Verteller voice-over
En ’t was in die daghe, dat Mariecken door haar oom naar Niemeghen gestuurd werd, voor die boodschappen als daar waren: brood, melk, vis en andere lustigheden. En hij zeide: slapen kunt gij, lieve nicht mijn, bij Uwen tante.
Doch toen Mariecken des avonds bij hare tante arriveerde, wachtten haar slechts slagen en vloeken, daar tante dacht dat hare nicht die ganse dag verlummeld ende verluierd had met die jongens. En zij joeg die arme Mariecken de straat op.
Een herberg. Mariecken komt binnen, en gaat –met enige moeite- aan een tafeltje zitten.
Mariecken
Ach ende wee. Mien wrede tante, zij heeft mij genadeloos op die straat gesmeten, wijl zij dachte dat ik mij met die jonkmannen vermaakt had. Doch voor zij mij die deur wees, heeft zij mij die arme billen zo geschroeid, dat ik thans met moeite ende pijn slechts mij nederzitten kan. Ai, ai.
Moenen (de duivel) komt op. Hij gaat ongevraagd bij Mariecken aan tafel zitten.
Moenen
En wat doet zo een schone deerne gans alleen in een plaats als dit? Zijde gij niet beducht voor uwen reputatie? Deze tapperij staat slecht bekend, als zijnde een plaats voor ontuchtigheden en schuinsmarcheerderij.
Mariecken
Mijne reputatie is reeds in den drek. Mijn tante heeft mij verfoeit ende berispt, met kwade woorden en de roede, daar zij dacht dat ik mij ontuchtig gedragen had.
Moenen
Zoude gij, als gij thans toch reeds als slechts bekend staat, dan niet liever op dit pad verder willen gaan? Ik kan u leren den vijf Vrije Kunsten, waardoor gij een geleerde vrouwe wezen zult. En niemand zal u meer berispen, of kwaad over u spreken.
Mariecken
Hoe weet gij zoveel over die Vrije Kunsten? schrikt. Ik zie, edoch, gij sijt die Duvel, die aast op mijn onsterfelijke ziel.
Moenen
’t Is waar, den Duvel ben ik. Doch ook een groot geleerde, met kennis van gans het universum.
Mariecken
Gans het universum?
Moenen pakt een mobiele telefoon uit zijn zak, de Galaxy 5
Moenen
Ziet, Mariecken, want ik ken reeds uw naam, dit wonderapparaat zal u doen leren alles wat de galaxy in zich draagt. Wilt gij niet zulk een kennis verwerven?
Mariecken
En wat vraagt gij voor die kennis, Duvel?
Moenen
Vijf vragen zal ik u stellen, één over elk der Vrije Kunsten: retorica, musica, logica, grammatica, ende alchemie. Indien gij al dezen vragen goed beantwoordt, delen met u zal ik al mijn kennis.
Mariecken
En wat indien in een van dieze vragen onjuist beantwoorden zal?
Moenen
Ach lieve Mariecken, vertrouw op uwen hoofd en hart. Kwaad zal ik u niet doen. Men zegt: ik ben die Duvel en doe kwaad, maar in mien herte een kwetsbaar, eenzaam man ik ben…
Mariecken
Goed dan, Duvel. Stel mij die vragen.
Moenen terzijde
Haha, dit arme wicht. Vragen zal ik haar stellen, zo moeilijk als zij nog nimmer heeft gehoord. En genieten zal ik aanstonds, indien zij die vragen niet juist beantwoorden zal.
Tot Mariecken
Den eerste vraag, over die alchemie. Met houtskool ende met die zwavel kan ik maken den grootsten der explosies, waardoor alles brandt. Eén stof echter ontbreekt mij nog. Welke?
Mariecken
Uhmmm… Een tondeldoos?
Moenen
Salpeter, gij dwaas. Nu zult gij branden, meer dan een tondeldoos u ooit branden laten zal.
Mariecken valt op haar knieën
Ach nee, Duvel. Genade. Breng mij niet naar die helle, alwaar ik branden zal in de diepste krochten, nu ik gezondigd heb en gespeeld heb met die Duvel! Ik weet, het zij verdiend! Genade! Genade!
Moenen
Vreest niet Mariecken, naar die helle zal ik u niet meeslepen. Doch branden zult gij, zij ’t op een andere plek.
Mariecken
Ik ben plots zeer bevreesd. Oh Duvel, wat is uwen plan?
Moenen
Mien plan is, Mariecken, ik zal u de billen laten branden!
Op tafel verschijnen plotsklaps diverse voorwerpen: een roe, een plak, een leren slipper, een latje
Mariecken
Oh neen, neen! Genade!
Moenen
‘t Is dát, of ik sleep u mee naar die helle, alwaar gij anders branden zult.
Mariecken terzijde
Ik heb geen keus. Och, welk een dom wicht waar ik, te denken ik kon spelen met die Duvel. Doch ik zie, vijf vragen zou hij mij stellen, doch slechts vier voorwerpen zie ik. Wellicht is dat mienen redding.
Tot Moenen
Ik geef toe, Duvel. Laat mij die billen branden, liever dan mijn ziel.
Moenen legt Mariecken over de knie, en geeft haar met de plak. (Bij de volgende vragen blijft Mariecken over de knie liggen terwijl ze antwoord geeft).
Moenen
Den tweede vraag, die van retorica. Welk Romeins redenaar sprak met die stenen in die mond, om zijne spraak te verbeteren?
Mariecken
Eh…. Is het niet die Asterix, alwaar ik van gelezen heb?
Moenen
Fout! Demosthenes had gij gezegd hebben moetende.
Mariecken krijgt nu een pak slaag met de roe
’t Begint mij zwaar te moede te zijn, dat ik ging wedden met die Duvel
Moenen
Den derde vraag, die van die musica. Als den speelman 5 noten omhoog gaat met zijnen lied, waar spreekt men dan over?
Mariecken
Ehmm…eeh…eergh… vals spelen?
Moenen
Neen, gij dom wicht. Een kwint noemt men dat! terzijde. Het zweet zal thans op haren voorhoofd staan, maar klaar ben ik nog niet.
Mariecken krijgt nu met de slipper
Moenen
De logica. Een stelling die twee bewijzen bevat, welke onlosmakelijk en logisch met elkaar verbonden zijn, noemt men…
Mariecken
… een opstelling? Neen, ook deze is niet juist. Ik vrees, ik heb mij door die Duvel in ’t ootje laten nemen.
Er volgen klappen met de lat
Moenen
Grammatica! Welke naamval gebruik ik als ik spreek: “Gij stevent op uw noodlot af?”
Mariecken
Eh… Mariecken?
Moenen
Neen.
Mariecken
Maar dat is mijn naam!!! En dit is een val! Oh goede God, wees mij genadig, en nimmer meer zal ik die Duvel volgen.
Moenen
Ocherm, gij dwaze meid. Nog zoveel te leren hebt gij, indien gij denkt dat gij die Duvel te slim af kunt zijn.
Hij kijkt naar de tafel, ziet dat alles is gebruikt
Ach verduiveld, ik heb mij vergist in het tellen. Al miene helse instrumenten heb ik reeds gebruikt op de billen van dit wicht.
Mariecken
Oh, dank, dank, goede God. Gij sijt mij genadig geweest. Welaan Duvel, de Kunst der rekenkunde kent gij niet, anders had gij wel vijf duvelse instrumenten meegenomen uit de hel!
Moenen terzijde
Dat wicht denkt mij te slim af te zijn. Doch wacht…
Tot Mariecken
Gij denkt, ik heb mij vergist. Doch weet, dat de Duvel altijd nog iets achter de rug heeft!
Hij maakt zijn staart los om die als zweep te kunnen gebruiken. Hij buigt Mariecken over de tafel, en geeft haar slaag
Mariecken
Oh neen, de Duvel is niet voor één gat te vangen. Hij haalt een zweep bij de zijne vandaan, en gebruikt hem op de mijne. Wee, wee.
Terwijl ze kermt, fade-out