Net als iedereen moet ik twee keer per jaar naar de tandarts. Maar waar dat voor de meeste mensen hooguit twee keer een onaangenaam half uurtje betekent, is dat voor mij een vreselijke kwelling. Ik ben namelijk echt als de dood voor de tandarts. Geen idee waar die angst vandaan komt. Ik heb niet echt een slecht gebit, dankzij de fluoridentabletjes die ik vroeger van mijn moeder kreeg, ik heb altijd aardige tandartsen gehad en er zijn ook nog nooit echt grote dingen aan mij tanden of kiezen gedaan. Een trauma is het dus niet. Het ligt ook niet aan mijn tandarts. Mijn tandarts en haar man zijn goede vrienden van ons en zij is echt één van de liefste personen die ik ken. Ze doet haar werk ook altijd heel voorzichtig, met heel veel geduld en met alle begrip voor mijn kinderachtige angsten. Heel lang heb ik een simpele oplossing gehad voor mijn probleem met tandartsen: ik ging gewoon nooit en omdat ik wel obsessief drie maal daags mijn tanden poetste en fanatiek floste, ging dat heel lang goed. Toch kreeg ik op een gegeven moment last van kiespijn. Ik verging dagenlang van de pijn, maar ik bleef liever met veel pijnstillers in bed liggen, dan dat ik er wat aan liet doen. Pas toen het echt niet meer ging, meldde ik me trillend van angst bij de tandarts met weekenddienst, die zich op bestraffende toon afvroeg waarom ik niet eerder was gekomen. Daarna ging het weer een aantal jaren goed, maar deze gang van zaken herhaalde zich toch nog wel een aantal keren, totdat ik samen ging wonen met Bill. Hij ging keurig elk half jaar naar de tandarts en vond dat ik dat ook moest doen. Ik vond dat nergens voor nodig, maar Bill was niet erg onder de indruk van mijn argumenten. Hij maakte gewoon een afspraak voor twee personen en sleepte me bijna letterlijk onder zijn arm mee. Ik protesteerde, schreeuwde, schopte en sloeg, maar het hielp allemaal niets. Het was ontzettend gênant om als een klein kind meegesleept te worden. Iedereen leek ons aan te kijken en na te staren. In de wachtkamer zorgde Bill dat hij heel dicht naast me zat, zodat hij me onopvallend heel stevig vast kon houden. Hier was er niemand die op ons lette, iedereen leek veel te druk met zijn eigen zenuwen. Ik keek gejaagd om me heen en ontdekte het toilet, vlak naast de buitendeur. Dat leek me een goede kans voor ontsnapping. Ik zei dat ik naar de wc wilde, maar Bill liet me niet gaan.‘ Je blijft zitten waar je zit, anders leg ik je hier ter plekke over de knie’, fluisterde hij in mijn oor.De behandeling zelf viel natuurlijk erg mee. Er was weinig aan de hand met mijn gebit, de tandarts was erg begripvol en aardig voor me en zijn assistente was helemaal geweldig, zo ontzettend lief, geduldig en zorgzaam. En Bill was er natuurlijk ook, die hield de hele tijd mijn hand vast. Zo is een soort ritueel ontstaan, dat we elk halfjaar herhalen. Bill maakt de afspraak, dat zal ik uit mezelf nog steeds nooit doen, en dan gaan we samen naar de tandarts. Bill hoeft me niet meer mee te slepen, maar moet nog wel mee om me te ondersteunen. Voordat ik in de stoel zit, moet ik meestal nog wel even huilen, maar ik krijg alle tijd om aan het idee te wennen en iedereen doet zijn uiterste best om me op mijn gemak te stellen. Dat helpt wel. De angst zakt een beetje weg en eigenlijk is de kwelling dan ook al weer grotendeels voorbij. Toch gaat het soms nog mis, zoals laatst. We hadden onze afspraak voor de halfjaarlijkse controle, maar we hadden het ook allebei erg druk. Daarom spraken we af om niet eerst langs huis te gaan, maar allebei op eigen houtje naar de tandarts te komen en elkaar in de wachtkamer te treffen. Een half uurtje van tevoren stapte ik dapper in mijn auto. Ik was echt vast van plan om te gaan, maar hoe dichterbij ik kwam, hoe banger ik werd en toen ik er bijna was, sloeg de paniek toe. Ik nam een afslag te vroeg en in plaats van naar de tandarts, ging ik een rondje wandelen in een natuurgebied. Om mezelf te kalmeren rookte ik een sigaret. De rust en de nicotine hadden al snel hun effect en ik voelde dat ik weer wat kalmer werd. Een paar minuten lang voelde ik me ontspannen en opgelucht. Daarna dacht ik weer aan Bill en aan de tandarts, mijn goede vriendin, die op me zaten te wachten en zich misschien wel zorgen begonnen te maken. Ik liep terug naar mijn auto en zag de gemiste oproepen van Bill op mijn telefoon. Die waren op zich al genoeg om me een flink schuldgevoel te geven, maar toen ik de berichten op mijn voicemail afluisterde werd dat gevoel nog veel sterker. Bill herhaalde in zijn boodschappen een aantal keren het woord ‘kinderachtig’. Ik haat het als Bill mij kinderachtig noemt, maar in dit geval had hij gewoon gelijk. Het is sowieso al vrij kinderachtig om bang te zijn voor zoiets onschuldigs als de tandarts, maar om dan ook nog eens te vluchten, is toch bijna net zoiets als je onder het bed verstoppen voor een eng monster. Ik vermande mezelf en belde Bill op. Hij beantwoordde zijn telefoon koel en zakelijk, maar ik kon wel horen dat hij probeerde om zijn bezorgdheid te verbergen. Ik bood meteen mijn excuses aan en beloofde Bill dat ik meteen naar hem toe zou komen. ‘Blijf maar waar je bent’, zei Bill alleen. ‘Ik kom je nu halen.’ Bill was op dat moment hooguit een kwartier bij mij vandaan, maar het leek wel alsof hij er expres extra lang over deed om bij mij te komen, zodat ik extra lang de tijd had om mijn zonden te overdenken. Het was me al wel duidelijk wat er zou gaan gebeuren. Hoe en wanneer was nog even afwachten, maar dat ik een pak voor mijn billen zou krijgen stond vast. En voor het grootste deel vond ik dat ik dat ook dik verdiend had. Ik had een paar minuten mijn verstand moeten gebruiken, dan was het tandartsbezoekje zo voorbij geweest en was er waarschijnlijk ook niets aan de hand geweest. Ik ben toch echt veel te oud om me zo over te geven aan een irrationele angst. ‘Kinderachtig’, had Bill al gezegd en daarmee had hij de spijker op zijn kop geslagen. Toch was er ook een deel van mij dat het allemaal een klein beetje onterecht vond. Bill weet hoe ontzettend bang ik voor de tandarts ben en daarom had hij me niet alleen moeten laten gaan. Hij had ook kunnen bedenken hoe dat af zou lopen. Dat was ook zo’n beetje het eerste dat ik tegen Bill zei toen hij voor me stond, maar hij kapte dat heel snel af. ‘Dan had je me moeten bellen, in plaats van er vandoor te gaan’, zei hij kort. We reden samen terug in Bill zijn auto. Ik wilde niet vragen waar we heen gingen, maar dat werd vrij snel duidelijk. We namen niet de afslag naar de tandarts, maar reden rechtdoor, richting huis. ‘Ik heb onze afspraak een uurtje opgeschoven’, zei Bill. ‘Eerst moeten we even iets anders afhandelen. ’Ik begreep natuurlijk precies wat dat was. Nog voordat de voordeur goed en wel dicht was, lag ik al over de knie. Ik had die middag een rok en laarzen aangetrokken, omdat ik me in die outfit zelfverzekerder voel, maar met mijn rok op mijn knieën en mijn billen bloot was er van dat gevoel heel weinig meer over. Bill maakte zijn broekriem los en ik voelde me nog kleiner en banger worden. ‘Dit gaat veel meer pijn doen dan de tandarts’, zei Bill nog eens ten overvloede. Ik kreeg vijftien slagen met de riem, vijf links, vijf rechts en vijf in het midden. Bill deed het vol overgave, dit keer was er niet veel sprake van medelijden. Ik kreeg een paar minuten de tijd om bij te komen en mijn make-up een beetje bij te werken, daarna moest ik weer mee, we hadden tenslotte nog een afspraak. De tandarts was helemaal niet boos en wilde niets weten van excuses. Ik kreeg zelfs nog een uitgebreide knuffel, want ze kon nog een beetje zien dat ik gehuild had. De controle was binnen een kwartier voorbij en natuurlijk was er helemaal niets aan de hand. Het leed was toch nog niet helemaal geleden, want die avond kreeg ik van Bill nog een echte straf, naakt, liggend op ons bed, met mijn handen en voeten gebonden. Bill gebruikte een grote, houten paddle, die echt pijn deed en heel diep doordrong. Ik had na afloop echt even de tijd nodig om weer een beetje tot mezelf te komen. Bill borg de paddle weer op en bewonderde mijn billen. ‘Ik begrijp niet dat je hiervoor minder bang bent dan voor de tandarts’, zei hij peinzend. Nee, dat begrijp ik zelf ook niet. |