Marjolein in lockdown

Marjolein zit nu echt al te lang opgesloten. De eerste paar weken van deze corona-ellende waren nog te overzien, zeker omdat ze zo verstandig was geweest om, net voor de grenzen dicht gingen, nog snel even naar Gent te rijden om Tuur te zien. Alleen, na enkele dagen beginnen de eerste kriebels alweer, kriebels die steeds sterker worden en inmiddels gegroeid zijn tot een zeer hardnekkige jeuk. In week vijf van de lockdown wilde ze Tuur graag zien, nu is het echt een moeten geworden. Ze is ongedurig en drijft haar huisgenoten soms tot wanhoop. “Jezus, meid, jij moet echt zorgen dat je een beurt krijgt zeg! Wanneer zie je dat Belgische vriendje van je weer? Hopelijk snel, misschien ben je dan wat beter te genieten,” sneerde Loes vanochtend naar haar, nadat Marjolein haar had afgesnauwd omdat ze de eieren iets te lang gekookt had. Het was genoeg geweest om een definitief besluit te nemen: ze moest naar Gent toe.

“Ik houd het niet meer uit! Ik spring in de auto en kom naar je toe,” appt ze naar Tuur. Direct springen er twee vinkjes op blauw. Haar hartslag versnelt terwijl hij zijn antwoord typt, daarna volgt een golf van teleurstelling. “Nee, meisje, het land zit nog op slot. Niet-essentiële verplaatsingen zijn niet toegestaan. Over een paar weken zullen de maatregelen wel minder worden, dan kun je direct langskomen. Houd vol!” Boos kijkt ze naar het scherm. Dit is essentieel! Ze wordt helemaal gek hier binnen, met eindeloze dagen die op elkaar lijken waarop een tripje naar de supermarkt het enige lichtpuntje is. “Tuur, ik moet NU!” tikt ze boos. “Je hebt altijd je badborstel nog”, gevolgd door een knipoog, is zijn antwoord. Woedend gooit ze haar telefoon op het bed. Hij snapt er ook weer niks van! Ze zucht en staart uit het raam. Ze staart naar de borstel die dreigend boven de deur hangt. Het is niet dat ze het niet geprobeerd heeft. Vorige week voelde ze zich bijna net zo wanhopig. Ze had de borstel van de haak gepakt, haar jurkje omhoog geschoven en was op haar zij op het bed gaan liggen. Eindeloos maakte ze rondjes met het koude hout op haar bijna blote billen, tot ze uiteindelijk halfslachtig de eerste klap durfde te geven. Daarna sloeg ze nog eens, en nog eens, steeds iets harder. Ze voelde het, de bekende pijn, maar het was niet hetzelfde. Dit was niet wat ze nodig had. Teleurgesteld was ze opgestaan en had ze de borstel terug aan het haakje gehangen.

Ze pakt haar telefoon van het bed en de autosleutels van het bureau. Ze gaat gewoon, en als ze eenmaal daar is, kan Tuur moeilijk nog wat anders dan haar straffen voor haar onbetamelijke gedrag tijdens de lockdown. Ze rolt al onbewust met haar ogen als ze indenkt hoe Tuur haar toespreekt. Vol enthousiasme vliegt ze door de deur en stormt ze met twee treden tegelijk de trap af. “Ik ben naar België,” roept ze nog naar welke huisgenoot het ook wil horen, voordat ze de deur achter zich dichtsmijt. Normaal gesproken gaat ze vanuit Delft direct de A4 op, om die vervolgens helemaal af te rijden tot ze vlak voor Antwerpen de grens over gaat. Dat is nu geen optie. Met alle grenscontroles zal ze zeker aangehouden worden. Ze kan moeilijk vertellen wat ze echt gaat doen en papieren om een ander smoesverhaal te ondersteunen heeft ze ook niet. Gelukkig kent ze de omgeving van Zeeuws-Vlaanderen goed. Ze heeft er zelf 17 jaar doorgebracht en haar ouders, naar wie ze, voor alle maatregelen, om het weekend terugging, wonen er nog. Bijna elk binnenweggetje heeft ze wel eens met de fiets of de auto bereden.

Terwijl ze door de Westerscheldetunnel rijdt, kan ze aan weinig anders meer denken dan aan Tuur. Zijn strenge blik waarmee hij haar heel klein kan laten voelen. Zijn woorden, waarmee hij haar altijd weer diep weet te raken en waarbij de kleinste stembuigingen de diepste gevoelens naar boven weten te brengen: spijt, teleurstelling, geliefd worden. Zijn harde hand, jezus, wat kan hij hard slaan. Zo groot en sterk is hij niet, hij zal nauwelijks een paar centimeter groter zijn dan ze zelf is en een groot atleet kun je hem niet noemen, maar daar merk je niks van als je daar eenmaal ligt. Het zonlicht aan het einde van de tunnel schudt haar uit de dagdroom. Vanaf nu is het goed opletten om de juiste afslagen te nemen. Terwijl ze naar het zuiden afzakt worden de wegen steeds kleiner, tot ze de Kloosterweg op draait, om net voor Kruisstraat de grens over te gaan. Plots ziet ze de betonblokken op de weg. “Shit, afgesloten!” roept ze, tegen niemand in het bijzonder. Behendig keert ze de auto op de smalle weg. Gelukkig kent ze nog wat alternatieven.

Even later blijkt ook de Beukendreef onbegaanbaar gemaakt te zijn. “Pff, dan maar een grotere weg proberen,” verzucht Marjolein. Ze rijdt door naar het dorp Koewacht en tot haar geluk blijkt de weg daar nog niet afgesloten te zijn. Een aantal auto’s rijdt op de weg langs de controlepost zonder dat ze staande gehouden worden. Dit is een uitgelezen kans om de grens te passeren! Ze geeft wat extra gas en haalt opgelucht adem wanneer ze eindelijk de bordjes ‘België’ passeert. Dan ziet ze ineens zwaailichten knipperen in de spiegels. Wat nu? Misschien is het niet voor haar. Met een blik strak op een punt aan de horizon gericht rijdt ze door, maar in haar ooghoeken ziet ze een politiewagen snel naderen. Wanneer deze vlakbij is, gaat het bordje ‘Stop, Politie’ aan. Even rijdt ze nog in blinde paniek door, tot ze zich genoeg weet te herpakken om de beslissing te kunnen maken de auto in de berm te parkeren.

In de spiegels ziet ze een man in uniform uitstappen. Hij gooit zijn portier dicht en loopt met gestage pas op haar auto af. Haar hart bonkt in haar keel. Ze beseft dat ze nog steeds haar stuur op tien voor twee vasthoudt. Toch lukt het niet om de controle over haar spieren terug te vinden en ze blijft roerloos zitten, totdat ze opschrikt van een knokkel die hard tegen het glas naast haar tikt. “Goedemiddag, mevrouw, de papieren alstublieft,” klinkt het op vriendelijke doch gebiedende wijze. Weer terug in het hier en nu rommelt ze door de boekjes en de snoeppapiertjes in het dashboardkastje tot ze het pasje met de autopapieren vindt en uit de rommel in haar handtas haalt ze haar paspoort tevoorschijn. Wanneer ze de papieren heeft, durft ze eindelijk het raampje naar beneden te draaien. “Alstublieft, meneer agent,” zegt ze op een zo lief mogelijke toon. Zwijgend neemt hij de documenten uit haar uitgestoken hand en begint deze te bestuderen. “Zoals u kunt zien, hebben we hier een controlepost voor grensbewegingen in coronatijd opgericht. Uw nummerbord kwam mij niet bekend voor en daarom heb ik u zojuist staande gehouden. Mag ik u vragen wat het doel van uw reis is?” Marjolein aarzelt even. “Ik, eum, ben op weg naar mijn vriend in Gent,” stamelt ze. De agent kijkt ineens wat strenger. “Mevrouw, dat is geen essentiële verplaatsing. Ik zal een bekeuring moeten uitschrijven en u zult rechtsomkeert moeten maken.”

“Hij heeft mijn medicijnen!” roept ze uit. He, waar komt dat nu ineens vandaan? Nu er geen weg meer terug is, bazelt ze snel door. “Ik heb voor de lockdown medicijnen laten liggen en die moet ik ophalen, want ik heb geen nieuw recept van de dokter. Ik zal op ruime afstand blijven, hoor!” De agent kijkt argwanend. “Ik zou graag dit verhaal even bevestigen bij uw vriend. Mag ik het telefoonnummer?” Een vraag die niet echt een vraag is. Gevangen in haar leugen pakt ze hulpeloos haar telefoon om het nummer op te zoeken en met een trilling in haar stem leest ze de nummers voor, waarna de agent deze in zijn diensttelefoon intikt. Ze hoort vijf keer overgaan en even hoopt ze dat Tuur niet opneemt. Dan hoort ze vaag zijn stem aan de andere kant van de lijn. Even overweegt ze om snel te appen dat hij voor haar moet liegen, maar de agent kijkt haar nog steeds strak aan en ze durft niet. “Goedemiddag, met agent Van Tongeren. Ik sta hier bij de grensovergang Koewacht met een mevrouw Marjolein Hamelink. Zegt die naam u iets?” Het antwoord van Tuur is onverstaanbaar. “Deze mevrouw beweert dat zij medicijnen bij u heeft laten liggen en daarom een essentiële verplaatsing maakt, kunt u dat bevestigen?” vervolgt de agent. Marjolein houdt haar adem in. Zou Tuur de situatie in de gaten hebben en haar leugentje bevestigen? De strenge blik die de agent haar toewerpt zegt wat anders. Het liefst zakt ze door de bodemplaat van de auto, maar ze kan geen kant op.

“Dus geen medicijnen en ook geen essentiële verplaatsing. A ja, afgeraden om te komen, duidelijk meneer. Weet u soms waarom ze toch gekomen is?” Weer kan ze niet verstaan wat Tuur zegt, maar de agent loopt een beetje rood aan en draait zich weg van het raam. Het gesprek gaat verder, maar nadat de agent nog wat verder loopt, kan ze helemaal niet meer volgen wat er gezegd wordt. In doodse stilte wacht ze tot de agent het gesprek met Tuur afrondt. Dan loopt hij naar haar auto en maakt duidelijk dat ze hem moet volgen tot de wachtkazerne aan het eind van de straat. Daar aangekomen loopt ze achter hem aan naar zijn bureau. Zo te zien is hij de enige in deze kleine kazerne. “Neemt u plaats” zegt hij op niet mis te verstane toon. Zelf blijft hij staan en ze voelt zich klein als ze hem probeert aan te kijken. “Normaal gesproken zou ik nu een proces verbaal uitschrijven en u terugsturen naar Nederland. Daarna zal de rechter moeten beslissen of uw pogingen mij te misleiden ook een misdrijf inhouden. Ik kreeg van uw vriend echter te horen, dat er betere methoden zijn om u te laten leren de huidige maatregelen serieus te nemen. Hij stelde voor dat hij hierheen zou komen om u te straffen.” Marjoleins hart maakt een sprongetje. Hoewel dat is waar ze naar op zoek is, kan ze haar billen al bijna voelen wanneer ze indenkt hoe kwaad hij zal zijn en hoe hij zal reageren. De agent heeft echter andere plannen. “Dat zou echter betekenen dat er nog een extra verplaatsing zal plaatsvinden. Dat kan ik natuurlijk niet toestaan. Daarom zijn we tot een andere oplossing kan komen. Wanneer u akkoord gaat, krijgt u zo dadelijk van mij een pak slaag dat u niet snel zult vergeten. Bent u akkoord?” In paniek probeert ze de gedachten bij elkaar te houden. Natuurlijk heeft ze hier wel eens over gefantaseerd, maar dan moet het nog geen werkelijkheid worden! Aan de andere kant, met de dreiging van een strafblad, welke keus heeft ze dan? Haar mond is inmiddels helemaal droog, maar met schorre stem weet ze antwoord te geven: “Ik ga akkoord.”

“Mevrouw Hamelink, vanaf nu zal ik de beleefdheidsvormen laten vieren, zodat de onderlinge verhoudingen duidelijk zijn. Marjolein, ik wil dat je in de hoek gaat staan, met je neus tegen de muur en je handen op je rug.” Gehoorzaam, maar met vuurrode wangen, volgt ze de instructies op. Dit voelt echt zoveel erger dan bij Tuur in de hoek wachten op haar straf, en dat is al erg. Achter zich hoort ze vreemde geluiden. Het schrapen van een metalen stoel over de linoleumvloer, maar ook onbestemde geluiden van spullen die versleept worden. “Draai je om,” bast de agent na enkele minuten. Wanneer ze zich omdraait, ziet ze een stoeltje zonder leuningen in het midden van de kamer. Daarvoor staat een grote driepoot, met daarin een mobiele telefoon, gericht op de stoel. Dan valt haar blik op het scherm. Tuur staart haar aan, een blik vol teleurstelling. “Zo meisje, nu is het niet meer zo leuk he,” zegt hij streng. “Je hoeft op mij niet boos te worden, je hebt dit zelf veroorzaakt. In feite mag je me dankbaar zijn, zonder mijn ingrijpen zou je een strafblad gehad hebben.” “Je had ook gewoon even met mijn smoesje mee kunnen gaan, dan had ik geen strafblad gehad én had ik hier niet hoeven zijn,” bijt ze hem toe. Tuur lijkt niet direct onder de indruk. “Of de politie zou dat direct in de gaten hebben, waarna we allebei een strafblad zouden hebben gehad. Ik heb niet het idee dat het doordringt bij je. Volgens mij leer je veel meer van de straf die je te wachten staat.” “Ja, want van jou leer ik uiteindelijk duidelijk niks,” antwoordt Marjolein, net te zacht om gehoord te worden. Precies wanneer Tuur vraagt of ze haar woorden eens herhaalt, komt de agent tussenbeide.

“Deze discussie kunnen jullie straks voortzetten. Via de telefoon of skype, wel te verstaan, want jij gaat straks terug naar Nederland. Ik zal je naam doorgeven aan de andere grensposten en je kunt zeker zijn, de volgende keer dat je probeert de grens over de sluipen, zul je zeker een strafblad krijgen. Is dat duidelijk?” “Ja,” zegt ze zachtjes, onder de indruk van het dreigement. “Ja, meneer agent,” zegt hij op vlakke toon. Met tegenzin herhaalt ze zijn woorden. Tuur doet dit ook altijd, zo gemeen!

De agent neemt plaats op de stoel en kijkt naar Marjolein. “Jurk uit,” commandeert hij. “Moet dat echt?” vraagt ze, terwijl ze hem smekend aankijkt. “Anders valt dat ding steeds naar beneden. Kom, uit!” Uiterst langzaam, met haar blik op een onzichtbaar punt dichtbij op de grond gericht, trekt ze de jurk over haar hoofd. Ze legt het jurkje op de tafel en kijkt opnieuw naar de agent. “Dat ook,” zegt hij en hij wijst naar haar ondergoed. “Maar dat is niet nodig, ik ben praktisch bloot,” protesteert ze. “Dame, ik ben dat gezeur aardig beu aan het worden. Volgens mij ben ik duidelijk!” Even kijkt ze naar de camera, maar Tuur lijkt absoluut niet van plan tussenbeide te komen. Met enorme tegenzin trekt ze haar ondergoed uit. Met alleen nog haar laarsjes en haar BH staat ze nu voor de agent. Zich bewust van haar naaktheid, probeert ze haar edele delen met haar handen uit het zicht te houden. Deze keer gebruikt de agent geen bevelen om haar te laten doen wat hij wil, hij klopt alleen veelbetekenend op zijn bovenbeen. Door haar ervaring neemt ze gracieus plaats over zijn schoot. “Lig je goed?” wordt haar nog gevraagd. Ze kan alleen maar knikken. Gelukkig neemt hij daar genoegen mee. Tuur had dat vast niet gedaan.

Dan begint het pak slaag en het valt … mee? Natuurlijk, ze voelt het wel, maar ze had gedacht dat een goedgebouwde agent harder zou slaan. Af en toe is er wel een klap goed raak en veert ze met haar tenen van de grond, de rest van de tijd is het een prima warming-up, maar geen echte straf. “Als ik mag interrumperen, meneer agent,” hoort ze naast zich. Ze draait zich woedend om naar de camera. In haar ooghoek ziet ze de agent met zijn hand wapperen en er op blazen. “U mag best nog wat harder slaan, ze kan wat hebben. Probeer uit de pols te slaan en uw hand wat vlakker te houden. Dan zal ze het meer voelen dan u, nu lijkt het nog wat omgekeerd.” “Tuur, eikel, wat … AU!” De agent is weer begonnen met slaan en heeft zijn techniek duidelijk verbeterd. In no time ligt ze te wiebelen op zijn schoot en moet ze alle zeilen bijzetten om te blijven liggen. Onder steeds luider gekreun gaat de agent niet-aflatend door tot ze enkele minuten later het gevoel heeft dat haar achterste in lichterlaaie staat.

Dan houdt het slaan plots op, maar voor de opluchting echt doorzet, neemt de agent het heft al in handen. “Zo, voldoende opgewarmd, denk ik. Nu de echte straf. Kom maar overeind en neem plaats bij die muur, recht voor de camera. Plaats dan je handen tegen de muur en buig voorover.” Protesteren heeft geen zin, dat is duidelijk. Ze kan hoogstens haar waardigheid behouden door zwijgend de instructies op te volgen. “Stukje naar achteren, iets verder nog” zijn de volgende instructies en langzaam buigt ze steeds dieper en duwt ze naar billen steeds meer naar de camera toe. Gek genoeg is dit beschamender dan in positie gaan staan als ze bij Tuur is. Dan, het onmiskenbare geluid van een riem die uit de lossen getrokken wordt. Een rilling gaat door haar lichaam. Gek, dat alleen horen soms erger is dan ook zien. “Houd deze positie vast, Marjolein.” Ze wacht af, de riem suist en dan schreeuwt ze het uit. “Shit, shit!” roept ze terwijl ze overeind springt en zich omdraait. De agent kijkt haar geschrokken aan. “Je moet op mijn billen slaan, niet op mijn heupen! Au, dit wordt helemaal blauw zo!”

“Marjolein, terug in positie,” klinkt het vanuit de telefoon. “Maar hij mishandelt me!” jammert Marjolein terug. “Een beginnersfout. Ik zal ervoor zorgen dat het niet meer gebeurt. Handen tegen de muur en voorover buigen, anders zorg ik ook dat er extra klappen volgen. Nu!” Met tegenzin neemt Marjolein haar positie weer in. Achter haar hoort ze de klinische uitleg van Tuur die de techniek van de agent bijstuurt. Dan voelt ze het koude leer weer op haar huid rusten. Deze keer is de klap beter, maar niet zo hard. Dat verandert gauw wanneer het vertrouwen van de agent toeneemt. Met elke klap buigt ze haar rechterheup verder naar voren om aan de striemen te ontsnappen. “Terug in positie, Marjolein, je weet dat dit niet mag.” Ze vervloekt Tuur, ze gaat hem deze vernederende straf zeker nog betaald zetten. Toch doet ze wat hij zegt, zoals altijd eigenlijk. De riem komt steeds weer neer, haar huid wordt steeds gevoeliger en na enkele minuten is ze dicht bij tranen. Ze had misschien beter moeten weten, maar Tuur moet ook weten hoeveel ze zijn aandacht gemist heeft. “Zo Marjolein, overeind en omdraaien,” zegt de agent. Deze keer vergeet ze zich met haar handen te bedekken. “Ga jij nog tijdens de lockdown naar België?” “Nee, meneer agent,” zegt ze, beschaamd, maar ook wel opgelucht dat het voorbij is. “Goed, dan zijn we hier klaar. Trek je kleren maar weer aan, dan kun je terug naar huis. Tuur, bedankt voor de ondersteuning.” Net voor de agent de verbinding wegklikt, werpt ze nog eenmaal een blik naar hem toe. Een blik die duidelijk maakt dat ze met hem nog niet klaar is.

Niet veel later zit ze weer in de auto op weg naar huis. Het brandende gevoel is precies waar ze op gehoopt had. Ze zou ervan kunnen genieten, als ze haar gedachten van wraakplannen voor Tuur af zou kunnen halen. Wat een eikel, dat hij haar door een wildvreemde heeft laten slaan! Dan krullen haar mondhoeken naar boven. Ja, dat gaat ze doen! Zodra deze lockdown voorbij is, zal Tuur een keer degene zijn die spijt heeft!