Ik zit midden in de kamer op mijn knieën op de mat die de vloer warm houdt. Mijn vriend heeft me daar zojuist gezet. Niet veel gedoe, er werden ook geen woorden aan vuil gemaakt: hij legde gewoon een hand in mijn nek, waardoor mijn benen al pap werden en hij niet veel kracht moest gebruiken om me op mijn knieën te duwen. Nu zit ik hier. Af te wachten. Hij is even iets anders gaan doen, ik weet niet wat, want ik kijk naar de grond. Ik voel ook geen behoefte om op te kijken, om te weten waarom hij geen aandacht aan mij besteedt. Ik ben gewoon. Ik ben van hem nu, meer dan van mezelf. Dat zei hij me ooit eens, wat koude rillingen langs mijn rug veroorzaakte. Hij zou dat niet op elk moment moeten zeggen, maar dat was het juiste moment. Ik ben graag van hem. Hij beslist, ik onderga, wat het ook is. Ik hoef niet na te denken, ik weet dat hij voor me zorgt, zelfs – of net als – hij dingen van me vraagt die moeilijk voor me zijn, die me voorbij mezelf drijven. Zoals genegeerd worden bijvoorbeeld. Op andere momenten maakt zoiets me heel onzeker: heb ik iets misdaan? Is hij boos? Ziet hij me nog wel graag? Maar nu, nu maakt het me niet onzeker. Integendeel, ik voel me net heel zeker: ik ben van hem, en meer hoef ik voorlopig niet te doen. Dus wacht ik af, op mijn knieën, mijn blik naar de grond gericht. Hij hoeft me die houding niet af te dwingen, ze is ook niet moeilijk of ongemakkelijk, ik zit graag zo.
Geduldig wacht ik af tot hij klaar is met wat hij ook aan het doen is. Straks komt hij voor mij staan, legt hij zijn hand op mijn hoofd, speelt wat met mijn haar. Hij weet dat ik het heerlijk vind als hij dat doet, ik voel me dan zo geliefd. En veilig. Van hem. Wat hij daarna zal doen, is minder te voorspellen. Hij kan met me doen wat hij wil. Soms is het gericht op mijn genot, soms op het zijne, soms op dat van allebei. Misschien zullen we wat met touwtjes spelen. Of ja, zal hij met touwtjes spelen en zal ik veilig ingesnoerd worden in een cocon die mijn hoofd rustig maakt. Misschien zal hij me pijn doen, omdat hij weet dat mijn lichaam nu eenmaal soms naar pijn snakt, zolang die maar met liefde gegeven wordt. Misschien zal er ook helemaal niets gebeuren, mag ik straks gewoon tegen hem aan geleund wat tv kijken, terwijl we wat knuffelen.
Het maakt me niet uit wat er zal gebeuren. Op momenten als deze beslist hij, hoef ik niet na te denken. Enkel te ondergaan. Ik zit op mijn knieën op de mat,met gebogen hoofd. Ik ben van hem, meer dan van mezelf.