Keuzes (52)

De glijbaan blijkt even leuk te zijn als aangeprezen en jullie gaan een aantal keer achter elkaar, voor de rest van het zwembad verkend wordt. Na ruim anderhalf uur waterpret stel je voor om wat te gaan eten. Zoals bij de meeste zwembaden staat er weinig bijzonders op de kaart, maar een frietje en een kroketje gaan er altijd wel in. Nadat het eten is gezakt, ga je nog weer het zwembad in, om daarna samen nog een half uur languit in het bubbelbad te liggen. Gerimpeld als een oud vrouwtje en volledig verzadigd stap je onder de douche. Je wast je haren en loopt richting een kleedhokje. Je ziet Naomi al staan. Ze houdt de deur van een hokje open. Je weet dat het niet mag, maar ze dringt aan om samen naar binnen te gaan. Wat doe je?

Samen in een hokje

Alleen in een hokje

      Keuzes (51)

      “Ik ben een net meisje,” zeg je met je meest onschuldige blik. Je opent de deur van een hokje en stapt naar binnen. Terwijl je de deur sluit, zie je Naomi haar tong naar je uitsteken. Je kleedt je om en loopt aan de andere kant naar buiten, waar Naomi al op je wacht. “Schiet nu op, dan kunnen we direct de nieuwe glijbaan uitproberen!” zegt ze enthousiast. “Eerst nog douchen.” Ze rolt met haar ogen naar je. “Alweer met je regeltjes!” klaagt ze, maar ze luistert wel. Onder de douche kijk je naar Naomi. Je kunt je goed voorstellen wat George in haar ziet. Ze is Surinaamse met een heel donkere huid, net iets kleiner dan jij. Ze heeft een mooi gezicht en bijna altijd een aanstekelijk vrolijke uitstraling. Ook niet onbelangrijk zijn haar mooi gevormde billen, die gezien Georges voorkeuren hem zeker hebben aangetrokken. Niet dat Paul wat over jou te klagen heeft, natuurlijk. Wat dat betreft zijn het beide geluksvogels. “Ga je mee naar de nieuwe glijbaan?” vraagt Naomi wanneer jullie beiden afgespoeld zijn. Je knikt en volgt haar het zwembad in.

      Samen in het zwembad

        Keuzes (50)

        Samenzweerderig houd je je vinger voor je mond en open je de deur van een kleedhokje. Giechelend stapt Naomi naar binnen. Je stapt achter haar aan en sluit het hokje. Je probeert niet te lachen, maar dat valt niet mee als Naomi kusmondjes maakt en met haar tong haar lippen likt. Je laat het er niet bij zitten. Nadat ze haar shirt heeft uitgetrokken, sla je een hand rond haar buik en maakt met de andere haar BH los. Ze draait zich om en slaat je lachend op je arm. Om en om plaag je haar of plaagt Naomi jou. Wanneer Naomi zich helemaal heeft uitgekleed, daagt ze je uit door haar billen naar achter te duwen en heen en weer te schudden. Ze is Surinaamse, iets kleiner dan jij met een mooi gevormd achterwerk en een donkere huid. Je begint te proesten en haalt dan hard uit. De klets echoot door de ruimte en plots hoor je voetstappen buiten de deur. “Wat gebeurt hier?!” klinkt een zware stem buiten de deur. Zenuwachtig lachen jullie naar elkaar. Snel trek je beide je bikini aan en dan open je de deur. Buiten staat een imposante verschijning met zijn armen over elkaar. “Dames, hebben we plezier?” Meer dan wat onverstaanbare geluiden kun je niet uitbrengen. Hij wijst naar het bord. “Kijk eens hier, regel 9. Eén volwassene per kleedhokje. Van al dat gefriemel aan elkaar zijn de andere gasten niet gediend. Dit is een net zwembad. Jullie gaan de regels vanaf nu netjes opvolgen, anders neem ik maatregelen. Is dat duidelijk?” Jullie knikken naar de badmeester, die even goedkeurend bromt en dan wegloopt. Wanneer hij weg is, valt de spanning weg en beginnen jullie weer te proesten. “Ik zei toch dat we niet samen moesten gaan! Onverbeterlijk ben je ook!” zeg je semi-boos. Naomi haalt haar schouders op. “Je maakt je eigen keuzes, je hoeft niet naar mij te kijken. Zullen we gaan zwemmen?”

        Samen in het zwembad

          Keuzes (49)

          “Hey Tessa, ik heb een dagje vrij genomen. heb je zin om met me naar het strand te gaan?” Tessa hoeft daar niet lang over na te denken. Ze reageert enthousiast en niet veel later is ze onderweg naar je huis om je op te halen. In de tussentijd pak je je spullen in en ga je vast naar buiten, zodat jullie dadelijk zo lang mogelijk van het mooie weer kunnen genieten. Tessa komt voorrijden en je stapt in. “Zo, dat is een leuk idee!” zegt ze als je instapt. “Ik ben al weken niet meer naar het strand geweest.” “Waarom is dat?” vraag je onschuldig. “Hadden je billen een kleurtje?” Tessa kijkt je vuil aan. “Nee, het regende veel. Ik heb me al weken als een engeltje gedragen.” Over dat laatste heb je zo je twijfels.

          In de auto wordt een hoop gekletst. Vol enthousiasme vertellen jullie elkaar verhalen en het is erg gezellig. Dan merk je dat je al een tijdje achter dezelfde auto zit. “Pff, wat rijdt die traag zeg. Hoe hard mag je hier? 100, toch?” Tessa schudt haar hoofd. “Nee, 80. We rijden nu 70.” “In dit tempo duurt het uren,” klaag je, “kun je niet inhalen?” Tessa twijfelt. “Dit is een doorgetrokken streep, dat mag eigenlijk niet.” “Pfff, onzin. Niemand gaat het zien. Kom, inhalen!” Tessa kijkt je nog eens aan, maar besluit dan in te halen. Meteen beginnen er rode en blauwe lichten te knipperen in de spiegels. “Shit, politie, wat nu!” gilt Tessa in paniek. “Stoppen, je hebt geen keus,” help je haar. Ze wordt weer iets rustiger en stopt de wagen.

          “Dames, goedemorgen. Mag ik de papieren even zien?” zegt de agent op vlakke toon wanneer hij bij het raampje verschijnt. Tessa pakt haar rijbewijs en laat het zien. “En, heeft u misschien de doorgetrokken streep gezien die u net gepasseerd bent?” vervolgt hij. Tessa knikt. “Wat betekent die streep, volgens u?” Tessa is gewend aan dit soort vragen naar de bekende weg en weet zich te beheersen. “Verboden in te halen, meneer de agent.” De agent knikt goedkeurend. “En waarom deed u dat dan toch?” “Ik had haast, meneer,” bekent Tessa. “U had haast. Haastige spoed is zelden goed, mevrouw. U brengt de andere weggebruikers in gevaar. Maar volgens mij weet u dat ook wel. Ik ga een boete uitschrijven en dan mag u weer onderweg.” Hij schrijft een bekeuring uit en overhandigt die aan Tessa. “Een prettige dag, mevrouw.” “U ook, meneer!” antwoordt Tessa, maar ze kijkt zuur.

          “Dit is allemaal jouw schuld!” schreeuwt Tessa naar je. “Mijn schuld? Jij zit toch achter het stuur?” pareer je. “Jij zei dat ik moest inhalen!” zegt Tessa kwaad. Je antwoord over springen in het kanaal valt ook niet in goede aarde en zo blijven jullie nog een tijdje kibbelen. “Waarom maken we eigenlijk nog ruzie, we zouden al lang op het strand moeten zitten,” zeg je in een poging de strijdbijl te begraven. Tessa is even stil. “Ja, laten we er maar niet te veel meer aan denken, het is nu toch gebeurd. En het duurt nog wel even voor Paul en Michiel hier achter komen en ons onder handen nemen.” Je slikt de vraag wat Paul hiermee te maken heeft in. Het is nu tijd om plezier te maken. Niet veel later parkeert Tessa de bij de strandovergang en lopen jullie samen over de duinen naar het strand.

          Eenmaal op het strand loopt Tessa direct naar de houten hokjes achter de voorste duinenrij. “Waar ga je naartoe? We moeten een mooi plekje uitzoeken,” zegt Tessa. Je wijst naar een groot houten bord:

          Familiestrand: dit is een familiestrand, geen naaktstrand. Houd rekening met de andere bezoekers.

          “We kunnen beter even daar omkleden, dat is wel zo netjes.” Ze wuift het weg. “Pff, dat is niet nodig hoor, we kleden wel achter een handdoek om.” Je twijfelt nog even, is dat wel verstandig?

          Omkleden in een hokje

          Omkleden achter een handdoek

              Keuzes (48)

              “Hallo, Naomi? Ik heb een dagje vrij genomen en het is prachtig weer. Heb je zin om naar het zwembad te gaan?” Aan de andere kant van de lijn wordt enthousiast gereageerd. Niet veel later ben je onderweg naar haar huis om haar op te halen. Wanneer je voor het huis parkeert, staat ze al klaar met haar sporttas. Ze zwaait enthousiast. Hey Irene, wat leuk dat we gaan zwemmen! Ik ben al weken niet meer geweest. Laten we naar ‘De Duiker’ gaan. Dat is wat verder rijden, maar daar hebben ze de beste glijbanen! Je glimlacht om haar enthousiasme en haar voorspelbaarheid. Ze wil altijd naar ‘De Duiker’ en je hebt online al kaartjes gekocht. Dat scheelt toch weer 20% op de prijs. Paul zal blij zijn met je spaarzaamheid.

              In de auto praten jullie honderduit over wat je de afgelopen maanden allemaal hebt meegemaakt. Het is erg gezellig en de gesprekken worden steeds luider. Midden in een van je verhalen draait Naomi het geluid omhoog. “Dit is echt een lekker nummer!” schreeuwt ze uit. Geïrriteerd kijk je opzij. “Zo kun je me niet verstaan,” zeg je en je draait het geluid omlaag. Naomi kijkt je vlak aan en draait het volume weer omhoog. Er ontstaat een soort kleine oorlog, waarbij jullie steeds aan de knop zitten. Dan kijken jullie elkaar aan terwijl je gelijktijdig aan de knop probeert te draaien. “Pas op!” roept Naomi plots. Je kijkt naar voren en ziet nog net de flits van de foto en de rand van het verkeerslicht dat je passeert. Geschrokken trap je op de rem, maar voor je stilstaat ben je de oversteekplaats al gepasseerd. Achter je zie je een overstekend echtpaar woedend zwaaien.

              Je denkt aan wat had kunnen gebeuren en je denkt aan Paul. Die zal wel flink kwaad zijn. En dat zal hij je laten weten ook. Dat zal een heel flink pak slaag worden! Je kijkt Naomi aan en beseft dan hoe oneerlijk dat is. “Kijk nu wat je doet! Je moet de bestuurder niet afleiden. We hadden bijna een ongeluk gehad.” Naomi wordt boos. “Het is niet mijn schuld dat jij niet oplet! Je had gewoon voor je moeten kijken.” “Dat ging niet, omdat jij met de radio zat te klooien,” werp je tegen. “Dat zeg je alleen maar, omdat Paul je over de knie neemt als hij de boete binnenkrijgt,” zegt Naomi gemeen. Je blik verhardt zich. “Ik zal George ook maar vertellen dat je me aan het afleiden was. Dan zullen we eens zien of jij er zonder kleurscheuren vanaf komt.” Zonder op een weerwoord te wachten begin je weer te rijden. De rest van de rit is het ijzig stil in de auto, op de radio na dan. Wanneer je de parkeerplaats oprijdt, is de ergste spanning verdwenen. “Zullen we het maar even vergeten en gewoon plezier maken? Het duurt toch nog weken voor die boete binnenkomt, hoe dat afloopt zie ik dan wel weer.” Naomi aanvaardt je niet-uitgesproken vredesvoorstel. “Ach je hebt ook gelijk. Niet meer denken aan die gemene mannen van ons, lekker zwemmen. Ze hebben een nieuwe glijbaan, wist je dat?”

              Samen loop je naar binnen. Onlangs is er een nieuwe eigenaar gekomen en er zijn duidelijk wat veranderingen. Er staat een groot, nieuw bord met regels, dat uiteraard direct jullie aandacht trekt. Het meest opvallend is:

              9: Maximaal één volwassene per kleedhokje.

              “Zullen we samen gaan?” vraagt Naomi ondeugend. Je twijfelt even. “Zouden we dat wel doen? ‘Overtredingen worden aangepakt naar discretie van de staf’ staat hier. Straks worden we er nog uitgezet!” Naomi rolt met haar ogen. “Niet zo saai doen, een strenge badmeester achter je aan is toch leuk? Kom we gaan samen!”

              Samen in een hokje

              Alleen in een hokje

                  Keuzes (47)

                  Heerlijk, een dagje niets doen. Dat heb je nu nodig. Je neemt een bakje fruit en gaat op de bank wat zappen. Pff, het is duidelijk lang geleden dat je nog eens doordeweeks ’s ochtends televisie gekeken hebt. Er komt echt werkelijk niets fatsoenlijks. Netflix dan maar. Nee, ook hier alleen nietszeggende series of series die je samen met Paul kijkt. Die kun je wel vooruit kijken, maar de laatste keer dat je dat gedaan hebt, was hij niet blij en dat heeft hij laten weten ook! Eerlijk gezegd is het ook minder gezellig dan samen kijken.

                  Wat dan? Je kijkt door de kamer. Of het zo rustgevend is als door sommige goeroes geschetst wordt, weet je niet, maar je zou wel een grote opruiming kunnen doen. Of misschien een boek lezen onder een dekentje. Weet je, eigenlijk is er wel tijd voor beide. De enige vraag is: waar begin je mee?

                  Eerst opruimen

                  Eerst lezen

                      Keuzes (46)

                      Wie zou je nu het best kunnen bellen? Naomi houdt het meest van het zwembad. Je bent nooit te oud voor de waterglijbaan, is haar motto. Tessa is meer van het strand. Lekker bruin worden, af en toe even het water in en dan weer lekker lui liggen. Waar heb je nu het meest zin in?

                      Met Naomi naar het zwembad

                      Met Tessa naar het strand

                          Column: Tandarts

                          Net als iedereen moet ik twee keer per jaar naar de tandarts. Maar waar dat voor de meeste mensen hooguit twee keer een onaangenaam half uurtje betekent, is dat voor mij een vreselijke kwelling. Ik ben namelijk echt als de dood voor de tandarts.

                          Geen idee waar die angst vandaan komt. Ik heb niet echt een slecht gebit, dankzij de fluoridentabletjes die ik vroeger van mijn moeder kreeg, ik heb altijd aardige tandartsen gehad en er zijn ook nog nooit echt grote dingen aan mij tanden of kiezen gedaan. Een trauma is het dus niet.

                          Het ligt ook niet aan mijn tandarts. Mijn tandarts en haar man zijn goede vrienden van ons en zij is echt één van de liefste personen die ik ken. Ze doet haar werk ook altijd heel voorzichtig, met heel veel geduld en met alle begrip voor mijn kinderachtige angsten.

                          Heel lang heb ik een simpele oplossing gehad voor mijn probleem met tandartsen: ik ging gewoon nooit en omdat ik wel obsessief drie maal daags mijn tanden poetste en fanatiek floste, ging dat heel lang goed. Toch kreeg ik op een gegeven moment last van kiespijn. Ik verging dagenlang van de pijn, maar ik bleef liever met veel pijnstillers in bed liggen, dan dat ik er wat aan liet doen. Pas toen het echt niet meer ging, meldde ik me trillend van angst bij de tandarts met weekenddienst, die zich op bestraffende toon afvroeg waarom ik niet eerder was gekomen.

                          Daarna ging het weer een aantal jaren goed, maar deze gang van zaken herhaalde zich toch nog wel een aantal keren, totdat ik samen ging wonen met Bill. Hij ging keurig elk half jaar naar de tandarts en vond dat ik dat ook moest doen. Ik vond dat nergens voor nodig, maar Bill was niet erg onder de indruk van mijn argumenten. Hij maakte gewoon een afspraak voor twee personen en sleepte me bijna letterlijk onder zijn arm mee. Ik protesteerde, schreeuwde, schopte en sloeg, maar het hielp allemaal niets. Het was ontzettend gênant om als een klein kind meegesleept te worden. Iedereen leek ons aan te kijken en na te staren.

                          In de wachtkamer zorgde Bill dat hij heel dicht naast me zat, zodat hij me onopvallend heel stevig vast kon houden. Hier was er niemand die op ons lette, iedereen leek veel te druk met zijn eigen zenuwen. Ik keek gejaagd om me heen en ontdekte het toilet, vlak naast de buitendeur. Dat leek me een goede kans voor ontsnapping. Ik zei dat ik naar de wc wilde, maar Bill liet me niet gaan.‘

                          Je blijft zitten waar je zit, anders leg ik je hier ter plekke over de knie’, fluisterde hij in mijn oor.De behandeling zelf viel natuurlijk erg mee. Er was weinig aan de hand met mijn gebit, de tandarts was erg begripvol en aardig voor me en zijn assistente was helemaal geweldig, zo ontzettend lief, geduldig en zorgzaam. En Bill was er natuurlijk ook, die hield de hele tijd mijn hand vast.

                          Zo is een soort ritueel ontstaan, dat we elk halfjaar herhalen. Bill maakt de afspraak, dat zal ik uit mezelf nog steeds nooit doen, en dan gaan we samen naar de tandarts. Bill hoeft me niet meer mee te slepen, maar moet nog wel mee om me te ondersteunen. Voordat ik in de stoel zit, moet ik meestal nog wel even huilen, maar ik krijg alle tijd om aan het idee te wennen en iedereen doet zijn uiterste best om me op mijn gemak te stellen. Dat helpt wel. De angst zakt een beetje weg en eigenlijk is de kwelling dan ook al weer grotendeels voorbij.

                          Toch gaat het soms nog mis, zoals laatst. We hadden onze afspraak voor de halfjaarlijkse controle, maar we hadden het ook allebei erg druk. Daarom spraken we af om niet eerst langs huis te gaan, maar allebei op eigen houtje naar de tandarts te komen en elkaar in de wachtkamer te treffen. Een half uurtje van tevoren stapte ik dapper in mijn auto. Ik was echt vast van plan om te gaan, maar hoe dichterbij ik kwam, hoe banger ik werd en toen ik er bijna was, sloeg de paniek toe. Ik nam een afslag te vroeg en in plaats van naar de tandarts, ging ik een rondje wandelen in een natuurgebied. Om mezelf te kalmeren rookte ik een sigaret. De rust en de nicotine hadden al snel hun effect en ik voelde dat ik weer wat kalmer werd. Een paar minuten lang voelde ik me ontspannen en opgelucht. Daarna dacht ik weer aan Bill en aan de tandarts, mijn goede vriendin, die op me zaten te wachten en zich misschien wel zorgen begonnen te maken. Ik liep terug naar mijn auto en zag de gemiste oproepen van Bill op mijn telefoon. Die waren op zich al genoeg om me een flink schuldgevoel te geven, maar toen ik de berichten op mijn voicemail afluisterde werd dat gevoel nog veel sterker. Bill herhaalde in zijn boodschappen een aantal keren het woord ‘kinderachtig’. Ik haat het als Bill mij kinderachtig noemt, maar in dit geval had hij gewoon gelijk. Het is sowieso al vrij kinderachtig om bang te zijn voor zoiets onschuldigs als de tandarts, maar om dan ook nog eens te vluchten, is toch bijna net zoiets als je onder het bed verstoppen voor een eng monster.

                          Ik vermande mezelf en belde Bill op. Hij beantwoordde zijn telefoon koel en zakelijk, maar ik kon wel horen dat hij probeerde om zijn bezorgdheid te verbergen. Ik bood meteen mijn excuses aan en beloofde Bill dat ik meteen naar hem toe zou komen.

                          ‘Blijf maar waar je bent’, zei Bill alleen. ‘Ik kom je nu halen.’

                          Bill was op dat moment hooguit een kwartier bij mij vandaan, maar het leek wel alsof hij er expres extra lang over deed om bij mij te komen, zodat ik extra lang de tijd had om mijn zonden te overdenken. Het was me al wel duidelijk wat er zou gaan gebeuren. Hoe en wanneer was nog even afwachten, maar dat ik een pak voor mijn billen zou krijgen stond vast. En voor het grootste deel vond ik dat ik dat ook dik verdiend had. Ik had een paar minuten mijn verstand moeten gebruiken, dan was het tandartsbezoekje zo voorbij geweest en was er waarschijnlijk ook niets aan de hand geweest. Ik ben toch echt veel te oud om me zo over te geven aan een irrationele angst. ‘Kinderachtig’, had Bill al gezegd en daarmee had hij de spijker op zijn kop geslagen.

                          Toch was er ook een deel van mij dat het allemaal een klein beetje onterecht vond. Bill weet hoe ontzettend bang ik voor de tandarts ben en daarom had hij me niet alleen moeten laten gaan. Hij had ook kunnen bedenken hoe dat af zou lopen. Dat was ook zo’n beetje het eerste dat ik tegen Bill zei toen hij voor me stond, maar hij kapte dat heel snel af.

                          ‘Dan had je me moeten bellen, in plaats van er vandoor te gaan’, zei hij kort.

                          We reden samen terug in Bill zijn auto. Ik wilde niet vragen waar we heen gingen, maar dat werd vrij snel duidelijk. We namen niet de afslag naar de tandarts, maar reden rechtdoor, richting huis.

                          ‘Ik heb onze afspraak een uurtje opgeschoven’, zei Bill. ‘Eerst moeten we even iets anders afhandelen.

                          ’Ik begreep natuurlijk precies wat dat was.

                          Nog voordat de voordeur goed en wel dicht was, lag ik al over de knie. Ik had die middag een rok en laarzen aangetrokken, omdat ik me in die outfit zelfverzekerder voel, maar met mijn rok op mijn knieën en mijn billen bloot was er van dat gevoel heel weinig meer over. Bill maakte zijn broekriem los en ik voelde me nog kleiner en banger worden.

                          ‘Dit gaat veel meer pijn doen dan de tandarts’, zei Bill nog eens ten overvloede.

                          Ik kreeg vijftien slagen met de riem, vijf links, vijf rechts en vijf in het midden. Bill deed het vol overgave, dit keer was er niet veel sprake van medelijden.

                          Ik kreeg een paar minuten de tijd om bij te komen en mijn make-up een beetje bij te werken, daarna moest ik weer mee, we hadden tenslotte nog een afspraak.

                          De tandarts was helemaal niet boos en wilde niets weten van excuses. Ik kreeg zelfs nog een uitgebreide knuffel, want ze kon nog een beetje zien dat ik gehuild had. De controle was binnen een kwartier voorbij en natuurlijk was er helemaal niets aan de hand.

                          Het leed was toch nog niet helemaal geleden, want die avond kreeg ik van Bill nog een echte straf, naakt, liggend op ons bed, met mijn handen en voeten gebonden. Bill gebruikte een grote, houten paddle, die echt pijn deed en heel diep doordrong. Ik had na afloop echt even de tijd nodig om weer een beetje tot mezelf te komen. Bill borg de paddle weer op en bewonderde mijn billen.

                          ‘Ik begrijp niet dat je hiervoor minder bang bent dan voor de tandarts’, zei hij peinzend.

                          Nee, dat begrijp ik zelf ook niet.

                          Column: Lize

                          Ik ken Lize al heel lang, vanaf de eerste klas van de middelbare school. We hebben jaren bij elkaar in de klas gezeten, zonder dat we veel contact hadden. Verder dan ‘hoi’ en ‘dag’ zijn we in die jaren eigenlijk nooit gekomen. Dat kwam vooral doordat we bij heel verschillende groepen hoorden en daarbij was Lize ook nog een heel stil, verlegen meisje dat altijd heel zachtjes praatte en het liefst alleen in een hoekje zat. Als ik nu naar klassenfoto’s uit die tijd kijk, dan was Lize één van de mooiste meisjes van de klas, maar dat zal toen niemand zijn opgevallen.

                          Een jaar geleden kwam ik Lize na jaren weer tegen, op een koude zaterdagmorgen, langs de lijn van het voetbalveld, waar onze zoontjes op een kluitje achter een bal aan liepen te rennen. Dat is het voordeel als je woont in de omgeving waar je ook bent opgegroeid (of het nadeel, het is maar hoe je het bekijkt): van tijd tot tijd kom je zomaar ineens weer een stuk van je jeugd tegen.

                          Zoals te verwachten viel herkende Lize mij wel, maar ik haar niet. Ik moet eerlijk zeggen dat ik heel diep moest nadenken voordat ik kon bedenken wie Lize ook weer was. En toen ik dat eenmaal weer wist, had ik geen idee wat ik tegen haar moest zeggen. In al die jaren hadden we hooguit tien zinnen met elkaar gesproken. Maar Lize leek daar helemaal geen moeite mee te hebben. Ze kletste, in tegenstelling tot vroeger, aan één stuk door en haalde allerlei herinneringen op. Gebeurtenissen die ik me meestal ook nog wel kon herinneren, maar waarvan ik me niet voor kon stellen dat Lize daar ook bij was geweest.

                          Ik kreeg er al snel genoeg van om herinneringen op te halen aan een gezamenlijk verleden dat er nauwelijks was, ik was veel meer geïnteresseerd in het heden. Lize leek nogal veranderd ten opzichte van wat ik me van haar herinnerde. Niet alleen dat ze veel meer praatte, haar hele voorkomen was anders: een vrolijke, flinke, vrouw die lekker in haar vel zat. En ze had gelukkig ook afscheid genomen van de vormloze soepjurken, bedoeld om elke vrouwelijke ronding te verbergen, die ze vroeger altijd droeg of waarschijnlijk moest dragen van haar ouders. Ze had nu gewoon een strakke spijkerbroek om haar ronde billen.

                          We bleken in het heden veel meer gemeen te hebben dan in het verleden. Niet alleen waren we allebei op zaterdag voetbalmama, we hadden ook allebei twee kinderen, waren allebei aan ons tweede huwelijk bezig en hielden ook allebei van paardrijden, wandelen, lezen en schrijven. Na afloop van de wedstrijd spraken praatten we verder in de kantine, onder het genot van een grote bak patat met lekkere vette mayonaise, totdat de kinderen begonnen te zeuren dat ze naar huis wilden. We spraken af om binnenkort nog eens verder bij te kletsen.

                          Ik had niet verwacht dat dat ook echt zou gebeuren, maar een paar dagen later hing Lize al aan de telefoon. We spraken af om samen te gaan paardrijden. Mensen die zelf geen paard rijden kunnen het zich misschien niet goed voorstellen, maar vanaf de rug van een paard kun je hele goede gesprekken voeren. En dat deden we ook. We hadden het weer over vroeger, maar nu echt. Over de problemen thuis die we allebei gehad hebben, zonder dat we dat toen van elkaar wisten natuurlijk. Bepaalde dingen, herinneringen kregen nu ineens een hele andere betekenis, vooral bij Lize. Het was helemaal niet zo leuk in die tijd, ook voor mij niet. Met de vaststelling dat we al die vervelende dingen nu gelukkig achter ons hadden gelaten, sloten we het onderwerp af. Lize begon over de verhalen die ze schreef. Ik luisterde vol bewondering, maar durfde zelf niet zoveel over mijn eigen verhalen te vertellen. In plaats daarvan stelde ik voor om haar wat van me te laten lezen. ’s Avonds mailde ik haar nerveus de eerste paar hoofdstukken van ‘Anne’. Lize belde de volgende dag al om me te complimenteren met de mooie, eerlijke hoofdstukken. Ze praatte over werkelijk alles, de beschrijvingen, de grapjes, de kleine, herkenbare dingen die erin verstopt zaten, maar over de billenkoek fragmenten zei ze niets, terwijl ik had verwacht dat ze daar misschien over zou vallen. Ik kon niet anders, ik moest er wel naar vragen. Lize praatte er heel luchtig overheen: ‘die fragmenten waren zo natuurlijk geschreven dat ze bijna niet opvallen. Dat aspect hoort gewoon bij de personage Anne, dus waarom zou ik of wie dan ook daar moeite mee hebben? Leven en laten leven hoor.’

                          Voor iemand die was opgegroeid met ‘hel en verdoemenis’ was dit een ongelofelijk ruimhartige opmerking, waar ik nu nog vrolijk van word als ik eraan terugdacht.Lize en ik bleven regelmatig samen paardrijden. Een paar keer kreeg ik daarbij het gevoel dat Lize wat minder soepel dan anders op en neer bewoog in het zadel. Ik vroeg of er misschien iets aan de hand was. Lize zei dat ze te fanatiek was geweest in de sportschool en spierpijn had, ik dacht echter dat ik iets heel anders herkende. Natuurlijk vroeg ik niet door, maar ik werd wel erg nieuwsgierig.

                          Een paar weken later organiseerde Lize een soort high tea voor een goed doel. Ik bood in een opwelling aan om te helpen, hoewel ik eigenlijk helemaal niet goed ben in koken, bakken en al dat soort dingen. Thee zetten kan ik gelukkig prima, dus ik kon me nog wel een beetje nuttig maken. Lize had het vreselijk druk. Ik kreeg haar die hele middag nauwelijks te spreken, maar de high tea leek een groot succes. Het publiek bestond vooral uit oudere dames die Lize haar moeder hadden kunnen zijn. Ik voelde me niet erg op mijn gemak tussen al die strenge, grijze dames en ik kreeg het idee dat dat ook voor Lize gold. Ze reageerde gespannen en kortaf, heel anders dan ik haar de laatste tijd had leren kennen. De sfeer begon me steeds meer te benauwen en na een poosje kreeg ik last van mijn ademhaling, hyperventilatie heet dat ook wel. Ik moest zo snel mogelijk naar buiten. Ik stond op om naar buiten te rennen, maar ineens waren alle ogen op mij gericht. Iedereen verwachtte een verklaring voor mijn plotselinge vertrek. Flapuit als ik ben riep ik het eerste wat in me opkwam: ‘Ik moet nu snel gaan, anders kom ik te laat thuis en dan krijg ik billenkoek van mijn man.’

                          Iedereen in de kamer, Lize ook, keek me geschokt aan. Ik verdween snel in de gang, plofte neer op de eerste de beste plaats die me daarvoor geschikt leek: de trap naar boven. Lize kwam achter me aan. Ze sloot de deur naar de kamer zorgvuldig. Met haar handen in haar zijde keek ze me aan met een blik de me heel veel vertelde en ze lachte. Ik hapte nog steeds naar adem, maar Lize kon alleen maar lachen.

                          ‘Billenkoek van mijn man’, gierde ze. ‘Hoe verzin je het!? Heb je die gezichten gezien!? Ik pies in mijn broek!’

                          Ik voelde me onbegrepen en vernederd, blijkbaar had ik me vergist. Stilletjes verdween ik door de voordeur.Het duurde daarna een tijdje voordat we weer gingen paardrijden, maar het gebeurde wel. En bij één van onze ritten had Lize weer die typische spierpijn. Ik wilde het weten, maar durfde het nog steeds niet te vragen, dus deed ik iets heel slechts. Na de rit gaan we altijd even douchen (voor wie denkt dat het paard al het werk doet: ook als ruiter transpireer je behoorlijk hoor) en terwijl Lize nietsvermoedend genoot van de hete straal, gluurde ik heel kinderachtig om het hoekje van haar douchehokje. Ik zag een paar dieprode, bijna paarse billen en ik wist genoeg. Er was maar één manier waarop haar billen die kleur gekregen konden hebben.

                          Ik gaf Lize nog een opening om over het beladen onderwerp te praten. Ik vroeg haar of ze nog spierpijn in haar billen had. Lize zei alleen dat ze helemaal geen spierpijn in haar billen had, maar in haar bovenbenen. We praatten er dus niet over, maar toch voelde ik me heel erg opgelucht. Opgelucht dat er meer vrouwen zoals ik waren, niet alleen ver weg, anoniem op het internet, maar ook gewoon om me heen en in mijn buurt. En ook al konden we er niet met elkaar over praten, die wetenschap was voor mij wel heel belangrijk.

                          Mijn hele leven zoek ik al naar mensen om me in te herkennen, mensen waar ik me aan kan spiegelen. En voor het stuk van mij dat billenkoek heet, had ik zo iemand nog niet gevonden. Ik kende alleen Helene, de laatste spanking vriendin van Bill. Een ontzettend lieve meid, maar ook een beetje een freak met een lederen halsbandje om haar hals en een kleine tatoeage van een mattenklopper boven haar billen, die ze zonder schroom laat zien als het onderwerp toevallig ter sprake komt. Zo wilde ik niet zijn. Ik wilde geen freak zijn, maar gewoon Anne. Dankzij Lize, die absoluut geen freak was, wist ik op één of andere manier ineens dat ik eigenlijk helemaal niet anders was, maar gewoon wie ik wilde zijn. Dat idee gaf me een enorme rust.

                          Een maand geleden is Lize met haar gezin verhuisd naar het buitenland. Ik heb haar nooit verteld dat ik haar die middag onder de douche gezien heb en we hebben het ook nooit meer over het onderwerp billenkoek gehad. Toch denk ik dat ook zij precies weet hoe de vork in de steel zit. Ooit ga ik er eerlijk met Lize over praten, of misschien stuur ik haar deze tekst wel. En anders leest ze dit misschien zelf. In het land waar Lize nu woont hebben ze tenslotte ook internet…

                          Naschrift: Uiteindelijk heb ik besloten dat ik dit stuk niet kon plaatsen zonder er eerst met Lize (zo heet ze natuurlijk niet echt) over te praten. Hoe ze reageerde ga ik hier niet vertellen, maar ze staat volledig achter dit verhaal.

                          Imogens straf

                          Dit verhaal is door Bill vertaald uit het Engels.

                          Ik las de fax nog een keer:

                          ‘Van: Imogen Jones, Arbuthnot Management Consulting

                          Aan: Richard Thompson, rector, St. Jacob’s School

                          Onderwerp: PRIVÉ EN STRIKT VERTROUWELIJK

                          Aantal pagina’s: 2, inclusief deze pagina

                          Boodschap:

                          Beste Richard,

                          Hierbij de brief waar ik het aan de telefoon over had. Wil je me ALSJEBLIEFT terugbellen zodra je hem gelezen hebt. Ik maak me echt zorgen.

                          Liefs,

                          Im.’

                          Imogen Jones. Ik was vergeten dat voor haar werk nog steeds haar meisjesnaam gebruikte, sinds ze getrouwd was.

                          En dan de tweede pagina: op officieel briefpapier met een logo met een indrukwekkend uitziend wapen bovenaan de pagina. ‘De Koninklijke Academie voor Management Wetenschappen’. Ik las verder.

                          ‘Geachte mevrouw Jones,

                          Ik schrijf u naar aanleiding van de examens die u onlangs heeft afgelegd om in aanmerking te komen voor lidmaatschap van de Academie.

                          Helaas moet ik u mededelen dat wij, vanwege schijnbaar ernstige onregelmatigheden met één van papers die u heeft ingeleverd, voornemens zijn om uw aanmelding af te wijzen. We willen u echter in de gelegenheid stellen om eventuele misverstanden met betrekking tot de genoemde papers weg te nemen. Daarom nodigen wij u uit om voor een hoorzitting in ons kantoor in Birmingham op het bovengenoemde adres op vrijdag 20 mei om 14.30 uur.

                          U kunt bij aankomst vragen naar de Examencommissie. Indien gewenst mag u een vriend of collega meenemen naar de hoorzitting, alhoewel een officiële juridische vertegenwoordiger bij deze gelegenheid niet nodig is.

                          Voor de volledigheid wil ik er nog op wijzen dat wij uw werkgever nog niet op de hoogte hebben gesteld van de gerezen problemen. Wij zullen dit ook niet doen, zolang de hoorzitting nog plaats moet vinden.

                          Graag zie ik u volgende week. Houdt u er alstublieft rekening mee dat dit de enige datum is, die beschikbaar is voor deze hoorzitting. Het is niet mogelijk om deze te verzetten, mocht u op de voorgestelde datum niet kunnen verschijnen, dan zullen wij helaas passende maatregelen moeten nemen.

                          Hoogachtend,

                          De Voorzitter van de Examencommissie.’

                          Ik zuchtte diep. Geen wonder dat ze zich zorgen maakte. Im was al heel lang bezig om haar registratie als professional te verkrijgen. Nu, op haar 27ste, zou ze relatief jong die registratie  krijgen, en het zou haar zeker vooruit helpen in haar carrière als Management Consultant. Maar nu die ‘schijnbaar ernstige onregelmatigheden’. Wat zou ze in vredesnaam….?

                          Ik pakte de telefoon en belde haar nummer. Een nogal koele, formele dame nam de telefoon aan.

                          ‘Arbuthnot, waarmee kan ik u van dienst zijn.’

                          ‘Ik zou graag Imogen Jones willen spreken.’

                          ‘Wat is uw naam?’

                          ‘Richard Thompson’

                          ‘Waar belt u voor?’

                          ‘Ze verwacht mijn telefoontje.’

                          ‘Ongetwijfeld, maar ik moet alle inkomende telefoontjes registreren.’

                          Ik dacht snel na. Wat moest ik zeggen? Een goede vriend? Haar voormalige schoolhoofd? Een persoonlijk gesprek?

                          ‘Eh, ik bel in verband met haar aanmelding voor het lidmaatschap van de Koninklijke Academie voor Management Wetenschappen.’

                          ‘Dank u, mijnheer Thompson. Ik verbind u door.’

                          Oef. Im had al eens had geklaagd hoe serieus en formeel het allemaal was bij haar werkgever. Als de receptioniste al zo was, hoe moesten haar bazen dan wel niet zijn.

                          ‘Goedemorgen, met Imogen Jones.’

                          ‘Im, met Richard.’

                          ‘Hallo, bedankt voor het terugbellen. Heb je gezien waarom ik me zorgen maak?’

                          ‘Waar gaat dit allemaal over, Im?’

                          ‘Ik heb geen idee. Ik heb me suf gepiekerd, maar ik weet het echt niet.’

                          ‘Is er iets dat je verkeerd gedaan zou kunnen hebben bij de examens?’

                          ‘Nee, nee, ik kan niets bedenken. Misschien heb ik iets geschreven waarmee ik de commissie beledigd heb? Maar ik weet het niet. Ik weet niet wat het zou kunnen zijn. Zou je alsjeblieft alsjeblieft met me mee kunnen gaan naar die hoorzitting in Den Haag?’

                          ‘Maar, het is examentijd. Ik kan echt niet weg van school.’

                          ‘Alsjeblieft. Ik vertrouw jou, jij bent in staat om mensen te overtuigen en je zult ongetwijfeld weten hoe je met examencommissies om moet gaan.’

                          Dit was lastig. Als rector probeerde ik altijd om geen dagen vrij te nemen in tentamenperiodes, zeker niet als het al over twee dagen was. Immers: als ik niet toestond dat de leden van mijn staf dagen vrij namen terwijl ze les moesten geven, dan moest ik dat zelf natuurlijk ook niet doen. De oudere generatie docenten, diegenen die altijd al tegen me waren geweest sinds ik een paar jaar geleden als midden dertiger tot rector was benoemd, zouden dat zeker niet accepteren. Maar Im was echt een goede vriendin. Ik kon haar ook niet in de steek laten.

                          ‘Oké, ik zal er zijn. Ik zie je buiten bij het kantoor om twintig over twee. En maak je geen zorgen Im, ik weet zeker dat het allemaal goed komt.’

                          ‘Denk je dat echt?’

                          Nee. Maar…

                          ‘Ik weet zeker dat het goed komt, Im.’

                          ‘Bedankt Richard. Ik stel dit erg op prijs.’

                          Ik legde de telefoon neer. Ze had zo bezorgd geklonken. Het deed me ergens aan denken. Ik had die paniek in haar stem één keer eerder gehoord, tien jaar geleden toen Im mijn beste studente was en ik haar moest straffen. Het was de eerste en enige keer in mijn carrière dat ik de cane heb moeten gebruiken. Die ervaring heeft denk ik voor een band tussen ons gezorgd, waardoor we jaren later nog steeds contact hadden, ook al had de tijd niet stil gestaan en waren we allebei getrouwd en succesvol in onze carrières.

                          Ik kijk in mijn agenda wat ik vrijdag allemaal voor vrijdag gepland had staan. Gelukkig hoefde ik die dag geen les te geven, alleen een paar vergaderingen die mijn plaatsvervanger ook wel kon afhandelen. Ik belde mijn secretaresse.

                          Toen ik de telefoon neerlegde, klonk de schoolbel. Ik moest weg, lesgeven. Eén van de weinige lessen die ik nog gaf, nu dat mijn leven leek te worden gedomineerd door vergaderingen en papierwerk. En nou ook nog die stomme reis naar Birmingham. Ik schudde mijn hoofd. Het leven was zwaar.

                          ***

                          Vrijdag. Drie uur in de trein naar Birmingham, grijs, naargeestig weer. Het viel allemaal niet mee.

                          Ik stak de straat over naar het kantoor van het Instituut.

                          Ze stond al te wachten. Wat zag ze er goed uit: zwart, scherp gesneden pakje, witte bloes, het rokje iets aan de korte kant. Gekleed om indruk te maken.

                          ‘Hoi Im.’

                          ‘Hoi. Bedankt voor je komst. Het spijt me echt dat je helemaal hier naartoe moest komen.’

                          ‘Maakt niet uit. Heb jij ook de hele dag vrij moeten nemen? Ik voel me net alsof ik aan het spijbelen ben.’

                          ‘Ik heb een vergadering bij één van mijn cliënten, ongeveer twintig kilometer hier vandaan georganiseerd. Een groot project waar ik mee bezig ben. Op kantoor denken ze dat ik daar de hele dag ben.’

                          ‘Zullen we dan maar naar binnen gaan?’

                          ‘Laten we dat maar doen. Nogmaals bedankt Richard.’

                          ***

                          We zaten in een klein wachtkamertje. Waarom laten mensen je toch altijd wachten?

                          Im staarde recht voor zich uit, zwijgend en duidelijk bezorgd.

                          De deur ging open en een kleine man in een tweed jasje kwam binnenlopen. Ik herkende hem onmiddellijk.

                          ‘Laurence!’

                          ‘Richard! Leuk om je te zien. Hoe gaat het met je?’

                          ‘Prima en jij ziet er ook goed uit.’

                          Dit was bizar. Laurence Peters was één van de hoogleraren in de tijd dat ik studeerde, een expert in micro-economie. Ik kende hem behoorlijk goed, hij had me nogal geholpen bij het schrijven van mijn scriptie. Ik wist ook dat hij de universiteit had verlaten, maar ik wist niet waar hij naartoe was gegaan.

                          ‘Dank je, dank je. Geef je nog steeds les?’

                          ‘Jazeker, ik ben tegenwoordig rector van de St. Jacob’s School.’

                          ‘Mijn hemel. Dan heb je het niet slecht gedaan!’

                          ‘Dank je.’

                          ‘Waarom ben je hier eigenlijk?’

                          ‘Ik ben hier met Imogen Jones.’

                          We waren Im bijna vergeten. Ze stond op.

                          ‘Ik ben haar “morele steun”. Sorry Im, ik had je voor moeten stellen. Laurence Peters was één van mijn hoogleraren op de universiteit.’

                          Hij gaf Imogen een hand, daarbij keek hij zeer streng.

                          ‘Goed. Laten we maar naar binnen gaan. Richard Thompson… hoe bestaat het. Ga zitten.’

                          Hij deed de deur achter zich dicht en wees naar een bankstel in de hoek van de kamer. Typisch de kamer van een wetenschapper: enigszins chaotisch, overal stapels papieren. 

                          Zelf ging hij in de leunstoel tegenover ons zitten. Hij pakte een kartonnen map.

                          ‘Goed. Richard, het is natuurlijk leuk om je weer eens te zien, maar wel jammer dat we elkaar onder deze omstandigheden moeten ontmoeten. Ik denk dat we maar beter ter zake kunnen komen. Mevrouw Jones…’

                          Hij keek naar Im.

                          ‘Ja.’

                          ‘Weet u waarom we u gevraagd hebben om vandaag hier te komen?’

                          ‘Nee, u had het over onregelmatigheden, maar ik heb geen idee wat die zouden kunnen zijn.’

                          ‘Nee?’

                          ‘Nee.’

                          ‘Weet u dat zeker? U kunt het beste eerlijk zijn.’

                          ‘Nee, echt. Ik heb geen idee.’

                          Hij pakte een gebonden document en opende het bij een bladzijde die hij had gemarkeerd. Hij gaf het ons. Ik keek het even snel door: het leek te gaan over projectplanning. Een paar woorden en zinnen waren rood omlijnd.

                          ‘Herkent u dit?’

                          ‘Ja, dat is mijn paper, over het project dat ik gedaan heb.’

                          Ik kon me nog herinneren dat Im het had moeten schrijven – 10.000 woorden – en inleveren voordat ze haar examens mocht afleggen.

                          ‘Juist. Er zitten nogal wat foutjes in, nietwaar?’

                          ‘Ja, maar… Een paar spelfouten, dat is toch niet ernstig?’

                          ‘Op zich niet nee. Zou u nu hier ook eens naar willen kijken?’

                          Laurence gaf ons een tweede document. Ik keek het ook snel door en keer daarna weer naar Im haar paper. Ze leken precies gelijk, zelfs dezelfde spelfouten waren rood omcirkeld.

                          ‘Herkent u iets, mevrouw Jones?’

                          Ze gaf geen antwoord.

                          ‘Kunt u mij misschien uitleggen hoe het kan dat uw paper precies dezelfde tekst en precies dezelfde spelfouten bevat als degene die Roger Cecil, van hetzelfde bedrijf waar u ook werkt, twee jaar geleden ingeleverd heeft?’

                          Im leek geschokt. Dit was ongelofelijk. Ze kon toch geen fraude hebben gepleegd? Of toch wel?

                          ‘Nou… Wij hebben een standaard aanpak voor project planning binnen ons bedrijf. Dus ik denk… Ik denk dat het dus logisch is dat onze papers op elkaar lijken als we allebei over dit onderwerp schrijven.’

                          ‘Op elkaar lijken zou kunnen, oké. Maar deze twee papers zijn exact gelijk.’

                          Ze wachtte.

                          Laurence keek haar aan.

                          ‘Precies gelijk, met zelfs precies dezelfde spelfouten.’

                          Stilte.

                          Toen begon ze te huilen, stilletjes. Ik legde mijn arm om haar heen.

                          ‘Het spijt me. Ik heb Roger zijn disk geleend en die gekopieerd naar mijn eigen computer. Hij wist daar niets van.’

                          ‘Bedankt voor uw eerlijkheid, mevrouw Jones. Ik moet u echter wel vertellen dat fraude bij een officieel examen van het Instituut een zeer ernstige overtreding is. U laat ons geen enkele andere keuze dan u te vertellen dat u gezakt bent voor uw papers en u te royeren als kandidaat lid van het instituut. En ik zal, natuurlijk, ook uw werkgever op de hoogte moeten stellen. Die zal ongetwijfeld ook passende maatregelen nemen.’

                          Im huilde nu openlijk. Ik moest iets doen. Dit kon ik toch niet laten gebeuren?

                          ‘Heb je er bezwaar tegen als Imogen ons even alleen laat, zodat wij even onder vier ogen kunnen praten, Laurence?’

                          ‘Nee. Wilt u even buiten wachten, mevrouw Jones?’

                          Ze stond op en ging naar buiten.

                          Laurence sprak als eerste.

                          ‘Slechte zaak, Richard. Zo’n slimme jongedame. Al haar andere papers waren uitstekend. Maar nu… Haar baas zal haar ongetwijfeld ontslaan en na zoiets zal het voor haar heel moeilijk worden om ergens anders een baan in management consultancy te vinden. Wat een verspilling.’

                          ‘Er moet toch wel iets zijn dat we daaraan kunnen doen?’

                          ‘Niets. Regels zijn regels. Ik bedoel, in mijn schooltijd in de jaren vijftig, kregen bedriegers twaalf slagen, terwijl de rest van de school toekeek. Dat waren nog eens tijden, toen discipline nog discipline betekende. Niet zoals vandaag de dag. We zijn te soft geworden, Richard. We laten jonge mensen er veel te makkelijk mee wegkomen. Maar wat het Koninklijk Instituut betreft…. Nee, haar royeren is het enige dat we kunnen doen.

                          Ik wachtte, luisterde naar wat hij had gezegd. Twaalf slagen… Razendsnel dacht ik na. In plaats van ontslagen te worden, de vernedering van ontmaskerd worden als een oplichter. Wat als….. Nee.

                          ‘Stel dat ….. Zouden die twaalf slagen in dit geval ook niet de oplossing zijn?’

                          Ik kon zelf niet geloven dat ik dit zei.

                          ‘Je bedoeld…’

                          ‘Nou ja…. Ik ben tenslotte een schoolmeester. Stel dat …. ik haar voor jou zou straffen.’

                          Hij keek me aan. Er kwam een lachje op zijn gezicht.

                          ‘Haar straffen?’

                          ‘Je weet wel… die “twaalf slagen” van jou. In plaats van dat ze geroyeerd wordt, zou ik haar …. een pak slaag kunnen geven en dan zou jij kunnen besluiten dat ze toch niet gefraudeerd heeft en haar laten slagen.’

                          ‘Interessant… Maar hoe zou ik kunnen controleren dat je het ook echt gedaan hebt? Ga je me foto’s sturen of zoiets dergelijks?’

                          Mijn god. Foto’s.

                          ‘Zou dat echt nodig zijn?’

                          ‘Nou ja, ik zou toch zeker moeten weten dat het grondig gebeurd is.’

                          Klootzak.

                          ‘Als je echt bewijs nodig hebt, dan zou je inderdaad foto’s moeten hebben, denk ik.’

                          Hij wachtte.

                          ‘Dit is wel erg ongebruikelijk.’

                          ‘Voor mij is dit ook niet bepaald dagelijks werk, Laurence.’

                          Hij keek me aan.

                          ‘Oké, laten we maar eens horen wat ze hiervan vindt.’

                          Hij liep naar de deur en riep Imogen weer binnen. Ze was nog steeds in tranen. De knappe, formele, succesvolle zakenvrouw was gereduceerd tot een grienend, hulpeloos klein meisje. Ze kwam naast me zitten.

                          Laurence keek haar aan met een gemeen lachje op zijn gezicht.

                          ‘Ik heb een voorstel hoe we dit op een andere manier af kunnen handelen, jongedame.’

                          ‘Alstublieft, ik zal alles doen.’

                          ‘Alles?’

                          ‘Alles, absoluut.’

                          ‘Oké dan. Vroeger, toen ik jong was, wisten we wel hoe we om moesten gaan met stoute meisjes. Weet je wat er met hen gebeurde?’

                          ‘Nee, mijnheer.’

                          ‘Die kregen een pak slaag, mevrouw Jones.’

                          Imogen zat ineens rechtop. Kaarsrecht.

                          Laurence ging verder.

                          ‘Uw vriend mijnheer Thompson is schoolmeester, dus die weet het één en ander over discipline. Dus heb ik met hem afgesproken dat als hij u een stevig pak slaag geeft, we dit kleine incident verder zullen vergeten en ik u op de lijst met geslaagden zal zetten.’

                          Ze keek verbijsterd. Haar blik bleef gefixeerd op Laurence, ze keek mij niet aan.

                          ‘En wat zou dat dan inhouden?’

                          ‘Nou, wat ik zou voorstellen is dat u vanmiddag samen een discrete plek opzoekt, dat u een geschikt instrument aanschaft – er moet wel ergens een seksshop zijn die zwepen verkoopt –

                          en dat u zich dan uitkleedt en hij u twaalf slagen met de zweep geeft, zo hard als hij kan. Daarna neemt hij een foto, om die naar mij toe te sturen. En als ik dan op basis van de foto vind dat de straf zwaar genoeg was, dan laat ik het daar verder bij. Als ik echter vind dat hij te aardig voor u is geweest, dan wordt u alsnog geroyeerd. Gaat u hiermee akkoord?’

                          Ze vermeed het nog steeds om mij aan te kijken.

                          ‘Akkoord.’

                          ‘Dan hebben we een afspraak.’

                          Hij sloeg zijn map dicht en keek me aan.

                          ‘Bedankt voor je hulp, Richard. Ik stel het erg op prijs. En ik weet zeker dat ik erop kan rekenen dat je haar genoeg zult laten lijden om deze zaak af te kunnen sluiten.’

                          Ik stond op en schudde zijn uitgestoken hand.

                          ‘Je kunt op me rekenen, Laurence. Bedankt, we komen elkaar vast nog wel eens tegen.’

                          ‘Ongetwijfeld. Goed, mevrouw Jones. Het was een genoegen om u te ontmoeten. Ik zal vanmiddag aan u denken.’

                          ‘Dag mijnheer.’

                          Ze schudde zijn hand.

                          We draaiden ons om en gingen weg, weg uit het kantoor, weg uit het naargeestige kantoorcomplex, de straat op.

                          Ze praatte al voordat ik er een woord tussen kon krijgen, assertief.

                          ‘Hier’, zei ze. Ze greep in haar tas.

                          ‘Neem mijn mobiele telefoon mee. En hier is wat geld.’

                          Ze gaf me twee twintig euro biljetten.

                          ‘Verderop is een hotel: De Zwaluw. Dat is erg goed. Ik heb er al eens gelogeerd. Clinton heeft er vorige week ook gelogeerd tijdens de G8 top. Ik ga er nu meteen naartoe om een kamer te reserveren. Ik zal je bellen op het mobieltje om het kamernummer door te geven. Ga jij die zweep halen en een direct klaar camera, dan spring je in een taxi naar het hotel en kom je meteen naar de kamer. Oké?’

                          Mijn hemel. Ze vuurde instructies af per dozijn. Ik kon begrijpen waarom ze zo succesvol in haar werk was.

                          ‘Prima. Maar… Is alles goed? Weet je zeker dat je dit wilt doen?’

                          Ze keek me aan, recht in mijn ogen.

                          ‘Als dit de prijs is die ik moet betalen om te voorkomen dat ik mijn hele carrière verkloot, dan doe ik dat. En ik wil er ook niet te makkelijk vanaf komen. Ik wil dat je….’

                          Ze twijfelde voor het eerst.

                          ‘Ik wil dat je me zo hard slaat dat die engerd me wel moet laten gaan. Kom, we kunnen maar beter opschieten. De winkels zijn die kant op. Ik neem hier een taxi. Tot over een half uurtje.’

                          En weg was ze.

                          ***

                          Watson’s fotowinkel, één direct klaar camera, met kleurenfilm, die de winkelbediende er voor mij in had gedaan, cash betaald.

                          Het kostte me wat meer tijd om mijn volgende boodschap te doen. Ik ging naar het meest sjofel uitziende gedeelte van het centrum van de stad. Loveaid Seks shop. Het raam was dichtgespijkerd, maar de deur was open. Een ongelofelijke hoeveelheid (ik was nog nooit eerder in zo’n winkel geweest) seksspeeltjes in alle soorten en maten. En in de hoek: een stapel canes, precies zoals degene die ik de vorige keer bij Im had gebruikt. Daarnaast een gemeen uitziende zweep. Ik pakte het op bij het zwart lederen handvat. Zes lange, dunne gesels, ongeveer dertig centimeter lang. Deze was wel geschikt.

                          ‘Goede keuze, vriend’, zei de man achter de toonbank. ‘Dat zal de nodige schade aanrichten.’

                          Ik betaalde weer cash en liep de winkel uit, hopend dat ik geen bekende tegen zou komen. Ook al was dat niet erg waarschijnlijk in een vreemde stad.

                          De telefoon ging toen ik weer de hoofdstraat inliep (wat haat ik die mobieltjes toch).

                          ‘Heb je alles?’

                          ‘Ja.’

                          ‘Ik ben in kamer 804, hotel De Zwaluw. Je bent er met een taxi binnen vijf minuten. Ga meteen door naar de kamer. De liften zijn links van de receptie, wij zitten op de bovenste verdieping.’

                          Zo geconcentreerd….. Zo vastbesloten om dit te doorstaan.

                          Achterin de taxi probeerde ik te geloven dat dit echt gebeurde.

                          In het hotel, meteen de lift in, voordat iemand me kon vragen of ik hulp nodig had. Met de lift naar boven, door de met pluche tapijt beklede gang. Kamer 804, de deur stond op een kier. Ik ging naar binnen.

                          Im stond daar voor me, gekleed in een witte badjas. Ze keek me aan. Ik haalde de zweep uit de tas, haar ogen werden groot van schrik.

                          ‘Weet je zeker dat je dit wilt doen?’, vroeg ik haar.

                          ‘Ik heb geen keuze.’

                          Haar stem was zachter, de bazigheid en assertiviteit verdwenen nu het moment dichterbij kwam.

                          ‘Ik vertrouw je, Richard. Ik vertrouw je meer dan wie dan ook. Weet je nog de laatste keer dat je me gecaned hebt, toen ik nog op school zat?’

                          ‘Hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten?’

                          ‘Ik zal het ook nooit vergeten. Niets heeft ooit zoveel pijn gedaan. Maar jij was zo aardig, ook al had je me net zo hard geslagen dat ik het nauwelijks kon verdragen. Hoeveel mensen heb je daarna nog gecaned.’

                          ‘Jij was de enige.’

                          Ze beet op haar lip.

                          ‘Sorry. En nu, vandaag, ga je me redden van iets dat ik gewoon niet zou kunnen verdragen. Zorg dus dat je je werk goed doet. Ik wil geen enkel risico lopen dat het Instituut het niet goed genoeg vindt.’

                          We keken elkaar aan. Plotseling knoopte ze haar badjas los en liet die op de vloer vallen. Ze was nog mooier dan ik me herinnerde. Haar steile haar losjes in een staart naar achteren gebonden. Ze deed geen enkele poging om zichzelf te bedekken. Haar borsten, niet te groot, stevig; haar schaamhaar netjes geschoren. En haar tepels: hard. Had ze het koud? Dat moest het toch wel zijn …

                          Ze streek langs me heen, naar de badkamer, en hing de badjas aan de achterkant van de deur. Ze kwam weer naar buiten.

                          ‘Waar wil je me hebben?’

                          Ik keek om me heen. De kamer was gigantisch groot. Ze moet er een enorm bedrag voor betaald hebben. Midden in de kamer stond een prachtig bed van gevlochten ijzerwerk, opgemaakt met kraakheldere, witte lakens.

                          Dat was een idee. De ijzeren dwarsbalk aan het voeteneind van het bed, op precies de goede hoogte.

                          ‘Ik wil dat je bukt over het voeteneinde van het bed.’

                          Ze liep kalm naar het bed en drapeerde zichzelf er overheen, even huiverend toen haar blote lichaam het koude ijzer raakte. Ze vleide zich neer op de matras, haar handen voor zich uitgestrekt, haar hoofd gebogen naar één kant, haar borsten platgedrukt onder haar. De balk was zo hoog dat ze zich een beetje moest uitrekken, bijna op haar tenen moest gaan staan. Zo vormde ze een perfect doelwit voor mij.

                          Ik gooide mijn jas op de tafel in de hoek van de kamer en rolde mijn mouwen op.

                          ‘Ik ga je nu twaalf slagen geven. Je mag niet bewegen of je krijgt extra. Verder wil ik dat je helemaal stil bent, zelfs niet de slagen tellen. En zoals je gevraagd hebt: ik zal slaan zo hard als ik kan. Ben je er klaar voor?’

                          ‘Ja’

                          Een klein, bibberig stemmetje.

                          Ik positioneerde me ten opzichte van haar, tilde de zweep op, hoog boven mijn hoofd, en liet hem hard op haar billen neerknallen. De zweep gaf een harde knal. Ze schreeuwde het uit.

                          ‘Stilte.’

                          Desondanks: geen wonder dat ze gilde. De zes gesels waren uitgewaaierd over haar billen in perfecte lijnen, elk lieten ze al een pijnlijk uitziende rode striem achter. En dat was nog maar de eerste.

                          Weer liet ik de zweep neerknallen, nog harder zelfs. Je zag de klap haast door haar hele lichaam trekken. Ze balde haar vuisten stevig samen en trommelde zachtjes op het laken.

                          Daarna twee slagen vlak na elkaar, dit keer over haar bovenbenen. Hoe ze het uithield, ik weet het echt niet, maar ze bewoog nog steeds niet.

                          Ik veranderde een klein beetje van positie, zodat ik recht achter haar stond. Toen liet ik de zweep weer neerkomen, heel snel, zodat de zweep het midden van haar billen raakte, van boven naar beneden. Ze jankte als een wolf.

                          En toen de zesde en de zevende, weer snel achter elkaar. Weer haar billen van boven tot onder, één slag voor haar linker bil, de volgende voor haar rechter.

                          Ze huilde ongecontroleerd, maar ze bleef nog steeds in positie.

                          Ik ging aan haar rechterkant staan. Twee slagen met de backhand, die haar billen raakten van rechts naar links en kris kras de striemen van de zweep achterlieten.

                          De tiende en de elfde, forehand weer, sneden in omgekeerde richting over haar achterwerk. Bij de elfde sprong ze uiteindelijk overeind, schreeuwend, haar achterste wrijvend, springend van de éne op de andere voet.

                          Ze keek me toch niet aan. Ze haalde diep adem en ging weer over het voeteneind van het bed liggen.

                          ‘Nog twee te gaan’, hielp ik haar herinneren.

                          Ik dacht aan mijn instructies: ik moest ervoor zorgen dat de afstraffing er erg genoeg uitzag om het Instituut tevreden te stellen.

                          Dus deed ik een stap naar achteren en liet de zweep weer neerknallen.

                          Weer kwam ze overeind.

                          ‘Liggen.’

                          Dit keer zei ik niets, maar wachtte totdat ze weer in positie lag, en ging schuin achter haar staan. Ik richtte de zweep op de rechterkant van haar achterwerk en knalde hem hard neer, de gesels wikkelden zichzelf rond de rand van haar billen. Ze gilde, maar bleef op het bed liggen.

                          De laatste slag. De slag die ze niet zou vergeten. Ik richtte de uiteinden van de gesels op de bovenkant van haar benen, een echt luide knal van de zweep, de tongen van de gesels verkenden haar meest intieme delen, zo ver als ze maar konden.

                          Een ijselijke gil dit keer. Ze sloeg met haar vuisten op het bed, haar hele lichaam trilde.

                          Ik stapte naar achteren en gooide de zweep op de vloer.

                          ‘Het is klaar, Im. Je mag opstaan.’

                          Langzaam kwam ze overeind, ze liet zich op haar knieën op de vloer vallen, greep haar billen vast, wiegde zachtjes heen en weer. De tranen rolden over haar wangen en drupten op het tapijt.

                          Ik liep naar de badkamer, kwam weer terug met de badjas. Ik legde de jas over haar schouders, terwijl ze over de vloer kroop, als een klein, gewond dier. Daarna stond ik op en ging in de leunstoel in de hoek van de kamer zitten.

                          Ze keek me aan, het lukte haar om een heel klein beetje te glimlachen. Ze sprak zachtjes.

                          ‘Als dit is wat je kunt, terwijl je nog maar twee keer in je leven een pak slaag hebt uitgedeeld, wil ik niet meemaken wat er gebeurd als je wat meer geoefend hebt.’

                          ‘Het moet vreselijk zijn geweest.’

                          ‘Mmmmm….. Ik wordt misschien wat soft op mijn oude dag, maar het lijkt wel alsof dit veel meer pijn deed dan de vorige keer. Maar goed, ik heb tenminste als het goed is nog steeds een baan.’

                          Ze stond op en keek me aan, ze hield haar handen nog steeds op haar billen.

                          ‘Ik denk dat je me nu maar op de foto moet zetten.’

                          Dat was ik bijna vergeten.

                          ‘Waarom ga je niet op het bed liggen’, stelde ik voor, terwijl ik de camera uit de tas haalde.

                          Ze sloeg het laken terug en ging liggen, achterwerk in de lucht, ze gebruikte het laken om haar borsten te bedekken. Voor mij was ze dan misschien niet verlegen geweest, maar het was duidelijk dat ze niet van plan was om onze vriend van het Instituut meer te laten zien dan strikt noodzakelijk was.

                          Ik richtte de camera en drukte af. Een korte pauze, toen verscheen de foto. Ze draaide zich om en hield haar hand op. Ze keek hoe de foto voor haar ogen werd ontwikkeld.

                          ‘Shit! Zie ik er zo beroerd uit?’

                          ‘Laat ik het zo zeggen: ik kan me voorstellen dat je in tranen was.’

                          Ik drukte nog een keer af, een close-up dit keer.

                          ‘Denk je dat twee genoeg is?’

                          ‘Hij krijgt niet meer, de sadistische klootzak. Je kunt je wel voorstellen hoe hij hiernaar zal kijken.’

                          Ze zuchtte diep, bedekte haar billen weer met haar handen en verborg haar gezicht in de lakens.

                          ‘Oww..’

                          Ik pakte mijn jas.

                          ‘Ik moet gaan Im.’

                          ‘Nee.’

                          Ze sprong op, haar stem klonk haast paniekerig.

                          ‘Blijf alsjeblieft. Laat me nu niet alleen. Ik wil bij je zijn.’

                          Ze greep mijn hand en leidde me naar het bed, trok me omlaag naast haar.

                          ‘Im …’

                          ‘Hou me vast.’

                          Ze begroef haar gezicht tussen mijn armen. Ik drukte haar dicht tegen me aan, knuffelde haar.

                          Waar was ik mee bezig, liggend in een hotelkamer met een naakte vrouw, terwijl we allebei met een ander getrouwd waren?

                          Ineens kuste ze me. Geen vriendschappelijk zoentje, maar vol op de mond. Ze kuste me opnieuw en probeerde bovenop me te klimmen. Ik greep haar armen en duwde haar van me af.

                          ‘Ik moet nu echt weg.’

                          Maar ze reikte al naar beneden. Met haar linkerhand ritste ze mijn gulp los.

                          ‘Het voelt anders niet alsof je weg wilt.’

                          Inmiddels had ik inderdaad een ongelofelijke erectie. Ze trok mijn broek en boxershort omlaag, klom bovenop me, hield me onder haar gevangen. Ze streelde mijn penis met één hand, haar andere hand hield ze tussen haar eigen benen.

                          ‘Vrij met me Richard’, murmelde ze, terwijl ze zich wijdbeens over mijn harde geslacht heen liet zakken. Ze begon heen en weer te bewegen: ik had nog nooit zoiets heerlijks gevoeld.

                          Ik wurmde overeind, in een meer zittende positie, en reikte naar voren, omklemde haar gekwetste billen met mijn handen terwijl we vreeën. Ik streelde ze, voelde de striemen en blaren die ik had veroorzaakt met mijn zweep. Hoewel ze huiverde, leek het haar nog meer op te winden, onze bewegingen werden alleen nog maar sneller en heviger en we dreven elkaar tot een explosief hoogtepunt.

                          ***

                          We vreeën nog twee keer die avond, totdat ik uiteindelijk echt weg moest. Als ik de laatste trein had gemist, had ik dat echt niet uit kunnen leggen. We deden het met wilde overgave, elkanders lichaam tot het uiterste verkennend. Daarna douchten we samen, kleedden ons aan. En toen ging ik, na een lange gepassioneerde laatste zoen.

                          ‘Ik blijf hier vannacht’, zei ze. ‘Ik heb voor de kamer betaald, dan kan ik er net zo goed ook van genieten.’

                          ‘Gelijk heb je. Maar nog één dingetje, Im…’

                          ‘Wat?’

                          ‘Vergeet niet om de foto’s te posten.’

                          Ze lachte.

                          ‘Maak je geen zorgen, dat zal ik niet doen. Ik wil geen herhaling, tenminste, niet voor dat deel van de middag. Nou ja, voorlopig niet in elk geval.’

                          Ik opende de deur. Ze wierp me een kushandje toe, terwijl ik de hal in stapte.

                          ‘Bedankt Richard. Doe voorzichtig. En denk eraan: de volgende keer dat ik een ondeugend meisje ben, weet ik waar ik moet zijn.’