“Kom maar even mee,” zegt Mark, nog steeds op die gevaarlijk zachte toon.

Wanhopig kijkt Lieze in het rond, op zoek naar een uitweg. Als ze ziet dat die er niet is, buigt ze haar hoofd en loopt ze achter Mark aan, naar zijn kantoor.

Nu wil hij haar vast weer slaan. Maar ze zal zich niet laten doen. Nee, ze zal … De waarheid is dat ze niet weet wat ze zal doen. Ze heeft deze job nodig. Maar ze mag zich toch niet opnieuw zomaar laten slaan? Al haar collega’s laten zich gewoon doen, zijn bang van hem. Wel, zij niet! Of ja, misschien een beetje. Maar dat hoeft hij niet te weten!

“Ga zitten,” zegt Mark. Zelf loopt hij naar zijn eigen stoel waar hij zich op laat zakken. Zijn ellebogen rusten op tafel, zijn kin op zijn handen. Hij neemt haar aandacht in zich op. Even blijft het stil.

“Lieze toch,” zucht Mark dan. Hij leunt achterover. “Ik dacht dat je het snapte. Dat je het aankon. Misschien heb ik me vergist.”

Niet-begrijpend kijkt Lieze hem aan. Geen strenge woorden? Geen boze toon? Hij lijkt ook geen aanstalten te maken om haar te slaan, maar dat komt vast nog. Strijdvaardig zit ze kaarsrecht op haar stoel.

“Vertel het eens, waar heb je zoveel moeite mee?”

Even kijkt Lieze hem verbaasd aan. Dit had ze niet verwacht. Dan barst ze los. “Het is gewoon niet eerlijk hoe je iedereen slaat. Dat mag niet! Dat is gewoon …” Ze zoekt naar een passende omschrijving, maar het komt niet. In plaats daarvan raast ze verder. Ze is zo opgewonden dat ze onbewust is rechtgestaan.

“Zo hard dat je Sandra sloeg, dat is toch niet normaal! Daar heeft ze vast een week lang last van! En vorige week, Elke had niet eens een kater en toch werd zij ook geslagen! En dan die teammeetings. Dit is ziek! Dit is echt gewoon ziek!”

Plots merkt ze dat ze is rechtgestaan en dat ze tegen Mark aan het schreeuwen is. Beschaamd zwijgt ze.

“Ik … Ik bedoel …” Wat moet ze doen? Blijven staan? Of toch weer gaan zitten?

“Ik snap het,” onderbreekt Mark haar zacht. “Het is heel wat, hé.”

Lieze knikt.

“Ga even zitten,” zegt hij rustig.

Even flakkert er wat opstandigheid in haar ogen, dan doet ze wat hij zegt. Ze ademt zwaar na haar tirade van net. Ze voelt zich roekeloos. Na dit alles wordt ze vast ontslagen denkt ze. Of krijgt ze een gigantisch pak slaag, nog veel harder dan dat van Sandra. Veel erger kan ze het niet maken voor zichzelf, dus nu kan ze evengoed doorzetten.

“Ik vind het gewoon niet eerlijk,” zegt ze zwakjes.

“Dat had ik begrepen,” knikt Mark. “Maar neem nu Sandra. Wat had je gewild dat ik zou doen? Had ik haar moeten ontslaan?”

Lieze kijkt hem verbouwereerd aan. “Nee, natuurlijk niet!” zegt ze dan.

“Maar ze heeft wel een gigantische fout gemaakt. Een fout die ons de klant had kunnen kosten. Het scheelde maar een haartje.”

“Maar het is niet gebeurd, we hebben de klant nog. Toch?” vraagt ze dan, plots onzeker.

Mark knikt. “Ja, we hebben de klant nog. Maar dat doet er niet toe. Ze heeft een enorme fout gemaakt en in een ander bedrijf was ze wellicht ontslagen. Op z’n minst was er een disciplinaire actie gevolgd met proeftijd en evaluaties en de hele ramsamsam.”

Mark zwijgt even om zijn woorden te laten inzinken.

Lieze zou iets willen zeggen, maar ze kan niets bedenken.

“Sandra heeft ook veel liever dat het zo opgelost is. Ze kwam me zelf om straf vragen, ik ben best trots op haar.”

Aan zijn gezicht te zien is het nog waar ook. Zou het? Zou Sandra echt zélf om dat vreselijke pak slaag gevraagd hebben? Iedereen gaat er gewoon in mee. Lieze dacht dat ze allemaal te bang waren om tegen Mark in te gaan. Maar zou dit kloppen? Zouden ze het echt zelf willen?

“Niemand van je collega’s is hier tegen haar zin, Lieze,” raadt Mark wat ze denkt. “Iedereen weet hoe het er hier aan toegaat en kiest ervoor om hier te blijven.”

“Misschien hebben ze de job nodig,” kaatst Lieze terug.

“Geldt dat voor jou? Heb jij de job nodig?”

Lieze knikt. “Ja natuurlijk, ik moet mijn rekeningen kunnen betalen en het is heel moeilijk om werk te vinden. Zeker in deze sector. Dan sla je een job niet zomaar af. Als ik hier nu wegloop, dan kom ik nooit meer aan het werk als reclame-adviseur,” eindigt ze.

Er staan tranen in haar ogen. Ze wil dit niet. Ze wil deze hele situatie niet. Ze wil deze job, maar zonder geslagen te worden. Dit is toch gewoon niet ok?

“Lieze toch …” Mark lijkt even na te denken.

“Ik heb een voorstel.”

Het blijft even stil, terwijl Mark nadenkt over wat hij moet zeggen.

“Ik ga jou niet meer slaan,” zegt hij dan.

Ongelovig kijkt Lieze op. Gaat hij haar echt niet slaan na die hele scène van daarnet?

“Maar,” gaat Mark verder. “Dat geldt slechts voor een week. Deze week krijg jij vrijstelling. Daarna wil ik van jou horen of je hier nog wil werken, op mijn manier, of ofdat je liever ander werk zoekt.”

Lieze doet haar mond al open om te protesteren, maar Mark heft zijn hand op. Hij is nog niet klaar. “Ik heb je al gezegd dat ik veel potentieel in je zie, daar blijf ik bij. Ik hoop dus dat je hier zult blijven. Maar als je dat niet doet, dan moet ik dat respecteren. Dan krijg je van mij ook een heel positieve aanbevelingsbrief mee. Ik garandeer je dat je daarmee in een ander reclamebureau werk zult kunnen vinden.”

Lieze gaapt hem aan. “Waarom doe je dit?” vraagt ze dan.

“Omdat ik niet wil dat mensen hier tegen hun zin werken of zich onderdrukt voelen of wat dan ook. Dat fnuikt de creativiteit en dat moeten we niet hebben. In de eerste plaats wil ik dat mijn medewerkers zich kunnen ontplooien. En als jij niet het gevoel hebt hier jezelf te kunnen zijn, dan kun je beter iets anders zoeken. Mijn zegen heb je.”

Het blijft stil. Lieze weet niet goed hoe te reageren.

“Welnu, denk er even over na,” rondt Mark af. Hij staat recht en houdt de deur voor haar open. “En als er iets is, dan weet je me te vinden,” glimlacht hij.

“Ja, ok,” stamelt Lieze. Haar hoofd tolt in het rond. Ze heeft geen idee wat ze hiervan moet denken. Bedachtzaam loopt ze Marks kantoor uit.

Geef een reactie