Rosa ligt nog in bed. Ze heeft net voor de vierde keer op de snoozeknop gedrukt. Met een diepe zucht draait ze zich nog eens om. “Pfff, ik heb écht geen zin om vandaag naar het werk te gaan.” Bij de gedachte aan het werk dat nog ligt te wachten, valt ze al in slaap. En het is pas woensdag! “Dit trek ik echt niet,” besluit ze. Ze pakt haar telefoon en logt in op de HR-selfservice van haar werkgever. Met een paar drukken op de knop meldt ze zich ziek. Haar collega’s zullen het vandaag maar moeten oplossen, niets aan te doen. Af en toe wordt het gewoon even te veel en dan heb je zo’n dag voor jezelf nodig om even helemaal bij te komen. Natuurlijk mag het niet, maar de drukte bij de controleartsen is tegenwoordig zo groot dat niemand de eerste dag al direct gecontroleerd wordt. Rosa meldt zich na een dag altijd keurig weer beter, dus geen haan die ernaar kraait. Of Tanja, haar teamleider, haar nog gelooft, weet ze niet zeker. Ze keek erg bedenkelijk toen ze zich vorige maand een dagje had verontschuldigd, maar een goed getimed hoestje was voldoende om het gesprek te beëindigen. Niemand wil de boeman uithangen door te vragen of je wel écht ziek bent.
Om half 11 stapt Rosa uit bed en in haar pantoffels. In haar flanellen pyjama sloft ze naar de keuken en zet ze een flinke bak koffie. Met een bakje yoghurt geniet ze aan de keukentafel van haar ontbijt, dat om deze tijd ook gerust brunch had kunnen heten. Afwezig scrolt ze op haar telefoon wat door Facebook. Plots schrikt ze op; de deurbel. “Ik had gisteren toch niets besteld?” Soms kan ze alle pakjes ook niet meer uit elkaar houden. Langzaam loopt ze naar de intercom. “Ja?” vraagt ze op ongeïnteresseerd toon. “Controlearts” klinkt het aan de andere kant. Meteen is Rosa hyperalert. “Hoe kan dit, ik heb me net ziekgemeld, help!” schreeuwt het door haar hoofd. “Hallo?” wordt er gevraagd aan de andere kant van de lijn en Rosa beseft dat ze al minstens 15 seconden stil is. “Euh, ja, natuurlijk, derde, nee vierde verdieping,“ bazelt ze en ze laat de man het gebouw in.
In vliegende vaart vliegt Rosa door het huis. “Ik moet ziek lijken.” Ze klikt de waterkoker aan. Thee ziet er zieker uit dan koffie. Ze rent naar de slaapkamer, grist een dekentje uit de kast, vliegt weer terug naar de woonkamer en schenkt snel een kop warm water in. Wanneer de deurbel gaat, grist ze nog snel een theezakje mee en zet de thee op de koffietafel. Dan rent ze door naar de deur om deze te openen. In de opening staat een lange man, van een jaar of 50 en in een wat ouderwets grijs pak. Hij draagt een grote aktetas in de ene hand en een paraplu in de andere. “Goedemorgen mevrouw Hendrix, Karel Hertogs, controlearts”. Voorzichtig schudt Rosa hem de hand. “Zeg maar Rosa. Ik ga gauw naar binnen hoor, het tocht hier.” “Geen probleem, gaat u maar naar binnen.” Rosa loopt terug naar de bank en gaat onder de deken liggen. Wanneer Karel de kamer binnenstapt, steunt ze even opzichtig. “Ik zie het al aan uw voorhoofd, u heeft koorts” merkt hij op. Rosa voelt even. Van dat rennen daarnet heeft ze een paar zweetdruppels gekregen. “Ja, een graad of 39, denk ik.” “Heeft u zelf al gemeten?” Rosa schudt haar hoofd. “Dan moeten we dat straks even doen.”
Karel zet zijn tas op tafel. “Vertel eens, wat zijn de klachten.” Rosa kijkt vanaf de bank omhoog. “Nou, eum, koorts dus, en moeheid, en eigenlijk algehele malaise.” “Hmm,” is het antwoord van Karel. “Kunt u even opstaan, dan kan ik wat algemene controles uitvoeren.” Met een zucht staat Rosa op. Karel voelt aan haar voorhoofd en in haar nek. “Hmm,” zegt hij weer en hij pakt zijn stethoscoop. “Diep inademen.” Rosa ademt diep in, weer uit, weer in. Ze zwoegt een beetje met haar borst. Wanneer ze deze man kan afleiden, zal hij haar misschien sneller met rust laten. Karel haalt zijn stethoscoop weg. “Hmm, zou u nu de kin op de borst willen plaatsen, en het hoofd weer omhoog. Omlaag, omhoog. Nu de armen wijd, en terug. Wijd, en terug. Prima, dit gedeelte is afgerond. U kunt zitten.”
Karel pakt wat uit zijn aktetas, Rosa kan niet precies zien wat, en gaat links van haar zitten. “Omdat de hoogte van de koorts niet bekend is, zal ik die moeten meten. Ik ben daarin nogal ouderwets en zal de temperatuur rectaal bepalen, de enige betrouwbare methode. Als u even over mijn schoot plaatsneemt.” Geschokt kijkt Rosa hem aan. “Maar, dat meent u niet!” “Zeer zeker wel, mevrouw, maar het is zo voorbij.” “Dat kan toch niet!” zegt Rosa, net te hard, “Dat is gênant. Ik kan de temperatuur toch zelf meten?” Karel kijkt haar streng aan. “Mevrouw, ik ben hier in de officiële hoedanigheid als controlearts. Ik ben verplicht om zelf de temperatuur te constateren en bevoegd dit te doen op de wijze die mij het meest geschikt lijkt. De procedure duurt niet lang.” Rosa aarzelt. “Mevrouw, ik hoef toch geen aantekening te maken voor uw werkgever?” Met een zucht en een rood hoofd gaat ze over de schoot van Karel liggen. Ze wordt nog roder wanneer hij haar pyjamabroek tot halverwege haar dijen naar beneden trekt. “Geen ondergoed, dat scheelt tijd,” merkt Karel klinisch op. Rosa zwijgt van schaamte. “Billen een beetje omhoog, mevrouw.” Met heel veel tegenzin volgt Rosa de aanwijzing op. Met de vingers van zijn linkerhand duwt Karel de billen van Rosa een stukje uit elkaar. Met zijn rechterhand brengt hij de lange thermometer in. “Zo, nu moeten we even wachten op een correcte meting.” Rosa gaat door de grond. Wat is dit vernederend! Ze voelt zich als een heel klein meisje in het lichaam van een vrouw van 23. Na een eeuwigheid voelt ze de glazen huis in haar achterste weer naar buiten gaan, waarna haar spieren zich ontspannen. “Ziezo,” zegt Karel. Rosa wil overeind komen maar voelt hoe ze met een hand wordt tegengehouden. “Blijft u nog even liggen?”
Enigszins verbaasd blijft Rosa liggen. “Moet u nog een onderzoek doen?” vraagt ze. Karel negeert haar vraag. “De gemeten temperatuur is 37 graden. U heeft geen koorts.” “O?” klinkt Rosa gespeeld verbaasd. “Nou ja, niet bij elk ziektebeeld past koorts, toch.” “Dat klopt,” geeft Karel toe. “Op basis van uw symptomen heb ik echter toch een ziektebeeld kunnen samenstellen. Ik was in eerste instantie op het verkeerde been gezet. Doorgaans ziet men dit alleen bij kinderen.” Opgelucht haalt Rosa adem. Hoewel de manier waarop haar temperatuur is opgenomen zeer beschamend en onprettig was, lijkt ze toch nog van het tweede deel van haar ziektedag te kunnen genieten. “Wat mankeer ik, dokter?” “Nou mevrouw, u bent schoolziek.”
Rosa probeert weer overeind te komen, maar merkt dat ze wordt tegengehouden. “Schoolziek? Ik ben ziek hoor, ik heb hoofdpijn en koorts en” “Koorts heeft u niet, dat hebben we net bepaald. U heeft natuurlijk recht op een tweede meting, wanneer u dat wenst.” Rosa zwijgt. Alles behalve dat. “Dat dacht ik al,” gaat Karel verder. “Zoals ik zei, u bent schoolziek. Gelukkig weet ik daar een goede oplossing voor. Ik ga u een stevig pak slaag op uw billen geven. Gelukkig ligt u er al klaar voor”. Rosa kan haar oren niet geloven. “Dat meent u niet, dat is belachelijk, laat me los.” “Natuurlijk, u kunt gaan wanneer u wilt. Ik wil u er wel op wijzen dat ik dit als officieel medicijn ga voorschrijven. Niemand kan een doktershandschrift lezen, dus vragen zullen er niet komen. Het weigeren van een door de controlearts voorgeschreven medicijn staat echter gelijk aan dienstweigering, met ontslag tot gevolg. Dus zegt u het maar, blijft u liever thuis zitten of neemt u uw medicijn?”
Vol schaamte denkt Rosa na. Ze kan geen kant op. Natuurlijk, Karel zou kunnen bluffen, maar de gevolgen als dat niet zo is, zijn niet te overzien. Ze heeft haar baan heel hard nodig. Met veel moeite heeft ze dit appartement in het centrum kunnen huren en zonder baan kan ze het niet meer betalen. Ze besluit dat ze geen keus heeft. “Ik wil mijn baan graag behouden,” fluistert ze. “Een verstandige keus,” complimenteert Karel haar. Voordat we verder gaan, moeten we nog de formaliteiten nog afhandelen. Ze voelt hoe hij iets uit zijn zak haalt. “Karel Hertogs, 19 september 2019 bij patiënte Rosa Hendrix. Medische indicatie Influenza scholae. Toestemmingsopname medicijn. Mevrouw, als u even luid en duidelijk aangeeft welk medicijn u toegediend wil hebben.”
“Dit is een droom, dit is een nachtmerrie, wordt wakker Rosa!” Maar het is geen nachtmerrie: Rosa ligt hier echt, met haar billen bloot, over de schoot van een onbekende man, die ze moet vragen om haar te slaan. “Mevrouw,” herhaalt Karel. Rosa zwijgt nog even. “Ik, ik krijg pak slaag” zegt ze zachtjes. “Helaas kan mijn dicteerapparaat het zo niet opvangen. Kunt u een beetje luider spreken?” Vol nieuwe schaamte herhaalt Rosa haar woorden, een klein beetje harder. “Dat is al beter mevrouw, maar zou u voor de volledigheid nog iets luider willen spreken en een volledige beschrijving van de toediening willen geven. Staat van kledij, plaats van handelen, zulke zaken.” Rosa begraaft haar hoofd in de bank en gromt van frustratie. Na 10 seconden komt ze weer overeind. “Ik lig op schoot bij dokter Karel en krijg van hem een pak slaag op mijn blote billen.” “Uitstekend,” zegt Karel, en hij stopt het dicteerapparaat weg. “Dan kunnen we beginnen.”
Direct laat Karel zijn hand hard neerkomen op Rosa’s linkerbil, meteen gevolgd door een klap op haar rechter. In dat tempo blijven de harde klappen neerkomen. Rosa hapt naar adem. Ze is nog nooit op haar billen geslagen, althans niet meer dan een klein tikje. Ze wist niet dat het zo’n zeer kon doen. Onder de harde hand van Karel wiebelt ze heen en weer. Met haar voeten trommelt ze op de bank in een poging de pijn uit te bannen. Na een paar minuten stopt Karel even. Voor ze durft te denken dat hij klaar is, voelt ze hoe de huid van haar linkerbil naar buiten strakgetrokken wordt. Dan komt een hand hard neer op de gevoelige huid aan de binnenkant van haar bil, vlakbij haar anus. Ze schreeuwt het uit, maar Karel reageert niet. Na een dertigtal klappen wordt de andere kant strakgetrokken en voelt ze hoe ze met de vingertoppen van zijn hand een soortgelijke behandeling krijgt. Dan gaat hij weer verder met haar billen en de bovenkant van haar benen, tot alles gloeit.
“Zo, dat is voldoende opwarming. Komt u maar even overeind.” Licht gedesoriënteerd komt Rosa overeind. “U mag de handen achter uw hoofd vouwen.” Gehoorzaam volgt ze de aanwijzing op. Ze heeft nauwelijks in de gaten hoe onderdanig ze op de bank zit. Ook het feit dat de dokter al haar charmes kan zien, ontgaat haar. Ze ziet hoe hij een grote houten haarborstel met een platte achterkant uit zijn koffer haalt. Dan gaat hij weer zitten. “Neemt u weer plaats,” geeft hij aan en Rosa gaat weer liggen. Met een harde ‘plop’ komt de borstel onderaan haar rechterbil neer. Rosa veert onmiddellijk overeind. Bedriegen haar hersenen haar? Een volgende ‘plop’ volgt op de andere kant en nu weet ze het zeker. Dit doet oneindig veel meer pijn dan zijn hand! Hoewel het tempo lager ligt, is de pijn in haar achterste niet te beschrijven. Ze worstelt, ze schreeuwt, maar de klappen gaan door. Ze trappelt, maar de klappen gaan door. Ze probeert met haar hand haar billen te beschermen, maar deze wordt resoluut vastgepakt en op haar rug vastgepind. De klappen gaan door. En door. Rosa houdt het niet meer. Ze trekt haar rug krom, maar het helpt niet. Dan ploft ze met haar hoofd op de bank en begint ze te huilen. Ze merkt het niet als de klappen even later ophouden. Met haar hoofd op de bank huilt ze snikkend door. Na een minuut merkt ze dat ze niet meer geslagen wordt. “De heilzame werking van een pak slaag,” hoort ze Karel zeggen.
Om kwart voor 1 gaat Rosa voorzichtig zitten op haar bureaustoel. De kussens geven wel enige bescherming, maar haar gezicht vertrekt zichtbaar wanneer ze behoedzaam haar lichaamsgewicht op haar zitvlak zet. Vreemd is dat niet. Nadat Karel haar een officiële vrijstelling voor de ochtend had overhandigd en naar de volgende patiënt was vertrokken, had ze in de spiegel naar haar billen gekeken. Wat een ravage! Alles was op zijn minst rood, met enkele grote, dieprode vlakken en twee witte rondjes op het zitgedeelte, waar ze het meest gekneusd was. Het zou zeker nog dagen duren voor dit pijnlijke gevoel zou verdwijnen! Ze had haar pyjama uitgetrokken en vervangen door een wijde jurk, lang genoeg zodat niemand zou kunnen zien dat se nog steeds geen ondergoed aanhad. Ze had besloten dat het niet verstandig was haar strakke slipjes over haar gezwollen billen te trekken. Het was zo al pijnlijk genoeg.
Direct komt Tanja naar haar bureau. “Hey Rosa, ben je weer beter, wat fijn!” Rosa knikt. “Ik voel me al weer veel beter, en ik kon mijn collega’s niet laten stikken natuurlijk.” “Super!” zegt Tanja enthousiast. “Mag ik vragen wat je had?” “Influenza scholae” zegt Rosa wijs, “gelukkig had de dokter de juiste medicijnen bij zich.” “Dat geloof ik graag” antwoordt Tanja, “het is een wonderdokter. Nog een geluk dat ik Karel op zulke korte termijn kon bereiken. Superfijn dat hij je zo goed heeft kunnen helpen. Bij je volgende ziekte zal ik ervoor zorgen dat hij nog eens langskomt.” De woorden klinken gemeend, maar Tanja’s glimlach verraadt alles. Verslagen kijkt Rosa haar aan. Lekker een dagje ziek zijn is verleden tijd.