Je kunt niet zonder koffie, zeker niet met de spanning in je lijf die je voelt wanneer je nadenkt over het lyceum. Zo snel als je kan zorg je voor koffie en daarna ga je vlug richting de auto. Zodra je de snelweg opdraait begin je in jezelf te vloeken. File! Elke minuut dat je vaststaat, lijken er twee minuten extra reistijd bij te komen in je navigatie. Wanneer je eindelijk van de snelweg af bent, blijkt parkeren ook een drama te zijn. Ternauwernood weet je blikschade te voorkomen in een poging de auto in een veel te krap plekje te steken. Uiteindelijk vind je wat, maar het is zeker tien minuten lopen. Om 10 over 10 kom je het lyceum binnen, waar je direct wordt begroet door een slanke dertiger met een klein baardje. “Jij bent Irene?” vraagt hij. Je knikt en jullie schudden elkaar de hand. “Je bent te laat” merkt hij op, niet heel streng, maar toch… er is iets in zijn toon dat ervoor zorgt dat je direct naar de grond kijkt. “Ja, eum, file” mompel je. Gelukkig duurt het moment maar even. “Kom, dan gaan we naar mijn kantoor om kennis te maken.” Je volgt hem door het gebouw, een oud pand met een paar ruimtes voor klassikale instructie. In elk lokaal zitten kleine groepjes studenten, sommigen aan de zelfstudie en anderen met een leraar of lerares voor de klas. Daarnaast zijn er ook aardig wat kantoortjes, ouderwets nog met een deur en een naamplaatje. Hier is duidelijk geen plaats voor een kantoortuin. Even meen je bij het passeren van een kantoor een herkenbaar ritmisch klapgeluid te horen, maar jullie lopen snel door en je blijft onzeker over of het echt waar was of slechts verbeelding.
Het kantoor van Michiel is vrij ruim, met een grote kast aan de zijkant en een groot, massief houten bureau gericht naar de deur met een hoog raam in de rug. Achter het bureau staat een grote, houten stoel, aan de voorkant een kleinere en lagere variant. Het is duidelijk dat deze opstelling aardig intimiderend kan werken! Aan de andere zijkant staat ook een kleine, ronde tafel met houten stoelen. Michiel neemt daar plaats en wijst naar een stoel schuin naast hem. “Zo, wil je wat drinken?” vraagt hij vriendelijk. “Nou, een kopje koffie zou wel fijn zijn!” Hij staat op en komt even later terug met twee kopjes. “Leuk dat je ons komt bezoeken! Volgens mij weet je inmiddels al dat we een beetje een bijzondere club zijn, maar voor de zekerheid: wij hebben discipline hoog in het vaandel staan en we zijn van mening dat straf, in de vorm van een ouderwets pak slaag, helpt bij het leren. Uiteraard kan zoiets niet op een gewone school, maar alle leerlingen hier zijn volwassen en hebben zelf gekozen voor deze weg. Verder vinden we individuele begeleiding heel belangrijk. Iedereen heeft wat anders nodig: de een heeft moeite met de basisdingen zoals op tijd uit bed komen en niet het studeren over te slaan om in de kroeg te hangen, de ander kan het eigenlijk prima zelf, maar heeft een steuntje in de rug nodig voor het zelfvertrouwen of het volgen van een ritme. En, laat ik ook maar even eerlijk zijn, niet iedereen vindt het even erg om op de billen te krijgen, althans toch niet voor of na een pak slaag.” Je weet even niet wat je moet zeggen. Dit klinkt niet echt, maar toch, waarom zou iemand dit verzinnen? Je wil een vraag stellen, maar Michiel is je voor. “Je lijkt nog niet heel geschokt te zijn, dat is wel eens anders. Heb je zelf ooit billenkoek gekregen?” Je voelt dat je vuurrood wordt. Wat is dat nu voor een vraag? Nou ja, misschien is het wel relevant, maar zoiets durft toch niemand toegeven! Of, nou ja, je wil ook niet liegen natuurlijk.
Je zegt ja
Je zegt nee