Voor het lezen van dit verhaal is enige voorkennis noodzakelijk. Het gaat om dit artikel: https://www.mamaplaats.nl/blog/help-hoe-ga-ik-het-mijn-man-vertellen
Het artikel is eigenlijk puur goud. Waar het jammerlijk misgaat, is de laatste alinea. Die is misschien wat saai. Maar wat blijkt? Er is een langere versie, tot nu toe ongepubliceerd. Daarop heb ik de hand weten te leggen. Het gaat verder waar het artikel nu eindigt:
Tenminste, dat vertel ik de lezers van mamaplaats. Ik ben bang dat ik de zwangerschapsmaffia achter me aan krijg als ik vertel wat er werkelijk gebeurde. Hoe dan ook raak ik mijn wekelijkse column kwijt. Als ik naar de reacties kijk, denk ik echter dat de manier waarop mijn man werkelijk reageerde meer dames van nut kan zijn. Zo ging het gesprek echt verder:
“Nou liefje, ik was met Saar in de Hema in het centrum. Ik dacht dat ik dan nog wat kleertjes kon kopen met die cadeaukaart die we van Jan en Marjan hadden gekregen. Dat ding lag al zo lang bij ons in de la. Eigenlijk vergeet je zo’n cadeaukaart altijd als je naar de winkel gaat, en als je dan thuis bent denk je er pas weer aan. Nou in de Hema hebben we een tijdje rondgekeken, maar ik zag alleen wat maillots. Eigenlijk zonde om daar een kaart aan op te maken, vond ik.”
Op dat moment word ik onderbroken door mijn man. “Schat, je ratelt. Kom nu maar ter zake.” Ik probeerde de boel nog even uit te stellen. “Ja, daar kom ik aan toe,” zei ik poeslief. “Ik liep dus daarna bij de prenatal naar binnen en daar vond ik een paar schitterende outfits. Je zou ‘t jurkje moeten zien dat ik gekocht heb!” Ik slik even. “Alleen, van deze winkel had ik geen giftcard. De kleertjes waren zo mooi dat ik ze niet wilde terughangen. En toen…” Even blijf ik stil. “Toen heb ik wat geld uit de spaarrekening gehaald.” Aan de andere kant van de lijn klinkt een zucht. “Hoeveel?” is het enige wat ik hoor. “60 euro?” zeg ik voorzichtig. “60 euro! Zonder te overleggen? En wanneer was je van plan dit te gaan vertellen als ik niet had gebeld?” Ik besluit open kaart te spelen. “Ik hoopte eigenlijk dat je het niet zou merken, maar dat leek me toch niet zo’n goed idee. We zijn tenslotte een team,” zeg ik vol optimisme. Het blijft even stil. “We bespreken dit vanavond als Saar op bed ligt”.
Ik slik even. Het is me direct duidelijk wat hij bedoelt. Sinds mijn zwangerschap waren er geen ‘besprekingen’ meer geweest, maar nadat we elkaar hadden leren kennen, hadden we vaker ‘besprekingen’ gehad. Het was begonnen nadat ik een keer met een paar wijntjes op van een feest naar huis was gereden. Zonder op de zaken vooruit te lopen, heb ik sindsdien altijd gezorgd voor een geschikte BOB.
Tijdens het eten laat ik niks merken, maar ik voel de vlinders in mijn buik. Tergend langzaam eet ik mijn dessert. Ik staar naar de lepel. Wanneer ik opkijk, zie ik dat mijn man me doordringend aankijkt. Hij draait zich om naar Saar en lacht. “Dan gaat papa jou vanavond naar bed doen he, ja, ja!”. Saar kraait van plezier. “En dan kan mama zich vast voorbereiden.” Ik kreun vanbinnen, maar lach naar Saar.
Het is even geleden, maar ik weet wat mijn man verwacht. Wanneer ik weet dat het slaapritueel bijna is afgerond, doe ik de rolluiken van onze slaapkamer dicht, zodat de buren niet mee kunnen genieten. Dan loop ik naar dat vreemde, loze hoekje tussen de deur en de muur. Wat de architect in gedachten had toen hij dat ontwierp, zal niemand ooit begrijpen. Mijn man heeft er echter een, in zijn ogen, perfecte bestemming voor gevonden. Ik loop naar de hoek, aarzel even en trek dan mijn broek en onderbroek tot aan mijn enkels naar beneden. Ik vouw mijn handen achter mijn hoofd in elkaar en wacht tot mijn man binnenkomt.
Ik hoor hoe de deur van de kleine slaapkamer zachtjes wordt dichtgetrokken. Voetstappen komen dichterbij, achter me door de kamer in. Dan hoor ik niets. Het lijken uren te zijn, waarschijnlijk zijn het een paar minuten. Wat die eerste keer gebeurde, gebeurt nu ook. Gedachten aan vanmiddag stromen naar binnen. Ik begin de column met de vraag of ik me moet schamen of er trots op moet zijn. Als je zo kwetsbaar in de hoek staat en je de ogen op je voelt branden, is er maar één antwoord mogelijk: ik schaam me dat ik me heb overgegeven aan de koopdrang. Ik schaam me dat ik, zonder te overleggen, geld uit onze spaarrekening heb gehaald. Bovenal schaam ik me omdat ik geprobeerd had mijn acties te verbergen.
Dan wordt er achter mij eindelijk gepraat. “Je hebt me vandaag teleurgesteld.” Woorden kunnen niet dieper binnenkomen dan wanneer deze zin door de liefde van je leven worden uitgesproken. “Dat je kleren koopt die Saar niet nodig heeft, vind ik niet leuk, maar iedereen heeft zijn onhebbelijkheden. Dat je geld opneemt van de rekening voor de nieuwe auto, die we echt nodig hebben, is ernstiger. Nou is 60 euro niet zoveel, maar we hebben ‘t geld nodig. Wat me pijn doet, is dat je ‘t wilde verbergen. Zoals je zei, we zijn een team. In een team speel je open kaart. Gelukkig kunnen we dat teamgevoel herstellen. Draai je om en kom naar me toe.”
De tranen staan me bijna in de ogen en ik schaam me enorm. Waarom heb ik niet even overlegd. Met de broek op mijn enkels schuifel ik naar de rechterkant van de houten stoel, normaal gesproken voor de overhemden, waarop mijn man heeft plaatsgenomen. Smekend kijk ik hem aan. Met zijn blik dwingt hij me over zijn schoot te gaan liggen. Met mijn handen steun ik op de grond, met mijn tenen raak ik ook de vloer nog net aan en mijn billen vormen het hoogste punt. Ik hoor nog een zucht. “Ik had gehoopt dat dit niet meer nodig zou zijn.” De eerste klap is meteen hard, en ik ben ‘t niet meer gewend. Even houd ik het nog vol. Mijn linkerbeen komt los van de grond en kruist de rechter. Door zo heen en weer te wrijven kan ik de pijn nog even volhouden. De tranen zitten echter al hoog, en, zoals ik al zei: ik ben het niet meer gewend. Al snel begin ik zachtjes te huilen.
Mijn man slaat in een afgemeten ritme door. Het doet pijn, het brandt. Af en toe biggelt een traan naar beneden. Dan houdt het op. “Kom maar overeind,” klinkt het afgemeten. Ik ga staan, mijn man ook. Hij stapelt wat kussens op de rand van het bed. “Liggen,” commandeert hij. Schoorvoetend ga ik liggen. Ik hoor hoe zijn riem uit de lussen van zijn broek gehaald wordt. “Nee,” kreun ik zachtjes, maar hij reageert niet. “Je krijgt nog 60 klappen met de riem.”
Ik hoor het suizen van de riem en voel hoe deze neerstriemt over de volle breedte van mijn billen. Twee seconden later voel ik de volgende. Zo gaat het door, terwijl de tranen weer in volle hevigheid over mijn wangen stromen. Dan stopt hij. Even denk ik dat het klaar is, tot hij begint te spreken. “Bij de laatste 10 tel je mee en herhaal je de woorden ‘Jij en ik vormen een team’.” Weer hoor ik het suizen en voel ik een nieuwe pijn waar mijn billen en benen samenkomen. Met een gebroken stem herhaal ik zijn woorden. Zo volgen de laatste 10 klappen. Na de laatste begraaf ik mijn hoofd in de dekens en begin heftiger te snikken.
Ik voel hoe mijn man naast me gaat zitten. Hij slaat zijn arm om me heen en zwijgt. Ik huil door in zijn armen en kom langzaam tot rust. Ik voel hoe hij naast me komt liggen. Ik draai mijn gezicht naar hem toe, en we kussen. Een lange, liefdevolle kus. We zijn weer een team.
Wat ik vertelde, is ook waar. Als laatste deel van de straf schreef ik deze column. Dat het niet het hele verhaal was, kon hij begrijpen. Sommige zaken zijn niet voor zwanger en moederend Nederland bedoeld. En dat is jammer, want een team ben je samen en die les is echt belangrijk in de opvoeding. Hoe pijnlijk die les ook is.