“Ja, meneer,” antwoordt ze overdreven sarcastisch, inclusief oogrol. Ze draait zich om en wil weglopen, maar een hand klemt zich om haar pols en houdt haar tegen.

“Wat zei je?” vraagt hij zacht. Zijn ogen boren zich in de hare. Het overvalt haar. Ze slaat haar blik neer, maar zegt niets. “Wat zei je?” vraagt hij opnieuw, iets harder. De druk op haar pols wordt bijna onmerkbaar groter. Vlinders fladderen in haar buik door zijn serieuze toon, maar dat wil ze niet laten merken.

“Ja, meneer,” herhaalt ze. Ze lacht een beetje, door de zenuwen over deze plotse verschuiving in de sfeer. Mensen kijken naar hen, voelt ze. Niet iedereen, verderop staat nog een groepje geanimeerd te babbelen, maar de mensen in hun directe omgeving kijken hen aan, benieuwd hoe dit gaat uitdraaien. Op een pak slaag voor haar, hopen ze bijna allemaal, durft ze te wedden. Het feestje is al een uur of twee aan de gang en al de hele tijd stuitert ze de pannen van het dak. Brutale opmerkingen, kleine steekjes onder water… Inmiddels hebben alle aanwezige D’s al vreselijk jeukende handen. En ze is er trots op. Ze vindt het heerlijk om dat uit te lokken, maar telkens nét binnen de grens te blijven, zodat ze er ongestraft mee wegkomt. Of soms eens met een grote teen over de grens heen te gaan en zich dan snel terug te trekken. Letterlijk, door even met iemand anders te gaan babbelen en pas terug te komen als het gevaar geweken lijkt. Nu griste ze net het laatste chocoladekoekje onder Willems vingers uit. Het was heel duidelijk dat hij het wilde nemen, maar ze was hem te snel af. Grijnzend had ze hem recht aangekeken terwijl ze het koekje in haar mond stak en erop begon te kauwen. “Er zijn er nog in de keuken,” gaf ze lachend aan, nadat ze het had doorgeslikt. Al die tijd was zijn blik op haar blijven rusten. Peinzend. Ze werd er wat ongemakkelijk onder, maar wilde dat absoluut niet laten blijken. Dus toen hij haar opdroeg om die koekjes dan maar te halen in de keuken, had ze sarcastisch “Ja, meneer” geantwoord. En nu houdt hij haar pols in een weliswaar lichte, maar onmiskenbare houdgreep. Ze probeert zich er nog lachend van af te maken, maar voelt al dat dat wellicht niet meer gaat lukken.

“Haal die koekjes nu maar.” Abrupt en enigszins onverwacht laat hij haar toch weer los. Daar is ze mooi mee weggekomen, denkt ze bij zichzelf, terwijl ze naar de keuken vlucht. Misschien moet ze even inbinden en iets rustiger aan doen.

“Alles oké?” vraagt Sandrine.

“Ja, hoor, met mij wel. Willem daarentegen heeft last van jeukende pootjes.” Ze grijnst. “Ik kan hem maar beter nieuwe chocoladekoekjes brengen om het leed wat te verzachten.”

“Er staan er nog in de kast,” wijst Sandrine aan.

“Bedankt.”

Met de koekjes loopt ze terug naar de woonkamer, waar Willem geanimeerd met enkele anderen praat. Het is best een gezellig feestje, vindt ze. Allemaal spanko’s onder elkaar, velen die ze al heel lang niet meer gezien had. Je zou voor minder gaan stuiteren!

“Hier.” Ze zet de koekjes neer voor Willems neus. “Denk je dat het er genoeg zijn?” kan ze toch niet laten op te merken. Ze heeft haar stuiters niet helemaal in de hand. Ach ja. Jammer dan.

“Zeker,” antwoordt Willem.

“Kun je dan nu wel delen?” vraagt ze poeslief.

“Zeker wil ik wat uitdelen,” antwoordt hij, met pretlichtjes in de ogen. Gelukkig, hij vindt het nog amusant. Dan gaat hij verder: “Ga maar even naar boven in de hoek staan. Ik kom zo bij je.”

Haar ogen worden groot. Het kriebelt in haar buik. Bedoelt hij…?

“Ha ha, goeie grap,” doet ze zich stoerder voor dan ze zich voelt. Tijd om even met andere mensen te gaan babbelen. Hier wordt het haar te link. Maar opnieuw houdt hij haar tegen door haar pols te pakken.

Zijn blik doorboort de hare. De kriebels in haar buik worden feller en ook al wil ze het niet, toch slaat ze haar ogen neer.

“Kijk me aan,” zegt hij zacht, maar gevaarlijk.

Voorzichtig richt ze haar blik terug omhoog.

“Meisje toch,” zegt hij. “Je stuitert alle kanten op. Laat me je helpen.”

Zijn blik is zo intens dat ze het niet kan verdragen. Ze kijkt naar links, naar rechts, op zoek naar hulp, maar vindt alleen toekijkende gezichten, de ene vooral geïnteresseerd, de andere ronduit vol leedvermaak. Daar valt geen hulp van te verwachten. Ze weet natuurlijk zelf ook wel dat ze zich op gevaarlijk terrein begaf, maar ze had gedacht veilig te zijn. Niemand hier heeft haar ooit geslagen, al heeft ze hen vaak genoeg geplaagd. Afstand behoedde haar er altijd voor dat ze haar haar verdiende loon zouden geven. En hier, op het verjaardagsfeestje van Sandrine, zou niemand haar iets doen. Daar was ze gewoonweg van uitgegaan. Tot ze bij Willem blijkbaar de grens bereikte. Nu is ze het niet meer zo zeker. Ze vertrouwt hem overigens wel. Hij zou best mogen. Ze zijn goede vrienden en ze weet dat hij niet over haar grenzen zou gaan. Het is puur door toeval en logistieke beperkingen dat er nog nooit iets gebeurd is tussen hen. Maar om daar nu, op een feestje met allemaal anderen erbij, verandering in te brengen… Het lijkt haar doodeng als iedereen alles kan horen, want dit is een vrij gehorig huis. En om hen nadien terug onder ogen te moeten komen, terwijl ze weten wat er net gebeurd is… Wat een vernedering. Ze huivert. Van angst, maar ook van opwinding. De kriebels in haar buik verraden hoe leuk spannend ze het vindt.

Hij neemt haar kin vast, dwingt haar ogen weer naar de zijne. “Het is goed. Je hebt dit nodig. Ga maar naar boven en wacht op mij.”

Ondanks zichzelf knikt ze. “Ja, meneer,” fluistert ze. Er zit geen spoortje sarcasme meer in haar stem.