Bea en Wim praatten nog een hele poos na, nadat Robert vertrokken was. Ze waren blij dat Marjo alsnog iets om handen kreeg. Ze waren ook blij dat Robert had besloten voorlopig op Vlieland te blijven. Ze hadden beiden zijn ouders goed gekend. Bea en zijn moeder, Gerda waren zelfs dikke vriendinnen.
Bea was blij dat de voorspelling van haar oude vriendin uit zou komen. Gerda had iedereen verteld dat haar jongste zoon op het eiland thuis hoorde. Robert was zo één met Vlieland, had Gerda aan Bea verteld, dat zijn geest het eiland nooit verlaten had. Gerda zei dat ze diep in haar hart wist dat Robert op een dag terug zou keren. Ze had zijn aanwezigheid altijd in het pension gevoeld. In haar dromen zag ze hem door het huis scharrelen, een praatje makend met de gasten, het eten serverend, net zoals hij altijd gedaan had.
Wim had niet zoveel met al die beschrijvingen van de fantasieën van de dode vriendin van zijn vrouw, maar hij vond het aandoenlijk om te zien hoe ze glimlachte bij de dierbare herinneringen.
Toen Marjo de keuken binnenkwam was het tijd om het eten voor de gasten klaar te maken die Wim eerder die dag van de boot gehaald had. Alle drie staken ze de handen uit de mouwen om de klus te klaren.
‘Marjo meisje, hoe kwam je erbij om Robert mee te nemen naar huis?’, vroeg Wim tussen neus en lippen weg, terwijl hij zijn vrouw hielp het serviesgoed naar de eetkamer te brengen.
‘Ik kwam hem tegen op het strand, oom Wim’, antwoordde Marjo na een paar seconden. Zijn vraag verbaasde haar enigszins. Ze was enorm opgelucht dat Robert niet over haar brutale gedrag begonnen was, maar deze vraag had haar een gevoel van onzekerheid gegeven. Zou hij het dan toch aan haar oom verteld hebben en was dit de manier van haar oom om het ter sprake te brengen?
‘Ik wist niet dat je hem kende’, zei Wim met een licht vragende ondertoon.
‘Dat doe ik ook niet, hij was in de uitsparing tussen de duinen en we hebben een praatje gemaakt’, legde Marjo uit en hoopte dat ze geen tekst en uitleg over de inhoud van de conversatie zou hoeven geven.
‘OK’, knikte Wim met een knipoog. ‘Leuk om te horen dat je je voor de verandering eens sociaal opgesteld hebt.
Marjo kromp ineen toen ze dat hoorde, maar reageerde er verder niet op. Als haar oom wist dat ze zo onbeschoft had gedaan, dan moest hij daar zelf maar mee komen. En als hij dat niet deed, dan hoopte ze maar dat het tot het verre verleden behoorde voor hij er iets van zou horen.
‘Hij is een erg aardige vent zou ik zeggen, vind je niet?’, zette Wim het gesprek voort.
‘Zou best kunnen’, antwoordde Marjo en haalde wat onwillig haar schouders op.
‘Hij is van goede komaf. Ze wonen al generaties lang op het eiland’, legde Wim uit, alsof de familie de Jong van onbesproken gedrag zou zijn.
‘Zoals ik heb horen vertellen is hij er vandoor gegaan. Hij heeft zijn moeder alleen gelaten met al het werk in het pension en bij een man die onuitstaanbaar was’, bracht Marjo in tegen de goede referentie die oom Wim over Robert gaf.
‘De jongen is van het eiland afgegaan om te gaan studeren!’, nam Bea het woord. ‘Zijn moeder wilde dat hij dat zou doen. Hij is er echter pas heel laat toe gekomen omdat hij zijn moeder niet alleen wilde laten, als ik me goed kan herinneren. Hij wilde koste wat het kost hier blijven”.
‘Dat was pas nadat zijn vader het zat was dat hij iedere avond van kroeg naar kroeg trok om zich te bezatten, heb ik horen vertellen’, weersprak Marjo de verdedigende woorden van haar tante jegens de vreemdeling, die tot een uur geleden niet meer was dan een geest uit het verleden van het eiland.
‘Niets anders dan gemene roddel, Marjo. Ordinaire en gemene achterklap. Ik wil die woorden nooit weer horen in dit huis, heb je dat begrepen?’, zei Bea. In de toon in haar stem weerklonk ergernis.
’Weet je, ik wist tot voor kort alleen maar wat roddelverhalen over deze familie en om eerlijk te zijn ben ik in niet veel meer geïnteresseerd’, klaagde Marjo. Nu het onplezierig dreigde te worden, was ze de verhalen over Robert, zijn verleden en zijn familie helemaal beu. ‘Die man interesseert me eigenlijk helemaal niets als jullie dat maar weten!’
’Robert is een goed mens, Marjo. Je behandelt hem met respect, heb je dat goed begrepen?’, waarschuwde Wim.
Marjo reageerde niet op de waarschuwing van haar oom. In plaats daarvan hield ze zich stil en luisterde naar het prietpraat van haar oom en tante die druk waren met het dekken van de tafels.
Of ze op de geur van het eten afkwamen of op dit tijdstip waren uitgenodigd, Marjo wist niet wat de reden was, kwamen de gasten een paar minuten later de eetkamer binnendruppelen.
Vriendelijk gekeuvel over de dingen die op Vlieland gedaan en bekeken konden worden, namen de rest van de avond de plaats in van het gespreksonderwerp Robert de Jong. Marjo liet zich lui in de stoel aan het hoofd van de tafel bij het raam zakken. Als haar iets gevraagd werd gaf ze netjes antwoord maar voor de rest dwaalden haar gedachten over de in het schemer zwart lijkende Noordzee.
Een steeds terugkerende, bijna dwangmatige gedachte kwam telkens in haar hoofd op. Alle schaduwen, bootjes, vlonders, strandpalen leken de perfecte hoogte te hebben voor een man als Robert om op te gaan zitten met haar voorover over zijn knie getrokken of ze hadden de perfecte hoogte voor een meisje van haar postuur om er gebukt over heen te buigen. In beide gevallen was het eindresultaat hetzelfde, namelijk dat ze een pak op haar billen zou krijgen. Nooit eerder had Marjo dergelijke gevoelens of fantasieën gehad. Ze waren echter niet onplezierig, maar wel verwarrend.
************
Eén van de mooiste momenten op Vlieland was om bij zonsondergang vanaf de duinen naar de haven te kijken. Het dorp op de voorgrond, de waddenzee op de achtergrond. De lucht kleurde ’s avonds vaak vermiljoen. De vissersboten vielen bij eb droog op het strand. In de slenken lagen soms vissen ten dode opgeschreven toen het water in het poeltje waar ze per toeval terecht gekomen waren, langzaam opdroogde. Anderen, die meer geluk hadden kronkelden door de slenken op weg naar het open water, hun vinnen staken boven het water uit, zodat ze net kleine haaien leken. Krabbetjes en andere schaaldieren bewogen zich tussen het drooggevallen zeewier op het strand. Na een paar uur zou de zee terugkeren en alles weer normaal worden.
Het getij hoorde helemaal bij het eiland, net zoals de lucht en de zee. Ze waren meer dan een toeristische attractie alleen. Ze zorgden voor een inkomen voor hen die uit de zee oogsten wat hij hen te bieden had. De getijden hadden ook een andere, destructieve kant. Dit was waarom Marjo en vele anderen er ambivalent tegenover stonden.
In de loop der jaren waren velen, zowel eilanders als toeristen verrast door de plotseling en snel opkomende vloed. Ze waren bij laag water de zeebodem opgelopen, op sommige plaatsen zelfs kilometers lang, om tot de ontdekking te komen dat ze vervolgens werden ingesloten door het opkomende water. Velen lieten op een dergelijke manier het leven.
Veel van de eilander mythes gingen over het getij, gestrande en zoek geraakte zeelieden en scheepswrakken. De wateren rondom de eilanden konden heel gevaarlijk zijn. Over de engte tussen Vlieland en Terschelling werd gezegd: ‘Als je een zuiver hart hebt, zal je niets overkomen, maar als dat niet zo is, kun je er beter uit vandaan blijven’.
Lang nadat ze het eten op hadden, bleven de gasten en gastheer en –vrouw aan tafel zitten. Ze praatten over het eiland, de haven en de zonsondergang. Marjo luisterde zwijgend totdat het te donker geworden was om nog door het raam naar buiten te kijken. Toen het helemaal donker geworden was, excuseerde ze zichzelf. Ze nam de vaat mee naar de keuken en begon aan de schoonmaak. Het laatste wat ze deed was het brengen van een kan hete chocolademelk en koekjes naar de tafel waar de gasten zaten.
Wim en Bea gaven hun nicht een nachtzoen en Marjo trok zich terug op haar kamertje. Robert de Jong vergezelde haar in haar gedachten. Hoe zou het zijn om voor hem te werken? Hij zag er in ieder geval aantrekkelijk uit.
********************
Toen het de volgende ochtend licht werd, was Robert al drie uren op. Hij maakte een lijst met dingen die opgeknapt moesten worden en die hij zelf ter hand zou kunnen nemen en een lijst met materialen die hij daarvoor nodig zou hebben. Hij was hier het grootste deel van de ochtend mee bezig. Tussen de middag zocht hij op internet naar prijzen en leveranciers. Verf en behang stelde niet zoveel voor, maar alle andere zaken zouden allemaal verscheept moeten worden vanaf de wal.
De volgende dag, keek Robert of er een handige vakman op het eiland te vinden was. Hij had het idee dat voor bepaalde klussen hulp noodzakelijk zou zijn.
Een kleine 48 uur nadat hij bij de van Veens zijn ruwe plannen besproken had zat Robert aan een voedzame maaltijd en overdacht zijn inmiddels uitgewerkte plan. Er waren nog wel wat kleine details waarin voorzien moest worden, maar niets zou de start nog hoeven te vertragen.
Hij zou Marjo eerst in de slaapkamers en badkamers aan het werk zetten. Eerst moest het oude behang er afgestoken worden voordat het stukadoorswerk en de reparatie van de lambriseringen kon beginnen. Daarna moesten de hardhouten vloeren geschuurd worden, de oude ornamenten van de plafonds gerestaureerd en het linoleum in keuken vervangen. En dan nog maar te zwijgen van al het verf- en behangwerk wat zou moeten gebeuren.
Aan de buitenkant was er werk te doen aan de markiezen, de kozijnen en het dak. Dit diende te gebeuren voor de winter in zou treden en het te koud zou zijn om buiten te werken. Daarna zou het binnenwerk volgen.
Het was maar een ruwe gok, maar als alles een beetje mee zat dan zou het pension zijn eerste gasten begin mei weer kunnen verwelkomen.
‘Laten we hopen dat kruidje-roer-me-niet even fanatiek is met werken als ze is met het geven van een grote mond’, grijnsde Robert terwijl hij de ketel pakte en vulde met water.
Hij nam het zware geëmailleerde materiaal van de oude kooktoestel in zich op terwijl hij aan de knop van het gas draaide. Al snel brandde het vuur onder de ketel. Hij vroeg zich af waar hij een geschikte vervanger voor dit toestel op de kop zou kunnen tikken.
Terwijl hij dat dacht liep Robert van de keuken naar de grote woonkamer. Hij vroeg zich af of het een groot karwei zou zijn om de afscheidingsmuur naar de eetkamer eruit te slopen. Beide kamers liepen langs de zuidoost muur van het huis en gaven een nostalgisch uitzicht op de haven. Waar de tussenwand nu stond scheidde hij de twee ramen met uitzicht op de haven. Tussen beide ramen zouden openslaande deuren niet misstaan en de uitbouw in de vorm van een serre zou de leefoppervlakte nog groter doen lijken.
Hij schreef zijn plannen op om ze later met een aannemer te kunnen bespreken.
*********************
Nadat er twee dagen verstreken waren sinds hun eerste ontmoeting en ze nog helemaal niets gehoord had van het baantje dat Robert beloofd had, begon Marjo onrustig te worden. ‘Als hij zich bedacht heeft en iemand anders voor dat baantje gevonden heeft, zou hij op zijn minst het fatsoen kunnen hebben om haar dat te vertellen’, dacht ze bij zichzelf.
Het was overduidelijk dat Marjo zat te popelen iets van Robert te horen. De middag na hun eerste ontmoeting rekende Marjo al helemaal op die baan. Een baan die haar de gelegenheid gaf veel in de buurt te zijn van de man die zulke verwarrende gevoelens bij haar teweeg bracht. Binnen de kortste keren wilde ze niets liever dan bij hem te zijn.
De eerste middag werd ze onrustig. De tweede dag ging er iedere keer als de telefoon ging een schok door haar heen. Iedere keer als het Robert niet bleek te zijn, voelde als een hevige teleurstelling. Tegen de avond van die dag was ze flink chagrijnig.
Toen ze het avondeten aan het bereiden waren, merkte Wim haar humeur op. Hij vond dat de gasten niet hoefden te lijden onder het humeur van haar gastvrouw. Als Marjo zich niet op heel korte termijn zou herpakken, dan zou hij passende maatregelen nemen om te zorgen dat ze weer wat vriendelijker zou doen.
‘Is er iets, Marjo?’, vroeg hij nadat ze voor de derde keer in korte termijn de besteklade met een luide knal dicht had geslagen.
‘Nee!’, Marjo’s antwoord was korzelig en afgebeten.
‘Ik wil die toon niet van je horen!, waarschuwde Wim.
Omdat ze de onweersbui zag ontstaan, ging Bea zich ermee te bemoeien in een poging het naderende onheil af te wenden. ‘Marjo, leg waar je mee bezig bent even aan de kant en loop even naar de kelder om cranberry’s te halen als je wilt’.
‘Er staan nog cranberry’s in de koelkast’, met een arm beweging naar de koelkast en een boze stamp met haar voet op de grond weigerde Marjo aan het verzoek te voldoen.
‘Ik weet dat daar ook nog staan, maar ik heb meer nodig’, gaf Bea weerwoord en probeerde haar eigen irritatie vanwege Marjo’s gedrag weg te slikken zodat ze geen verdere voeding gaf aan Wims oplopende ergernis.
‘Waarom haal je ze zelf niet?’, zuchtte Marjo terwijl ze haar mes neerlegde en sjokte naar de kelderdeur sjokte.
Bea draaide zich om haar een directe opdracht te geven, maar hield zich stil toen ze zag hoe Marjo wegslenterde om te doen wat haar gevraagd was.
‘Denk een beetje om je houding, meisje!’, waarschuwde Wim.
Marjo trok een lang gezicht naar hem en mompelde wat bijvoeglijke naamwoorden terwijl ze het trapje van de kelder afstommelde. Ze was bijna beneden, toen Wim haar wat achterna riep.
‘Doe de deur achter je dicht! Het is koud in de kelder en dat wil ik graag zo houden!’, foeterde hij.
‘Ja, zo meteen’, riep Marjo terug. ‘Zeurpiet’, voegde ze er in zichzelf aan toe.
‘Nu!’, bulderde Wim naar beneden.
‘Ik ben zo weer boven! Houd je gemak een beetje!, schreeuwde Marjo terug, terwijl ze mopperend langs de schappen in de kelder liep. ‘Argh! Verdomde tiran! Wat doen die vijf seconden er nu toe?’
Wim hoorde het lage binnensmonds gepruttel door de vloer heen. Hij schudde zijn hoofd. Het was een jaar of vier, vijf geleden toen ze zich ook altijd zo gedroeg. Toen waren de consequenties van dergelijk gedrag heel gemakkelijk. Nu ze negentien was, was het minder eenvoudig. Maar dat ze er niet te oud voor was, dat was wel zeker. Voor Wim was geen enkele vrouw te oud voor een stevig pak op haar billen. Hij had gedacht dat ze nu te oud was voor een pak slaag van haar opvoeders en dat het volgende stadium een taak was voor haar toekomstige echtgenoot.
‘Als je zo door gaat, dan zal ik zorgen dat je daar straks erge spijt van krijgt, jongedame!’, riep Wim bij de openstaande kelderdeur.
‘Kom Wim, ze is een volwassen meid, met veel dingen aan haar hoofd op dit moment’, zei Bea zachtjes tegen haar man.
‘Ga je dit gedrag nog vergoeielijken ook?’, Wim draaide zich om naar zijn vrouw.
Bea glimlachte. ‘Nee schat, ik zeg alleen maar dat iedereen menselijke trekjes heeft, zelfs jij’.
Wim gromde en keerde terug naar de mosselen die hij van hun schaal ontdeed voor de vissoep.
Marjo kwam weer naar boven en gaf haar tante een metalen schaal met cranberry’s. ‘Zijn dit genoeg?’, vroeg ze.
’Hartstikke goed, liefje’, zei Bea en liep met de schaal naar de spoelbak. ‘Oh jee! Ik zie een paar die er niet helemaal goed meer uitzien. We moeten ze morgen allemaal even nakijken en vervolgens inmaken voor we straks alles kunnen weggooien’.
Marjo kreunde. Ze had een hekel aan inmaken.
‘Waarom ga je niet even bezig met de salade’, zei Bea, om te voorkomen dat Marjo openlijk haar kop in de nek zou gooien.
Marjo haalde haar schouders op en begon de ingrediënten te verzamelen die ze voor de salade nodig had. Ze zocht een grote schaal, een snijplank en een groot mes. Vervolgens de olijfolie, azijn, zout en peper. Ze zette alles klaar op het aanrecht en liep vervolgens naar de koelkast.
Terwijl ze heen en weer liep tussen de koelkast en het aanrecht, keek Wim op van zijn werk naar wat ze aan het doen was. ‘Kijk nou wat je doet!’, bromde hij.
‘Wat?”, Marjo bleef staan en keek naar het aanrecht waar ze de spulletjes neergezet had.
‘Eerst de kelderdeur, nu de deur van de kast en de koelkast!’, mopperde hij.
‘Wat?’, herhaalde Marjo, ze had momenteel al een kort lontje en nu begon haar oom ook nog te zeuren over allerlei pietluttige details.
‘Je verspilt allemaal energie op deze manier en wie weet wat er nog meer gebeurt als je de warmte toelaat bij al die dingen die koud bewaard moeten worden!’, bulderde Wim. Zijn irritatie begon te groeien omdat hij deze dingen al minstens honderd keer gezegd had.
‘Oh, houd daar toch mee op, oom Wim! Wat aan flauwekul! Bovendien ben je zelf constant aan het verspillen’, sprak Marjo tegen.
‘Houd je grote mond een beetje! Je bent niet te oud om een wandelingetje met me te maken naar de schuur’, sprak Wim koeltjes en draaide zich om, pakte de grote pollepel waarmee hij in de soep aan het roeren was en zwaaide daarmee in de richting van Marjo. De soep spatte in het rond. Bea en Marjo moesten hier beiden om lachen.
Wim vroeg zich af waar de vrouwen zo om lachten. Hij raapte zijn waardigheid weer bij elkaar en pakte een mop om de troep op te dweilen. ‘Noem mij maar eens één ding dat ik in dit huis verspild heb’, mompelde hij terwijl hij stond te poetsen.
Marjo gooide de koelkast met een knal dicht en gooide een citroen op de snijplank voor ze antwoordde. Ze voerde een innerlijke met haar redelijke zelf. Die laatste verloor de strijd.
‘Je verspilt veel te veel woorden, oude man!’, siste ze.
Bea sperde haar ogen open. Hier was geen redden meer aan. Het meisje stond er nu alleen voor.
Wim kreeg een erg donkere gezichtsuitdrukking. Marjo realiseerde zich al voor ze de woorden had uitgesproken dat ze te ver was gegaan. Ze had geen idee wat er met haar aan de hand was, maar de enorme onrust in haar, die iedere keer als de telefoon ging, groter werd, deden de situatie escaleren.
‘Eruit! Nu!’, bulderde Wim. Hij wees naar de deur. Het was een oud en bekend ritueel. Het was een tijd niet toegepast, maar het was bekend genoeg. Dit gebaar betekende dat ze zich naar de schuur moet bewegen.
‘Geen sprake van!’, weigerde Marjo te gehoorzamen. Koppigheid deed haar stokstijf stilstaan met haar kin in de lucht.
Wim deed twee stappen in haar richting. Marjo deinsde achteruit, maar merkte dat ze geen kant op kon. Ze stond opgesloten in de hoek tussen de koelkast en het aanrecht. Hij had de pollepel in zijn hand en zwaaide ermee om zijn woorden kracht bij te zetten.
‘Je doet wat ik je zeg!’, sprak hij rustig. ‘Als je denkt dat je me kunt weerstaan, zul je daar erg veel spijt van krijgen’.
‘Maar oom Wim’, sputterde Marjo tegen. Spijt, boosheid en angst hadden zich van haar meester gemaakt.
‘Spreek me niet tegen, meisje! Doe wat ik je zeg!’, herhaalde Wim.
‘Nee! Dat kunt u niet doen! Daar ben ik veel te oud voor!’, sprak Marjo tegen. Ze kromp ineen. Ze kende haar oom maar al te goed. Hij zou zich niets van haar leeftijd aantrekken.
‘Ik neem aan dat je ook te oud bent om je als een klein kind van 10 gedragen?’, hoonde Wim.
‘Dat deed ik niet!’, probeerde Marjo een laatste strohalm te grijpen.
‘Eruit! Nu!’, Wim deed een stapje aan de kant om haar de kans te geven eieren voor haar geld te kiezen.
‘Nee! Dat kunt u niet doen!’, herhaalde Marjo.
‘OK, dan moet het maar anders’, Wim pakte haar bij haar arm en duwde haar met haar gezicht naar de koelkast. Hij duwde haar bovenlichaam er overheen.
‘Wim, niet hier, de gasten?’, bracht Bea voorzichtig in.
‘Wou jij soms een zelfde behandeling, vrouw?’, was het enige antwoord van Wim op de bemoeienis van zijn vrouw.
Wetend dat verder praten geen zin had, liep Bea de keuken uit en zorgde er voor dat de deuren van de keuken naar de gang en de eetkamer goed dicht waren. Gelukkig bevond de keuken zich aan de andere kant van het huis dan de woonkamer en de slaapvertrekken. Op dit moment was er niemand in de buurt zie zou kunnen horen wat de gastheer met zijn nichtje zou gaan doen.
Marjo probeerde zich uit de greep van haar oom los te worstelen. Zonder succes. ‘Alsjeblieft, oom Wim, ik ben hier te oud voor. Alsjeblieft!’, smeekte ze.
‘Dus jij voelt je hier te groot voor? Ik zal je leren je niet als een klein kind te gedragen!’, beantwoordde hij haar smeekbedes en liet de pollepel met een droge klets op haar corduroybroek neerknallen.
‘Auw!’, gilde Marjo, terwijl ze worstelde om weg te kunnen komen.
‘Laat maar zitten, je kunt toch niet loskomen!’, zei Wim en het klonk als een voldongen feit. ‘Doe je broek naar beneden!’
‘Auw! Nee!’, jammerde Marjo en begon nog harder te stribbelen.
Voor een man van in de zestig, had Wim er verrassend weinig moeite mee het meisje onder controle te houden. Wim liet weer vijf hele harde klappen neerdalen en herhaalde toen zijn order. Eén van de klappen kwam op de knokkels van Marjo terecht toen ze naar achter greep om de klappen af te weren. Marjo liet een dierlijk gehuil horen.
‘Stop! Niet meer!”, smeekte ze.
‘We zijn nog niet eens begonnen, meisje en we beginnen ook nog niet totdat je je broek naar beneden gedaan hebt’, zei Wim met een waarschuwende grijns.
‘Jij kloo…. Auw!’, gilde Marjo, toen Wim een paar kletsen op de achterkant van haar bovenbenen gaf.
“Als ik die taal nog een keer van je hoor, dan laat ik je een zwiepende tak afsnijden nadat ik je mond met zeep uitgewassen heb. En nu doen wat ik je zeg! Broek! Nu!’, Wim zette de laatste woorden kracht bij met een paar kletsen die Marjo opnieuw wanhopig deden stribbelen.
‘Auw! Nee! Alsjeblieft’, huilde ze.
Nog vijf keer daalde de pollepel neer. ‘Weet je zeker dat ik hiermee door moet gaan?’, waarschuwde Wim.
‘Nee!’, Marjo kronkelde en probeerde met haar bovenlichaam van de koelkast af te glijden.
Wim begon nu ritmisch op haar billen te slaan. Marjo smeekte en schopte met haar benen, maar was niet in staat haar straf te laten ophouden.
‘Denk je nog steeds dat je het allemaal beter weet, meisje?’ Wim sprak haar streng toe tussen de klappen door. ‘Je bent bont en blauw en je werkelijke straf is nog niet eens begonnen. Het lijkt me dat je het allemaal vaak genoeg beleefd hebt.
‘Asjeblieft! Ophouden’, klaagde Marjo.
‘Je weet wat je te doen staat, meisje! Er is in vergelijking met de afgelopen jaren niets veranderd’, zei Wim afgebeten.
Marjo stampte met haar voet en begon wanhopig te gillen. ‘Je bet een gemene ouwe kloo… Auw!’, Wim smoorde het scheldwoord in de kiem. Marjo’s benen begonnen te trillen van de inspanning van het schoppen en de verschrikkelijke pijn die de pollepel op haar bips deed.
‘OK! OK! Ik zal het doen! Stop even! Alsjeblieft, even stoppen!’, smeekte Marjo terwijl ze onder zich greep om de knoop en de rits van haar broek los te maken. Nadat ze de rits naar beneden gedaan had, keerde het verzet terug. Ze stampte met haar voet om duidelijk te maken dat ze het er niet mee eens was. ‘Je kunt dit niet met me doen!’
Wim had er schoon genoeg van. Het was bijna tijd dat de gasten zich in de eetzaal zouden verzamelen en dan moest hij klaar zijn met dit klusje. Hij haakte zijn vingers achter de band van haar broek en het elastiek van haar onderbroekje en trok ze met een ruk naar beneden. Hij deed ze ver genoeg naar beneden om haar billen bloot te maken en verstevigde vervolgens zijn greep om verder te kunnen gaan.
Op haar billen was een patroon zichtbaar van rode bladeren van een bloem, hier en daar waren blauwe plekken zichtbaar. Toch was Wim van menig dat het echte pak slaag nog niet eens begonnen was.
‘Ok, Marjo, vijfentwintig voor brutaal zijn, vijfentwintig voor vloeken en vijftig omdat je niet meewerkte. En de eerste vijfentwintig en de laatste tien meetellen, jij!’
‘Oh God! Eén!’, gilde Marjo. ‘Twee’, huilde ze toen de volgende neerkwam.
Wim toonde geen medelijden met de vijfentwintig die ze mee moest tellen. Toen deze portie erop zat, ging het tempo van het pak slaag omhoog. Marjo’s geschreeuw kon de klappen niet bijhouden. Ze was helemaal vergeten hoe zeer een pak op haar blote bips kon doen. Toen ze uiteindelijk bij de laatste tien aankwamen, die gelukkig snel voorbij waren. Tegen die tijd was het verzet van Marjo volledig gebroken.
Toen haar oom haar losliet, kwam ze langzaam overeind en deed haar broek weer omhoog. Ze weigerde te huilen en hem te laten zien dat het pijn deed. Marjo keek liever de vloer in plaats van in het gezicht van haar oom. Pruilend liep ze bij hem vandaan.
‘Heb je genoeg gehad?’, vroeg Wim haar. Marjo knikte. ‘Ga je je nu goed gedragen?’ Marjo knikte nogmaals. ‘OK, terug aan je werk dan!’
Het avondeten verliep vreedzaam. Marjo was stilletjes, maar dat was niet ongebruikelijk. Het enige wat de gasten mogelijk vreemd gevonden hebben, was de weigering van Wim toen Marjo na het eten vroeg of ze van tafel mocht. Maar als het al iemand opgevallen was, begon niemand erover en bleef de sfeer aangenaam.
Ook de avond ging rustig voorbij. Bea serveerde chocolademousse met cranberrycompote om een uur of acht. Daarna gingen de gasten spelletjes doen of keken naar de televisie. Net toen Marjo zichzelf wou excuseren om naar bed te gaan, ging de telefoon.
Bea stond op om hem op te pakken.
‘Voel je je nu beter, meisje?’, vroeg Wim zachtjes aan Marjo.
Marjo knikte, maar gaf geen antwoord.
‘Wat was er toch met je aan de hand?’, wilde Wim weten.
‘Marjo, Robert de Jong voor je’, riep Bea vanuit de keuken.
Marjo’s hart klopte in haar keel. Ze keek haar oom aan, die haar met een hoofdknik toestemming gaf van tafel te gaan.
**************
‘Hallo?’, zei Marjo in de telefoon.
‘Hallo daar’, klonk Roberts stem aan de andere kant van de lijn. Ben je er nog steeds voor in om voor me te komen werken?’
‘Ik dacht dat je van gedachten veranderd was. Je hebt lang niets van je laten horen’, zei Marjo koeltjes.
‘Ik had eerst nog wat werk te doen. Kom je, of niet”, antwoordde Robert al even koel.
‘Daar moet ik even over nadenken’, antwoordde Marjo.
‘Geen probleem. Vergeet het maar. Ik zet wel een advertentie. Er is vast wel iemand op Vlieland die het wil doen. Leuk je gesproken te hebben, wijsneus’. In Roberts antwoord had zowel geamuseerdheid als irritatie doorgeklonken.
‘Nee! Wacht even!’, zei Marjo snel. ‘Verdomme, dat hij mijn bluf zo snel door had’, dacht ze bij zichzelf.
‘Wachten?’, vroeg Robert.
‘Misschien doe ik het’, Marjo probeerde onverschillig te klinken, zodat hij niet zou merken hoe graag ze het baantje wilde hebben.
‘Nee, laat maar, ik heb liever iemand die er zin in heeft’. Goedenavond verder, doeg!’, zei Robert en maakte aanstalten om op te hangen.
‘Stop! Ik zei toch, wacht even!’, Marjo verhief haar stem en stampte uit boosheid met haar voet op de grond. ‘Ik wil die baan hebben. OK? Ik wil die baan!’
‘Je klinkt helemaal niet als iemand die dat baantje graag wil hebben’, Robert probeerde over te komen alsof hij in verwarring was over het antwoord.
‘Ik zei je toch dat ik die baan wilde hebben? Ik zeg nooit dingen die ik niet meen!’, Marjo haar stem ging een octaaf onhoog en nam zo in volume toe dat haar oom en een paar gasten opkeken om te zien of er iets aan de hand was.
Robert begon aan de andere kant van de lijn te lachen.
‘Wat is er zo grappig?’, wilde Marjo weten.
‘Jij!’, antwoordde Robert eerlijk. 7 uur morgenochtend. Neem kleding mee die vies mag worden. OK?’
‘7 uur!’, Marjo gilde of ze weer op haar billen geslagen werd. Weer gingen een aantal ogen in haar richting.
‘7 uur’, bevestigde Robert.
‘OK’, siste Marjo. ‘7 uur’.
‘Oh en Marjo?’, zei Robert vragend.
‘Ja?’, antwoordde Marjo.
‘Als je het humeur dat je nu hebt, morgen hier mee naar toe neemt, dan hebben we snel ons eerste werkgever, werknemer conflict, Is dat duidelijk?’, waarschuwde Robert.
Marjo gaf geen antwoord, omdat het volgende dat ze hoorde de klik was die de verbinding deed verbreken. Ze voelde de boosheid in haar opkomen. Het is dat haar oom haar met een koele blik aankeek, anders zou ze een hele serie vloekwoorden de kamer ingeslingerd hebben.
Het duurde een uurtje om de keuken op te ruimen. Bea was heel benieuwd naar Marjo’s nieuwe baantje, maar Marjo gaf er de voorkeur aan de stilte van haar kamertje op te zoeken om na te denken.
Haar bips klopte in haar broek, maar in plaats van dat het hinderlijk was, maar deze keer gaf het haar deze keer in combinatie met de waarschuwing van Robert aan het eind van het telefoongesprek, een soort elektrische spanning. Opnieuw moest ze er aan denken hoe Robert haar een pak op haar billen zou geven. Op de één of andere manier was de herinnering hoeveel pijn zoiets kon doen al weer verdwenen en wond de gedachte haar op.