‘Laten we gaan picknicken!”, ging Miriam verder en er brak een glimlach bij Kiria door. ‘We nemen een fles wijn mee en broodjes en gaan richting het adelaars-uitzicht! Ansel vertelde dat je daar een schilderij wilde maken. Dan kun jij schilderen en ik praten, goed?’

‘Um..’ Kiria probeerde zich te herinneren wat Ansel gisteravond gezegd had. Hij had gezegd dat ze er niet alleen naartoe moest gaan, maar hij had niet gezegd dat ze met hem mee moest gaan. Miriam zou bij haar zijn. Bovendien dacht ze dat Ansel niet naast haar zou willen zitten terwijl zij zou zitten te schilderen. ‘Dat is een goed idee. Ik ga mijn schildersspullen even halen’.

‘Mooi zo, dan ga ik de spulletjes voor een picknick bij elkaar scharrelen’.

En dus waren de beide vrouwen een paar minuten later op weg door de bossen en velden. De zon scheen en zorgde dat de koele herfstatmosfeer lekker opgewarmd werd. Onderweg babbelden ze over hun favoriete televisieprogramma’s, maar toen het pas steeds steiler werd, viel er weinig meer te praten. Ze hadden alle lucht nodig voor de klimpartij. Miriam bleef onvermoeibaar doorlopen en Kiria had moeite om in het spoor te blijven. Toen ze uiteindelijk een plekje hadden gevonden om te rusten had Kiria heel wat respect voor Miriam gekregen. Ze mocht dan een verwend nest zijn, het was bepaald niet een watje. Miriam ging op een ongevallen boomstam zitten en maakte haar rugzak open.

‘Kijk, wat een lekkere dingen allemaal. Bruine broodjes met tonijn, witte broodjes met kalkoen en ham met roggebrood. Ik sterf van de honger. Wat wil jij?’

Kiria keek op haar horloge. Ze had nog geen twee uur geleden ontbeten, maar ze had al weer trek. ‘Doe mij maar een broodje met tonijn, alsjeblieft’.

Na een beker wijn, een broodje en een sandwich met kaas, voelde Kiria zich slaperig worden. Ze spraken over hun favoriete acteurs en actrices en Miriam had nog geen wanklank laten vallen. Ze begon haar zowaar aardig te vinden.

‘Hoe ver is het nog?’, wilde Kiria weten.

‘Nog een minuut of tien’.

‘Laten we dan gaan, voordat ik in slaap val, goed?’

‘Natuurlijk’. Ze ruimden de rommel op en zetten hun tocht voort, en al snel stonden ze aan de rand van de rots. Kiria genoot van het prachtige uitzicht.

‘Prachtig’, fluisterde ze. Kijk daar stroomt een riviertje’.

‘Ja, daar gingen we vroeger wel zwemmen’.

‘Oh’. Kiria maakte haar rugzak open en begon haar schildersspullen uit te pakken. Miriam keek toe hoe ze haar stoeltje en de ezel uitpakte, ging zitten en kleine dotjes verf uit de tubes op het palet kneep. Ze mengde de kleuren die ze wilde met een paletmes en was klaar om te beginnen.

‘Wil je het adelaarsnest zien?’, vroeg Miriam.

‘Oh! Ja, graag’, antwoordde Kiria. Ze legde het pallet neer en volgde Miriam een klein pad op. Ze klommen boven op een grote kei en Miriam wees op een smalle koof.

‘Is het niet prachtig? Er zitten momenteel geen arenden, maar ik heb er gister een rond zien vliegen’.

Kiria keek met bewondering naar het grote nest van takken, bladeren en gras. Het leek wel of het meer dan twee meter groot was en ze vroeg zich af hoe groot de bewoners ervan waren. ‘Ik zou graag de adelaars willen zien’, liet ze Miriam weten.

‘Misschien komen ze straks wel terug. Weet je wat? Ik blijf hier op de uitkijk zitten, terwijl jij zit te schilderen. Als ik er eentje zie, dan kom ik je halen’.

‘Goed! Bedankt!’

‘Kun je de weg terug vinden naar je schildersspullen?’

‘Ja hoor, geen probleem’.

‘Goed dan. Mocht je eerder klaar zijn dan ik het hier zat ben, dan kom je me maar halen’.

‘Goed, dan zie ik je straks’. Miriam wuifde en Kiria begon het smalle pad af te dalen. Toen bleef ze even staan. ‘Miriam?’

‘Ja?’

‘Ik vind je echt heel aardig, ik ben blij dat je de zus van Ansel bent’.

‘Dank je wel Kiria. Ik vind jou ook heel aardig.

Kiria glimlachte en haastte zich naar beneden om te gaan schilderen. Het uitzicht was zo goed, dan ze niet de behoefte had nog dichter op de rand te gaan zitten. Ze ging geconcentreerd aan de slag en twee uur later was ze klaar. Ze deed het doek in de doos en pakte haar spullen in. Toen liep ze het pad weer op.

Miriam zat niet meer op de kei. Kiria liep een paar keer op en neer en riep haar naam. Misschien had ze het verkeerde pad genomen? Nee, daar was het adelaarsnest. Het leed geen twijfel dat dit de goede plek was. Het duurde een paar minuten voor Kiria zich realiseerde dat ze de benen genomen had. Miriam was waarschijnlijk terug naar huis gegaan en had Kiria alleen gelaten. Haar hart ging als een bezetene tekeer toen ze het pad begon af te dalen.

Na een half uurtje begon ze last van haar schenen te krijgen. Hoewel ze de nodige ervaring had met klimmen en met joggen op een vlakke weg, waren haar spieren niet gewend aan het maken van steile afdalingen. Er gingen duizend gedachten door haar heen toen ze terug liep. Ze was ervan overtuigd dat Miriam zou liegen over hun tocht naar het adelaarsnest. Ansel zou woedend zijn en hij zou haar billen waarschijnlijk bont en blauw slaan!

Erger nog, hij zou zijn vertrouwen in haar volledig verliezen. Ze liep al bijna te huilen toen ze het uitgestrekte veld bereikte. Haar schenen brandden, haar armen deden pijn van de scherpe takken en haar bips tintelde bij ieder stap. Moe sjokte ze verder, struikelend door het onkruid en distels, toen haar aandacht werd getrokken door een beweging voor haar. Toen ze de horizon aftuurde, verstrakte ze. Het leed geen twijfel dat de rijzige gestalte van Ansel met grote passen door het hoge gras in haar richting liep.

Met een samengeknepen maag en een zere keel, wachtte ze tot hij bij haar was. Ze wilde zich het liefst in zijn armen werpen, maar zijn teleurgestelde, verwijtende blik weerhield haar daarvan. Ze voelde hoe ze een kleur als vuur kreeg, toen ze zich besefte wat hij moest denken. Ze had zijn waarschuwing in de wind geslagen. Ze had zichzelf in gevaar gebracht. Ze had zich erg onvolwassen gedragen.

‘Ansel stopte een paar meter voor haar en vroeg, ‘Is alles goed met je?’

‘Ja’, mompelde Kiria en staarde naar haar schoenen’.

Na een lange stilte zei hij koel, ‘Denk je dat je het huis kunt halen?’

‘Ja’.

‘Ga naar je kamer, dan!’ Nadat hij dat gezegd had, draaide hij zich om en begon terug naar huis te lopen.

De laatste paar honderd meter waren de zwaarste die Kiria ooit afgelegd had. Ze had geen energie meer om te bedenken hoe ze zich uit deze situatie kon redden. Ze deed de voordeur open en slaakte een zucht van verlichting dat er niemand te zien was. Met een pijnlijk gezicht klom ze de trap op.

Ansel zat op het bed, zijn armen over elkaar en een woedende blik in zijn ogen. Zonder wat te zeggen knikte hij richting de badkamer. Kiria liet haar rugzak van haar schouders glijden voordat ze met afgezakte schouders richting de badkamer sjokte. In de deuropening bleef ze even verrast staan. Hij had het bad vol laten lopen. Dankbaar deed ze haar kleren uit en liet zich in het weldadige water glijden. Zelfs als hij boos was, wist Ansel precies wat ze nodig had, dacht ze terwijl het warme water ervoor zorgde dat ze ontspande. Hoe kon hij aan dergelijke dingen denken, terwijl zij hem zo verschrikkelijk teleurgesteld had? Hield hij echt zoveel van haar of was dit het begin van het einde en zou hij straks naar huis rijden en het uitmaken? Kiria;s gedachten werden verstoord door Ansel die in de deuropening was gaan staan.

‘Dank je wel dat dit bad voor me klaargemaakt hebt’, mompelde ze, terwijl ze uiterst geconcentreerd haar tenen inzeepte.

‘Tijd om eruit te komen’, was het enige antwoord wat hij gaf toen hij de slaapkamer weer instapte.

Met tranen in haar ogen, spoelde Kiria zich af met de handdouche en droogde zich af.

Ze deed een ochtendjas aan, poetste haar tanden en borstelde haar haar. Toen stapte ze met knikkende knieën de slaapkamer in en liep naar Ansel die kaars rechtop op een stoel zat. Het leek er niet op dat hij van plan was haar naar huis te brengen. Ze zag hoe hij zijn armen over elkaar deed en zijn donkere blik liet weinig onduidelijkheid over het lot wat haar stond te wachten.

‘Mag ik eerst wat zeggen?’, vroeg ze. Haar lichaam tintelde van een merkwaardige mengeling van angst en opluchting. Hij had haar niet afgewezen, maar al zijn ingehouden woede zou straks bekoeld worden op haar blote bips.

‘Hoezo? Ben je vergeten dat ik je gezegd heb dat je daar niet alleen heen moest gaan?’ Ze schrok van de bittere toon in zijn stem en ze kon niets anders dan haar hoofd schudden. ‘Kon je niet wachten tot ik terug was?’ Weer schudde ze haar hoofd. ‘Dacht je dat ik niet kon bepalen wat gevaarlijk is en wat niet? Wat heb je in godsnaam te vertellen?’

‘Um…’ Kiria huiverde toen ze zag hoe iedere spier in zijn lichaam zich spande. Hoewel haar niets overkomen was, had ze hem nog nooit zo kwaad gezien. En zijn imposante spierenbundels waren zo intimiderend als maar kon.

‘Ik heb je schilderij bekeken’, ging hij op een wat mildere toon verder. ‘Het is prachtig mooi. Het lijkt wel een foto. Misschien is het wel de prijs waard die jij straks gaat betalen?’

‘Nee, Ansel, ik…’, ze schudde haar hoofd. Ze kon de juiste woorden niet vinden om het hem uit te leggen; de waarheid was te gek voor woorden. Hij zou haar vast niet geloven, en dan zou hij haar nog harder straffen omdat hij dacht dat ze stond te liegen. Het was misschien gemakkelijker zich eraan over te geven. ‘Ik denk dat je me niet zult geloven, dus je moet me maar gewoon een pak op mijn billen geven’.

‘Oh, denk je dat? Waarom probeer je niet om het me uit te leggen? Vertel me gewoon wat er gebeurd is Kiria, is dat zo moeilijk?’

‘Ja’, fluisterde ze. Ze kreeg een kleur als vuur toen ze hem aankeek.

Opeens ontspande zijn gezicht. Hij keek haar aan. ‘Nog een kans, Kiria. Vertel me de waarheid. Vertel me waarom je daar alleen naartoe gegaan bent’.

God, wat wilde ze dat graag doen. Ze wilde hem vertellen dat ze met Miriam meegegaan was. Dat ze eerst poeslief gedaan had, maar haar later alleen achter gelaten had. ‘Ik… ik ben daar niet alleen heen gegaan. Je zus is slecht’. Het had geen zin. ‘Ik kan het niet…’ Ze balde haar vuisten van frustratie en begon dikke tranen te huilen.

‘Laten we dan maar beginnen’. Ansel klopte op zijn bovenbeen. Kiria liep langzaam op hem af. Ze keek hem niet aan. Ze ging over zijn schoot liggen en pakte met beide vuisten het tapijt beet, terwijl hij de ochtendjas tot in haar middel omhoog schoof.

Ansel liet geen tijd verloren gaan. Hij begon zo hard hij kon met zijn vlakke hand op haar bips te slaan. Het duurde niet lang voor ze lag te huilen en hem smeekte te stoppen zodat ze weer op adem kon komen. Tot haar verrassing pauzeerde hij even en liet zijn hand zachtjes op haar brandende billen rusten.

‘En nu de paddel’, zei hij streng. Het zal heel zeer doen. Ik denk dat ik wel weet waarom je daar heen gegaan bent, je kon gevaar niet weerstaan. Ik weet dat je een kruidje-roer-me-niet bent en dat je niet het geduld had te wachten tot ik terug was. Maar een flink pak slaag met de paddel zal je daar wel van genezen. Maar wat ik niet begrijp is dat je me niet wilt vertellen wat er precies gebeurd is. Dat is hetzelfde als liegen, Kiria, dat weet je heus wel’. Er ging een huivering door haar heen toen ze zich realiseerde hoer erg dit zou worden. ‘Maar je gaat me de waarheid vertellen! Als het nu niet is, dan is het straks wel. Ben je nu al bereid om te praten?’

Kiria hield haar mond. Nadat een volle minuut verstreken was, pakte Ansel de paddel op en liet deze met een harde kletsen in een gelijkmatig ritme op het midden van beide billen neerkomen. Ze slaagde er bijna in zich van zijn schoot te werken, maar hij hield haar stevig beet en bleef maar uithalen. ‘Neeee!’, huilde ze en trappelde met haar benen terwijl zich een vuur over haar billen verspreidde.

Opeens vloog de deur open en stormde Miriam naar binnen. ‘Stop, Ansel’, schreeuwde ze.

Ansel duwde Kiria bijna op de grond in zijn haast om op te staan.

‘Het is mijn schuld!’, legde Miriam uit, ‘Ik heb haar meegenomen daar naar toe’.

‘Wat?’ De verbazing bij Ansel groeide. ‘Je hebt wat?’

‘Ik heb haar meegenomen daar naar toe. We zijn gaan picknicken en toen heb ik me verstopt zodat ze alleen terug moest lopen’.

Tijdens de stilte die viel, bestudeerde Kiria het gezicht van Miriam. ‘Het zag er niet uit alsof ze er spijt van had, of zich ervoor schaamde. Ze leek… triomfantelijk… hautain’.

Uiteindelijk hervond Ansel zijn stem. ‘Waarom zou je dat in vredesnaam willen doen?’

‘Omdat je me niet wilde vertellen of je haar over de knie legt, dus dacht ik dat ik dat zelf maar moest ontdekken. Ik heb gehoord hoe je tegen haar zei dat ze niet alleen mocht gaan. Maar, ik had gelijk!”, gniffelde ze .

‘Waar is Dennis?’ De stem van Ansel klonk ijzig kalm.

Er verscheen een ongemakkelijke blik op het knappe gezicht van Miriam ne ze deed een step in de richting van de deur. ‘Beneden in de hal’, stotterde ze en deed nog een stap.

Ansel stak een hand uit en Miriam rende naar de deur, maar hij kon haar gemakkelijk pakken en trok haar naar de stoel.

‘Nee!’, gilde Miriam, ‘dit kun je niet maken! Dennis! Dennisss!’

Vol afschuw over de gebeurtenissen liep Kiria naar de deur, toen Ansel zijn zus over de knie legde en de rits van haar dure leren broek naar beneden deed. Hij deed hem tot haar knieën omlaag. Hij nam niet de moeite haar op te warmen maar pakte de paddel en begon de mollige, met een onderbroekje bedekte billen van Miriam te bewerken.

Kiria liep de kamer uit, maar Ansel zag haar. Hij pauzeerde even en zei, ‘Kiria, ga daar op het bed zitten! Ik ben nog niet met je klaar’. Zijn woorden klonken luid en duidelijk over het gillen van Miriam heen en Kiria deed wat hij zei. Haar wangen gloeiden van schaamte.

Ansel sloeg iedere vierkante centimeter van de bips van zijn zus rood, haar gegil om genade negerend. Kiria draaide haar hoofd weg. De echo van de kletsen klonken als een pistoolschoten door de kamer en Kiria vroeg zich af waarom niet kwam kijken wat er gebeurde. Uiteindelijk gooide Ansel de paddel op de grond en trok de slap hangende en loeiende Miriam omhoog op haar op zijn schoot te zetten. ‘Groef zijn is een ding, Miriam’, foeterde hij, ‘maar je had Kiria nooit in gevaar mogen brengen!’

‘Maar ze was niet in gevaar!’, snikte Miriam. ‘Ik heb me een poosje verstopt en ben haar vervolgens gevolgd. Ik heb haar nooit uit het oog verloren!’

Ansel leek hierdoor een beetje te kalmeren, maar hij bleef haar de les lezen. ‘Je hebt haar ontzettend pijn gedaan. Hoe kon je zo gemeen zijn?’

‘Ik weet het niet’, huilde ze. ‘Ik word steeds slechter en slechter, ik kan het niet tegenhouden!’

‘Dit zat er al een heel tijd aan te komen, is het niet?’ Ansels stem klonk nu milder. Hij deed zijn armen om zijn zus heen en wiegde haar in een troostend ritme heen en weer.

‘J-ja…’, huilde ze. ‘Ik verdien dit al een hele tijd, maar niemand geeft meer om me’.

‘Shh, liefje, je weet best dat we nog heel veel om je geven’.

‘D-dennis niet. Hij verheft zijn stem nooit. Hij laat me altijd maar mijn gang gaan, wat ik ook doe!’ Miriam begroef haar gezicht in het overhemd van Ansel en Kiria wilde dat ze weg kon gaan om ze even alleen te laten. Ze stond op en liep naar de deur. ‘Zitten blijven’, baste Ansel en Kiria bleef stokstijf staan, niet wetend of ze weer moest gaan zitten of het hazenpad moet kiezen. Ansel bepaalde zich weer tot Miriam en klopte zachtjes op haar rug.

‘Liefje, ik zal eens met Dennis praten. Hij heeft niet goed in de gaten wat jij nodig hebt’, beloofde Ansel. ‘Het komt allemaal goed, dat zul je zien. En nu wil ik dat je een poos in de hoek gaat staan nadenken wat je straks tegen Kiria moet zeggen’.

Miriam stond op en liep met knikkende knieën naar de hoek. Ze keek Kiria, die nog steeds bij het bed stond, niet aan.

‘Waarom heb je me niet verteld wat er gebeurd is?’

Kiria keek Ansel aan. Was hij nog steeds boos op haar? Maar hij wist nu toch dat ze er niets aan kon doen? ‘Ik kon het niet, Ik kon het gewoon niet’.

‘Waarom niet? Ik geloof niet dat je Miriam wou sparen, is het wel?’

‘Nee. Ik was… ik was er van overtuigd dat me niet zou geloven en dat je zou denken dat ik tegen je stond te liegen en…’

‘Kiria, je hebt me nooit de kans gegeven om je te geloven of niet. Je hebt me gewoon de waarheid niet verteld’.

Zonder enige aankondiging, ging er een golf van woede door haar heen en bracht ze uit, ‘Ach, kom nou! Wat had ik in vredesnaam moeten zeggen? Dat je zus me meegenomen had en me vervolgens in de steek gelaten had? Zou je dat echt geloofd hebben?’ Haar ogen vernauwden zich tijdens haar uitbarsting.

‘Ja, dat zou ik geloofd hebben!’, antwoordde hij boos.

‘Je lult! Bloed kruipt waar het niet gaan kan! Je hebt me gisteravond een pak op mijn billen gegeven omdat ik haar alleen maar een weerwoord wilde geven. Je zie me dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien als ze grof tegen me deed en nu zeg je dat ik haar had moeten verraden!’

Ansel sloeg met zijn vuist op zijn bovenbeen. ‘Ik heb gezegd dat als ze je dwars zou zitten, ik het voor mijn rekening zou nemen! Verdomme nog aan toe! Ik zou je geloofd hebben, Kiria! Ik zou alles geloofd hebben wat geloofwaardiger zou zijn dan hetgeen ik dacht dat er gebeurd was! Je had er geen vertrouwen in dat ik je zou geloven! Je wilde het zelfs niet zeggen toen ik je daar letterlijk om gesmeekt heb! In plaats daarvan liet je iets geloven wat helemaal niet waar was! Weet je wel hoeveel pijn het doet dat ik gestraft heb voor iets wat helemaal niet gebeurd is? En toch liet je me de straf ten uitvoer brengen! Je hebt me een rad voor de ogen gedraaid! Ik voel me volslagen belachelijk!

Kiria keek hem stomverbaasd aan toen hij uitgeraasd was. Het was haar allemaal te veel en ze had gewoon geen weerwoord op alle dingen waar hij haar van beschuldigde. Ze keek even naar Miriam die in de hoek stond. Toen kwam er een verdrietig soort rust over haar.

‘God verhoedde dat je je belachelijk voelt’, mompelde ze en liep de deur uit, een sombere stilte achterlatend.

Geef een reactie