Het was kerstavond en in het hele winkelcentrum, was geen enkele winkel open, helemaal geen een.
De rolluiken waren naar beneden en in de meeste winkels waren de lichten gedoofd; hier en daar kon ik een stofzuiger horen van arme zielen die zich nog steeds niet huiswaarts kunnen bewegen om het hun gezinnen Kerstmis te vieren – ik zou die arme zielen het liefst willen smeken de deur open te doen zodat ik nog wat kan kopen, voordat ik het opgeef en onder ogen moet zien dat deze kerst op een totale mislukking uitloopt. Ik zou hen graag willen smeken, maar ik spreek alleen maar Nederlands en lijkt bij hen niet het geval te zijn, bovendien kunnen ze me niet horen omdat ze allemaal oordopjes in hun oren hebben. En ik kan niet ver genoeg door het hekwerk reiken om de stekker van een stofzuiger uit het stopcontact te trekken…
Ik heb het natuurlijk weer eens schromelijk overschat – dat is een bekende valkuil van me. Voor het eerst had mijn partner de afgelopen periode zijn belangstelling laten merken voor iets anders dan kruisloze broekjes (voor mij, niet voor hem) en toen ik zijn oplaadbare schroefmachine in de tas had zitten, dacht ik dat de buit binnen was. De afgelopen jaren was het altijd moeilijk gebleken een cadeau voor hem te vinden. Oh, ik heb de afgelopen zomer wat lopen flierefluiten en feestvieren, dollen en lachen, en grappend tegen mijn vriendinnen gezegd dat ik mijn cadeautje voor Kevin allang binnen heb.
Ondertussen hadden zij het er erg druk mee en verzamelden hun cadeautjes voor de komende kerst. Zij hadden hun zinnen op een Wii gezet, terwijl ik wachtte tot de PS3 weer binnenkwam, omdat de populaire Wii totaal uitverkocht was. En terwijl zij hun inkopen gereed hadden, was ik nog steeds wanhopig op zoek. Ik haastte me op kerstavond van de ene winkel naar de andere op zoek naar een Elmo-pop en een sjaal voor mijn zus die inmiddels overal uitverkocht was. Na een hele dag winkelen stopte ik bij de Bijenkorf en nadat ik daar naar de wc geweest was, was de hele winkel leeg en afgesloten. Wat moest ik nu doen? Ik strompelde naar de lege stoel van de kerstman, liet me erin vallen en verborg mijn gezicht in mijn handen.
Toen ik opkeek zag ik dat een grote, rijzige man een paar meter van me af stond. ‘Aaahhh!’, gilde ik en ik denk dat ik een nieuw record ‘van zitstand omhoog springen’ gevestigd heb. Toen mijn hartslag weer enigszins normaal was, voelde ik me behoorlijk belachelijk. Het was een kleine kerstman, een mannetje wat zich in een kerstpak gehesen had, de hele dag gefotografeerd werd en een eindeloze stoet jengelende kinderen op schoot moest nemen. En ik maar denken dat ik een klotebaan had. Alleen de gedachte al dat ik daar de hele dag in dat pak moest zitten dat me monsterachtig dik deed lijken en een schare toch al hopeloos verwende kinderen moest stimuleren hun fantasie over wat ze wilden hebben de vrije loop te laten… en nu hij eindelijk naar huis kon zat er een of andere vreemde vrouw in zijn stoel.
‘Het spijt me’, zeg ik. ‘Ik zal ruimte maken en neem aan dat je haast hebt’.
‘Tja, ik heb het vanavond nog heel erg druk’, geeft hij toe, ‘maar met Kerstmis is eigenlijk overal wel tijd voor’. Ik zou wel eens willen weten hoe hij bij die gedachte komt. ‘Misschien moet ik daar maar even zitten’.
Ik heb al heel wat kerstmannen meegemaakt, maar hij lijkt me een aardige vent. De Bijenkorf had niet echt bezuinigd op zijn pak, omdat het van fluweel en zijde was, niet van katoen en zijn laarzen en riem waren van mooi zacht leer. Het pak zit goed, er is geen kreukel te zien, waarschijnlijk omdat deze kerstman niet allerlei moeilijke toeren hoeft uit te halen op de noordpool, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij beweegt zich erg soepel voor zo’n grote man en zit al bijna in de stoel voordat ik opgestaan ben waardoor ik bijna bij hem op schoot kom te zitten.
‘Daar is die schoot precies voor bedoeld’, laat hij me weten. Ik ga dus op zijn aanbod in en ga heel voorzichtig zitten. ‘Ik kan het wel hebben hoor’, zegt hij en moedigt me aan om echt te gaan zitten. Op de een of andere manier denk ik dat hij gelijk heeft. Hij ruikt naar leer en pijptabak, net als mijn opa en het pak dat hij aan heeft is echt heel zacht. Hij heeft een arm om mijn middel en er ligt een hand op mijn knie, maar ik vind dat helemaal niet erg. Zijn handen zijn groot en zijn vingers zijn sterk, ruw op sommige plaatsen maar met zachte handpalmen en een bleke huid. Zo bleek dat je er bijna doorheen kunt kijken. Ok, ik geef toe, ik heb zijn handen goed bekeken.
‘U vraagt zich waarschijnlijk af wat ik hier doe?’, vraag ik hem.
‘Nee, dat vraag ik me helemaal niet af’, zegt hij met een stem die de indruk geeft dat hij al vele jaren de kerstman speelt. Een lage, serene stem. ‘De meeste meisjes die op mijn schoot zitten vertellen me wat ze graag voor Kerst willen hebben’, zegt hij. ‘Waarom doe jij dat ook niet?’
‘Ik wil alleen maar… ha! Ik wil alleen maar een kofferbak met cadeautjes voor mijn familie, vrienden, collega’s, en oh! iemand waar ik al een heel jaar mee bezig ben! Kunt u dat niet even voor me regelen’, bijt ik hem toe.
‘Daar klinkt niet echt de kerstgedachte in door’, antwoord hij vriendelijk. ‘En jijzelf? Er moet toch ook nog iets op je eigen verlanglijstje staan?’
‘Ikzelf. Ik mag niet klagen. Ik heb een geweldige familie en een liefhebbende echtgenoot die heel goed in staat is een hint op te vangen en die heb ik hem in het afgelopen jaar veelvuldig gegeven. Een liefhebbende echtgenoot die me…’
‘een paar oorbelletjes gaat geven’, zeg ik met een glimlach. ‘Met een grote diamant met allemaal kleine diamantjes erom heen.
De ‘Kerstman’, kijkt me recht aan. ‘Ja’, zegt hij, ‘dat is duidelijk’. Hij kijkt me diep in mijn bruine ogen. ‘Ze zullen wel mooi zijn’.
‘Dat zijn ze zeker!’, zeg ik lachend.
‘Oh? Je klinkt nogal zeker van je zaak’.
‘Tja’, ik voel hoe ik een kleur krijg, ‘Ik heb stiekem even gekeken. Hihihi’.
‘Pas op’, waarschuwt hij, ‘het verschil tussen op de knie van de Kerstman naar over de knie van de Kerstman is niet zo heel groot. Ik hoop niet dat je op de lijst van stoute meisjes staat’. Mijn hart slaat een paar keer over en ik voel een kriebel in mijn buik. ‘Ik ben heel lief geweest’, protesteer ik net een beetje te fel.
‘Dan is er niets om je zorgen over te maken, of wel?’
‘Nee, dat klopt’, schiet ik in de verdediging, ‘Zoals ik al zei, ik heb ze al gezien’.
‘Kerst staat erom bekend dat er onverwachte dingen gebeuren’, voorspelt hij, ‘Je had nooit gedacht dat je ze zou krijgen, hè?’
‘Tja, nee, niet echt…’, geef ik toe. ‘Ze waren hartstikke duur en we hebben afgesproken dat we het dit jaar een beetje rustig aan zouden doen met de cadeautjes. Begrijp je wat ik bedoel?’
‘Het bewijst dat lieve meisjes uiteindelijk toch wel krijgen wat ze willen’
‘Lief. Omdat ik lief geweest ben. Een kleine misstap maakt me dan niet ineens stout’.
‘Nee, nee, helemaal niet. Maar vertel eens, wat doe je hier op dit uur van de dag?’
Goed dan. Niet een goed moment om die vraag te stellen. ‘En jij dan?’, kaats ik de bal terug, ‘Heeft een Kerstman op dit moment geen andere dingen te doen?’ Ik probeer een poeslief stemmetje op te zetten, maar mijn hart gaat als een bezetene tekeer en ik voel kriebels in mijn buik.
‘De Kerstman redt zich wel, maak je daar maar geen zorgen over’.
‘Luister… ik heb een achterstand opgelopen met mijn kerstinkopen. En toegegeven, ik ben niet erg aardig geweest naar het winkelpersoneel, die zeggen dat dingen uitverkocht zijn en niet even in het magazijn willen kijken. Misschien ben ik voor één keertje niet erg aardig geweest. U zult wel denken dat ik een flink pak op mijn bips nodig heb’, fluister ik in zijn witte baard.
‘De Kerstman weet die dingen allemaal. Hij houdt alle brave jongens en meisjes in de gaten’. Hij gebaart me dat ik op moet staan. ‘Misschien moet je mijn werkplaats maar eens bekijken’.
Ik kijk om me heen en zie achter zijn stoel een ‘werkplaats’ ter grootte van een telefooncel. Hij pakt mijn hand, die helemaal in de zijne verdwijnt en trekt me mee. Hij trekt me mee in de richting van zijn werkplaats. Ik had verwacht dat ik me los zou trekken, dat ik me zou verzetten, maar dat doe ik niet.
Ik buk me en stap het lage deurtje binnen en zie dat het binnen veel groter is dan het er van de buitenkant uitziet. Er staat een grote tafel waarop allemaal onderdelen, het is duidelijk dat hier iemand aan het werk is. Het is kil in de deuropening, maar verderop brandt een haardvuur. Er ligt een kleedje voor de haard en er staat een grote leren stoel met een voetenbankje. De kerstman stapt achter me naar binnen en doet de deur achter zich dicht, waardoor het geluid van de stofzuigers uitsterft.
‘Ik moet nodig naar huis’, herinner ik me plotseling.
‘Dit zal niet zolang duren’, beloofd hij, ‘en thuis ligt iedereen inmiddels al te slapen’. Hij loopt langs me heen en gaat op het voetenbankje zitten wachten. Ik weet wat me te doen staat en op de een of andere manier wordt ik naar hem toe gezogen tot ik naast hem sta.
Dan reikt hij naar mijn middel. Ik spring achteruit en probeer hem een tik op zijn vingers te geven. Ik spring bijna het vuur in, waardoor ik weer naar voren spring waardoor ik bijna voorover over zijn schoot val. Maar zijn hand op mijn schouder houdt me tegen.
‘Wacht even’, stotter ik en mijn handen gaan naar de knoop. ‘Mag ik het alsjeblieft zelf doen?’ Met een kort knikje moedigt hij me aan om door te gaan. Deze broek zit de laatste tijd een stuk strakker en ik moet hem heel behoedzaam naar beneden schuiven om te voorkomen dat mijn onderbroek mee omlaag glijdt. Wanneer de kerstman mijn schouder loslaat buig ik me voorover over zijn wachtende schoot. Hij legt zijn arm om mijn heupen.
‘Karin’, begint hij, en ik schrik op bij het horen van mijn naam. ‘Waarom ben je hier?’ Heel even denk ik dat uit moet gaan leggen, maar dat kan ik niet.
‘Omdat ik stout geweest ben’, geef ik toe, ‘en ik wil zo graag lief zijn’. Mijn mond gaat weer open om te protesteren als hij mijn onderbroek naar beneden doet, maar de woorden komen niet. ‘Alsjeblieft’, is alles wat ik kan denken. Mijn onderbroek is omlaag en mijn bips wordt steeds warmer en ik sta op meer dan één manier in brand.
‘Alsjeblieft wat, jongedame?’, vraagt hij. Zijn stem klinkt net als die van mijn grootvader.
‘Alsjeblieft, niet zo hard. Ik ben over het algemeen erg lief – echt waar!’
Ondanks dit redelijke verzoek sneed de eerste klets mijn adem af. Laag en – tja, hard. Niet agressief, maar desondanks hard. Een zware hand, van een grote man, een hand die afwisselend zacht en ruig was en vele jaren ervaring met zich meedroeg. Een hand die mijn billen teistert met harde klappen. Hij houdt me stevig vast zodat ik geen kant op kan, hoewel ik een beetje met mijn benen trappel. Ik adem sissend in en uit en probeer het op te vangen totdat ik me realiseer dat hij nog niet eens echt begonnen is. Hij hanteert een rustig ritme, als van een man die de hele avond de tijd heeft. Ik realiseer me dat het niet erg is om te huilen – in eerste instantie vanwege de pijn aan mijn billen, later omdat ik teleurgesteld ben over mezelf en tenslotte vanwege alle spanning en frustratie omdat dit niet de Kerst is die het zou moeten zijn.
OK, ik geef toe, omdat ik nu echt een serieus pak slaag krijg. Niet een pak op de bips zoals je een klein meisje geeft, maar een pak slaag zoals een volwassen vrouw af en toe nodig heeft. Ik bedoel, het doet zeer als ze neerdalen – iedere afzonderlijke klap – het doet zeer als ze neergekomen zijn en het doet zeer als een volgende op dezelfde plaats neerkomt, vaak, bij herhaling en allemaal doen ze zeer. Ik weet dat ik de klappen die laag neerkomen het langst voel, maar degene die hoger neerkomen kennen een felle pijn. Toegegeven ik heb niet de kleinste billen die je je kunt voorstellen en ik ben ook geen frequent bezoekster van de sportschool, dus ik weet dat het zal trillen als een gelatinepudding, aardbeiengelatine misschien, maar de Kerstman schijnt kersen te willen. In het rode licht lijkt zijn broekspijp nog roder en die kleur ga ik ook krijgen, ben ik bang.
‘Je wilt een vrolijk Kerstfeest, toch, Karin?’, vraagt hij.
‘Ja, Kerstman’, snik ik.
‘En zul je tijdens de Kerst dan ook lief zijn?’ Ik knik nogmaals. ‘Ga je me helpen?’, vraagt hij terwijl ik wezenloos aan het knikken ben. ‘Beloof je dat je me zult helpen?’
‘Dat beloof ik’, zweer ik plechtig.
‘Niet meer stout zijn?’
‘Nee…’, zeg ik klagend.
‘Geen brutaliteiten meer?’
‘Het spijt me’, roep ik, hij zwijgt even en concentreert zich weer op waar hij mee bezig was.
‘AAUUWWW’.
‘Geen grote mond meer, geen gesnauw, geen mijn haast is belangrijker dan die van jou?’
‘Het spijt me’, zeg ik nogmaals, ondanks dat ik wel weet waar dat toe leidt. Als hij daarmee klaar is, houdt hij even op.
‘En…’, zegt hij opeens, ‘niet alleen maar een paar oorbelletjes. Zelfs geen diamanten’.
‘Nee’, zweer ik. ‘Nee, ik wil lief zijn’, laat ik oprecht weten. En dan, met een hels brandende bips en terwijl de tranen over mijn wangen stromen, wordt ik door een onbegrijpelijke vlaag van verstandsverbijstering getroffen en smeek, ‘Wil je een braaf meisje van me maken?’ En dat doet hij.
Als ik me na afloop van zijn schoot laat glijden en mijn broekje omhoog doe om mijn waardigheid weer terug te vinden, duurt het niet lang voor ik bij hem op schoot zit. Ja, echt waar, door met mijn bovenbeen op een van zijn benen te gaan zitten lukt het mij om min of meer te gaan zitten, maar het naar huis rijden zal nog een avontuur op zich worden. Hij ziet er vrij onbewogen uit en er is geen enkele aanwijzing dat hij ontstemd is. Ik voel me voor 95% goed en ben vastbesloten me goed te gedragen.
Ik werd zaterdagochtend wakker uit deze droom en ik ben blij nu, op zondagavond, te kunnen zeggen dat ik mijn kerstinkopen voor ongeveer tweederde klaar heb.