn gestraft billen. Langzaam groeit er ook een ander gevoel. Alsof er iets diep in mij loslaat. Ik stop met het proberen de klappen op te vangen, er tegen te vechten, en laat ze over me heenkomen. Een vreemd soort extase komt over me heen. Ik voel de pijn, die heviger is dan ooit, en tegelijkertijd voel ik niets. Ja, het dreunen van de leren riemen, maar geen pijn. Het duurt dan ook even voor ik door heb dat er geen nieuwe klappen meer komen. Langzaam open ik mijn ogen. In de spiegel zie ik de abt. Het lijkt bijna alsof er een blik van begrip te zien is. Dan draait hij zich om en vertrekt zonder een woord te zeggen.

Ik blijf alleen achter in de alkoof. Langzaam kom ik tot mijn zinnen. Ik wrijf over mijn achterwerk. Het voelt pijnlijk aan, maar tegelijkertijd is het ook een prettig gevoel. Bij mijn dijen is dat minder zo. Ik draai me om en bewonder de sporen in de spiegel. Het midden is een grote rode oase geworden. Aan de rechterkant zijn verschillende lijnen te zien, de uiterste grenzen die de leren tongen hebben verkend. Op mij benen staan verhoogde lijnen. De komende dagen zullen mijn benen en billen van kleur verschieten: blauw, geel en vreemde varianten ertussen. Voorzichtig ga ik nog een keer langs de contouren. Dan draai ik me om, trek het gewaad weer aan en verlaat de ruimte. Met afgemeten passen stap ik richting de slaapvertrekken. Daar aangekomen trek ik het kledingstuk weer uit en ga op mijn zij in bed liggen. Een rozige wolk heeft zich vastgezet in mijn gedachten, een gevoel dat sterker wordt als ik terugdenk aan het ritueel, aan de slagen en de pijn en de ogen van de abt. Of ik God ooit zal vinden, betwijfel ik nog steeds, maar ik denk dat ik mijn plaats gevonden heb.