Twee weken later op een vrijdag sta ik nerveus te wachten op de afgesproken plek. Hij stond erop om bij een afgelegen klein treinstation af te spreken in the middle of nowhere. Iedere andere suggestie wees hij resoluut van de hand, alsof hij extra wilde benadrukken dat hij de touwtjes nog steeds in handen heeft.
Ik ben tien minuten te vroeg, gelukkig maar, en nog geen teken van meneer Kolhoff. De zon schijnt en ik hoor de vogels fluiten. Aan de overkant van de weg staat een houten bankje met een grote bloembak met prachtige tulpen erin en ik besluit daar even van de zon te genieten. Even de zenuwen proberen te kalmeren. Adem in, adem uit.
De kalmte is snel voorbij als er een grijze auto voor mijn neus stopt. “Stap in, snel,” zegt meneer Kolhoff nors.Vlug stap ik in en schenk hem een klein glimlachje.“Je hebt straks niks meer om te lachen jongedame. Reken er maar op dat je vanavond moeite hebt met zitten.”Nou zeg, een beetje beleefdheid kan er vandaag blijkbaar niet af. Ik wil er een opmerking over maken maar besluit dat het waarschijnlijk beter is om mijn mond te houden.“We moeten een half uurtje rijden. Ik wil graag dat je stil bent en hou je telefoon maar in je tas. Nu je in je gordel zit wil ik dat je netjes met je armen over elkaar gaat zitten, begrepen?”“Ja meneer Kolhoff,” stamel ik en ik voel hoe mijn wangen branden bij dit verzoek.
“Wakker worden jongedame,” hoor ik ineens en verbaasd open ik mijn ogen en schrik ik als ik me realiseer dat we al op de plaats van bestemming zijn. Mijn hoofd voelt zwaar en wattig na het slaapje en traag stap ik uit. Ik hoop dat dit gevoel snel zakt want dit geeft me altijd een zeer kort lontje, en is dat ook niet precies wat me uiteindelijk in deze bizarre situatie heeft doen laten belanden?
Meneer Kolhoff pakt me zachtjes bij mijn bovenarm en neemt me mee naar de deur van een houten huisje, het lijkt op een vakantiehuisje in een bungalowpark, midden in de bossen en het ruikt er sterk naar dennennaalden. Het zou heerlijk zijn om hier te kunnen wandelen maar ik heb het vermoeden dat dat straks niet meer zo comfortabel zal zijn als meneer Kolhoff klaar met me is. Het liefste wil ik me losrukken en wegrennen, maar ik heb helaas geen flauw idee waar ik ben.
Eenmaal binnen lijkt het al helemaal ingericht voor het geven van een flink pak slaag. Op de tafel ligt een houten haarborstel klaar en nog wat slaginstrumenten, die ik nog nooit eerder gezien heb.“Wat zijn dat,” hoor ik mezelf bijna fluisterend vragen en ik voel paniek opkomen.“Wat zijn dat, meneer,” corrigeer je me, “en afhankelijk van hoe je meewerkt, zal ik genoodzaakt zijn om naast de haarborstel ook de paddle, tawse of strap te gebruiken. Duidelijk?” Mijn hart begint te bonken en mijn mond voelt ineens kurkdroog. Ik voel er eigenlijk weinig voor om erachter te komen welk instrument bij welke naam hoort. “Ja meneer,” fluister ik nauwelijks hoorbaar.
“Je zult wel dorst hebben, dus ik stel voor dat we even iets drinken. Daarna kun je je even opfrissen maar daarna zul je je echt de consequenties moeten aanvaarden voor je eerdere gedrag, begrepen jongedame?”“Ja meneer Kolhoff,” en ik probeer het gevoel van opkomende paniek te onderdrukken.Hij schenkt een kopje thee voor me in en we gaan op de bank zitten met prachtig uitzicht op het bos. In de bomen zie ik eekhoorntjes klimmen en het is eigenlijk zo’n normaal tafereel als ik het vergelijk met deze surrealistische situatie dat ik nerveus in de lach schiet, oh fuck….Ik zie hoe de wenkbrauwen van meneer Kolhoff gelijk omhoog schieten.“Paddle erbij dus,” zegt hij droogjes. Ik voel een rilling over mijn rug lopen. Dat ding is mega groot en voorspelt niet veel goeds.
Al snel zijn de kopjes leeg en ga ik naar de badkamer om me op te frissen. In de badkamer zit een prachtige jacuzzi hmmm hoe fijn zou het zijn om daar lekker te badderen.Veel tijd om te mijmeren heb ik niet want ik hoor meneer Kolhoff roepen “opschieten jongedame, niet zo treuzelen,” en ik haal eens diep adem. Ik ben hier niet klaar voor maar ik moet. Dan lijkt het alsof iets mijn lichaam overneemt want heel rustig loop ik de badkamer uit en mijn straf tegemoet.
De onderdirecteur (1)
Voor de derde keer vandaag krijg ik een winkelwagentje hardhandig tegen me aan gereden en ik ben er nu echt klaar mee.”Ja hállo zeg, je kan niet door me heen hoor,” snauw ik geïrriteerd en draai me om met de bedoeling diegene nog verder uit te kafferen. Genoeg is genoeg, mijn grens is bereikt.
“Meneer Kolhoff,” stamel ik verschrikt als ik de persoon achter het karretje herken. Duidelijk ouder en toch geen spat veranderd want je bezit nog steeds dezelfde autoritaire vibe als jaren terug toen ik naar de middelbare school ging en jij daar onderdirecteur was.
Je bezat voor de jaren negentig een bijzonder talent om een hele school stil te krijgen, in de les was iedereen stil, en je kon echt een speld horen vallen. Ik was net twaalf en had de eerste les nauwelijks durven bewegen en had je vol verbazing gade geslagen terwijl je door een doodstille klas ijsbeerde nadat je iedereen aan het werk had gezet.
Ik zie aan je ogen dat je me herkent en je kijkt me een paar seconden taxerend aan en dan verschijnt een lach op je gezicht.
“Goh wat leuk, een oud leerling van me. Ik kan me jou nog wel herinneren.” Na een paar tellen noem je mijn naam. “De jongedame die als eerste van de school een wenkbrauwpiercing had toch?”
Ik knik en sla een beetje beschaamd mijn ogen neer omdat ik precies bij een bekende mijn geduld verlies. Ik glimlach bij de herinnering aan de piercing. Toen ik voor het eerst met die piercing op school verscheen was de hele school in rep en roer, er zat een “oorbel” in mijn wenkbrauw, zoiets hadden ze nog niet eerder gezien. Later liep bijna iedereen ermee, maar op dat moment wat zo’n piercing nog erg onbekend.
“Ga anders even mee een kopje koffie drinken, dan kunnen we nog wat herinneringen ophalen. Volgens mij kun je wel even een ontstress momentje gebruiken.” stel je vriendelijk voor.
Mijn hoofd draait even overuren als ik denk aan wat ik vandaag allemaal nog moet doen. Eigenlijk is het een soort eindeloze lijst met taken waarvan ik vind dat ze echt die dag gedaan moeten worden, maar er is nooit genoeg tijd om alles af te krijgen.
“Gelukkig is het café aan de overkant weer open, het was maar een saaie bedoening de laatste tijd, dus nu moeten we er gewoon maar even van genieten, toch,” zeg je en ik durf eigenlijk niet meer te weigeren omdat je oprecht zin lijkt te hebben om nog even verder te praten.
We zitten beide aan een Cappuccino en we halen wat herinneringen op aan verschillende leraren.“Meneer Peters, van Nederlands, heeft trouwens voorkomen dat ik je toen van school gestuurd heb, weet je dat nog? Je was een hele goede leerling, kwam eigenlijk bijna nooit in problemen, maar als je het voorkwam was het ook wel gelijk goed raak.”
Ik moet even denken maar weet even niet precies wat hij bedoelt. “Er was een jongeman bij betrokken, en er was iets met de klapdeur bij het Nederlandse lokaal,” help je me herinneren.
En dan ineens schiet het me te binnen, ik onderdruk een grijns terwijl de herinnering boven komt. Tijdens de pauze brachten we de tassen meestal alvast naar het lokaal en Patrick plaagde me vaak. Ik was toen dertien en had net met mijn beste vriendinnetje mijn tas neergegooid. Patrick liep voor ons, en hield ineens de tussendeur dicht zodat we er niet uit konden. Ik pikte dat niet en gaf een paar een keer flinke duw tegen de deur. Ineens hoorden we een raar geluid en scheurde het veiligheidsglas in.
Het leek op een enorme spinnenweb dat voor onze ogen verscheen. We schrokken er beide ontzettend van en na de eerste schrik maakten we ons lachend we uit de voeten en ik lag bijna de hele pauze in een deuk. Ik probeerde rustig worden en zei vlak voordat de bel weer ging tegen Patrick: “Shit, we moeten dit wel gaan melden bij meneer Kolhoff anders komen we echt in de problemen straks.” Hij keek wat bedenkelijk maar op stoere wijze liepen we toch naar het kantoor van meneer Kolhoff.
Hij liet ons binnen en zenuwachtig begonnen we door elkaar te praten over de deur en dat het glas inscheurde. Ik kon het niet helpen maar ik kreeg opnieuw vreselijk de slappe lach, natuurlijk tot groot ongenoegen van meneer Kolhoff.
“Jongedame,” barstte hij uit, “Als je het nu nog steeds zo leuk vind dan ga je maar een andere school zoeken.” De bel ging en wij bleven zenuwachtig staan.
“Ik ga wel alvast een lijst met andere scholen voor je opzoeken en kijken waar je terecht kan. En ik zal ook je ouders bellen en uitleggen waarom je naar een andere school moet. Tot hoe laat heb je les?”
Compleet overrompeld mompelde ik wanneer ik uit was en Patrick bleef verdacht stil naast me. Ik lachte niet meer en probeerde ondertussen mijn tranen in te houden.
“Ga nu nog maar beide naar de les toe en meld je daarna hier bij mij terwijl ik bedenk naar welke school je moet en wat ik met jou aan moet, jongeman,”
Uiteindelijk was ik zo over mijn toeren dat meneer Peters me naar huis had gestuurd en een goed woordje voor me had gedaan bij meneer Kolhoff.
Het beeld van het inscheurende glas komt als een film weer in mijn herinnering voorbij en voor het eerst in dik een week schiet ik in de lach, zo erg dat de tranen over mijn gezicht rollen. Ik moet een paar keer diep ademhalen om mezelf tot bedaren te brengen.
Ineens voel ik hoe je je hand op de mijne legt en je met je vingers mijn pols op de tafel drukt. Ik kijk je verbaasd aan en je kijkt me met een vreemde blik aan.
“Jongedame, je gaat me toch niet vertellen dat je dit na al die jaren nog steeds zo grappig vind,”
“Sorry,” stamel ik en schiet in opnieuw in de lach, nu meer zenuwachtig vanwege de plotseling verandering in de toon van je stem.
“Je mag blij zijn dat je we in een openbare ruimte zijn, want als ik alleen ergens met je was geweest had je nu over mijn knie gelegen voor een flink pak slaag.”
Er loopt een rilling over mijn rug. Je hand lijkt wel een bankschroef zo stevig blijf je me vasthouden. Je kijkt me doordringend aan. “Het kan je uiteindelijk enorm helpen tegen de stress.”
Ik onderdruk de neiging om mijn pols los te rukken, je bent duidelijk veel sterker dan ik en ik voel dat ik begin te transpireren.“Wat?! Ik ben geen klein kind meer. Wat is er nou erg aan een beetje lachen,” sputter ik tegen maar met een handgebaar weet je me het zwijgen op te leggen.
“Jongedame, als je dat niet begrijpt is het erger met je gesteld dan dat ik al dacht. Vertel me maar eens wanneer je binnenkort een paar vrije uren hebt, dan leer ik je een lesje dat je lang geleden al had moeten leren.”
Mijn mond valt open. Ik ben even niet in staat om helder te denken of iets te zeggen. Meent hij dit nou serieus?