Met knikkende knieën komt ze even later zijn kantoor weer binnen. Hij hoeft haar niet te zeggen dat ze de deur dicht moet doen. Ze legt de papieren op zijn bureau en gaat zitten. Mark werpt er een snelle blik op, maar laat ze liggen.
“Goed, dus jij hebt besloten dat je hier wil blijven werken, inclusief het disciplinaire systeem dat we hanteren?” vraagt hij.
Lieze knikt. Haar keel voelt droog aan.
“En in plaats van me dat netjes te komen vertellen, besluit je om in plaats daarvan even te kijken hoe ver je moet gaan om straf te krijgen?”
Nu knikt ze niet. Ze staart strak naar haar schoenen en reageert niet.
Mark is opgestaan en rond zijn bureau gelopen. Hij torent boven haar uit.
“Ik vind dat niet bepaald volwassen gedrag,” zegt hij. “Jij wel?”
Beschaamd schudt Lieze haar hoofd. Dat was het inderdaad niet, dat ziet ze nu ook wel in. “Elke doet het ook zo!” werpt ze dan tegen, een wanhoopspoging tot zelfverdediging.
“Heeft Elke je gezegd dat je het op deze manier moest aanpakken?”
Niet letterlijk nee … “Ze vertelde me dat zij er niet om vraagt, maar jou wat uitdaagt in plaats.”
“Ja, met een brutale opmerking of iets dergelijks. NIET door haar scherm opzettelijk niet te vergrendelen, iets waar ik heel zwaar aan til, zoals je al zou moeten weten. En al helemaal niet door een opdracht zo te verprutsen als jij hebt gedaan!”
Hij heeft gelijk beseft ze. Shit, ze heeft dit echt helemaal verkeerd aangepakt.
“Wat heb je te zeggen voor jezelf?” vraagt hij dan dreigend.
“N-niets,” zegt ze schor. “Het spijt me.”
“O geloof me, het zal je nog veel harder gaan spijten.”
Dat gelooft Lieze niet. Ze zou er alles voor geven om hier weg te kunnen, uit dit kantoor vandaan, om het terug vanochtend te laten zijn en het opnieuw te kunnen doen, maar deze keer op de goede manier. Maar dat kan niet.
“Besef je zelf hoe dom dit van je was? Stel je nu eens voor dat ik het niet had doorgehad, dat ik je niet had doorzien en dat ik had aangenomen dat dit … vodje … echt het beste was wat je kon. Dan had je nog mogen willen blijven, ik had je toch op straat gezet. Want het is ondermaats en dat weet jij ook.”
Lieze slikt. Daar had ze zelfs niet bij stilgestaan. Hij had haar kunnen ontslaan. De tranen staan intussen in haar ogen
“Gelukkig voor jou lossen we de dingen hier anders op. We ontslaan niet zomaar mensen.”
Mark pauzeert even. Lieze zet zich schrap voor het onvermijdelijke vervolg.
“Ik wil dat je nu in die hoek gaat staan, handen op je hoofd en dat je nadenkt over wat je gedaan hebt en goed tot je door laat dringen waarom dat erg dom was. Als je daarmee klaar bent, mag je hier voor me komen staan en me vertellen wat je verkeerd hebt gedaan en hoe je denkt dit op te lossen.”
In de hoek gaan staan? Moet ze echt in de hoek gaan staan? Als een klein kind?
Traag staat ze recht en loopt naar de aangewezen hoek.
“Handen op je hoofd,” herhaalt Mark. Ze gehoorzaamt.
De eerste paar minuten kan ze niet denken. Ze is doordrongen van schaamte. Enkele tranen druppelen op de grond. Ja, het is dom wat ze gedaan heeft. Had ze maar naar Tine geluisterd! Ze moest ook denken hoe ze dit wil oplossen. Wat bedoelde hij daarmee? Moet ze om straf vragen? Vragen of hij haar wil slaan? Haar keel knijpt samen bij het idee alleen al. Die woorden krijgt ze nooit uitgesproken.
Hij kan haar hier ook niet eeuwig laten staan. Op den duurt zegt hij vast wel dat ze eruit mag komen. Zelfs als hij haar dan nog dwingt om erom te vragen, is dat beter dan uit zichzelf naar hem te gaan en hem te vragen om haar te slaan.
Maar al na enkele minuten beginnen haar armen pijn te doen door ze in de lucht te moeten houden. Ze zou tegen de muur willen leunen, maar ze durft niet, ze weet niet of dat wel mag. Bovendien wil ze geen zwakte tonen.
Als ze had gehoopt dat de pijn in haar armen zou overgaan, dan heeft ze zich mooi vergist. Haar handen slapen doordat ze haar vingers zo krampachtig ineengestrengeld boven haar hoofd houdt. Bovendien is het vreselijk saai om hier naar de muur te staan staren. Ze heeft niets om zich van het ongemak af te leiden. Haar besef van tijd is volkomen verdwenen. Hoe lang zou ze hier al staan? Toch al zeker een halfuur, denkt ze. Af en toe hoort ze Mark typen of met bladeren ritselen. Is hij gewoon aan het werk terwijl zij hier zo staat? Echt? Dit gaat ze niet van hem winnen… Dan kan ze het maar beter gehad hebben.
Schuchter draait ze zich om. Ze laat haar handen zakken, ook al weet ze niet of dat wel mag. Meteen kijkt Mark op. Hij zegt niets.
“Ik, eh, ik…” stamelt ze.
Mark lijkt niet van plan om haar te helpen. Zijn gezichtsuitdrukking blijft neutraal afwachtend. “Ik, eh,” gaat ze dapper verder. “Ik ben dom geweest,” fluistert ze. “Zou je me ervoor willen straffen?” Ze sprak zo stil dat ze niet zeker wist of Mark het wel verstaan had. Dan staat hij recht.
“En hoe ben je precies dom geweest?” vraagt hij.
Inwendig kreunt Lieze. Gaat hij nu echt lastige vragen beginnen stellen?
“Omdat ik opzettelijk mijn computerscherm niet vergrendelde en mijn werk verprutste,” zegt ze tegen de grond
“Inderdaad,” zegt Mark. “Besef heel goed dat je in een ander bedrijf of in andere omstandigheden hiervoor ontslagen was.”
Lieze knikt klein.
“Dus, hoe wil je dat ik dit oplos?” vraagt Mark. “Zal ik je ontslaan?”
Lieze schudt wanhopig haar hoofd. “Nee Mark, alsjeblieft niet, ik wil hier blijven werken.” Ze praat nog steeds tegen de vloer, waar ze nu Marks voeten ziet verschijnen. Hij staat vlak voor haar. Dan tilt hij met zijn vinger haar kin omhoog, zodat ze gedwongen wordt om hem aan te kijken.
“Wat moet ik dan wel doen?” vraagt hij. Zijn ogen twinkelen. Hij beseft zelf hoe gemeen dit is, schiet het door Lieze heen. Maar dit zijn de spelregels waar ze mee ingestemd heeft. Dus hoe moeilijk ze het ook vindt, probeert ze de woorden uit haar keel te persen: “Wil je me slaan, Mark?” fluistert ze.
“Ik hoor geen alsjeblieft,” zegt Mark. “En dat mag best wat luider,” voegt hij eraan toe, terwijl hij zijn hand nog steeds onder haar kin houdt.
Lieze slikt even. Het klinkt haar luid in de oren en ze hoopt maar dat Mark het niet ook kon horen. Enkele seconden worstelt ze om al haar moed bijeen te rapen. “Wil je me alsjeblieft slaan, Mark?” vraagt ze dan, waarna ze haar ogen neerslaat.
“Natuurlijk wil ik dat,” zegt hij.
Even haalt ze opgelucht adem. Deze horde heeft ze genomen. Dan slaat de paniek toe. Dit gaat vast pijn doen. Veel pijn. Zou ze even hard moeten huilen als Sandra toen ze dat verkeerde bestand naar de klant had gestuurd? Ze hoopt maar dat ze zich groot kan houden, maar als het vorige keer al zoveel pijn deed, vreest ze dat dat haar niet zal lukken, niet met alles wat ze op haar kerfstok heeft.
Intussen is Mark op de stoel gaan zitten. “Kom voor me staan,” geeft hij aan. Dan begint hij haar broek open te knopen. Lieze bloost hevig. Ze heeft geen idee waar ze moet kijken. Vorige keer, toen ze zelf haar broek moest uitdoen, vond ze het al erg, maar dit is nog erger.
Dan trekt Mark haar broek omlaag tot aan haar knieën. Nu staat ze in haar onderbroek voor hem. Het is een witte onderbroek met bloemetjes op. Ze schaamt zich verschrikkelijk. Liefst zou ze in een gat in de grond verdwijnen om er nooit meer uit te komen. Dat gevoel wordt alleen maar erger als hij ook haar onderbroek naar beneden trekt. Halfnaakt staat ze voor hem. Dan trekt hij haar met een snelle beweging over zijn knie. Zijn rechterhand legt hij op haar blote billen, zijn linkerarm rust zwaar op haar onderrug, zijn hand omvat haar heup.
“Je hebt hier zelf om gevraagd,” herinnert hij haar. “Weet je zeker dat je dit wil?”
“Ja Mark,” knikt ze. Het is amper een gefluister, maar gelukkig is het goed genoeg voor Mark.
Meteen begint hij te slaan.
Oef! Dit doet pijn! Deed het vorige keer ook al zoveel pijn? Dat kan ze zich niet herinneren. Al snel ligt ze te kronkelen over zijn schoot.
“Stil liggen,” moppert hij, terwijl hij twee extra harde slagen op haar bovenbenen geeft.
Ze gilt het uit.
“Als je denkt dat dit al pijn doet, dan ben je nog lang niet jarig,” kondigt hij aan. “We zijn nog niet eens begonnen.”
Ondanks die aanmaning lukt het haar niet om stil te blijven liggen. Ze probeert wel, denkt ze, maar het lukt gewoon niet!
“Goed, dan doen we het anders,” kondigt Mark aan, als blijkt dat ze blijft schoppen en pogingen doen om van zijn knie te rollen.
Hij klemt haar benen onder zijn been. Nu ligt ze muurvast. Ze kan geen kant op.
“Nu je vast ligt, kunnen we er wel wat hout bijhalen,” stelt hij vast.
Hij neemt een paddle van zijn bureau. Het is een kleinere versie dan de grote die hij tijdens de teamvergaderingen gebruikt, maar Lieze betwijfelt of de pijn minder zal zijn. Al meteen bij die eerste stap wordt dat bevestigt: het doet net méér pijn. Doordat de paddle een kleiner oppervlak raakt, kan hij dieper doordringen.
Maar Mark geeft haar geen tijd om hier lang bij stil te blijven slaan. De slagen regenen neer op haar arme billen. Wanhopig probeert ze te ontsnappen, maar ze kan geen kant uit. Al haar voornemens ten spijt ligt ze al gauw te huilen.
“Het spijt me!” roept ze. “Het spijt me echt! Hou op alsjeblieft!”
Even houdt Mark inderdaad op.
“Wat spijt je precies?” vraagt hij.
Alles, dat ze hier ligt, dat het zoveel pijn doet. Maar dat is vast niet wat hij wil horen. “Dat ik die opdracht opzettelijk verprutste,” weet ze zich net op tijd te herinneren.
“En?”
Was er nog iets? Ze weet het echt niet meer. Ze kan niet meer denken, het doet gewoon te veel pijn. Ze wil alleen maar dat het stopt.
Als er geen antwoord volgt, begint Mark weer te slaan.
“Auw auw auw!” roept ze. “Stop, stop!”
“Je had die opdracht inderdaad verprutst,” zegt Mark rustig, zonder op te houden met slaan. “En niet zo’n beetje ook. Opzettelijk. Omdat je een pak slaag wilde krijgen. En eerder had je opzettelijk je computerscherm niet vergrendeld. Om dezelfde reden. Wel, je hebt je pak slaag. En je zult het ondergaan. En het is nog lang niet voorbij.”
Paniek zet in als ze hem dat hoort zeggen. Ze kan niet meer, ze kàn gewoon echt niet meer. Maar het gaat door. Keer op keer raakt het harde hout haar intussen zwaar gezwollen en gekneusde billen en ook haar sitspot en bovenbenen worden niet ontzien.
Ze zal nooit meer kunnen zitten, denkt ze. Waarom wilde ik dit?
Uiteindelijk geeft ze zich over. Snikkend ligt ze over Marks schoot, haar verzet is gestaakt.
Nog even gaat hij door, dan houdt het plots op. Met zijn linkerhand wrijft hij over haar rug. Hij zegt niets, maar laat haar rustig even bijkomen.
Als het snikken minder wordt, laat hij haar benen los. “Kom maar overeind,” zegt hij zacht.
Zachtjes laat ze zich van zijn knie vallen, waarna ze recht staat. Ze durft Mark niet goed aankijken, maar dat lost hij op door opnieuw haar kin vast te nemen en haar ogen zo naar de zijne te dwingen. “Wat ga jij niet meer doen?”
“Ik ga geen pak slaag meer uitlokken door mijn werk te verprutsen,” zegt ze snel. “Of door mijn computer opzettelijk vergeten te vergrendelen.” Het klinkt gemeend. Hij is duidelijk doorgedrongen.
“Goed zo,” zegt Mark. Hij laat haar kin los en loopt naar de kast. “Voor nu is het genoeg geweest, maar ik wil je nog even iets tonen.” Hij opent de kast en haalt er een lange, dunne stok uit. “Weet je wat dit is?” vraagt hij.
Lieze schudt haar hoofd.
“Dit is een cane. En geloof me, die is berucht. Die haal ik enkel uit voor de zwaarste overtredingen en dat heeft een reden. Normaal had ik die vandaag ook op jou gebruikt, want dit soort stunts tolereer ik niet.” Hij kijkt streng en Lieze bloost weer, terwijl ze haar blik neerslaat. “Maar aangezien het de eerste keer was dat je zo’n zware straf kreeg, heb ik je gespaard. Volgende keer …” Het dreigement hangt onuitgesproken in de lucht.
Lieze knikt heftig, terwijl ze de tranen uit haar ogen wrijft.
“Doe nu je kleren maar weer aan,” zegt Mark vriendelijk. Hij draait zich om en plaatst de cane terug in de kast.
Liezes billen zijn duidelijk gezwollen. Elke aanraking, zelfs die van de stof van haar onderbroek en broek, doet vreselijk veel pijn.
“Je hebt het goed gedaan,” zegt Mark dan.
“Ik was de hele tijd aan het huilen,” spreekt ze hem tegen.
“Sja, da’s ook een beetje de bedoeling he.”
Daar heeft Lieze geen antwoord op.
“Goed, je wil nu vast niet gaan zitten en je hoofd staat er vast niet naar, maar ik heb je echte voorstel ook even bekeken en ik was erg tevreden. Hier en daar moet er nog iets kleins aangepast worden, maar dat kunnen we morgenochtend wel bespreken.”
“Ja Mark,” zegt Lieze.
“Ga dan nu maar aan je collega’s vertellen dat je het overleefd hebt,” knipoogt hij.
Ze glimlacht. Ja, ze heeft het overleefd. Wàt een hel was het, maar ze heeft het overleefd. Een vreemd gevoel van trots overvalt haar als ze naar buiten loopt, zich bij elke stap pijnlijk bewust van haar gezwollen billen.
Ze zal niet snel opnieuw haar werk opzettelijk verprutsen. Maar nooit meer? Dat kan ze niet garanderen…