“Zo, hè hè… ben je weer onder je steen vandaan gekropen? ” grapte Brent toen mijn
huisarrest eindelijk voorbij was. “Ook fijn jou weer te zien. Gelukkig met je broek omhoog,” kaatste ik terug. “Zullen we ergens een hapje gaan eten? Ik heb wel zin in Shabu,” stelde Brent voor. Voor sushi was ik wel te porren. Die AGV’tjes van mijn moeder kwamen na een maand mijn neus wel uit.
“Ben je ondertussen al een keer terug geweest naar die mevrouw Ten Catens?” vroeg ik nieuwsgierig toen we bij ShabuShabu neerstreken. Hij keek even ongemakkelijk en knikte. “Vorige week. Die borstel is echt klote. Ik kon een paar dagen nauwelijks zitten na mijn bezoek aan die toverheks. Lopen, in bed omdraaien alles deed pijn. Maar geen boete of schoonmaakwerk dus ik ben al lang blij.”
Vol nieuwe plannen liepen we twee uur later via de centrum route terug naar huis.
Halverwege de route lag een klein skatepark verstopt tussen de saaie winkelpanden. Het skateparkje zelf zat zolang ik me kon herinneren al vol met vage lelijke graffiti.
Maar mijn mond viel open van een nieuw werk, op één van de panden ernaast prijkte een prachtige afbeelding van een heks. Het woord bitch in grote letters eronder terwijl de heks een onderbroek tevoorschijn toverde. “Brent, heb jij dit ….”
“Holy fuck,” riep hij uit. “Dat doet me wel aan iemand denken. Denk je dat ik dat gemaakt heb?” “Weet ik veel. Ik heb je een maand niet gezien. Misschien wilde je wraak nemen op, hoe noemde je haar ook al weer…”
Brent grijnsde maar ging er verder niet op in. We vervolgde de weg naar huis en ik was het eigenlijk alweer vergeten, totdat Hans zaterdagavond plotseling voor onze neus stond. We waren van plan om naar de film “Locked” te gaan maar nu viel ons plan helaas in duigen.
“Meekomen allebei,” sommeerde hij. “Je kunt het vast wel raden, mevrouw Ten Catens is ergens not amused over,”
En zo stond ik voor de tweede keer ineens in de woonkamer van een zeer gepikeerde mevrouw Ten Catens.
“Heren, ik ga jullie een vraag stellen en ik wil van jullie de waarheid horen,” viel ze gelijk met de deur in huis.
Ze pakte haar telefoon en liet een foto zien van de graffiti tekening die we bij het skateparkje hadden gezien. “Wat weten jullie hierover?”
“Hm,” zei Brent bedenkelijk. “Hebben wij dit laatst niet ergens gezien in de stad?”
“Je snapt heus wel dat ik dat niet bedoel. Wie heeft dit gemaakt? Hier moet toch wel over gepraat zijn in jullie cirkeltje?”
“Nou, even denken hoor, ik heb er niemand over gehoord. Ik zal het navragen als we ons maandelijkse theekransje hebben,” zei Brent sarcastisch.
Brent deed net alsof zijn neus bloedde. Of wist hij echt van niets?
Er was een soort code waar alle graffiti spuiters, of taggers zoals ze zichzelf noemden, zich aan hielden. Je spoot nooit over elkaars werk en je verlinkte elkaar nooit.
Toen Brent net begon was er een andere nieuwe tagger, Angelo, die over het werk van een ander heen had gespoten. Hij werd door een groepje andere taggers genadeloos in elkaar geslagen. Een van die taggers was David, de neef van mevrouw Ten Catens, die destijds nog actief tagger was.
Wij waren toevallig ook op dat moment daar in het park aanwezig en ik herinner me nog steeds het bloed op het gezicht van de jongen en zijn gebroken tanden. De taggers code was niet iets om mee te spotten.
“Brent, let op je toon. Je krijgt van mij één kans om de waarheid te vertellen. Heb ik het idee dat je niet eerlijk bent dan weten Hans en ik nog wel een paar foefjes om de waarheid boven tafel te krijgen.”
Brent haalde zijn schouders op en zei verder niets meer. Hij friemelde wat aan zijn ring, iets wat hij wel vaker onbewust deed als hij in gedachte was. De ring was hem dierbaar, het was een van de weinige dingen die hij had van de familie van zijn moeder. “Martin?”
“Geen idee, ik ben weinig buiten geweest de afgelopen tijd.”
“Er hangt een camera bij het skateparkje. Jullie kennen mijn neefje David wel hè. Ik heb hem gevraagd de camerabeelden op te vragen. Weten jullie zeker dat je niets wil vertellen?”
“Ik zou echt niet weten wat,” zei Brent zelfverzekerd. Zou hij er dan echt niets mee te maken hebben?
“David,” riep mevrouw Ten Catens, “kun je komen met de camerabeelden?” David kwam naar binnen en sloot een laptop op de televisie aan. Hij draaide de camerabeelden versneld af.
De tagger was onherkenbaar, geheel in het zwart gekleed en droeg een bivakmuts.
“Dat kan iedereen zijn,” zei Brent triomfantelijk en hij liet zijn dramatische Cillian Murphy imitatie zien.
De tagger krabbelde heel even onder zijn muts waardoor zijn rechterhand te zien was. David zette het beeld stil en zoemde in. Aan de ringvinger zat een ring, met hetzelfde design als de ring van Brent, een Surinaamse mattenklopper.
Zwijgend pakte mevrouw Ten Catens de rechterhand van Brent en keek naar zijn ring.
Vervolgens keek ze Brent strak aan.

“David, kunnen we na het zien van deze beelden concluderen dat de persoon in het filmpje Brent is?” vroeg ze terwijl ze Brents reactie bleef pijlen.
Voor het eerst was er paniek af te lezen op het gezicht van Brent. Ik dacht even terug aan de situatie van Angelo. Hoe loyaal zou David nu zelf blijven aan de taggers code nu hij tegenover zijn tante stond?
“Het enige wat ik kan vaststellen is dat de ringen op elkaar lijken, niet wie deze persoon is. Er zijn vast meer mensen met zo’n ring, zo bijzonder is dat design nou ook weer niet, tante Lydia,” zei hij geraffineerd. Hij glimlachte maar zijn blik was onzeker. De code had hij niet verbroken. Maar mevrouw Ten Catens kennende zou dit waarschijnlijk nog wel een staartje krijgen.
Brent opende zijn mond om iets te zeggen maar mevrouw Ten Catens snoerde hem meteen zijn mond.
“Stil jij. Je hebt je kans gehad. Ik heb het idee dat iedereen onder één hoedje speelt. Het wordt tijd voor een andere aanpak. Hans, kun je me assisteren? Begin maar met Martin. Niemand van jullie gaat hier de deur uit totdat de waarheid boven tafel is,” Hans pakte me bij mijn nek en duwde me naar de bank.
“Buig voorover Martin. Als je gaat tegenwerken gaat je broek omlaag, capiche?” waarschuwde Hans.
“Wat ga je doen?” De schrik sloeg me om het hart. Ik keek over mijn schouder en zag hoe hij zijn riem uit zijn broek trok. O shit. Foute boel.
“Nee, stop,” hoorde ik Brent roepen.
“Stil jij, kijk maar eens goed hoe je beste vriend van mij een pak rammel krijgt. Misschien helpt het je geheugen opfrissen.”
Met bonkend hart boog ik voorover en leunde op de bank. Dit kon toch niet waar zijn? Ik deed nerveus mijn ogen dicht en wachtte op de eerste klap.
“Stop Hans,” Het was de stem van David. “Hij weet niks. Niemand heeft Martin de laatste tijd gezien. Waar was je eigenlijk?”
“Thuis. Ik had een maand huisarrest, ik zei niet voor niets dat ik bijna niet buiten ben geweest.” “Doe hem alsjeblieft geen pijn,” smeekte Brent. Hij begon te huilen. De realiteit leek tot hem door te dringen. Ondanks zijn zorgvuldige planning was hij door een minuscuul foutje door de mand gevallen. Hij zat goed in de puree.
“Ik heb het gedaan. Straf mij, maar laat Martin erbuiten. Ik dacht echt dat ik niet herkend zou worden en er mee weg kon komen. Martin heeft er echt niets mee te maken, ik heb hem een maand niet gezien of gesproken.”
Brent werd naast me neergezet.
“Billen bloot en voorover buigen. En vlug een beetje,” commandeerde Hans.
Met trillende handen maakte Brent zijn broek los en deed wat Hans gevraagd had. “Werk mee anders krijgt Martin alsnog met mijn riem te maken, capiche?” zei Hans grimmig.
“Laat Martin erbuiten, teringhond! Jij vuile klootzak,” tierde Brent.
“Kop dicht onverlaat, ik zal je leren,”
Vervolgens was ik er voor de tweede keer getuige van hoe Brent er flink van langs kreeg. Hij veerde een paar keer overeind van de pijn maar ging zonder verdere tegenwerking terug in positie staan.
Ik vermoedde dat hij oprecht bang was dat Hans mij ook onder handen zou nemen. Hij mocht dan soms zelf wel dingen achterhouden of de waarheid verdraaien maar dat ging nooit ten koste van een ander.
“Weet je wat er terecht komt van mensen die het niet zo nauw nemen met de waarheid? Die belanden uiteindelijk in de gevangenis,” preekte Hans. “ En geloof me dat is echt geen pretje. Ik hoop dat mijn riem tot je doordringt en dit je stof tot nadenken geeft. De rest laat ik aan mevrouw Ten Catens over,”
“De waarheid komt altijd uit, neem dat maar van mij aan,” zei mevrouw Ten Catens. Ze liep door de kamer en pakte iets uit een kast. “Ik heb hier een paddle. Mijn haarborstel is slechts kinderspel in vergelijking met dit instrument. Je hebt me nog heel wat uit te leggen,
jongeman. Martin, ga maar naast Hans staan.”
Ze pakte Brent bij zijn arm en dirigeerde hem naar de leuning van de bank terwijl ik naast Hans ging staan.
“Ga over de leuning liggen. Zo ja. David, ik wil dat jij zijn armen vast pakt. Zorg ervoor dat hij blijft liggen. Brent hoe kwam je in vredesnaam op het idee om die afbeelding te maken?
Mij zo belachelijk te maken? En te denken dat je er ongestraft mee weg kon komen?”
David ging naast Brent zitten en pakte zijn polsen vast. “Blijf rustig,” zei hij zachtjes tegen Brent, “haal diep adem. Focus op je ademhaling.” Iets zei me dat David en de paddle geen vreemden van elkaar waren.
Mevrouw Ten Catens ging naast Brent staan en de houten paddle kwam hard neer op zijn achterwerk. Hij kreunde van de pijn.
“Ik wacht op antwoord, jongeman,”
Brent haalde een paar keer diep adem voordat hij antwoord gaf.
“Nou… omdat… ik was eerst nogal overstuur nadat ik hier die eerste keer was geweest. En…
ik voelde me gewoon beter toen ik weer even met de spuitbussen in de weer kon. Zo kwam die spotprent er dus een soort van uitgerold.”
De paddle kwam weer neer. Brent probeerde overeind te komen maar David hield hem stevig op zijn plaats.
“Hoe durf je mij zo belachelijk te maken? En er vervolgens ook nog glashard over te liegen?” Opnieuw sloeg ze hem met de paddle.
“Au…au…Het spijt me,” snotterde Brent. Keer op keer kwam de paddle neer. Zijn billen kleurden al snel donkerrood. Arme Brent, hij zou hier zeker weer dagen last van hebben. “Ik wil sowieso niet meer merken dat jij iets beklad waar het niet mag. En lieg nooit meer tegen mij, begrepen? Laat dit een belangrijke les voor je zijn. ”
“Ja, mevrouw Ten Catens,” snikte Brent.
“Dank je wel voor je hulp David, laat Brent nu maar los. Vanavond na het eten wil ik het met jou even hebben over hoe dit allemaal gegaan is vandaag,” zei ze met een waarschuwde klank in haar stem. Ze tikte een paar keer dreigend met de paddle tegen haar hand.
David knikte terwijl zijn wangen langzaam rood werden. De taggers code in ere houden had blijkbaar toch flinke consequenties voor hem.
“Brent, nog één ander dingetje. Volgens mij heb een wij inmiddels een afspraak over jouw taalgebruik.”
Mevrouw Ten Catens legde de paddle weg. Ze liep naar het dressoir en haalde de haarborstel tevoorschijn. Vervolgens pakte ze Brent bij zijn oor en trok hem mee naar het zitgedeelte van de bank.
“Nee… alsjeblieft …. niet ook nog die klote haarborstel,” smeekte Brent.
“Nog een woord dat ik niet wil horen. Onze afspraak is vrij helder, als ik jou hoor vloeken of schelden krijg jij een flink pak slaag met mijn haarborstel.”
Met een vloeiende beweging legde ze hem over de knie. Ze klemde haar been om het zijne en pinde zijn arm vast op zijn rug. Brent kon geen kant meer op. Met een hoog tempo kwam de
haarborstel neer op zijn gehavende billen. Het snelle tikkende geluid van de haarborstel en het gesnik van Brent deden haast pijn aan mijn oren.
“Weet je wat jij moet leren? Eerst eens tot tien tellen voordat je iets zegt. Dus de volgende slagen ga je netjes voor me tellen,” zei mevrouw Ten Catens streng. Snoeihard haalde ze uit met de haarborstel.
“Au… Één… twee…,” Brent hapte naar adem en reageerde niet meteen met drie. Mevrouw Ten Catens wachtte niet op Brent en sloeg een vierde keer. “Als je niets zegt dan telt het niet mee,” zei ze onvermurwbaar. Ik huiverde en hoopte vurig dat ik zelf nooit in zijn situatie terecht zou komen.
“Au…” snotterde hij, “drie… vier..” Na de resterende zes die hij keurig meetelde legde ze de haarborstel neer.
“Doe je broek maar omhoog en ga je excuses aanbieden bij Hans,” zei mevrouw Ten Catens.
Voorzichtig kwam hij overeind en trok zijn broek en ondergoed weer omhoog.
“Het spijt me, Hans,” zei hij bedeesd terwijl hij de tranen uit zijn ogen wreef.
“Meneer Bruinsma vind ik hier meer op zijn plaats,” bromde Hans.
“Het spijt me, meneer Bruinsma,” herhaalde Brent.
“Excuses aanvaard.”
Hans stootte mij aan. “Martin, help jij me even met wat te drinken pakken?” Hij pakte me bij mijn arm en we liepen de kamer uit.
“Heb je weer geluk hè, dat je niet onder handen bent genomen vandaag. Nou ja, driemaal is vast scheepsrecht,” zei Hans grinnikend. Hij nam de uitdrukking ‘het beste vermaak is leedvermaak’ wel heel letterlijk.
En natuurlijk zou ik nog een keer onder handen genomen worden en over de knie belanden, maar dat is een verhaal voor later.