Je besluit in elk geval maar te gaan koken. Een moeilijk gesprek is vast iets makkelijker wanneer Paul een volle maag heeft. Tijdens het koken probeer je vast de juiste woorden te vinden. Je denkt na over hoe vervelend je je voelt over wat er vandaag gebeurd is. Normaal gesproken zou je dolgelukkig zijn geweest om Paul na enkele dagen weer te zien, maar nu zie je ook op tegen het moment dat hij binnenkomt. Dan hoor je de sleutel in het slot. “Schatje, ik ben thuis!” De fijne gevoelens voeren plots de boventoon en je vliegt hem om de hals. “Ik ben ook blij jou te zien,” zegt hij met een lach.
Even later zitten jullie aan tafel. “Lekker liefje, waar heb ik dit aan te danken?” Je besluit dat er waarschijnlijk geen beter moment komt dan dit. “Paul, ik moet je wat vertellen.” Hij kijkt je verschrikt aan. “Niets ernstigs, hoop ik?” “Nou …” Je laat even een stilte vallen, maar de blik van verwarring bij Paul wordt steeds groter. Je springt in het diepe. “Ik had vandaag geen zin om te werken en heb me ziek gemeld.” Paul kijkt nu al geïrriteerd, maar je stopt hem voor hij je in de rede kan vallen. “Wacht even, het wordt erger, laat me uitpraten. Ik ben gaan winkelen en daarbij zag ik een mooie tas, die veel te duur was. Ik weet dat je het niet goed zou vinden wanneer ik hem zou kopen en daarom … wilde ik hem stelen.” Je kunt de laatste woorden alleen maar mompelen. Paul springt overeind. “Je hebt WAT gedaan?” “Ik heb geprobeerd de tas te stelen,” zeg je nu net iets harder, “maar een van de beveiligers heeft me betrapt en met de strap ervan langs gegeven. Je hoeft me dus niet meer te straffen!” Paul lijkt niet onder de indruk. “Dat beslis ik wel, meekomen!”
Je volgt hem voor je straf