Toen Lana opnieuw wakker werd, zag ze Adam met een nat washandje op de rand van het bed zitten. Op het nachtkastje flakkerde een kaars.

‘Gaat het?’, vroeg hij en depte voorzichtig haar gezicht af. Het koude doekje zorgde ervoor dat ze klaarwakker werd.

‘Ben ik ziek?’. Lana probeerde de herinneringen uit te bannen dat James haar bips striemde, in haar binnendrong, over haar heen leunde…

Adam schudde zijn hoofd. ‘Ik denk het niet. Je lag te woelen en te draaien. Daar werd ik wakker van. Je bent helemaal doorweekt met zweet’.

Lana probeerde rechtop te gaan zitten, maar kromp ineen van de pijn in haar billen en bovenbenen. ‘Ik had weer een droom’, fluisterde ze en liet zich weer in de kussens vallen.

‘Ssshh… het is nu weer allemaal goed, ga maar weer slapen…’

Lana deed haar ogen dicht. ‘Hoe laat is het?’

‘Het is drie uur in de nacht’.

‘Oh. Adam, ik heb weer over James en Elizabeth liggen dromen…maar dat had je waarschijnlijk al door… Ik ben niet bang meer, maar hoe kom ik op deze manier aan mijn rust toe? Ik heb het gevoel of ik er een marathon op heb zitten’.

‘Vertel me over je droom’.

‘OK’. Toen Adam naast haar was komen liggen vertelde ze alles wat ze zich kon herinneren.

‘Weet je’, ging ze verder, ‘Ik heb het gevoel dat ik zo op ene paard weg zou kunnen rijden. Ook al heb ik al meer dan tien jaar niet gereden en ik er destijds helemaal niet zo goed in was. Ik voelde iedere beweging van het paard, ik voelde haar kracht en de bereidheid om mij onvoorwaardelijk te gehoorzamen. Het was echt geweldig om op haar te mogen rijden’.

‘In de toekomst zullen we een paar paarden aanschaffen’, zei Adam, ‘nadat we het landgoed opgeknapt hebben en de hekken gerepareerd hebben’.

‘Wat is er met de bijgebouwen gebeurd? Of zijn die er nooit geweest?’

‘Mijn grootvader heeft ooit het plan gehad het landgoed aan een commerciële partij te verkopen, hij heeft in de zestiger jaren alles gesloopt op het huis en de schuur na.

‘Verkopen? Was hij gek geworden?’

Adam glimlachte. ‘Misschien wel. Ik heb hem niet zo goed gekend. Hij is overleden toen ik twee of drie was. Mijn moeder hield heel erg van deze plek en ze hield ook van paarden, dat wil zeggen totdat we naar de stad verhuisd zijn. Ik denk dat ze hier eigenlijk heel graag teruggekomen was, maar mijn vader wilde dat niet.

‘Maar je zei dat ze een hekel aan elkaar hebben en in verschillende kamers slapen’.

‘Ze hebben heen hekel aan elkaar – ze kunnen gewoon niet zo goed met elkaar opschieten, ze proberen elkaar zovaal mogelijk te ontlopen’.

Lana liet haar blik naar het plafond glijden. ‘Nou dat komt dan mooi uit, ze ontlopen elkaar heel effectief als zij hier gaat wonen’.

Adam zuchtte. ‘Lana, ik meng me niet in hun aangelegenheden. Maar als ik zou moeten gokken, dan zou ik zeggen dat ze alleen maar om hem dwars te zitten bij hem blijft. Maar dat weet ik niet zeker. Luister, ik ben hartstikke moe. Laten we proberen nog wat te slapen’.

Ze glimlachte toen hij zijn arm uitstrekte om haar dicht tegen zich aan te trekken. Godzijdank zouden Adam en zij nooit zoals zijn ouders worden. Ze kon zich niet voorstellen dat Adam toe zou staan dat ze zelfs maar één nacht boos zou blijven. Laat staan dat ze hem zou kunnen ontlopen…

________________

De grijze luchten zorgen de volgende dag dat er weinig licht naar binnen viel. Lana keek haar ‘familie’ rond en glimlachte. Adam zat naast haar op de bank en was bij het licht van een gaslamp verdiept in een medisch tijdschrift. Steven en Gerda zaten bij hetzelfde licht aan de salontafel een potje Risk te spelen.

Ze hadden een stevig ontbijt genuttigd met eieren, spek en geroosterd brood, tot groot genoegen van Lana. Substantieel voedsel met veel vet en cholesterol – het was heerlijk. Ze moest lachen om het broodje kaas en het gekookte eitje van Adam en vroeg zich af hoe hij erin slaagde op gewicht te blijven.

Lana zat met een paperclip in het slotje van het juwelenkistje te poeren, toen zee en luide ‘klik’ hoorde. Haar hart sloeg op hol en terwijl ze Adam aanstootte deed ze langzaam het deksel omhoog.

De inhoud van het doosje was bedekt met donkerrood fluwelen afdekplaatje, welke door Lana verwijderd werd. Het eerste wat ze zag was het fonkelen van diamanten die in platina ingelegd waren. Ze gaf het aan Adam en ontdekte vervolgens bijpassende oorringen.

Een ingelijst fotootje van James, met een geheimzinnige glimlach om zijn mond lag onder de sierraden. Ze draaide het om en las, ‘Voor mijn lieve vrouw Elizabeth’, stond in de achterkant gegraveerd. Met een toenemende spanning voelde ze vier fluwelen zakjes. Op elk daarvan was de naam van een kind geborduurd, Jan, Nelleke, Willem en Matthijs. In ieder zakje zat een melktand en een haarlok. Nelleke zou kunnen staan voor Nellie, bedacht Lana. Ze huiverde.

Verder zat er een ivoren doosje in de doos waar nog meer sieraden in zaten, maar Lana legde deze terzijde, daar had ze momenteel geen belangstelling voor. Nog weer een ander doosje had diverse vakjes waarin de verpulverde resten van verschillende kruiden lagen, ieder voorzien van een naam. Voor de rest lag er nog een in leer gebonden boek in. Terwijl Lana haar vingers erover heen liet glijden, kreeg ze kippenvel op haar armen.

Ze pakte het voorzichtig op, sloeg het open en last ‘Elizabeth Hayes: Privé Dagboek’. Lana voelde zich duizelig worden en zag even later het gezicht van Adam boven haar in een soort surrealistische mist. Ze hoorde een harde piep in haar oren. Wat zei hij toch?

________________

‘Lana’, ze hoorde haar naam en deed haar ogen open en knipperde met haar ogen tegen het felle licht van de zaklamp. Ze zag hoe Adam naar haar keek, zijn gezicht stond bezorgd. Hoe vaak had dit scenario zich in het verleden al afgespeeld?, vroeg ze zich af.

‘Gaat het?’, vroeg hij.

Lana dacht even na voordat ze knikte. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Je deed het dagboek van Elizabeth open en viel vervolgens flauw’.

‘Oh!’ Lana ging rechtop zitten en zag hoe Steven en Gerda haar aanstaarden. ‘Ik ben er weer hoor. Waar is het gebleven?’

‘Het dagboek?’, vroeg Adam.

‘Ja – ik wil het lezen!’

‘Ik denk niet dat dit een goed idee is, op dit moment.

‘Lana keek hem verbaasd aan. ‘Waarom niet?’

‘Lana, je bent daarnet flauw gevallen door er alleen maar in te kijken. Ik heb geen andere verklaring waarom je flauw gevallen zou zijn. Je hebt goed ontbeten, het kunnen dus geen lage bloedsuikers zijn. Je pols is regelmatig. Ik wil het dus opbergen totdat je je weer beter voelt’.

‘Adam, ik voel me prima’, zei ze, terwijl ze de woorden er één voor één uitperste’. Ze kon bijna niet geloven dat hij het voor haar verborgen had.

X-O-X-o-x-o-X-O-X

Adam schudde zijn hoofd en gaf geen antwoord. Gerda en Steven hadden zich weer naar hun spel gekeerd nadat ze gezien hadden dat het goed ging met Lana. Het is dat zij in de kamer waren, anders had Lana vast dingen gezegd waar ze later spijt van gekregen zou hebben. Haar hart bonsde van boosheid.

Zonder een woord te zeggen kwam ze overeind om water te gaan halen en haar medicijnen. Waarom had Adam zo’n voorbarige conclusie getrokken? Waarom dacht hij dat het lezen van het dagboek van Elizabeth slecht voor haar zou zijn? Het was een belachelijk idee!

Ze slenterde naar zijn slaapkamer. Ze voelde een rusteloos gevoel bij zich opkomen, zonder te kunnen benoemen wat dit nu precies was. Ze wilde heel graag wraak nemen op Adam, hem iets afnemen wat hij heel graag wilde hebben. Omdat ze zelf wel in de gaten had hoe kinderachtig dat was, probeerde ze de gedachte te verdringen. Ze kon haar oefeningen niet doen vanwege haar sleutelbeen. Toen besloot ze dat ze de stress eruit zou gaan lopen. Ze kleedde zich warm aan door een paar shirts en twee joggingbroeken over elkaar heen aan te trekken. Daarover heen deed ze haar winterjas aan en stapte de achterdeur uit.

De wind was wat gaan liggen en omdat het de laatste uren zachtjes was gaan sneeuwen, waardoor er een dun laagje oogverbindend wit over de landerijen lag. Lana klopte op haar zak en voelde haar mobieltje zitten. Op dat moment kwam Gerda de hoek om stappen. Ze droeg haar dunnen spijkerjasje en er kringelde rook van haar sigaret.

‘Hee Gerda. Mag ik ook eentje?’, vroeg Lana, toen ze naar haar toe liep.

‘Tuurlijk’. Het meisje haalde het pakje tevoorschijn en gaf het aan Lana. ‘Wat ben jij aan het doen hier buiten?’

‘Ik ga een eindje wandelen. Ik heb wat beweging nodig’.

‘Weet je, Steven heeft me over je dromen verteld. Wil Adam daarom dat je niet in dat dagboek gaat lezen?’

‘Ja’, zei Lana en nam een diepe trek. ‘Ik denk dat hij denkt dat ik ga flippen als ik er dingen in zal lezen die overeenkomen met mijn dromen’.

‘Ik weet waar hij het opgeborgen heeft’.

Lana keek haar aan en zag haar ogen glinsteren.

‘Het ligt in de la van zijn bureau. Je zou het kunnen lezen als hij ligt te slapen, dan zal hij er nooit iets van weten’.

Lana schudde haar hoofd. ‘Dat zal hij wel. Neem dat maar van mij aan. Hij heeft een soort ingebouwde radar’.

‘En wat dan nog? Het lijkt me dat hij er niet veel aan kan doen. Hij is je vader niet’. Gerda gooide haar peukje in de sneeuw en pakte een nieuwe sigaret.

‘Ik weet het. Maar we willen graag eerlijk tegen elkaar zijn. Het zou een rotstreek zijn als ik dat zou doen’.

Gerda schudde haar hoofd. ‘Als ik met Steven zou gaan, dan kan hij het maar beter uit zijn hoofd laten om mij de wet voor te schrijven. En verder kan hij maar beter ook geen dingen voor mij achterhouden’.

Lana glimlachte om de naïviteit van het meisje. ‘Ik denk ook niet dat hij dat zal doen, Gerda’.

‘Maar waarom doet Adam dat dan wel?’

‘Hij maakt zich zorgen om mijn gezondheid. Hij doet dit al sinds ik me vorige maand aan een injectienaald gestoken heb’.

‘Is dat zo? Ben je nu ook seropositief?’

Lana was verbaasd om de bezorgdheid van Gerda. ‘Ik hoop van niet. Maar ik slik momenteel wel Indinavir. Mijn labuitslagen zijn negatief tot nu toe’.

‘Gelukkig. Ik hoop dat je het niet krijgt, Lana. Je bent een lieve vrouw’.

‘Dank je wel…maar dat geldt natuurlijk ook voor jou. Het leven is niet eerlijk, en Aids is niet kieskeurig als het op zijn slachtoffers aankomt’.

‘Ik weet het. Ik heb het ook helemaal gehad met al dat begrip. Ik heb het echter gekregen door te spuiten, dus ik zal het wel verdiend hebben’.

‘Gerda! Je hebt het helemaal niet verdiend. Hoe kun je dat nu zeggen?’

‘Omdat als ik dat niet gedaan zou hebben, ik nu ook niet ziek zou zijn’.

‘Ja, maar…’ Lana wist niet goed wat ze moest zeggen. ‘Miljoenen mensen over de wereld gebruiken drugs zonder het te krijgen. En miljoenen mensen krijgen het zonder ooit drugs gebruikt te hebben. Er zit helemaal geen verband tussen.

Gerda haalde haar schouders op. ‘Tja, ik weet dat ik er op een dag dood aan zal gaan. Ik weet dat ik nooit kinderen zal krijgen. Sterker nog, ik heb me laten steriliseren, ik kan dus helemaal niet zwanger worden. De overheid heeft het zelfs gesubsidieerd’. Ze begon te lachen. ‘En Ik ben nog maagd. Is dat geen giller?’

Hoewel Lana er de ironie wel van in zag, lachte ze niet. ‘Waarom trek je niet wat warmers aan en ga je met me mee een eindje wandelen?’

‘Ik heb helemaal niks warmers’.

‘Ik heb nog wel een jas die je aan kunt hebben. Kom’. Lana deed de achterdeur open en nam Gerda mee naar de slaapkamer van Adam om een dikke trui en een jas te pakken. Niet lang daarna liepen ze de oprijlaan af, glibberend en giechelend. Toen het weer lichtjes begon te sneeuwen, zetten ze de kragen van hun jassen op,

Er stonden geen bandensporen op de weg. Als je de telefoonpalen even weg zou denken, dan zag je een plaatje wat honderden jaren oud zou kunnen zijn, dacht Lana. Toen herinnerde zich het pad en besloot te gaan kijken of het er nog steeds was. Nadat ze dik een half uur gelopen hadden, zag ze een smal pad lopen, dat het zou kunnen zijn. Lana liep het pad op, ze hield zich met haar goede arm vast aan de takken van de bomen, omdat het erg glad was door de sneeuw en het ijs. Toen ze op de open plek kwamen, waar het land plotseling ophield, zag Lana de randen van een afgrond. Haar lichaam begon te trillen van de adrenaline. Ze liet zich op haar knieën vallen terwijl ze nauwelijks voelde hoe de koude nattigheid door haar broek heen drong.

‘Dit is een mooie plek!’, liet Gerda weten, terwijl ze zich omdraaide naar Lana. ‘Wat is er met jou? Je ziet eruit alsof je een geest gezien hebt!’

‘Ik heb…afgelopen nacht gedroomd dat ik hier was, terwijl ik hier nog nooit eerder geweest ben. Mijn droom speelde zich heel lang geleden af, op zijn minst een paar honderd jaar, denk ik’.

‘Echt waar? Cool! En zag het er toen net zo uit?’ De meiden liepen verder en naderden de rand.

‘De randen van de afgrond zijn anders. Ze zijn lang zo stijl niet, maar verder is er niets veranderd. Beiden keken ze omlaag de diepte in’. In de verte stroomde een water, met een grrot aftands gebouw ernaast dat de witte wereld brak. Lana dacht dat door het water vroeger energie opgewekt werd, toen het hier nog in bedrijf was. Opeens voelde ze de aandrang om het gebouw te gaan bekijken. Ze liepen de heuvel af op een plek die minder stijl was. Toen begon het mobieltje in de zak van Lana te rinkelen.

‘Ha, Adam’, zei ze.

‘Waar ben je? Is Gerda bij je?’

‘Ja, we zijn een eindje aan het wandelen’.

‘Wij zijn met de slee onderweg naar de achterkant. Komen jullie daar ook naar toe?’

‘Prima’.

‘OK, zien we jullie over een paar minuten’.

‘Het zal meer in de richting van een half uur zijn, want we zijn een flink stuk de andere kant opgelopen’.

‘Oh, OK’.

Lana kon de irritatie in zijn stem door de telefoon heen horen, maar sloeg daar verder geen acht op. Ze drukte de telefoon uit en stak haar handen diep in haar zakken om ze op te warmen.

‘Ik ga terug – de jongens willen van de heuvel af sleeën. We komen hier wel terug als alles weggesmolten is….’

Gerda knikte. ‘Klinkt goed’. Ze pakte een sigaret en draaide zich om, toen haar voet onder haar vandaan gleed. Lana strekte zich naar voren om Gerda te helpen die de helling af begon te glijden. Lana had de hand van Gerda te pakken, maar begon zelf ook omlaag te glijden. Ze verloor haar evenwicht en viel hard op haar bips. Ze gleden langzaam omlaag en geen van de meiden was in staat om tot stilstand te komen of zelfs maar om van richting te veranderen – ze gleden recht op het water af.

X-O-X-o-x-o-X-O-X

De helling werd steiler, waardoor zee en stuk sneller op het zwarte, ijskoude water afgleden. Lana was in haar hele leven nog nooit zo bang geweest. Door de oogverblindend witte sneeuw was het niet goed mogelijk te zien waar de oneffenheden in de grond zaten. In paniek probeerde ze houvast te krijgen door haar hakken in de grond te zetten, maar telkens gleed haar voet weg op de ijslaag die zich onder de sneeuw bevond.

‘Ga liggen!’, schreeuwde ze en liet zich met gespreide armen en benen achterover vallen. Gerda volgde haar voorbeeld en deed haar armen ook uiteen. Het haalde het tempo er wel een beetje uit, maar ze bleven op het koude, stromende water af glijden. Er groeiden geen struiken of beplanting op de helling om zich aan vast te glijden.

De meisjes gilden. Maar vlak voor het water liep de grond weer een beetje omhoog, waardoor ze vlak voor het water tot stilstand kwamen.

‘Oh, mijn God’, hijgde Lana. Ze voelde de koude mist die uit het water opsteeg op haar gezicht. Ze keek naast zich en zag de verwilderde gezichtsuitdrukking van Gerda.

Gerda ging rechtop zitten, draaide zich om en probeerde op handen en knieën van het water weg te kruipen. Lana moest al haar wilskracht aanspreken om haar voorbeeld te volgen, bang als ze was om het water in te glijden. Maar ze slaagde er wonderwel in om vooruit te komen met slechts één arm.

Toen ze eenmaal op veilige afstand waren, ging Gerda rechtop staan en zei met een brede grijns, ‘Dat was vet gaaf!’

Lana krabbelde ook overeind. Gerda liep al in de richting van het oude gebouw. ‘Hoe komen we hier in vredesnaam weer vandaan?’ riep ze over haar schouder in de richting van Lana die de sporen stond te bestuderen van de weg die ze naar beneden gegleden waren.

‘We moeten hulp zien te krijgen’. Met een diepe zucht haalde ze haar mobiele telefoon tevoorschijn en belde Adam. Ze probeerde ten opzichte van Gerda uiterlijk kalm over te komen. ‘Adam, eh… ik geloof dat we hier een beetje hulp nodig hebben…’

‘Waar zijn jullie?’, hoorde ze Adam bezorgd vragen.

‘Weet je die steengroeve waar ik over gedroomd heb?’ Nou, daar zijn we nu.

Ze hoorde een geërgerde zucht aan de andere kant van de lijn. ‘Ik weet het. Ik heb je niks gezegd omdat ik dacht dat je er overstuur van zou raken. Ik had niet verwacht dat je er naar toe zou gaan’.

‘Dat hebben we wel gedaan. En toen zijn we naar beneden gegleden en nu kunnen we niet meer omhoog komen’.

‘Zijn jullie in orde?’

‘Ja – er mankeert ons niets; we zitten hier alleen maar vast. Misschien heb je wel een lang touw nodig…’

‘OK, het is me duidelijk’- de stem van Adam had opeens streng geklonken.

‘Dank je’, zei Lana en hing snel de telefoon op voor ze een hele preek over zich heen kreeg.

Ze liepen het laatste eindje naar het oude gebouw. De deur was afgesloten met een roestig hangslot en een schuif. Beide vrouwen rilden in hun klamme kleren en wilden erg graag naar binnen. Ze liepen om het gebouw heen, maar de ramen zaten allemaal veel te hoog.

Ze klauterden het trapje voor de voordeur weer op. Lana bestudeerde deze nauwkeurig en zag dat het hout op verschillende plaatsen erg verweerd was – het zag er niet echt solide meer uit.

‘Achteruit, Gerda’, zei ze. Ze pakte een ijzeren staaf die als leuning naast het trapje gediende, draaide zich op zij, leunde achterover en trapte  tegen het hout vlak boven het hangslot. Ze hoorden een luide ‘krrraak’. Ze schopte nog een keer en trapte toen dwars door het hout. Een van de planken kletterde aan de binnenkant op de vloer. De volgende trap deed wederom een plank sneuvelen en daarna was Lana in staat om zich door de opening naar binnen te wurmen. Ze knipperde even met haar ogen voor ze in staat was binnen iets te onderscheiden. Gerda kwam achter haar aan.

Lana vroeg zich af hoe lang het geleden was dat hier iemand binnen geweest was. Deze grote kamer was vroeger een kantoor geweest – er stonden een drietal bureaus tegen de wand en de vloer lag bezaaid met papier. Aan de tegenoverliggende wand hing een schoolbord. Er stond met grote letters, ‘Killroy was here’, op geschreven. Gerda stak een sigaret aan en bood Lana ook eentje aan. Beiden stonden ze een paar minuten stilzwijgend te roken en zorgden dat de as netjes in de smeltende sneeuw op de grond terecht kwam.

Gerda trok een houten rechte stoel tevoorschijn, wreef het stof eraf en ging zitten. Ze trok een la open. Met een grijns diepte ze één voor één de inhoud op om het aan Lana te laten zien. Een oude doos met potloden, een doosje elastiekjes, hele grote paperclips die gemaakt waren van veel zwaarder metaal dan tegenwoordig en een roze vlakgom. Lana liep naar het volgende bureau. Niet veel later lagen ze dubbel van het lachen om alle oude troep, een nietmachine, stempel met datum en inktpotjes inbegrepen. Lana vroeg zich af van wie dit tegenwoordig allemaal was – het kon zo een museum in! Ze drukte een paar keer op een toets van een oude typemachine en keek gefascineerd naar het mechaniek.

______________

Adam en Steven waren bij de steengroeve gearriveerd en volgden de sporen die de meiden in de sneeuw hadden achtergelaten. Aan de rand van het water leek het spoor op te houden, maar Steven dat het spoor langs het water verder voerde in de richting van het oude gebouw, even verderop. Adam belde het nummer van de mobiele telefoon van Lana. Hij had zelf niet eens door dat hij gespannen zijn adem inhield.

‘Hoi Adam, wij zitten hier in dat oude gebouw. Ik kom zo naar buiten’, zei Lana. Ze borg haar telefoon op en schuifelde naar de deur. Ze keek goed waar ze liep. Eenmaal buiten keek ze op en zwaaide.

______________

Het duurde bijna een half uur voor beide mannen beide meiden één voor één op een sleetje naar boven getrokken hadden. Ze hadden ook dekens meegenomen. Ze zaten nu beiden in dekens gewikkeld op de slee, hoewel Gerda luidkeels verkondigde dat ze best naar huis kon lopen.

Lana zag de grimmige gezichtsuitdrukking op het gelaat van Adam  die zijn ogen strak op de sporen in de sneeuw. Ze volgde zijn blik – je had niet de blik van een microchirurg nodig om te zien hoe dicht ze bij het ijskoude water tot stilstand gekomen waren.

Een uur later, zat Lana in de kamer van Adam voor het vuur te bibberen in niets anders dan een deken en haar mitella. Ondanks de hitte die het vuur uitstraalde was ze nog steeds half bevroren. Adam was bezig pannen water te verwarmen voor het bad. Ze had hem nog nooit zo kwaad gezien, zelfs niet toen hij laatst tegen haar had zitten schreeuwen in de auto. Deze keer schreeuwde hij niet, maar desalniettemin verraadden zijn samengeknepen lippen en donkere wenkbrauwen verraden hem. Ze keek toe hij wederom een pan warm water de badkamer in sjouwde.

‘Kun je het je voorstellen?’, vroeg ze, ‘dat ze het een paar honderd jaar geleden altijd zo deden?’

‘Nee, dat kan ik me niet voorstellen’, beet hij terug terwijl hij het water in de badkuip goot. Er schoot Lana een bijdehand antwoord te binnen, maar ze had het lef niet om die uit te spreken.

‘Ja had dat gebouw van binnen moeten zien’, begon ze over een veiliger onderwerp. ‘Het was alsof daar jaren lang niemand binnen geweest was. We hebben daar in wat laden gekeken – allemaal hele oude kantoorartikelen’.

Adam kwam de badkamer uit en keek haar recht aan. ‘Je realiseert je toch wel dat jullie daar ingebroken hebben, of niet?’

Geef een reactie