Mariecken ende die Duvel

Verteller voice-over
En ’t was in die daghe, dat Mariecken door haar oom naar Niemeghen gestuurd werd, voor die boodschappen als daar waren: brood, melk, vis en andere lustigheden. En hij zeide: slapen kunt gij, lieve nicht mijn, bij Uwen tante.
Doch toen Mariecken des avonds bij hare tante arriveerde, wachtten haar slechts slagen en vloeken, daar tante dacht dat hare nicht die ganse dag verlummeld ende verluierd had met die jongens. En zij joeg die arme Mariecken de straat op.

Een herberg. Mariecken komt binnen, en gaat –met enige moeite- aan een tafeltje zitten.

Mariecken
Ach ende wee. Mien wrede tante, zij heeft mij genadeloos op die straat gesmeten, wijl zij dachte dat ik mij met die jonkmannen vermaakt had. Doch voor zij mij die deur wees, heeft zij mij die arme billen zo geschroeid, dat ik thans met moeite ende pijn slechts mij nederzitten kan. Ai, ai.

Moenen (de duivel) komt op. Hij gaat ongevraagd bij Mariecken aan tafel zitten.

Moenen
En wat doet zo een schone deerne gans alleen in een plaats als dit? Zijde gij niet beducht voor uwen reputatie? Deze tapperij staat slecht bekend, als zijnde een plaats voor ontuchtigheden en schuinsmarcheerderij.

Mariecken
Mijne reputatie is reeds in den drek. Mijn tante heeft mij verfoeit ende berispt, met kwade woorden en de roede, daar zij dacht dat ik mij ontuchtig gedragen had.

Moenen
Zoude gij, als gij thans toch reeds als slechts bekend staat, dan niet liever op dit pad verder willen gaan? Ik kan u leren den vijf Vrije Kunsten, waardoor gij een geleerde vrouwe wezen zult. En niemand zal u meer berispen, of kwaad over u spreken.

Mariecken
Hoe weet gij zoveel over die Vrije Kunsten? schrikt. Ik zie, edoch, gij sijt die Duvel, die aast op mijn onsterfelijke ziel.

Moenen
’t Is waar, den Duvel ben ik. Doch ook een groot geleerde, met kennis van gans het universum.

Mariecken
Gans het universum?

Moenen pakt een mobiele telefoon uit zijn zak, de Galaxy 5

Moenen
Ziet, Mariecken, want ik ken reeds uw naam, dit wonderapparaat zal u doen leren alles wat de galaxy in zich draagt. Wilt gij niet zulk een kennis verwerven?

Mariecken
En wat vraagt gij voor die kennis, Duvel?

Moenen
Vijf vragen zal ik u stellen, één over elk der Vrije Kunsten: retorica, musica, logica, grammatica, ende alchemie. Indien gij al dezen vragen goed beantwoordt, delen met u zal ik al mijn kennis.

Mariecken
En wat indien in een van dieze vragen onjuist beantwoorden zal?

Moenen
Ach lieve Mariecken, vertrouw op uwen hoofd en hart. Kwaad zal ik u niet doen. Men zegt: ik ben die Duvel en doe kwaad, maar in mien herte een kwetsbaar, eenzaam man ik ben…

Mariecken
Goed dan, Duvel. Stel mij die vragen.

Moenen terzijde
Haha, dit arme wicht. Vragen zal ik haar stellen, zo moeilijk als zij nog nimmer heeft gehoord. En genieten zal ik aanstonds, indien zij die vragen niet juist beantwoorden zal.

Tot Mariecken

Den eerste vraag, over die alchemie. Met houtskool ende met die zwavel kan ik maken den grootsten der explosies, waardoor alles brandt. Eén stof echter ontbreekt mij nog. Welke?

Mariecken
Uhmmm… Een tondeldoos?

Moenen
Salpeter, gij dwaas. Nu zult gij branden, meer dan een tondeldoos u ooit branden laten zal.

Mariecken valt op haar knieën
Ach nee, Duvel. Genade. Breng mij niet naar die helle, alwaar ik branden zal in de diepste krochten, nu ik gezondigd heb en gespeeld heb met die Duvel! Ik weet, het zij verdiend! Genade! Genade!

Moenen
Vreest niet Mariecken, naar die helle zal ik u niet meeslepen. Doch branden zult gij, zij ’t op een andere plek.

Mariecken
Ik ben plots zeer bevreesd. Oh Duvel, wat is uwen plan?

Moenen
Mien plan is, Mariecken, ik zal u de billen laten branden!

Op tafel verschijnen plotsklaps diverse voorwerpen: een roe, een plak, een leren slipper, een latje

Mariecken
Oh neen, neen! Genade!

Moenen
‘t Is dát, of ik sleep u mee naar die helle, alwaar gij anders branden zult.

Mariecken terzijde
Ik heb geen keus. Och, welk een dom wicht waar ik, te denken ik kon spelen met die Duvel. Doch ik zie, vijf vragen zou hij mij stellen, doch slechts vier voorwerpen zie ik. Wellicht is dat mienen redding.

Tot Moenen

Ik geef toe, Duvel. Laat mij die billen branden, liever dan mijn ziel.

Moenen legt Mariecken over de knie, en geeft haar met de plak. (Bij de volgende vragen blijft Mariecken over de knie liggen terwijl ze antwoord geeft).

Moenen
Den tweede vraag, die van retorica. Welk Romeins redenaar sprak met die stenen in die mond, om zijne spraak te verbeteren?

Mariecken
Eh…. Is het niet die Asterix, alwaar ik van gelezen heb?

Moenen
Fout! Demosthenes had gij gezegd hebben moetende.

Mariecken krijgt nu een pak slaag met de roe
’t Begint mij zwaar te moede te zijn, dat ik ging wedden met die Duvel

Moenen
Den derde vraag, die van die musica. Als den speelman 5 noten omhoog gaat met zijnen lied, waar spreekt men dan over?

Mariecken
Ehmm…eeh…eergh… vals spelen?

Moenen
Neen, gij dom wicht. Een kwint noemt men dat! terzijde. Het zweet zal thans op haren voorhoofd staan, maar klaar ben ik nog niet.

Mariecken krijgt nu met de slipper

Moenen

De logica. Een stelling die twee bewijzen bevat, welke onlosmakelijk en logisch met elkaar verbonden zijn, noemt men…

Mariecken
… een opstelling? Neen, ook deze is niet juist. Ik vrees, ik heb mij door die Duvel in ’t ootje laten nemen.

Er volgen klappen met de lat

Moenen
Grammatica! Welke naamval gebruik ik als ik spreek: “Gij stevent op uw noodlot af?”

Mariecken
Eh… Mariecken?

Moenen
Neen.

Mariecken
Maar dat is mijn naam!!! En dit is een val! Oh goede God, wees mij genadig, en nimmer meer zal ik die Duvel volgen.

Moenen
Ocherm, gij dwaze meid. Nog zoveel te leren hebt gij, indien gij denkt dat gij die Duvel te slim af kunt zijn.

Hij kijkt naar de tafel, ziet dat alles is gebruikt

Ach verduiveld, ik heb mij vergist in het tellen. Al miene helse instrumenten heb ik reeds gebruikt op de billen van dit wicht.

Mariecken
Oh, dank, dank, goede God. Gij sijt mij genadig geweest. Welaan Duvel, de Kunst der rekenkunde kent gij niet, anders had gij wel vijf duvelse instrumenten meegenomen uit de hel!

Moenen terzijde
Dat wicht denkt mij te slim af te zijn. Doch wacht…

Tot Mariecken

Gij denkt, ik heb mij vergist. Doch weet, dat de Duvel altijd nog iets achter de rug heeft!

Hij maakt zijn staart los om die als zweep te kunnen gebruiken. Hij buigt Mariecken over de tafel, en geeft haar slaag

Mariecken
Oh neen, de Duvel is niet voor één gat te vangen. Hij haalt een zweep bij de zijne vandaan, en gebruikt hem op de mijne. Wee, wee.

Terwijl ze kermt, fade-out

De Apotheker

Het jaar 1890. Een apotheek, ergens in een niet nader te noemen provincieplaatsje in Nederland. Achter de toonbank een apotheker, druk bezig met het bereiden van medicijnen. Hij weegt secuur alle bestanddelen af. De winkeldeur gaat open, en een goed geklede dame komt binnen. Ze draagt een lange rok, een bijpassend jasje en een klein, modieus hoedje. Ze nadert voorzichtig de toonbank, een beetje aarzelend.

Apotheker
Goedemiddag.

Dame
Goedemiddag

Apotheker
Waarmee kan ik u van dienst zijn?

Dame
Ik ben op zoek naar een specifiek medicijn, ik weet alleen niet of het eigenlijk wel bestaat.

Apotheker
Vertelt u eens wat u zoekt, dan kan ik kijken of het door u gezochte middel daadwerkelijk te verkrijgen is.

Dame
Weet u, ik ben de laatste tijd enigszins gespannen. Ik slaap slecht, ik ben prikkelbaar naar mijn omgeving, ik voel me soms wat duizelig…

Apotheker
Hmm, dat zijn inderdaad erg vervelende symptomen. Als ik u vragen mag, in de hoop natuurlijk dat u mij niet onbetamelijk vindt, maar hebben er onlangs in uw situatie zich wellicht veranderingen voorgedaan? Een verhuizing? Wellicht een wijziging in uw materiële gesteldheid? Iets anders wat de oorzaak kan zijn van die ongerief?

Dame
Nee, eigenlijk niet. Ik heb een nieuw corset, wat ik tegenwoordig draag.

Apotheker (geschokt)
Mevrouw! Ik hoop dat u het mij vergeeft, maar dat zijn toch geen zaken waar een dame in het openbaar over spreekt!

Dame
Oh, maar ik voel daar absoluut geen schaamte bij, hoor.

Apotheker
Wellicht. Maar toch zou ik u willen verzoeken u verre te houden van dit soort taalgebruik.

Dame
Mijn excuus. Ik wilde u op geen enkele wijze desavoureren.

Apotheker
Laat ons terugkeren naar de reden van uw bezoek. U vertelde dat u enig fysiek ongemak ervaart, gerelateerd aan een spanning die u voelt.

Dame
Inderdaad

Apotheker
Nu is het zo, dat er de laatste jaren diverse onderzoeken hebben plaatsgevonden, en zij allen wijzen in één richting: er is een onmiskenbare koppeling aan te wijzen tussen de psyche en het lichaam, tussen de emotionele en de fysieke gesteldheid van de mens.

Dame
Ik heb daar iets over gelezen.

Apotheker
In Wenen is een jonge, briljante geleerde, een zekere dokter Freud, die werkelijk baanbrekend werk heeft verricht op dit gebied.

Dame
Juist ja. Maar ik zoek toch een medicijn wat mij van de door mij ervaren onaangenaamheden kan bevrijden.

Apotheker
Welnu, er zijn gelukkig diverse middelen verkrijgbaar die aantoonbaar en wetenschappelijk verantwoord een heilzame werking hebben op de patiënt die lijdt aan de door u geschetste symptomen. Zo kunt u denken aan de verkwikkende werking van de zaden van de papaverbloem, of de wortels van pioenrozen. Ook diverse middelen die hun oorsprong vinden in de hennepplant leveren vaak verbluffende resultaten op, zeker indien ze gepaard gaan met een hypnotische behandeling. Daarnaast zou ik zeker het effect van warme mosterdbaden niet onderschatten.

Dame
En hebben deze middelen onaangename bijwerkingen?

Apotheker
Indien overmatig gebruikt kan er soms een lichte vorm van afhankelijkheid op treden, maar het zijn slechts zwakke lieden, vaak van lage komaf, die hier gevoelig voor zijn. Ik zie zo dat u afkomstig bent uit de betere kringen, dus u hebt hier absoluut geen gevaar van te duchten.

Dame
Ik weet het niet.

Apotheker
Bespeur ik enige twijfel?

Dame
Vergeeft u mij, maar ik heb van kinds af aan al enige reserve tegen de medische wetenschap. Ik bedoel dit niet persoonlijk, begrijpt u mij, maar ja… er zijn zoveel kwakzalvers tussen de echte deskundigen.

Apotheker
Ik begrijp u. Helaas kan ik niet meer doen dan u mijn woord geven dat ik slechts de meest hoogstaande en heilzame recepturen voorschrijf. U kunt moeilijk van mij verwachten dat ik een speciale apothekersmuts aanschaf om er betrouwbaarder uit te zien, nietwaar?

Dame
Oh nee. Zoiets zou ik nooit van u durven te vragen. Maar ik heb wel eens begrepen dat het lichaam in bepaalde omstandigheden zelf in staat is om kalmerende en drukverlagende stoffen aan te maken?

Apotheker
Dat kan in…sommige gevallen wel eens gebeuren, ja.

Dame
En wat voor gevallen zijn dat?

Apotheker
Indien het lichaam aan zekere fysieke prikkels wordt blootgesteld dan kunnen er soms kalmerende stoffen worden aangemaakt. U kunt daarbij denken aan bepaalde fysieke inspanning, aan paardrijden, aan een stevige wandeling…

Dame
Ik heb begrepen dat in bepaalde gevallen ook een …kastijding een dergelijk effect kan bereiken?

Apotheker (verliest van schrik zijn bril)
Mevrouw! Mag ik u verzoeken!

Dame
Hoezo? Waarom kan daar niet over gesproken worden, en over hete baden en hypnose wel?

Apotheker
Het is toch zeker onwelvoegelijk om zomaar te praten over de effecten van… van een tuchtiging.

Dame
Een mijner meest dierbare vriendinnen wordt regelmatig door haar man gekastijd, en zij verzekert mij dat hier een zeer kalmerende werking van uitgaat.

Apotheker
Dat zou kunnen. Daar heb ik geen zicht op.

Dame
Maar het zou kunnen.

Apotheker
Het is… mogelijk.

Dame
Welaan dan.

Apotheker
Welaan?

Dame
U bent apotheker. U dient uw klanten dié medicatie voor te schrijven die voor hen het meest heilzaam is. Nu dan, geef mij het gevraagde medicijn.

Apotheker
U bedoelt…?

Dame
Jazeker.

Apotheker (steeds wanhopiger)
Mevrouw, dat kunt u toch niet van mij verlangen?

Dame (komt nu achter de toonbank)
Helpt u mij toch, mijn beste man.

(Zij buigt zich voorover over de toonbank, en schort haar rok op)

Apotheker
Als u… als u er dan werkelijk op staat.

(Hij geeft haar een voorzichtige tik op haar billen)

Voelt u zich al beter?

Dame
Nog niet. Ik heb, naar ik vermoed, een hogere dosering nodig.

Apotheker
Vooruit dan.

(Hij geeft enkele tikken, nu iets harder)

Dame
Ik neem aan dat het bepalen van de juiste mate van medicatie één van de meest ingewikkelde aspecten van uw professie is.

Apotheker
Zeer zeker

Dame
Dat zal wel enige tijd kosten.

Apotheker
Inderdaad. (Hij slaat nu wat langer en steviger)

Dame
Ja, ik voel een rustgevend effect! Gaat u vooral door, mijn waarde.

Apotheker (dient nu een stevig pak slaag toe)
Hoe bevalt dit?

Dame
Zeer bevredigend.

(De apotheker geeft nog een paar laatste klappen. De dame komt overeind en brengt haar kleding weer op orde).

Dame
Ik dank u. Ik dank u oprecht. Wat krijgt u van mij?

Apotheker
Ik zou het niet over mijn hart durven te verkrijgen u hiervoor een financiële vergoeding te vragen. Tenslotte is dit medicijn nog niet officieel in de handel.

Dame
Jammer. Welaan dan, ik kom graag nog eens bij u terug.

Apotheker
Een vervolgrecept kunt u zonder enig probleem komen afhalen

Dame
Dank u wel. Graag tot ziens. (verlaat de apotheek)

Apotheker (pakt pen en papier, en begint druk te schrijven)
Welaan, mijn waarde Freud, laat ons eens kijken wat je op deze aanpak te zeggen hebt!

Het zou hier Brussel moeten heten

(Brussel, het gebouw van de EU. Ergens in het kolossale gebouw zitten in een sfeerloze vergaderzaal 4 ambtenaren bij elkaar. Ze zijn allemaal tussen de 20 en de 30 jaar, en hebben het wat fletsloze van iemand die te lang in de Brusselse wandelgangen heeft rondgelopen. De mannen dragen een keurig pak, de eerste vrouw heeft een mantelpakje, de ander draagt een nette broek en een bloes. Op de tafel staat een thermoskan met koffie, tegen de muur staat de onvermijdelijke flipover).

Jean
Wie notuleert?

Claudia
Ik heb het de vorige keer gedaan.

Michiel (zucht)
Ik doe het wel.

Jean
Fijn. Goed, het doel van dit bilateraaltje is helder. We moeten komen tot een heldere beleidsvisie die we naar boven kunnen communiceren, om…

Anne (onderbreekt hem)
Jean, ben je nu van plan de hele tijd in dit jargon te praten?

Jean
Volgens mij voel ik een stukje irritatie.

Anne
Het is heel simpel Jean. We zijn gevraagd om een oordeel te geven of een –met wederzijdse instemming gegeven- tik valt onder mishandeling, onder liefde, onder vrije expressie, onder God mag weten wat, en het is de bedoeling dat we hier zo snel mogelijk iets van vinden. Wat dat ook zijn moge. De commissie wacht op een advies.

Jean
En juist daarom moeten we het breed aanvliegen.

Claudia
Volgens mij is het simpel. Iedereen heeft volgens de Europese grondwet recht op vrijheid van sexuele expressie, en…

Michiel
Maar gaat het hier om séxuele expressie?

Jean
Precies. Hoe definieer je ‘sexueel’? Is dat ooit door een sub-sommissie vastgesteld?

Anne
Nou, als ik met mijn liefje in bed lig…

Jean
Heb jij een liefje?

*Claudia
Eentje?

Anne (negeert Claudia)
Dan is dat sexueel.

Michiel
Ja, maar in dit soort gevallen is er geen sprake van penetratie, dus valt het volgens de algemeen geldende definitie níet onder ‘sexueel’, derhalve is het geen sexuele handeling volgens de letter van de wet, in casu volgt daaruit dat het onder mishandeling moet vallen. Ik citeer: “het opzettelijk en wederrechtelijk…”

Anne
Maar dat klopt toch niet?

Jean
Ik denk dat Michiel hier een punt heeft.

Anne
En zoenen dan? Daar is ook geen sprake van penetratie?

Michiel
Wel als het tongzoenen is.

Anne
Strelen?

Jean
Die parkeren we op de flap.

Michiel (probeert te notuleren)
Wacht even hoor, anders raak ik de draad kwijt. “Het strelen parkeren we op de flap. “ Dank jullie, ik ben weer bij.

Anne
Ik vind dat een tik wel degelijk sexueel kan zijn.

Claudia
Dus als jij een duw krijgt in de metro dan is dat sexueel?

Anne
Nee, we hebben het hier over een tik op de billen.

Michiel
Maar waar beginnen de billen? Ik bedoel, als je tegen een onderbeen tikt, of op een onderrug…

Jean
Misschien moeten we het eerst hebben over de definitie van ‘billen.’

Claudia
Heeft er iemand een meetlint bij zich?

Jean * (loopt naar de flipover)*
Laten we proberen het in een modelletje te stoppen. Als ik (hij tekent op de flipover) hier ongeveer even schematisch de achterkant van de doorsnee Europeaan teken, dan zou ik zeggen dat híer (hij accentueert) de onderrug eindigt, en dat de bil dan (hij zet een kruisje) hier ongeveer moet beginnen.

Michiel
Met ‘ongeveer’ maken we geen beleid.

Claudia
En wat doen we dan met Griekenland (iedereen kijkt verbaasd haar kant op) Ik bedoel… Grieken hebben echt andere billen dan Finnen, en die Duitse billen, die kun je toch niet vergelijken met Italie.

Anne
Zeg jongens, ik heb over tien minuten een ander bilaatje, en dan moet ik proberen een sluitende omschrijving van ‘handboei’ te geven , dus als we even kunnen doorgaan…

Michiel
Misschien moeten we het naar boven conflictueren?

*Jean
Om de dooie dood niet! Ik weet wat beters. Anne, kom eens hier (hij schuift zijn stoel naar achteren).

Anne
Wat ben je van plan?

Jean
Ik wil de boel even inzichtelijk maken. Kom eens hier.

(Anne loopt voorzichtig zijn kant op).

Kijk, (hij tikt Anne op haar hand), dit kan nog een toevallige aanraking zijn, maar dit (hij legt zijn hand op haar schouder) wordt al meer…

Claudia
Je komt nu in de buurt van sexuele intimidatie

Jean
Dat is ook het idee. En nu (hij legt zijn hand op Anne’s billen) begint het sexueel te worden, maar is het nog geen mishandeling.

Michiel
Ik probeer te notuleren hoor! Nog steeds!

Anne
Maar als je nu (zij legt zijn hand iets steviger op haar billen) iets meer kracht zet, dan wordt het al bijna een tik.

Jean
Nee, want een tik is… (hij geeft haar een tik op haar billen).

Anne
Ja, dat is wel een tik, ja.

Claudia
Maar was dat op je billen?

Michiel*
Tja, wat ik zonet al zei, waar beginnen die?

Claudia (gaat over zijn knie liggen)
Ik denk dat je dat even moet uitproberen.

Michiel
Hmmm. (Hij slaat op haar bovenbeen).

Anne
Dat is been!

Jean
Overduidelijk.

Michiel (slaat Claudia op haar billen)
En dit?

Jean
Bil.

Anne
Overduidelijk.

Michiel
Maar nu? (hij slaat Claudia op het gebied waar haar billen overgaan in haar bovenbenen).

Jean
Hmm, twijfel. (Hij trekt Anne over zijn knieën). Ik denk… (ze krijgt een tik op haar billen) dat dit overduidelijk billen zijn, maar dat dit (een tik in haar knieholte) buiten het gebied valt.

Anne*
Ja, hehe.

Claudia*
En wat is het verschil eigenlijk tussen een tik en een klap?

Michiel
Nu, ik zou zeggen (hij geeft haar een lichte tik), dat dit een tik is, en dat dit
(hij slaat een fractie harder) een klap.

Anne
Doe normaal!

Jean
Dit is een tik (hij geeft Anne een stevige klap), maar dit een klap (hij slaat Anne hard, ze slaakt een kreet) is een klap.

Anne
Dat vindt ik eerder een mep.

Claudia
Of een pets?

Michiel
Nee hoor, dit is een pets (hij slaat op een ondefinieerbare wijze)

Claudia
Hmm, ik weet het niet hoor. En als ik nu Grieks zou zijn? Zou die het dan ervaren als een tik of een mep of een klets of…

Jean
Dit is een Europese tik! * (Hij geeft Anne een stevige klap)* .

Anne
Ja, dat was er een! Kun je die vastleggen voor de commissie?

Jean
Even herhalen voor de zekerheid (hij slaat haar weer).

Michiel
Ik denk dat ik eruit ben!

Claudia
Auw!

Michiel
Ja hoor, dat was ‘m!

Jean
En deze dan? (Hij slaat Anne).

Michiel
Absoluut!

Anne
Auw! Ik weet het niet hoor.

Jean
Jawel!

Michiel
Absoluut

(ze slaan nu de beide vrouwen stevig op hun billen)

Anne
Ik weet het niet..auw!

Claudia
Ik wil een raadsvergadering!

Anne
Ik stel een schorsing voor!

Claudia
Moest jij niet notuleren? Ik wacht op de beleidsnota!

Michiel
Zo meteen. Ik moet ze eerst vastleggen.

(De deur gaat open. Herman van Rompuy kijkt om de hoek van de kamer).

Van Rompuy
Awel, wat is er hier gaande?

(Een pijnlijke stilte. Anne en Claudia krabbelen overeind en trekken hun kleren recht. Jean en Michiel kijken opgelaten voor zich uit).

Van Rompuy
Na, het is mij gans plezant wanneer mijn ambtenaren zich met zoveel goesting op hun taken storten. Ik zie het rapport gaarne rap tegemoet.

(Hij glimlacht even en trekt de deur dicht. Stilte)

Michiel
Eh… over de notulen…

Sprookje

Verteller 1
Heel, heel lang geleden was er eens een koning…

Verteller 2
… Zo’n oude…

Verteller 1
Zo’n oude. En die had dochters…

Verteller 2
Drie!

Verteller 1
Twee.

Verteller 2
Twee? Maar ik dacht…

Verteller 1
Twee dochters. Allebei jong en mooi, en niemand kon ze uit elkaar houden, want ze waren tweelingen.

Verteller 2
Eeneiïg.

Verteller 1
Precies. De prinsesjes werden elke dag mooier en mooier, en op de dag dat ze met geen mogelijkheid nóg mooier konden worden zei de koning…

Koning
Lieve dochters. Ik ben oud, en mijn dagen zijn geteld. Straks komt de herfst, en daarna de winter, en ik denk niet dat ik het voorjaar nog ga halen. Jullie zullen mij terugzien als de knoppen aan de bomen, en de twijgen aan de struiken, maar niet als jullie vader. Ga naar de stal, neem allebei een paard en rij de wijde wereld in om een man te zoeken die jullie waardig is. Over een jaar moeten jullie elkaar weer treffen bij de driesprong waar de grote heks woont. Zij zal jullie vertellen wat je verder moet doen.

Esmeralda
Maar vader…

Isabella
Lieve, lieve vader…

Koning
Nee lieve dochters. Jullie zijn altijd je eigen gang gegaan, en hebben soms wijlen jullie je moeder en mij daarmee het niet makkelijk gemaakt, maar doe voor één keer in mijn leven wat ik van jullie vraag. Ga naar de stal en zadel je paard.

Verteller 1
En zo geschiede. De beide prinsessen gingen naar de stal en zadelden hun paarden.

Verteller 2
Dat waren trouwens broertjes

Verteller 1
Ze namen brood en water mee, en reden de poort uit. Eenmaal buiten de poort scheidden hun wegen

Verteller 2
Esmeralda ging links

Verteller 1
En Isabella rechts. En nadat de herfst was gekomen, en daarna de winter, en de lente, en nadat de zomerbladeren al langzaam zwaar begonnen te worden van het komende najaar…

Verteller 2
…troffen ze elkaar weer op de tweesprong bij de hut van de heks

Verteller 1
We moeten nog even vertellen dat de heks een heel bijzonder winkeltje had. Want iedereen die iets speciaals nodig had om aan de man te komen

Verteller 2
Schoenen

Verteller 1
Een jurk

Verteller 2
Een masker. Boeien Een zweep

Verteller 1
Pardon??

Verteller 2
ja, ik heb het ook niet verzonnen hoor. Sommige mensen willen dat.

verteller 1
Tsjonge. Nou ja, die kon dus altijd bij de heks terecht.

Verteller 2
Heel handig.

Verteller 1
En bij die winkel troffen de zussen elkaar.

Verteller 2
Alleen.

Verteller 1
Heel alleen. Zonder man. Want in het hele koningrijk hadden ze geen enkele man gevonden die hen waardig was.

Esmeralda
Gatver de gatver! Ik kom alle soorten mannen tegen, maar geen enkele die me waardig is. Ik heb mannen gezien die uit hun neus aten, die hun oksel krabten waar ik bij was, die geen stoel aanschoven, die teveel dronken, die oranje sokken droegen.

Isabella
Ik heb mannen gezien die meer van hun moeder hielden dan van mij, die alleen wilden paardrijden en vechten, die niet konden dansen, die stotterden.

Esmeralda
Pindakaas met sambal aten.

Isabella
Geen boeken lazen.

Esmeralda
Hun afgeknipte teennagels in het bed lieten liggen

Isabella
Niet van katten hielden

Esmeralda
Geen man voor mij.

Isabella
Geen man voor mij.

Verteller 1
En zo, terwijl ze huilden om hun jammerlijk lot, liepen ze de winkel binnen van de heks. En daar, achterin de winkel…

Verteller 2
Waar de leukste spulletjes stonden…

Verteller 1
Daar zagen ze een schaduw.

Verteller 2
Wordt het nu eng?

Verteller 1
Valt wel mee. De zussen liepen langzaam naar achteren, waar slechts een flakkerende kaars het silhouet van de mysterieuze vreemdeling bescheen…

Verteller 2
Brrrr.

Verteller 1
En plots draaide de gedaante zich om. En het was een hele, hele, mooie, jonge…

Marianna
Wie zijn jullie?

Esmeralda
Zij is Isabella.

Isabella
En zij is Esmeralda.

Verteller 1
En zij keken naar elkaar.

Verteller 2
En herkenden elkaar.

*Marianna
Maar… maar…

Isabella
Ben jij…?

Esmeralda
Ben jij…?

Marianna
Zijn jullie…?

Gedrieën
Zusjes!!!

Een middeleeuwse luit-variant van het Goede Tijden…deuntje zet in

Verteller 2
Zie je nou wel. Het waren er drie.

Verteller 1
Jaja. En toen kwam de heks uit de kelder, en zei:

De heks
Drie zussen zijn jullie, drie zussen waren jullie. Pas nu jullie verenigd zijn zullen de mannen komen, de mannen die jullie waardig zijn. Zo luidt de voorspelling, en de voorspelling zal thans uit komen. Luister!

In de verte klinkt hoefgetrappel. Over de heuvelrug komen drie prinsen aangegaloppeerd. Ze vertonen sterke gelijkenis met Brad Pitt, Antonio Banderas en George Clooney, maar wel in hun jonge jaren

Esmeralda
Daar komen ze.

Isabella
De man die me waardig is.

Marianna
De man die geen afgeknipte teennagels in zijn bed laat liggen!

Verteller 1
En eenmaal bij de hut aangekomen, gleden de prinsen uit het zadel, en daar het liefde op het eerste gezicht was…

Verteller 2
Zoenen, zoenen!!

Verteller 1
Zoenden ze elkaar gepassioneerd en onstuimig, en wist iedereen dat dit een driedubbele bruiloft zou betekenen.

Verteller 2
Einde!!

Er valt een stilte

Verteller 2**
**Einde! Het stuk is afgelopen! Mooi geweest.

Stilte

Isabella
Moeten we nog doorzoenen?

Marianna
Volgens mij is het afgelopen.

Esmeralda
Mag het doek vallen?

Plotseling pakken de prinsen de drie prinsessen beet, trekken hen naar een boomstam, gaan zitten en leggen de drie zusters over de knie

Isabella
Wat is dit nou?

Esmeralda
Dit stond niet in het script!

Isabella
Het zal toch niet!

De prinsen schorten de jurken van de prinsessen op en beginnen hen een stevig pak op de blote billen te geven

Esmeralda
Jezus, wat een goedkoop effect!

Marianna
Auw! Dit is de slechtse theatertruc… auw… van de laatste jaren!

Isabella
Nou…auw… dat moest er zeker nog even in!

Esmeralda
Zinl…auw… zinloos geweld!

Marianna
In ieder geval zinloos. Auw!!

Isabella
Auw! Waar is dit voor nodig? Ai!!

Esmeralda
Zal wel voor de verkoopcijfers zijn!

Isabella
Ik bel mijn … auw… impresario

Verteller 1
En het pak slaag duurde nog lang.

Verteller 2
Gelukkig.

het doek valt, maar daarachter klinken nog enige tijd kreten van pijn, afgewisseld met het geluid van neerdalende handen op bloot vlees.

Zondeval

De Tuin van Eeden. Het is een idyllische plek, met een door bomen omringde waterval, rotsen begroeid met mos, weelderig gras, en dit alles overgoten met stralend ochtendlicht. In de bomen kwetteren vogels, een panter speelt er verstoppertje met een paar konijnen, en een olifant slaapt soezend in de warme zon. Als er niet de broeierigheid zou hangen van een naderend onweer zou het volmaakt zijn.
Adam komt op. Hij is een goedgebouwde man van halverwege de twintig, gespierd maar niet overdreven. Zijn ogen stralen iets onschuldigs uit, alsof hij voor de eerste keer de wereld om zich heen in ogenschouw neemt. Hij is naakt.
Eva komt op van de andere kant. Een mooie vrouw, hooguit één dag jonger dan Adam. Haar ogen kijken anders dan die van Adam: volwassener, verdrietiger. Op haar lippen kleven kleine stukjes appel. Ze is eveneens naakt. Een grasgroene slang schuifelt oponvallend achter haar aan.

Adam (opgetogen)
De antilope blijkt ook van dat lange gras te houden dat verderop bij de beek groeit, en de arend kwam net vertellen dat hij naar zee is gevlogen. Ik ga hem zee-arend noemen, denk je dat dat een goeie naam voor hem is? Ik bedoel, een arend die naar de zee vliegt, dus vandaar zee-arend. En de poedel is met d’r haren verstrikt geraakt in de doornen, en… (hij kijkt Eva aan en valt stil)

Eva
Ik heb iets gedaan wat niet mag.

Adam
Ik snap je niet. Hoezo, “iets wat niet mag”? Alles mag, alles kan.

Eva
Iets wat niet mag Adam. Iets wat verboden is. Iets waarvan ons is verteld dat het niet is toegestaan. Het enige.

Adam
De boom?

Eva
De boom.

Adam
Terwijl Hij….

Eva
Ja. (pauze). Het ging eigenlijk heel eenvoudig. Ik stond bij de boom, ik had peren geplukt die verderop groeiden, ik kwam langs de boom, en ik zag die appels. En ik moest denken aan wat hij had gezegd. Over goed en kwaad en zo, en… Adam, ik was zo benieuwd naar het kwaad! Wat dat was, hoe het zou voelen. Dus ineens had ik er een geplukt, en… nou ja…

Adam
Je at.

Eva
Ik at. (pauze). Hij smaakte vreemd. Vochtig, vol, iets wat ik nog nooit eerder had geproefd. Ik voelde het sap naar beneden glijden, langs mijn lippen, en ik had geen spijt. Ik dacht alleen maar: “nu weet ik alles, nu ben ik klaar.” Gek he?

Adam
En Hij?

Eva
Hij is boos.

Adam
Hoe weet je dat?

Eva
Dat weet ik. Ik weet van goed en fout lieverd, en ik weet wat er gebeurd als je iets hebt gedaan wat niet mag. Dat snap jij niet, jij hebt je onschuld nog, maar ik weet dat Hij boos is, ik snap wat schuldig is, ik weet dat ik schuldig ben. Maar ik heb geen spijt.

Adam
Eva, ik snap je niet. Je praat over schuld, over goed, fout, je gebruikt woorden die ik niet ken. Ik ken de namen van de dieren, ik weet wat een panter is of een vogelbekdier, ik weet hoe die kleine rode bessen heten die groeien onder de eik, maar wat je nu zegt…

Eva
Schuld is wanneer je iets hebt gedaan wat niet mag. Schuld is wat je voelt. Ik heb een nieuw woord gevonden. ‘Geweten.’ Jij hebt iets geweten, ik heb iets geweten, wij weten.

Adam
Dat weet ik.

Eva
Nee lief, dit weet je niet. Je weten en je geweten zijn twee aparte dingen. Ik weet… mijn geweten weet… (ze zwijgt verward). Het is zo nieuw.
Mijn geweten is iets wat weet, alsof het geen stukje van mezelf is, het praat tegen me, het zegt: “Jij bent schuldig, je hebt iets gedaan wat niet mag.”

Adam
En nu?

Eva
Nu moet ik gestraft worden.

Adam
Gestraft?

Eva
Hij zal me straffen. Vreselijk straffen. Misschien kan ik nooit meer lopen, of mag ik niet meer praten, of sluit hij voor altijd mijn ogen en kan ik jou nooit meer zien. Of misschiejn moet ik weg. Weg van jou, weg van hier.
Ik ben bang.

Adam
Maar waarom? Waarom zou Hij zoiets doen, omdat je van de boom gegeten hebt? Waarom zou hij dat bij jou doen?

Eva
Omdat dat hoort! Omdat er op een fout altijd een straf moet volgen! Als je weet van goed en fout, dan kun je nooit meer zeggen dat je onschuldig bent. En als je schuldig bent, dan moet je gestraft worden! Ik weet ook niet waarom, maar ik weet dat het zo zal gaan.

Adam
En dat zal Hij doen?

Eva
Dat zal Hij doen.

Adam
Ik zal je beschermen.

Eva
Je bent lief Adam, je bent de man waar ik van hou, maar dit kun je niet. Hier ben je te klein voor, je kunt niet tegen hem op.

Adam
Tenzij…
(pauze)
Ik zal je straffen.

Eva
Wat?

Adam
Ik zal je straffen. Als dat hoort, dan zal dat zo zijn. Ik weet niet waarom, of wat het is, maar als ik het doe hoeft Hij het niet te doen. En ik zal goed voor je zijn.

Eva
Dat kun je niet

Adam
waarom niet?

Eva
Je kunt alleen iemand straffen als je snapt wat goed en fout is. Je moet het weten, je moet weten dat je ander iets heeft gedaan wat niet mag. En lieve, lieve Adam, dat kun jij niet weten. En dat moet je ook niet weten. Je moet blijven wie je bent. Onschuldig.

Adam
Hij kan je van me afnemen.

Eva
Ja

Adam
Ik moet denken aan toen je op de kameel zat. Je benen hingen aan weerszijden, je was bang maar je vond het heerlijk. Je deed je ogen dicht toen hij begon te lopen, maar je deed ze snel weer open. “Harder, harder”, riep je. De kameel begon harder te lopen, begon te rennen. Bij de rivier stond hij ineens stil om dat hij wilde drinken, en jij viel. En Hij heeft gezegd dat ons niets kan gebeuren hier, maar toch was ik bang. Ondanks Zijn belofte was ik bang. Heel even maar. Dat er iets met jou zou gebeuren wat Hij niet zou kunnen voorkomen.

(Eva kust hem).

Adam
Ik proef appel op je lippen. Het smaakt lekker.

Eva
Adam, nee!

Adam
Waarom niet? Als ik eet dan ken ik ook van goed en kwaad. Ik zal je straffen, en dan is het voorbij.

Eva
En wat zal Hij met jou doen?

Adam
Misschien snapt Hij waarom ik het deed. Dat ik jou straf omdat ik van je hou, omdat ik je niet kwijt wil. Omdat we daarna door kunnen gaan.

(De slang heeft al die tijd in het gras gelegen. Nu glijdt hij rustig, bijna nonchalant naderbij. In zijn staart heeft hij een appel geklemd. Hij legt de appel voor Adam’s voeten in het gras).

Eva
Weet je wat je doet?

Adam
Nee. Ik ben onschuldig, weet je nog?

*(Hij pakt de appel en neemt er een hap uit). *

Adam
En nu niet meer.
(pauze)
Dus zo voelt schuld. Vreemd. Niet onplezierig.

Eva
Vreemd hè? Alsof je anders bent en toch dezelfde. Het tintelt.
(pauze)
Hoe ga je me straffen?

Adam
Ik weet het niet. Ik heb je nog nooit gestraft. Het moet onplezierig zijn.

Eva
Voor jou of voor mij?

(ze zijn even stil)

Eva
Weet je nog toen we laatst door het bos liepen? Je hield een tak voor me opzij, maar je liet hem schieten. Hij raakte mijn arm. Dat was onplezierig. Het deed pijn.

Adam
Zou dat straf zijn? Dat iets pijn doet?

Eva
Ik weet het niet. Ik denk het.

(Ze loopt naar een wilgenboom en plukt er een twijg).

Zo eentje was het.

Adam
En daarmee zou ik je pijn moeten doen? Daarmee zou ik me moeten…

Eva
…Slaan. Ik denk dat dat het woord is.

(Pauze)

Adam
Denk je dat Hij…

Eva
Hij zal boos zijn. Hij zal eisen dat ik het voel. Dat het pijn doet. Dat het onplezierig is. Wie weet wat hij anders zal doen, met jou, mij. Ons.

Adam
Waar zal ik je slaan?

Eva (denkt na)
Toen je me vanochtend beminde, toen streelde je hand mijn achterste. Dat voelde goed. Sla me daar.

Adam
Op je achterste.

Eva
Ja.

(Eva buigt zich voorover)

Doe het omdat je van me houdt. Opdat Hij ziet dat ik gestraft ben, en Hij me hier laat.

(Adam heft aarzelend de twijg).

Ik hou van je.

(Hij slaat haar. De twijg laat een striem achter op haar billen. Ze kreunt).

Adam
Zou dit genoeg zijn?

Eva
Vast niet. Ik voel nog schuld. En Hij weet alles wat ik voel.

(Adam slaat haar opnieuw).

Eva (kermt zachtjes)

Je moet het harder doen. Harder!

*(Adam begint haar nu in een regelmatig tempo op haar billen te slaan. Langzaam beginnen de striemen zich af te tekenen. Eva moet moeite doen om in haar positie te blijven staan. Geen van beiden heeft door dat God is verschenen: een wat oudere man, die zich voor de gelegenheid in een beestenvel heeft gehuld. Het staat hem overduidelijk niet). *

God
Wat zijn jullie aan het doen?

(Adam laat de twijg zakken, en Eva komt beschaamd overeind. Ze wrijft voorzichtig over haar billen, alsof ze betrapt is bij iets intiems).

Eva
Hij straft me.

God
Waarom dat in vredesnaam?

Adam
Eh… het begon met een appel, en ineens… eh…

Eva
Hij deed het omdat we dachten dat U boos zou zijn…

God
…Vanwege die appel

Eva
Ja. En we dachten, als Adam me straft, dan hoeft U het niet meer te doen. En dus…

God
Stop maar. Ik weet het.

(Hij aarzelt even).

De boom van Kennis van Goed en Kwaad is een boom die je kennis geeft. Inzicht. Ervaring. Hij vernietigd je onschuld. Het was niet om jullie te pesten dat ik zei dat jullie er niet van moesten eten. Ik wilde jullie beschermen. Beschermen tegen sommige ervaringen. Maar goed, jullie hebben ervan gegeten, en (hij kijkt naar Eva’s achterste).. wie haar billen brandt… Jullie weten dingen over schuld en boete die ik jullie had willen besparen. Jullie zijn je onschuld kwijt. En wat erger is, jullie kennen…lust…. (Hij wendt zich tot Eva) Eva, ik weet dat toen Adam je strafte, dat je toen dingen voelde… bij jezelf…. en Adam, jij ook… je vond het prettig. Je zag haar billen, je voelde de twijg in je hand… Je hoeft niks te zeggen. Ik ben God. Ik ken je. Ik had jullie voor de lust willen sparen, maar het is gegaan zoals het gegaan is.

Adam
Maar waarom hebt U die boom hier…

God
Hij was er. Toen ik deze tuin maakte heb ik alles overdacht. De beken, de bomen, waar licht moest zijn, waar schaduw. Ik heb elke bloem in deze tuin persoonlijk voor jullie geplant,op plekken waarvan ik dacht dat het daar de beste plek was. En toen ik klaar was toen stond ineend die boom daar. Ik dacht eerst dat het een foutje was, dat ik iets dubbel had gedaan. Maar hij stond er, en ik wist dat deze boom gevaarlijk zou zijn. Daarom mochten jullie er nooit van proeven. Nooit! Maar goed, het is gebeurd.

Eva (loopt naar God toe en kust hem)

We gaan.

God
Wat?

Eva
We gaan . Ik wil hier niet meer zijn.

Adam
Waarom?

Eva
Ik voel me hier niet veilig. Ik ben bang. Niet voor jou lief, maar wel voor… voor alles hier. (Ze kijkt naar de slang die al die tijd rustig in het gras heeft gelegen). Voor hem. En voor Hem. (Wijst naar God). Ik ben schuldig, ik zal het lange, lange tijd blijven , misschien mijn dochters ook, maar zo zal het zijn. Wij horen hier niet meer.

God
Maar ik wil jullie niet kwijt!

Eva
Dat bent U al. Als U ons de weg naar de uitgang kunt wijzen…

(God zucht. Er verschijnt een engel met een vlammend zwaard die probeert om onverbiddelijk naar de uitgang te wijzen, maar het duidelijk met veel tegenzin doet. Eva loop resoluut in de richting van de uitgang. Adam volgt haar, aarzelend, een paar keer achterom kijkend).

God
Adam!!

Adam
Ja , Heer?

God
Vergeet dit niet. (Hij raapt de twijg op en gooit het maar Adam. Adam vangt hem, aarzelt even, en loopt dan -de twijg in de hand- Eva achterna).

God (roept hem na)
Veel plezier ermee!!

(Hij loopt de andere kant op. Dan stopt hij, alsof hem iets te binnen schiet, loopt een paar passen Adam en Eva achterna, en roept)

En trek wat warms aan!!

Het Dispuut

1770, De salon van een landhuis, iets buiten Parijs. De inrichting is rococo: veel versieringen, schilderijen, tapijten, gordijnen, alles in overwegend lichte kleuren. Buiten valt een heftige zomerregen neer, met af en toe een donderslag. Mme De Breuille ligt op een sofa, ze leest een boek. Het is een slanke, bijna magere vrouw, al een eindje in de dertig, gekleed in een lichte japon volgens de neo-classicistische mode uit die tijd. Haar haar is keurig gekapt, met kleine krulletjes over haar voorhoofd.
Mélanie komt binnen. Ze is een ongeveer twintigjarig dienstmeisje.)

Mélanie: Madame, er is bezoek voor U.

De Breuille: Wie is het?

Mélanie: De graaf van Comté, madame.

De Breuille: Ah. (korte pauze). Het regent heftig, nietwaar?

Mélanie: Ja madame.

De Breuille: Toen ik net naar boven liep zag ik dat het raam van mijn slaapkamer nog openstond. Het kleed is nat geworden.

Mélanie: Het spijt me madame. Ik dacht dat ik het gesloten had, maar misschien ben ik het vergeten. Ik zal het kleed te drogen hangen.

(Ze aarzelt even, alsof ze al weg wil gaan)

De Breuille: Toen ik jong was probeerde ik altijd naar buiten te glippen als het zulk weer was. Ik vond het heerlijk om nat te regenen. Natuurlijk kreeg ik altijd een standje van mijn moeder na afloop.

Mélanie: Madame.

De Breuille: Laat de graaf maar binnen. Hij zal nu wel nat genoeg zijn.

Mélanie: Goed madame.

(Mélanie verlaat de kamer. Mme De Breuille komt overeind, legt het boek op een tafeltje en loopt naar de openslaande deuren, die uitzicht geven op het terras. De graaf van Comté komt binnen, magere man van halverwege de 40. Zijn al wat grijzende haar is in een staart gebonden. Hij draagt een strakke pantalon en een grijs vest).

Comté: Jeanne.

De Breuille: Guillaume, lieve vriend. Wat een verschrikkelijk weer om in te reizen.

Comté: Voor jou, lieve vriendin, laat ik me met liefde doodregenen, dat weet je. Elke bliksemschicht die ik zag deed me denken aan jou.

De Breuille: Vleier. Neem een cognac, daar word je warm van.

Comté: Graag.

(Mme De Breuille schenkt een twee glazen cognac in, en overhandigt er één aan hem).

Comté: En, heb je dat boek nog gelezen dat ik je gegeven heb?

De Breuille: Guillaume, dat boek is volkomen verdorven. Die schrijver is een geperverteerde, een schandalig mens. Zijn denkbeelden zijn libertijns, en zijn schrijfstijl is onbeholpen en gekunsteld. Het is geen roman, het is… het is…

Comté: Dus je vond het mooi.

De Breuille: (lacht) Het is verschrikkelijk. Zijn ideeën zijn tegen alle goddelijke en menselijke wetten in, maar ik moet je bekennen dat sommige passages…

Comté: Ik wist het wel.

De Breuille: Maar de opvattingen van die man… Guillaume, als iedereen zo zou leven, zo zonder moraal, wat zou er dan gebeuren? Niemand is zijn leven veilig, alle zekerheden zijn weg, er is geen recht, geen God, geen ordening!

Comté: Je hebt gelijk Jeanne. Het zou het einde zijn van onze maatschappij als iedereen gaat leven volgens de ideeën van die markies. We volgen onze meest primitieve lusten, we gaan ons te buiten aan decadentie en wellust. Het zou zijn als de laatste dagen van het Romeinse rijk. Heerlijk toch! Laat het oude afsterven, een nieuwe tijd staat op het punt geboren te worden!

De Breuille: Er zijn er die zeggen dat ook hier, in Frankrijk… Dat onze maatschappij moet veranderen, zich moet vernieuwen. Dat de wetenschap en de logica in de toekomst ons zullen besturen in plaats van de koning en de adel.

Comté: Wie weet? Ik weet dat elke verandering gepaard gaat met geweld, met bloed, met onrecht. Misschien beschrijft die markies wel de tijd waar we doorheen zullen moeten voordat onze wereld zich heeft vernieuwd. Geen recht, alleen willekeur.

De Breuille: Volgens de markies is dat de essentie van het mens-zijn. Dat we ons van geen enkele moraal iets hoeven aan te trekken, dat recht en orde alleen kunstmatige beperkingen zijn die de mens onvrij maken. Willen wij vrij zijn…

Comté: Willen wij vrij zijn dan moeten we ons ontdoen van alle moraliteit die we hebben aangeleerd. Zou jij dat niet willen?

(Er valt een stilte. Dan loopt Mme De Breuille naar een bellekoord en trekt eraan. Enkele ogenblikken later komt Mélanie binnen).

De Breuille: Mélanie, weet je nog dat laatst mijn neefjes en nichtjes hier hebben gelogeerd?

Mélanie: Ja madame.

De Breuille: Hun ouders hebben toen een wilgenroede achtergelaten, zodat ik ze kon tuchtigen wanneer dat nodig was. Weet jij waar die roede is gebleven?

Mélanie: Ik denk dat hij nog in de logeerkamer ligt madame. Daar heeft U hem toen neergelegd.

De Breuille: Ga hem halen. Ik ga je straffen vanwege het raam dat je open hebt laten staan. Dat kleed wat onder het raam lag is erg oud en is me erg dierbaar. Door jouw nalatigheid is het nu beschadigd.

Mélanie: Madame?

De Breuille: Je hoort me toch, nietwaar? Haal die roede hier zodat ik je kan tuchtigen. (pauze. Mélanie kijkt ongelovig) Ik kan je natuurlijk ook op straat zetten, waar je vandaan kwam. Schiet op!

Mélanie: Ja madame.

(Mélanie verlaat het vertrek).

Comté: Wat wil je me laten zien?

De Breuille: Lieve vriend, we kunnen filosoferen tot de sterren naar beneden vallen, maar laten we liever eens proberen jouw immoraliteit in de praktijk te brengen.

Comté: Met het tuchtigen van een dienstmeisje die vergeten is een raam te sluiten?

De Breuille: Oh nee lieve vriend. Dat raam heb ik opengezet, voordat het begon te regenen. Ik moet vergeten zijn het te sluiten.

Comté: Je bent schaamteloos.

De Breuille: Immoreel lieve vriend. Immoreel.

(Mélanie komt binnen. In haar hand heeft ze een stevige roede van samengebonden wilgentwijgen, bij elkaar gehouden door een blauw lint).

De Breuille: Geef maar hier.

(Mélanie overhandigt met een klein knikje de roede aan Mme de Breuille).

De Breuille: Ik wil dat je je rok omhoog doet. Maak je geen zorgen over de aanwezigheid van mijn vriend hier, dit doet hem niets.

Mélanie: Madame, alstublieft…

De Breuille: Mélanie, ik heb je een opdracht gegeven. Ik verwacht van mijn personeel dat ze mijn opdrachten strikt opvolgen. Je hebt een overtreding begaan, je zult ervoor gestraft worden.

Comté: Lieve Jeanne…

De Breuille: Guillaume, dit is een zaak tussen mij en mijn personeel. Nu Mélanie, doe je wat je gezegd is of wil je liever je betrekking hier beëindigen?

(Langzaam schort Mélanie haar rok omhoog en ontbloot haar billen).

De Breuille: Buig je voorover, daar bij de sofa.

(Mélanie loopt naar de sofa en bukt zich, waarbij haar handen op de sofa steunen. Mme De Breuille komt bij haar staan, legt één hand op Mélanie haar rug. Dan heft ze de roede en slaat ermee op Melanie’s billen).

Mélanie: Ah!!

De Breuille: Weet je Melanie (weer een slag), mijn vriend hier is van opvatting dat overtredingen niet meer gestraft hoeven te worden. Hij wil de galg afschaffen, het schavot. Dieven mogen naar hartenlust stelen zonder angst voor een brandmerk. (weer een slag). Als jij over straat zou lopen ‘s avonds en een of andere schurk zou je overweldigen, dan vindt mijn vriend hier dat de dader daar niet voor gestraft hoeft te worden. (weer een slag). Wat vindt jij daarvan Mélanie? (weer een slag. Mélanie zegt niks, maar er stromen tranen over haar wangen).

De Breuille: Ik vroeg je wat Mélanie. (ze slaat opnieuw).

Mélanie: Ah…!

De Breuille: Geen orde meer, geen gezag. Alleen wetteloosheid. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, nietwaar? (ze slaat weer)

Mélanie: U…U hebt gelijk, madame.

De Breuille: Vanuit de redelijkheid gezien zijn er maar twee mogelijkheden, toch? Of we handhaven de wetten, maar dan moeten er ook straffen zijn, of we vervallen in de natuurlijke staat van de dieren, waarbij het recht van de sterkste geldt. (ze slaat weer).

Mélanie: Ik weet het niet Madame. U hebt vast gelijk.

De Breuille: Dus moet ik jou straffen, nietwaar?

Mélanie: Ja, madame.

(Mme De Breuille slaat nog enkele malen met de roede op Mélanie’s billen).

*Mme De Breuille: Kom overeind, maak je kleren in orde, droog je tranen. (Mélanie gehoorzaamt). Laat de roede maar hier liggen. Je kunt gaan.

(Mélanie verlaat het vertrek).

Comté: En wat heeft deze kleine demonstratie nu precies duidelijk gemaakt? Dat je de baas bent over je personeel? Dat dit arme meisje zonder nadenken voor jouw drogredenering is gevallen?

De Breuille: Drogredenering?

Comté: Natuurlijk lieve Jeanne. Jouw redenatie staat op drijfzand. Is het immers niet zo, dat er alleen gestraft wordt als de schuld daadwerkelijk bewezen is. Jouw dief op het schavot wordt enkel gebrandmerkt als de rechter hem schuldig heeft bevonden. Jij daarentegen straft dit meisje voor een misdrijf dat ze niet begaan heeft, en nog wel met de schuld van het misdrijf op je eigen hoofd.

De Breuille: En wat als de dader van een misdrijf nu daadwerkelijk gelooft dat hij schuldig is? Moet hij dan worden gestraft of vrijgelaten? Moet justitie haar geloofwaardigheid houden of moet zo’n schavuit in elke kroeg in Parijs verkondigen dat hij vrijuit is gegaan voor een ernstig misdrijf?

Comté: In dit geval: het laatste. De daadwerkelijke, universele rechtvaardigheid gaat boven het individuele geval.

De Breuille: Dus jij gelooft in een allesomvattende rechtvaardigheid? Dat is in tegenspraak met wat die markies De Sade van jou beweert. Nou goed dan. Ik heb een onrecht begaan, ik heb die arme Mélanie gestraft op wrede wijze voor iets wat ze niet gedaan heeft. Moet ik hiervoor gestraft worden? Als jij gelooft in een allesomvattende rechtvaardigheid dan moet je mij kastijden zoals ik dat meisje gekastijd heb. Maar als je dat doet, dan accepteer je dat de ideeën van de markies slechts lege woorden zijn, en dat er wel degelijk moraliteit bestaat. Of anders je accepteert de visie van de markies, maar dan kun je mij niet straffen. Welaan lieve Guillaume, wat wordt het?

(Het is even stil. Dan loopt Comté naar de tafel en pakt de roede. Mme De Breuille lacht triomfantelijk. Dan -nog steeds lachend- bukt ze zich, pakt de zomen van haar japon en trekt die op tot aan haar middel, daarmee haar achterste ontblotend. Ze legt zich over de leuning van één van de stoelen).

De Breuille: Ik wist het wel. Je kunt niet tegen onrecht Guillaume, nooit gekund. Net zomin als tegen chaos en wetteloosheid. Je revolutionaire ideeën zijn als de regen die vandaag is gevallen, morgen zijn ze verdampt.

(Comté begint haar langzaam maar grondig met de roede op haar billen te slaan. Het zachte gelach van Mme De Breuille vermengd zich met het gezwiep van de twijgen).

Het Interbellum

Scene 1

(Londen, 1922. Een man en een vrouw zitten samen in de eetzaal van het Ritz. Het is nazomer, eind van de middag, het licht van de zon schijnt naar binnen. De man draagt een wit linnen pak, zijn hoed ligt op tafel. De vrouw draagt een lange japon. Zij zijn beiden rond de 30. Op tafel de resten van een uitgebreide engelse High Tea.)

Hij: Ik denk niet dat er ooit nog zo’n oorlog komt. Iedereen heeft toch gezien wat voor een gruwelijkheid er uit te voorschijn komt. Al die jongens die zijn gestikt in de modder, al dat bloed…

Zij: Wil je nog wat drinken?

Hij: Misschien een witte wijn?

(Zij wenkt een ober en geeft op fluistertoon de bestelling door)

Zij: Wat heb je ook alweer gedaan?

Hij: Ik zat bij de bevoorrading. Logistiek.

Zij: Ik raak altijd al mijn spullen kwijt. Mijn hoeden, mijn beursje, laatst mijn jarretels. Kun jij me vertellen hoe iemand haar jarretels kan kwijtraken?

Hij: Uitgedaan en vergeten weer aan te trekken?

(Zij steekt een sigaret op. De ober brengt de wijn)

Hij: “Some women only make up their eyes because they haven’t got any minds to make up.”

Zij: Van wie heb je dat gehoord?

Hij: Geen flauw idee.

Zij: Jij bent een vat vol ideeën, maar dan wel een vat dat onlangs flink door elkaar is geschud.

(Ze slaat haar ene been over haar andere)

Hij: Dat hoor je niet te doen.

Zij: Wat?

Hij: Dat.

Zij: Dit?

Hij: Als vrouwen hun benen over elkaar slaan dan kan dat … eh… dan ontstaat er… wrijving in hun… eh… vrouwelijkheid. En dan krijgen ze slechte gedachten.

(Zij verandert niet van houding)

Hij: Hoor je me?

Zij: Ja, maar dat betekent niet dat ik er naar luister. Ik heb drie jaar in een fabriek gewerkt toen alle mannen in Frankrijk zich overhoop lieten schieten. Ik kan prima voor mezelf zorgen. En mijn gedachten zijn mijn zaak!

Hij: Vrouwen die niet luisteren…

Zij: Ik moet morgen naar de dokter.

Hij: Waarom?

Zij: Voor een vrouwending.

Hij: Een vrouwending?

Zij: Wat weet jij nou van vrouwendingen?

Hij: Ik weet genoeg van jou.

Zij: Ben ik een vrouwending?

Hij: Zo zou je jezelf kunnen zien. Hoe laat heb je morgen de afspraak?

Zij: Tien uur.

(Hij staat abrupt op, gooit wat geld op tafel, pakt zijn jas en zet zijn hoed op).

Hij: Tot morgen dan. (verlaat het restaurant)

Scene 2

(Het kantoor van een arts. Een groot, notenhouten bureau domineert de ruimte. Aan de muren platen van het menselijk lichaam etc. Tegen één muur staat een grote houten ladekast, met daarop en daarin divers medisch apparatuur: stethoscoop, bloeddrukmeter, e.d. De man zit achter het bureau. In plaats van zijn kleren van gisteren draagt hij oa een lange witte jas. Zij komt binnen).

Hij: Goedemorgen mevrouw Rutherford.

Zij: Dokter.

Hij: Hoe gaat het met U sinds de vorige keer?

Zij: Weinig veranderd.

Hij: Vreemd. Nog steeds last van….

Zij: Ja.

Hij: Hebt U daar een verklaring voor?

Zij: (aarzelend) Ik heb… de afgelopen tijd… ik weet dat het niet verstandig was… maar goed, ik heb…

Hij: U hebt gemeenschap gehad.

Zij: (kijkt naar de grond) Ja.

(Stilte. Hij staat op, loopt naar het raam en kijkt naar buiten, waar een duif in de vensterbank trippelt).

Hij: (met zijn rug nog steeds naar haar toe). Kleedt U uit.

Zij: Voor…?

Hij: Ja.

(Zij kleedt zich langzaam uit: haar schoenen, panty, haar jurk, ondergoed. Als laatste trekt ze haar lange handschoenen uit. Dit alles gebeurd zonder oogcontact tussen hen beiden. Als ze helemaal naakt is zet ze twee passen in zijn richting).

Zij: Ik ben klaar.

(Hij draait zich om,loopt naar zijn bureau, pakt een stoel en zet die in het midden van de ruimte. Hij gaat zitten. Zij loopt naar hem toe, buigt zich licht voorover en strekt zich dan op haar buik uit over zijn knieën).

Zij: Ik ben klaar.

Hij: Medici kunnen veel, weet U, maar we zijn machteloos zonder de medewerking van de patiënten.

(Hij heft zijn hand en geeft haar een stevige klap op haar billen. Zij kreunt even, maar blijft onbeweeglijk liggen).

Hij: U bent een lastige dame.

Zij: Ik doe mijn best.

(Hij begint haar methodisch te slaan, links, rechts. Hoewel het overduidelijk pijn doet bijt zij op haar lippen om geen geluid te maken. Het enige geluid is afkomstig van zijn hand die haar billen raakt, vermengd met vage straatgeluiden. Het pak slaag duurt ongeveer 5 minuten. Dan laat hij haar los en komt zij overeind. Ze huilt niet).

Zij: U hebt me pijn gedaan.

(Hij staat zonder een woord te zeggen op,loopt naar de kast en haalt er iets uit, zonder dat zij kan zien wat het is. Hij draait zich om en ze ziet wat hij in zijn handen heeft. In zijn handen heeft hij een vibrator)

Zij: Wat is dat?

Hij: Een nieuwe uitvinding. Hij is ontworpen voor vrouwen die een overdadige behoefte aan … gemeenschap… hebben.

Zij: Hoe werkt het?

(Hij loopt naar haar toe. Uit de zak van zijn doktersjas haalt hij een lang touw. Geroutineerd bindt hij haar polsen achter haar rug. Bij dit alles blijft zij hem onbewogen aankijken)

Zij: Waar bent U bang voor?

Hij: Nergens voor.

Zij: Waarom bindt U mij dan vast?

Hij: U zou bang kunnen worden. Dit apparaat heeft de duivelse neiging om vrouwen -die toch al gevoelig zijn voor aanvallen van hysterie- zichzelf te doen vergeten. U zou Uzelf pijn kunnen doen bij de behandeling.

Zij: U heeft me al pijn gedaan.

Hij: Dat klopt. Maar daarom hoeft U zichzelf nog geen pijn te doen. U bent geen zelfmutilant.

(Hij haalt een blinddoek uit zijn andere zak en bindt die haar voor de ogen. Dan leidt hij haar naar de behandeltafel die bij het raam staat).

Zij: Hoe moet ik gaan liggen?

Hij: Buigt U zich voorover.

Zij: Gaat U me weer slaan?

Hij: Misschien. Als het nodig is.

(Zij buigt zich over de behandeltafel. Hij neemt de uiteinden van het touw en bindt ze stevig vast aan de poten van de tafel. Met de andere zijden bindt hij haar polsen).

Zij: U bent wel erg bang dat ik mezelf verlies, nietwaar?

Hij: Gelooft U me juffrouw, ik heb vrouwen gezien die zwoeren bij hun zelfbeheersing, die zonder een spoor van emotie grote ontberingen konden doorstaan, maar die toch hierdoor zichzelf niet langer konden beheersen.

Zij: U maakt me nieuwsgierig.

(Zij schuift haar billen naar achteren, waardoor tussen haar benen haar vagina zich openspert. Hij neemt de dildo en strijkt ermee tussen haar benen).

Zij: Was dat het?

(Met een vlugge beweging steekt hij de dildo bij haar naar binnen. Ze kreunt. Zonder een woord te zeggen beweegt hij de dildo op en neer in haar vagina. Het is te zien hoe ze langzaam vochtig wordt. Haar handen beginnen zich te ballen, haar hoofd gaat op en neer, en dan begint ze langzaam aan de touwen te trekken die haar geboeid houden).

Hij: Ik heb U gewaarschuwd.

Zij: Ik kan mezelf beheersen. Als U denkt dat ik mezelf verlies… Dat zou U wel willen, nietwaar? (Het kost haar steeds meer moeite).

Hij: U bent net als alle andere vrouwen.

Zij: (schreeuwt) Dat ben ik niet! dat ben ik niet! Jij hufter!

(Hij haalt eensklaps de dildo bij haar weg en legt hem bij haar hoofd. Dan draait hij zich om, loopt naar de kast. Van achter de kast haalt hij een lang, dun rietje tevoorschijn).

Hij: Uw taalgebruik behoeft enige correctie, juffrouw.

Zij: Ik dacht dat een arts de patient moest genezen.

Hij: Ik dacht dat een patient moest luisteren naar haar arts.

Zij: Ik dacht…

(Hij onderbreekt haar)

Hij: Jij moet niet denken.

(Hij laat het rietje door de lucht zwiepen. Zij trekt onwillekeurig even aan de touwen die haar vastgebonden houden).

Zij: Jij kan me nooit stoppen om te denken.

Hij: Denk je dat?

(Hij heft het rietje en laat het hard neerkomen op haar billen. Zij slaakt een kreet van pijn. Hij slaat opnieuw, zij schreeuwt. Het patroon herhaalt zich een aantal minuten. Slag, schreeuwen, slag, schreeuwen).

Hij: De om zich heen grijpende gewoonte voor hoog opgeleide vrouwen om zich te verliezen in hysterie, fixaties, fobieën en andere patronen die zich enkel voordoen in een abnormale situatie waarbij de natuurlijke balans binnen een zelfstandig levend organisme…

Zij: Wees stil!!

(Hij slaat haar opnieuw).

Zij: Genoeg!

Hij: U zei…?

Zij: Genoeg… Ik weet het niet meer. Is dat wat je wou?

Hij: Dat is wat ik wou.

(Hij legt het rietje neer en maakt haar los. De touwen en het rietje worden opgeruimd. Zij kleedt zich weer aan. Er wordt geen woord gewisseld gedurende een lange tijd).

Hij: Ik zie U volgende week weer. Dezelfde tijd graag.

(Zij bet haar ogen met een klein doekje. Ze haalt een lippenstift uit haar tasje en maakt zich op. Ze doet haar ogen, en haalt een hand door haar haar).

Zij: Zoals U wilt.

(Ze verlaat de spreekkamer).

Derde scene

(Een slaapkamer. Het is avond, vanuit het open raam dringen vaag straatgeluiden zich naar binnen. Zij ligt naakt op haar buik op bed, een oud, Victoriaans bed met spijlen. Op haar billen zijn nog steeds de striemen van het rietje te zien. Hij zit naast haar -ook naakt- en streelt haar rug en haar achterste).

Hij: Zoals ik al zei, de om zich heen grijpende gewoonte…

Zij: (zacht) Wees stil.

(Hij zwijgt. Hij kijkt haar aan, zij kijkt terug).

Zij: Smeerlap.

(Hij geeft haar een harde tik op haar billen)

Hij: U zei..?

Zij: Ik hou van je.

Hij: Ik hou van jou.

Zij: Je bent veranderd sinds de oorlog.

Hij: Jij ook.

(Ze draait zich om, komt overeind en omhelst hem).

Zij: Ik ben blij dat je leeft.

(Hij legt haar op haar rug en penetreert haar, langzaam, zachtjes. Er is niets te horen behalve hun ademhaling en het geluid van zweetdruppeltjes die op het laken vallen).