Anne (6)

Ik voelde me geradbraakt. We hadden maar een paar uur geslapen, wat bij mij altijd leidt tot een vervelende, stekende hoofdpijn, en mijn kont deed ook nog eens behoorlijk zeer.

‘Au, mijn billen’, klaagde ik. ‘Had je niet ietsje voorzichtiger kunnen zijn?’

‘Je hebt precies gekregen wat je verdiende’, zei Ben kortaf. ‘Eigenlijk ben je er nog genadig vanaf gekomen.’

Ben had nog minder geslapen dan ik en dat was goed te merken. Ik hield dus verder mijn mond. Het is niet Ben zijn gewoonte om na afloop nog over een bestraffing te praten. Hij laat de slagen wel voor zichzelf spreken. Na de laatste klap is alles gezegd wat er gezegd moet worden en is de kwestie waar het om gaat wat hem betreft afgedaan. Soms krijg ik nog een voorzichtige massage met een beetje verkoelende crème, maar na een echte strenge straf hoef ik daar niet op te rekenen. Dan krijg ik hooguit een sterke schouder om eens flink op uit te huilen.

Ik stapte voorzichtig uit bed en liep een beetje voorover gebogen naar de badkamer. Ben stond zich voor de spiegel te scheren. Ik draaide mijn rug naar de spiegel en keek over mijn schouder. Kersenrood kwam nog het dichtst in de buurt. Ben zag het ook en moest toch heel even glimlachen. Daarna ging hij weer onverstoorbaar verder met scheren. Ik nam een hete douche, twee roze tabletten tegen de hoofdpijn en een kop sterke, zwarte koffie tegen het duffe gevoel. Vermoeid keek ik naar Ben, die staande een snel ontbijt at, terwijl hij zijn koffertje inpakte. Hij morste jam op zijn overhemd. Vloekend en tierend probeerde hij de vlek weg te poetsen, maar die werd natuurlijk alleen maar groter. Ik kwam moeizaam overeind en legde een kalmerende hand op zijn schouder. Voorzichtig hielp ik hem uit zijn overhemd.

‘Laat mij maar’, zei ik rustig. ‘Boven in de kast hangt nog wel een ander overhemd.’

Ben rende snel naar boven. Het was weer een ochtend als altijd.

In grote haast kwam Ben weer van de trap af gestormd. Hij greep zijn koffertje, sloeg het met een klap dicht en wilde in één beweging naar buiten rennen. Ik hield hem tegen bij de deuropening. Voordat hij wegging wilde ik nog een hele stevige knuffel om de dag door te komen. Ik kroop in zijn armen en zorgde dat hij me stevig vasthield. Het had voor mij de hele dag mogen duren, maar Ben vond het na een paar minuten wel genoeg. Hij duwde me voorzichtig van zich af en gaf me een flinke klets op de plek die de avond ervoor ook al zo te lijden had gehad. Ik maakte een klein sprongetje van schrik.

‘Allez kind.’, riep hij. ’Er is werk aan de winkel. Vanavond komen Mandy en haar nieuwe vriend eten, je moet alledrie de kinderen ophalen. Op het prikbord een lijstje met de locaties en de wensen van de dame en heren ten aanzien van het tijdstip waarop ze opgehaald willen worden. Het wordt nog een interessante puzzel om dat voor elkaar te krijgen, volgens mij. Veel succes ermee.’

‘En hoe had mijnheer gedacht dat ik dat allemaal voor elkaar ging krijgen zonder auto? Die van mij staat nog in Amsterdam.’

‘Neem die van mij maar. Ik ga wel met de trein.’

Ben wierp me nog een kushandje toe en trok toen de deur achter zich dicht.

*

Ik had nog even geen zin in het briefje, de kinderen, de wekelijkse boodschappen en alles wat er verder nog moest gebeuren. Het liefst was ik weer in mijn bed gekropen met een goed boek en daar de rest van de dag gebleven, maar daar was natuurlijk geen tijd voor. Behalve de normale zaterdagse klusjes, moest ik ook nog dringend zorgen voor nieuwe klanten voor mijn bedrijfje. Nou is zaterdag niet de meest geschikte dag om klanten te werven, maar ik bedacht dat ik toch in elk geval potentiële belangstellenden kon gaan opzoeken op internet. Ik installeerde me aan de keukentafel, met koffie en sigaretten binnen handbereik. Vol goede bedoelingen startte ik mijn laptop op. Ik surfte naar Google, tikte het woord ‘modefotografie’ in. Het leverde ‘circa 184.000’ hits op. Waar moest ik in godsnaam beginnen.

‘Gewoon bovenaan’, besloot ik.

De foto’s op de eerste site zagen er zo gelikt en professioneel uit, dat de moed me al aardig in de schoenen zonk. Ik hield mezelf voor dat dit bedrijf toch niet bij mij paste. Gelikte foto’s zijn niet echt mijn stijl. Snel klikte ik door naar de volgende site, die er ongeveer hetzelfde uitzag. Eigenlijk leken al de sites die ik zag op elkaar. Ik begon me af te vragen of mijn werk wel geschikt was voor deze doelgroep en of het wel zin had wat ik aan het doen was. Bovendien begon ik goed te voelen hoe hard de keukenstoel waar ik op zat was. Ik stond op en liep naar de woonkamer om een kussen van de bank te halen. Met het kussen in mijn hand bleef ik voor het raam staan. Sanne haar paard stond bij het hek van haar wei mijn kant op te staren, alsof ze me aankeek. Het was mooi weer voor een lange buitenrit, maar daar moest ik op dat moment natuurlijk niet aan denken. Ik had ook geen zin om weer terug te gaan naar mijn computer, want die missie kon ik wel als mislukt beschouwen. Het had waarschijnlijk veel meer nut om al mijn huidige klanten nog eens te benaderen, maar dat kon ik pas de maandag daarop doen. Onrustig liep ik heen en weer. Ik wilde nog iets doen om de mislukking van de dag daarvoor uit te wissen, maar tegelijkertijd wist ik niet meer wat. Als een soort compromis tussen iets en niets doen besloot ik om nog even op bed te gaan liggen en de laptop mee te nemen.

Ik zette de laptop op de plaats van mijn hoofdkussen, liep naar het balkon en opende de deuren. Er woei een fris briesje in mijn gezicht.

‘Een ander deel van mijn lichaam kan ook wel een beetje verkoeling gebruiken.’, dacht ik. Eerst verwierp ik die gedachte als toch wel een beetje raar, maar toen zei ik tegen mezelf dat ik me niet moest aanstellen. Er was tenslotte niemand die me kon zien. Ik trok mijn broek en onderbroek uit en ging op mijn buik op het bed liggen met een kussen onder mijn borst. De koele luchtstroom langs mijn blote billen voelde inderdaad erg aangenaam. Ik probeerde me weer op mijn werk te concentreren, maar dat lukte niet meer. Mijn gedachten dwaalden af en ik moest ineens aan Albert denken. Ik tikte de naam van zijn café in in Google, het bleek een eigen website te hebben. Via die website kwam ik terecht bij de andere activiteiten van Albert: een handel in oude auto’s voor Afrikaanse landen, twee restaurants in Londen, een nachtclub in Parijs en een advocatenkantoor in Zuid-Afrika. Ook stond er een verwijzing naar de website van een uitgeverij, waar je on-line boeken kon bestellen. Voor 15 Euro plus verzendkosten hadden ze een boek in de aanbieding dat door Albert was geschreven. ‘Een ander geluid over apartheid’, stond er als commentaar bij. Verder vermeldde de site dat het boek in Zuid-Afrika nogal wat stof had doen opwaaien. Op een aparte pagina stond een verdere toelichting. Toen ik de pagina open klikte keek ik meteen recht in het lachende gezicht van Albert. Het voelde ineens heel vreemd om naakt te zijn, ook al was het alleen maar een foto van hem die me aankeek. Ik dacht weer aan de dingen die in zijn appartement waren gebeurd en vooral aan de dingen die net niet waren gebeurd. Gelijktijdig dacht ik aan iets heel anders: aan de dingen die ik vroeger als tiener deed als ik op mijn buik op bed lag na een pak slaag. Deels als een soort protest en deels omdat ik op die momenten vrij zeker wist dat ik niet gestoord zou worden. Niet door mijn moeder, want die vond dat ik in alle rust mijn zonden moest overdenken, en niet door één van mijn zussen, want die wisten maar al te goed wat er zou gebeuren als ze betrapt zouden worden.

Het ging bijna vanzelf. Ik schoof het kussen een stukje omlaag tot onder mijn buik. Mijn hand gleed tussen mijn benen. Voorzichtig begon ik mezelf heel lichtjes te strelen, terwijl ik naar het beeldscherm van mijn laptop bleef kijken. Met moeite (ik had maar één hand vrij) scrollde ik verder over de pagina. Er stond een kort fragment van een hoofdstuk uit Albert zijn boek. Het fragment was in het Zuid-Afrikaans, dus de betekenis drong maar deels tot me door. Ik moest grinniken om leuke woorden als ‘plofbaar’ en ‘moltrein’, maar verder was ik niet erg onder de indruk. Er werd vooral veel gescholden tegen allerlei antiapartheidsbewegingen waar ik nog nooit van gehoord had en als hoogtepunt schreef Albert dat hij wenste dat Nelson Mandela op zijn robbeneiland was gebleven. Het was ruw en grof, maar duidelijk recht uit het hart. Als ik het gewoon ergens had gelezen, had ik er waarschijnlijk kromme tenen van gekregen, maar nu leek het alsof ik hem zelf hoorde praten. Op één of andere rare manier was dat erg opwindend. Zo opwindend zelfs dat er meer nodig was dan een beetje strelen. Ik maaide de laptop aan de kant, duwde mijn middel omhoog en kneep mijn ogen dicht. Ik zag hem niet, maar ik kon hem wel voelen. Het waren zijn handen die met me bezig waren. Eerst voorzichtig, met één vinger, daarna twee vingers, steeds sneller. Ik schudde, draaide met mijn heupen. In een reflex duwde ik mijn middel steeds verder omhoog. Zijn vrije hand gleed heel stiekem tussen mijn billen, hij spreidde ze voorzichtig uit elkaar. Ik kronkelde en produceerde allerlei hele vreemde geluiden, die in de verte nog iets weg hadden van een zwak protest. Albert liet zich er niet door tegenhouden. Heel langzaam duwde hij zijn wijsvinger steeds dieper naar binnen, terwijl de vingers van zijn andere hand steeds sneller gingen. Ik brulde, schreeuwde dingen waarvoor ik normaal gesproken het schaamrood op mijn kaken zou krijgen. Gelukkig werd mijn stem gesmoord door de matras. Het deed een beetje pijn en het was vernederend, maar dat kon me niet meer schelen. Ik wilde alleen nog maar dat het verder ging. Het ging ook verder, maar in een voor mij veel te laag tempo. Ik tilde mijn hoofd op van de matras en schreeuwde dat hij me moest nemen. Later kon ik me niet meer herinneren of ik dat alleen gedacht had of ook echt had geroepen. In mijn gedachten voldeed hij in elk geval zonder aarzelen aan mijn verzoek. Ik begon te loeien als een koe die gemolken moet worden. Al snel zag ik sterretjes en lichtflitsen. Een gevoel dat vanuit mijn tenen leek te komen verspreidde zich in golven steeds verder, over mijn hele lichaam. Ik hijgde en beet op mijn tanden, maar er was geen houden meer aan. De ontlading kwam met drie korte gilletjes. Daarna werd het langzaam stil om me heen. Mijn gezicht lag scheef tegen het bed gedrukt, alsof het er met geweld tegenaan was gesmeten. Ik opende voorzichtig mijn ogen en keek recht in het glimlachende gezicht van Albert op het beeldscherm van mijn laptop. Hij was ineens zo dichtbij dat ik ervan schrok. Met een harde klap sloeg ik de laptop dicht.

Verward staarde ik door het slaapkamerraam naar buiten. Ik voelde me een beetje licht en draaierig. In het weiland beneden was onze buurman aan het grasmaaien. Hij leek gelukkig te ver weg om me te horen of te zien. Ik geneerde me voor wat er net was gebeurd. Het was lang geleden dat ik zoiets had gedaan. Zo lang geleden dat ik me niet eens meer kon herinneren wanneer. Ik liep naar de badkamer en nam een hete douche. De hele badkamer kwam vol stoom te staan. Ik droogde me af met een grote, zachte handdoek. Mijn huid was lichtroze geworden door het hete water. Ik trok mijn badjas aan en liep weer terug de slaapkamer in. Hoewel ik nog steeds last had van het tekort aan slaap, was ik vol nieuwe energie. Ik had ineens zin om naar buiten te gaan, een stuk te gaan rennen. Even stond ik voor mijn klerenkast te twijfelen of ik echt mijn sportkleren aan zou trekken en naar buiten zou gaan, maar uiteindelijk besloot ik dat het toch geen goed idee was. Na afloop zou ik zo uitgeput zijn dat ik alleen nog maar op de bank kon liggen. Ik trok dus gewoon een broek en een wollen vest aan. Op het balkon rookte ik snel een sigaret. De buurman was in het weiland naast ons huis bezig om het gras te maaien. Ik zwaaide naar hem en vroeg me af of hij iets gehoord of gezien kon hebben. Het leek me erg onwaarschijnlijk. Hij was te ver weg en door het lawaai van zijn tractor hoorde hij waarschijnlijk ook niets anders. Ik stapte weer naar binnen en trok de balkondeuren achter me dicht. Verward keek ik naar de chaos op mijn bed: het dekbad  overhoop, de kussens van hun plaats en de lakens losgetrokken. Ik kon me nu al niet meer voorstellen dat ik echt ongegeneerd en vol overgave met mezelf had liggen spelen. Schuldbewust begon ik de sporen uit te wissen. Ik haalde het bed af en gooide de lakens in de was, hoewel ik ze de dag daarvoor ook al had verschoond. Ben zou het verschil toch niet merken. De laptop nam ik mee naar beneden. Ik zette het apparaat op de keukentafel en klapte het open. Albert staarde me meteen weer aan. Ik klikte zijn afbeelding weg en wilde de computer afsluiten, maar ik werd toch weer nieuwsgierig. Ik ging terug naar de site en bestelde het boek met mijn creditcard.

*

De kinderen waren een stuk beter gehumeurd dan ik had verwacht toen ik ze ophaalde. Sanne was voor haar doen zelfs zo verdacht vrolijk dat ik meteen het gevoel kreeg dat er iets aan de hand was. Zodra ik de kans kreeg nam ik haar even apart om te vragen wat ze de avond ervoor had uitgespookt. Sanne deed even geheimzinnig, maar ik zag meteen dat het haar toch niet zou lukken om zich stil te houden. Ik hoefde Sanne maar even onderzoekend aan te kijken, toen kon ze haar mond al niet meer houden.

‘Ik denk dat ik verliefd ben.’, zei ze geheimzinnig.

Ik zuchtte in gedachten. Het éne vriendje was nog maar net vergeten en nou diende de volgende zich alweer aan. Maar ja, zo gaat dat op die leeftijd.

‘Wat leuk, hoe heet hij?’

‘Bosse en hij komt uit Zweden.’

‘Wat een aparte naam, nog nooit gehoord. Is dat typisch Zweeds?’

Sanne haalde haar schouders op.

‘Hij ziet er in elk geval wel typisch Zweeds uit, met van dat hele blond haar en blauwe ogen en hij praat heel leuk Engels. Het klinkt een beetje alsof hij zingt.’

De dromerige blik in haar ogen was bijzonder aandoenlijk. Ik vroeg me van alles af: hoe oud hij was, wat zo’n Zweedse jongen in Nederland deed en nog veel meer, maar ouderlijke belangstelling wordt door een pubermeisje al snel uitgelegd als zeuren, dus ik hield mijn mond. Bovendien ratelde Sanne vrolijk verder, waardoor ik vanzelf antwoord op al mijn vragen kreeg. Bosse was zestien jaar, twee jaar ouder dan Sanne. Hij was in Nederland via een uitwisselingsprogramma en zou nog anderhalve week blijven. Ik dacht meteen aan mijn eigen verloren vakantieliefdes, aan een pijnlijk afscheid, lange brieven en hoge telefoonrekeningen. Stiekem hoopte ik dat Sanne niet al te verliefd zou worden, want dan dreigde er over anderhalve week een groot drama. Maar toen ik nog eens naar haar glimmende ogen keek, wist ik eigenlijk al wel dat er geen redden meer aan was: Sanne was helemaal hotel de botel, dat was duidelijk.

‘Hij is zo leuk mam’, zuchtte ze. ‘Vanmiddag komt hij langs, dan kun je het zelf zien. Ik ga hem leren paardrijden.’

Sanne stond haast te dansen van enthousiasme. Ik was behoorlijk verbaasd. Haar vorige vriendje had ik nooit ontmoet en deze kwam werd op de eerste dag al aan ons voorgesteld. Voor het gemak was Sanne daarbij maar even vergeten dat ze nog huiswerk had en dat ze beloofd had om mij te helpen met het eten van vanavond. Ik vond het nodig om haar daar toch even aan te helpen herinneren. Haar gezicht betrok. Ze keek me met haar grote ogen smekend aan en vroeg of ik het please, please, please voor deze ene keer alleen kon doen. Ik keek haar even streng aan. Het eten moest in mijn eentje wel lukken en dat huiswerk geloofde ik eigenlijk ook wel. Sanne is altijd behoorlijk ijverig, een stuk ijveriger dan ik vroeger was in elk geval. Het kon dus geen kwaad om Sanne gewoon met haar nieuwe liefde op stap te laten gaan. Met een pesterig glimlachje zei ik dat het voor deze ene keer goed was. Sanne omhelsde me en zei dat ik de liefste moeder van de hele wereld was.

‘Ja, vandaag wel weer even.’, dacht ik stiekem.

Sanne ging naar boven om zich op de middag voor te bereiden. Ze kwam vijf minuten later alweer naar beneden om te vragen wat ze aan zou trekken.

‘Wat dacht je van een rijbroek en laarzen?’, vroeg ik droog. ‘Dat draag je toch altijd bij het paardrijden?’

Sanne vloog meteen weer naar boven. Om twee uur zat ze al helemaal klaar, terwijl Bosse pas om drie uur zou komen. Sanne leek behoorlijk nerveus. Ze ging zitten aan de keukentafel, stond na een minuut weer op, ijsbeerde door de keuken, pakte een boek, las twee bladzijden, legde het boek weer weg, zette de tv aan en weer uit en zo ging het door. Ik werd er helemaal gestoord van.

‘Ga alsjeblieft iets doen! Ga de paarden vast zadelen of zo.’, zuchtte ik.

‘Dat kan toch niet. Dan staan die arme beesten een uur lang voor niets met een zadel op hun rug.’, riep Sanne verontwaardigd. ‘Bovendien moet Bosse ook leren om paarden te zadelen.’

‘Dan ga je maar aardappels schillen voor het eten.’

Ik zette Sanne op een stoel aan de keukentafel met een hoopje aardappels en een schilmesje.

Sanne mokte wat, maar begon wel te schillen. Ze leek blij dat ze iets te doen had, waardoor de tijd ietsje sneller ging. Toch keek ze nog elke vijf minuten op de klok.

Ik probeerde haar een beetje te negeren en me op iets anders te concentreren. Op het diner van die avond bijvoorbeeld, want dat werd nog een hele uitdaging. In een overmoedige bui had ik op de markt een hele, verse vis gekocht. Die lag me nu aan te staren op het aanrecht en ik had eigenlijk geen idee hoe ik hem schoon moest maken. Ik had een kookboek waar in stond hoe het moest,  maar op papier leek het een stuk makkelijker dan in het echt. Volgens het boek moest ik de vis aan zijn staart onder de stromende kraan houden en met de achterkant van een scherp mes de schubben eraf schrapen. Hoewel ik me afvroeg waarom het mes scherp moest zijn als ik toch alleen de achterkant gebruikte, deed ik precies wat er stond. De schubben lieten inderdaad los, maar het ging veel langzamer dan ik verwacht had en de losse schubben bleven overal aan plakken. Binnen de kortste keren zat het hele aanrecht vol zilverkleurige schilfertjes. Daarna werd het nog moeilijker. In het boek stond dat ik de vis aan de buikzijde moest opensnijden ‘van de aarsopening tot aan de kop’. Toen ik het las had ik meteen geen trek meer in vis. Ik bekeek de vis nog eens aan alle kanten en probeerde te ontdekken waar ik nou precies moest snijden. Op goed geluk prikte ik het mes voorzichtig in de vis. Ik sneed heel langzaam richting de kop, maar ergens halverwege schoot ik uit en sneed ik in mijn vinger. De vis en het mes vielen op het aanrecht. Mijn vinger bloedde flink. Ik pakte een stuk keukenrol en probeerde daarmee het bloeden te stoppen. Dat lukte natuurlijk niet. Ik hield mijn vinger dus maar onder de koude kraan, om te voorkomen dat de hele keuken onder het bloed kwam te zitten. Sanne had niets door, ze ging onverstoorbaar verder met aardappels schillen. Pas toen ik geïrriteerd vroeg of ze misschien een pleister voor me kon gaan halen, keek ze verstoord op van haar werk. Ze gooide een nog maar half geschilde aardappel in de pan, stond op en slofte naar boven. Ik hoorde Sanne boven me de trap op lopen, maar na ongeveer vier treden stopte ze ineens. Met een hels kabaal stormde ze de trap weer af. De voordeur vloog open. Bosse was gearriveerd, dat was duidelijk. Sanne was helemaal hyper. Haar stem echode door de hal, een paar tonen hoger dan normaal. Bosse reageerde kalm op Sanne haar gekwetter, met een donkere bromstem die zo volwassen klonk dat ik me nauwelijks kon voorstellen dat hij echt nog maar zestien jaar oud was. Maar toen Bosse de keuken in kwam lopen, geloofde ik het meteen. Hij liet zich door Sanne de keuken in leiden, ze trok hem aan zijn arm mee naar binnen, en keek aarzelend om zich heen. Ik gaf hem mijn vrije hand, mijn gewonde vinger hield ik nog steeds boven de gootsteen. Hij schudde mijn hand zonder me echt aan te kijken. Verlegen staarde hij mijn kant op en hij mompelde dat het leuk was om me te ontmoeten. Sanne kletste ondertussen maar door in onsamenhangende zinnen. Ze begon zelfs weer een beetje te stotteren, terwijl ze dat bijna heeft afgeleerd.

‘Sanne, heb je nou al een pleister voor me gehaald.’, vroeg ik rustig.

Het leek me een goed idee om Sanne even een paar minuutjes alleen te gunnen, om weer tot zichzelf te komen. Sanne keek me verward aan en realiseerde zich toen wat ik van haar vroeg. Zonder iets te zeggen snelde ze de keuken uit. Bosse voelde zich daardoor natuurlijk nog ongemakkelijker. Ongelukkig keek hij om zich heen.

‘Ik heb me gesneden.’, zei ik om uit te leggen wat er gebeurde en ik liet mijn vinger zien. Ik wilde zeggen dat Sanne een pleister was gaan halen, maar ik was het Engelse woord voor pleister vergeten.

Bosse zei dat hij het begreep, maar hij keek nog net zo ongemakkelijk.

Ik legde uit dat ik vis aan het snijden was en dat ik toen uitschoot. Bosse keek langs me heen naar de ravage op het aanrecht en knikte.

‘Zo moet je dat ook niet doen.’, zei hij droog.

‘Weet jij hoe dat moet dan?’, vroeg ik verbaasd.

‘Tuurlijk.’, zei hij stoer. ‘Mijn oude heer is visser, net als iedereen in ons dorp. Ik maak zo vaak vis schoon.’

‘Laat mij dan maar eens zien hoe het moet.’

Bosse keek me wantrouwend aan.

‘Ik meen het hoor, als je me wilt helpen graag.’

Ik reikte hem het mes aan.

Bosse deed aarzelend een paar stappen in mijn richting.

‘Kom maar naast me staan hoor. Ik zal je niet bijten en ook niet in je billen knijpen.’

Mijn opmerking hielp natuurlijk niet echt. Bosse keek me geïrriteerd aan.

‘Whatever’, zei hij stoer en hij pakte het mes. Handig sneed hij de vis in één vloeiende beweging open. Met zijn vingers schoof hij de ingewanden naar buiten en legde ze op het aanrecht.

Sanne kwam weer binnen met de verbandtrommel onder haar arm. Voorzichtig druppelde ze een beetje jodium op mijn vinger. Sanne had zichzelf weer een beetje onder controle, zo leek het.

‘Kon je Bosse niet gewoon een kopje thee geven, in plaats van hem meteen aan het werk te zetten.’, vroeg ze verontwaardigd.

Bosse hoorde zijn naam en keek verstoord op.

Sanne keek hem aan met een spottend lachje.

‘What!’, riep Bosse.

‘Mijn moeder heeft je al helemaal ingepakt.’, zei Sanne plagerig.

‘Ik doe wat ik wil’, bromde Bosse en hij sneed stug verder.

‘Wil je dan nu wel met mij meegaan? Anders wordt het te laat.’

‘Ik wil dit nog even af maken.’

‘Kom nou mee. Je kunt thuis ook nog genoeg vis schoonmaken, met mij paardrijden kan nog maar  anderhalve week even.’

Bosse legde het mes neer en waste zijn handen. Hij draaide zich om en pakte Sanne stevig vast.

‘Als we nog maar zo weinig tijd hebben, dan doe ik liever wat anders.’

Sanne duwde Bosse voorzichtig van zich af.

‘Gedraag je, mijn moeder is erbij.’, zei ze giechelend.

‘Je moeder kan wel wat hebben hoor.’, zei ik zo luchtig mogelijk.

‘Laten we toch maar gaan.’, zei Sanne vlug. ‘Mijn moeder redt zich nu wel met die vis.’

Ze pakte Bosse bij zijn arm en trok hem mee de keuken uit. Bosse keek me hulpeloos aan. Hij leek weinig vertrouwen te hebben in een paardrijd avontuur.

‘Maak je geen zorgen.’, zei ik bemoedigend. ‘Sanne is een uitstekende lerares. Als je doet wat zij zegt kan er niets gebeuren.’

Ik kon Bosse zijn reactie niet meer verstaan, want Sanne gooide de keukendeur achter zich dicht. Ik keek ze nog even na door het keukenraam, daarna concentreerde ik me weer op het diner. De vis lag nu keurig schoongemaakt op het aanrecht, klaar om bereid te worden.

*

De vismaaltijd was een groot succes. Ik vertelde eerlijk dat Bosse me gered had bij het schoonmaken van de vis en dat die dankzij hem zo goed smaakte. Iedereen aan tafel moest er smakelijk om lachen.

‘Die Bosse mag blijven.’, zei Ben.

Hij pakte de wijnfles en schonk iedereen nog eens bij.

‘En dat is heel wat, als hij dat zegt.’, zei ik plagerig.

‘Help hem daar maar aan herinneren als Bosse Sanne een keer te laat thuisbrengt.’, voegde Mandy daaraan toe.

‘Daar komt hij niet mee weg hoor, dan pak ik gewoon mijn jachtgeweer.’, zei Ben lachend.

We lachten allemaal mee. Alleen Willem, de nieuwe vriend van Mandy, staarde een beetje verveeld voor zich uit. De hele avond was hij al niet erg spraakzaam geweest, maar nu viel het me wel heel erg op. Misschien kwam het doordat hij als enige van ons geen wijn dronk, maar het kon natuurlijk ook zijn dat we hem verveelden. En die gedachte kon ik moeilijk verdragen. Ik probeerde Willem aan het praten te krijgen door allerlei vragen op hem af te vuren en hem aan te kijken alsof ik aan zijn lippen hing. Hij gaf beleefd antwoord, maar meer ook niet en Mandy gaf me onder de tafel een schop tegen mijn schenen om aan te geven dat ik op moest houden hem uit te horen. Met een van pijn vertrokken gezicht strompelde ik naar de keuken om de volgende gang te halen. Ik was een tijdje bezig met een sausje en toen ik terugkwam in de eetkamer was er ineens een geanimeerd gesprek gaande. Willem had plotseling het hoogste woord.

‘We hebben het over het milieu.’, legde Mandy uit. ‘Daar had jij ooit toch ook iets mee?’

‘Hoezo ooit?’, vroeg ik. Ik scheid nog steeds mijn afval hoor.’

‘Ik bedoel die actievoerder waar je ooit iets mee had.’

Ik was meteen alert, want ik had helemaal geen zin om alweer over een relatie van lang geleden te hebben. Ben zocht mijn blik en keek me dwingend aan. Hij had een hekel aan verhalen over mijn vroegere relaties. Daarom hebben we bij ons trouwen ook afgesproken om het verleden het verleden te laten en er niet meer over te praten. Ik hield me graag aan die afspraak, zeker in dit geval.

‘Hij protesteerde tegen apartheid, niet tegen milieuvervuiling.’, zei ik op onvriendelijke toon.

‘Dat heb ik ook nog gedaan.’, zei Willem enthousiast. ‘Hoe heette hij.’

‘Met veel tegenzin noemde ik zijn naam.’

‘Oh die.’, zei Willem met minachting in zijn stem. ‘Hij deed het alleen maar om meisjes te versieren. Actievoeren was sexy in die tijd. Dat is nu wel anders, sinds Folkert.’

‘Hij was inderdaad populair, maar volgens mij om een hele andere reden.’, zei Mandy. ‘Ik weet uit betrouwbare bron dat hij een erg goede minnaar was.’

Ze maakte een hoofdknikje mijn kant op.

‘Ik geloof niet dat Ben op dit soort informatie zit te wachten.’, zei Willem.

Daar had hij helemaal gelijk in, want Ben keek zeer geïrriteerd: niet naar Mandy, maar naar mij. Hij moest zich duidelijk inhouden om geen onvriendelijke dingen tegen me te zeggen.

‘In elk geval was het een waardeloos figuur’, ging Willem verder. ‘Hij heeft later gewerkt bij bedrijven waar hij tegen geprotesteerd heeft. Op het laatst was hij zelfs manager bij Shell.’

‘Op het laatst…?’, vroeg ik geschrokken.

‘Ja’, zei Willem laconiek. ‘Hij is nu denk ik alweer twee jaar dood. Longkanker geloof ik. Hij rookte ook veel te veel.’

Het bericht kwam aan als een stomp in mijn maag. Ik moest me tot het uiterste inspannen om me nog een beetje goed te houden. Wankelend vluchtte ik naar de keuken. Daar liet ik me op een keukenstoel vallen. Ik huilde boven het toetje. Waarom ik zo ontdaan was begreep ik zelf al niet, maar Ben had er nog veel minder begrip voor. Hij deed geen enkele poging om me te troosten.

‘Waarom zit je nou te janken om iemand die je meer dan twintig jaar niet gezien hebt?’, vroeg hij agressief.

‘Dat ik hem twintig jaar niet gezien heb, betekent niet dat hij niet belangrijk voor me is geweest.’, riep ik kwaad.

‘En je roept altijd dat hij zo’n klootzak was.’

‘Dat roep ik helemaal nooit, want we hebben het nooit over hem. Natuurlijk had hij veel fouten, maar ik heb ook heel veel van hem geleerd.’

‘Veel standjes zeker.’, zei Ben cynisch.

Die opmerking ging als een mes door mijn ziel. Het duurde even voor ik voldoende hersteld was om te reageren. Maar toen ging ik ook volledig los, ik was woedend en totaal niet meer geneigd om rekening te houden met Ben zijn gevoelens.

‘Gaat het daar om!’, gilde ik. ‘Dat is toch niet te geloven! Je weet al jaren dat jij niet de enige bent waar ik mee geneukt heb. En je weet ook al jaren dat jij wel de enige bent waar ik van houd, waar ik mee getrouwd ben en waar ik kinderen mee heb. Bovendien is de seks met jou beter dan met welke andere minnaar dan ook. Als je daar aan twijfelt gaan we het nu doen, hier ter plekke op de keukentafel. Mandy en Willem kunnen mooi toekijken en jureren.’

Ik veegde in één beweging alles van de keukentafel. Borden, keukengerei, het complete toetje, alles kletterde op de keukenvloer.

‘Doe niet zo idioot.’, bromde Ben.

‘De enige die hier idioot doet ben jij, als je aan mij twijfelt.’, krijste ik.

Mandy kwam binnen en keek geschrokken naar de ravage.

‘Alles goed hier?’, vroeg ze.

‘Er is niets aan de hand.’, mompelde Ben.

‘Er is godverdomme wel wat aan de hand.’, huilde ik. ‘We hebben geen toetje meer. Dat ligt daar op de grond.’

‘Dan doen we het toch zonder toetje.’, zei Mandy troostend.

Ben draaide zich om en liep door de keukendeur naar buiten.

‘Hij heeft te veel gedronken, hij mag niet in de auto stappen’, schoot er door me heen, maar ik kon het niet opbrengen om hem tegen te houden. Mandy kwam naast me staan en probeerde me te troosten. Door mijn tranen heen zag ik Willem ook staan. Hij wist niet wat hij met de situatie aan moest. Eerst liep hij naar het aanrecht om een glaasje water voor me te halen, daarna begon hij aarzelend de troep op de keukenvloer op te ruimen. Mandy nam me mee naar buiten en gaf me een sigaret. Ze leek gelukkig te begrijpen dat het op dat moment geen zin had om een uitgebreid gesprek te gaan voeren. Dankzij haar goede zorgen kwam ik weer een beetje tot mezelf. Het was koud buiten, merkte ik.

‘Waar is Ben?, vroeg ik angstig.

‘Even weg, die komt wel weer terug.’, zei Mandy geruststellend.

‘Waarom zegt ze dat’, dacht ik. ‘ Zoiets zegt ze alleen maar als ze zelf denkt dat hij niet meer terug komt.’

Ik begon weer te huilen. Mandy leidde me naar binnen en zette me op een stoel in de woonkamer. Willem had de tv aangezet. Het journaal van middernacht werd herhaald.

‘Ik wil dat Ben terugkomt’, huilde ik.

‘Nou moet je ophouden’, zei Mandy streng. ‘Natuurlijk komt hij terug.’

Na nog drie herhalingen van het journaal was Ben nog steeds niet terug. Mandy en Willem begonnen ook een beetje ongerust te worden en ik had het helemaal niet meer. Ik rookte de éne na de andere sigaret, ondanks het verbod op roken in huis. Willem had net aangeboden om eens wat rond te gaan rijden in de omgeving, toen we de achterdeur hoorden. Ben kwam de kamer in met een grote doos.

‘Ik heb maar even een toetje gehaald’, verklaarde hij. ‘Misschien is het een beetje gesmolten.’

Ben keek me aan alsof hij me een groot plezier had gedaan, maar ik zag dat heel anders. Ik stikte bijna van verontwaardiging. Machteloos staarde ik Ben aan, met tranen in mijn ogen.

‘Wat is er nou?’, vroeg hij verbaasd.

Die vraag en het domme onbegrip dat eruit bleek, waren voor mij de druppel. Ik werd zo kwaad dat ik een waas voor mijn ogen kreeg. Er waren nog maar twee dingen die ik wilde: pijn doen en vernietigen. Ik rende de kamer uit. Ben en Mandy riepen me nog iets na, maar ik wilde ze niet horen. Ik had al mijn concentratie nodig om mezelf toe te spreken.

‘Rustig blijven, rustig blijven’, herhaalde ik hardop.

Ik stormde de trap op en rende over de overloop naar onze slaapkamer. De deur sloeg zo hard achter me dicht, dat de kinderen rechtop in hun bed gezeten moeten hebben van schrik. Ik draaide de sleutel om in het slot. De woede gierde door mijn lichaam. Het adrenalinespiegel in mijn bloed moet enorm hoog geweest zijn, alsof iemand me een shot had toegediend. Ik keek verwilderd om me heen, op zoek naar iets waar ik mijn woede op kon koelen. De razernij moest eruit, anders zou ik gek worden. Ik kende het gevoel, ik ben wel vaker buiten mezelf van woede, maar dan is Ben er altijd om me te helpen. Als ik zo’n bui heb grijpt hij me altijd stevig vast en hoewel ik dan spartel, sla, krab en bijt slaagt hij er toch altijd in om me over zijn knie te leggen. Een paar minuten met de ronde plak van krakend leer zijn dan voldoende om me weer bij zinnen te brengen. Maar dit keer was alles anders. Hoewel ik erg verlangde naar een bevrijdend pak slaag wist ik heel zeker dat ik zo’n behandeling niet zou accepteren.

‘Als hij dat probeert krab ik desnoods zijn ogen uit’, gromde ik tegen mezelf.

Ik zag de hometrainer staan, in een hoek van de kamer. Binnen een  paar tellen zat ik erop. Dat het zadel keihard is merkte ik niet eens. Ik begon als een bezetene te trappen, met het verzet op de zwaarste stand. Al snel liepen de tranen over mijn wangen en het zweet over mijn hele lichaam. Mijn hart ging zo tekeer dat de ingebouwde hartslagmeter van de hometrainer luid begon te protesteren. Ik trok me er niets van aan en trapte nog harder verder.

Mijn hart dreunde in mijn borst en mijn benen begonnen vreselijk zeer te doen. Ik raakte buiten adem en werd duizelig van het zuurstoftekort. Mijn laatste krachten stroomden weg uit mijn lijf. Ik wilde doortrappen, maar dat lukte gewoon niet meer. Mijn lichaam besloot voor me dat het genoeg was geweest. Het duurde minuten voordat ik mijn ademhaling weer een beetje onder controle had en de zwarte waas voor mijn ogen verdwenen was. Ik hijgde en proestte. Mijn longen protesteerden pijnlijk en mijn hart bonsde in een verontrustend tempo.

Zonder waarschuwing kwam een vreselijk zure smaak door mijn slokdarm omhoog zetten en ik braakte totdat mijn maag helemaal leeg was. Ik kon nog net op eigen kracht van de hometrainer af klimmen. Wankelend, met onzekere pijnlijke stapjes sleepte ik mezelf naar het bed. Ik liet mezelf voorover op het dekbed vallen. Met mijn kleren nog aan zakte ik weg in een onrustige slaap.

*

Een paar uur later werd ik met een schok wakker. Mijn lichaam deed overal pijn en ik had een vreselijk vieze smaak in mijn mond. Ik rilde van de kou in mijn bezwete kleren. Moeizaam kwam ik overeind. Ik nam voorzichtig een slokje water en trok mijn kleren uit. Zittend op de rand van het bed keek ik naar buiten. Het was midden in de nacht, maar toch nog vrij licht doordat het volle maan was. Langzaam drong het tot me door hoe erg het stonk in de slaapkamer. Vol walging keek ik naar de plas braaksel, die nog steeds naast de hometrainer lag. Ik haalde een emmer uit de badkamer om de rommel op te ruimen. Door de afschuwelijke zurige geur moest ik bijna nog een keer overgeven. Ik zette de balkondeur open om de stank een beetje te verdrijven. Lichtelijk verward probeerde ik de gebeurtenissen op een rijtje te krijgen. Ik vroeg me af waar Ben was en kwam tot de ontdekking dat de deur van de slaapkamer op slot was.

Ben zat beneden voor de tv. Hij keek naar een heel simpel spelletje: je moest een woord van vier letters raden en drie van de letters waren al ingevuld. Een hoogblond meisje in een strak pakje probeerde kijkers over te halen om te bellen met het goede antwoord. Ik keek een tijdje naar Ben zijn brede rug en sterke schouders. Hij zag er gekweld uit en ik kreeg de indruk dat hij gehuild had. Ik legde voorzichtig een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en keek me aan. Toen wist ik zeker dat hij gehuild had.

‘Hoe gaat het me je?’, vroeg ik voorzichtig.

‘Ik kan niet slapen.’, zei Ben.

‘Ik ook niet. Ik werd wakker en je was er niet.’

‘Ik heb je maar even met rust gelaten’, zei Ben. ‘Dat leek me beter.’

‘Je kon ook niet anders, want ik had de slaapkamerdeur op slot gedaan’, zei ik.

‘Oh’, zei Ben gelaten.

Het irriteerde me dat hij blijkbaar niet eens geprobeerd had om bij me te komen. Ik had hem natuurlijk niet binnen gelaten, maar hij had het toch in elk geval kunnen proberen.

‘Waarom kregen we nou zo’n ruzie?’, vroeg Ben. Hij probeerde te glimlachen.

‘Omdat jij kinderlijk jaloers bent over iets dat al twintig jaar voorbij is’, zei ik.

‘Is het wel echt definitief voorbij? Ik zag hoe je reageerde.’

‘Hij is dood verdomme. Veel definitiever kan het niet, lijkt me?’

Ik merkte dat ik weer boos begon te worden en gooide het over een andere boeg.

‘Dat je jaloers bent is nog tot daar aan toe. Als je dat zo voelt kun je daar niet zo veel aan doen, ook al kan ik je verzekeren dat er geen enkele reden voor is. Ik ben wel heel boos op je, omdat je zomaar bent weggelopen. Na wat er twee jaar geleden gebeurd is mag je me dat gewoon niet aandoen.’

‘Dat heeft er niets mee te maken’, zei Ben.

Hij probeerde me niet meer aan te kijken, maar toch zag ik tranen in zijn ooghoeken.

‘Dat heeft er juist alles mee te maken. Als jij zomaar verdwijnt moet ik daaraan terugdenken en dan besterf ik het van angst. Daar moet je rekening mee houden. Je kunt niet doen alsof er niets veranderd is.’

Ik was opgelucht dat het eruit was. De aanleiding tot onze ruzie was dan misschien iets heel anders, maar we waren toch bezig en het was hoog tijd dat het eens gezegd werd. Voor Ben werd het allemaal even te veel. Mijn sterke woudreus werd even geveld door zijn emoties. Hij huilde als een klein jongetje. Sinds die hersenbloeding gebeurt dat zo heel af en toe gewoon. Dan is het even mijn beurt om de sterkste te zijn. Ik nam Ben in mijn armen en drukte hem tegen mijn borst. Toen hij weer een klein beetje bedaard was, leidde ik hem naar de slaapkamer en stopte hem in bed. Ik kroop ook onder het dekbed. Mijn lijf zocht en vond zijn bevende lichaam. Ik streelde zachtjes over zijn schouders en rug. Heel lang lagen we zo tegen elkaar aan, zonder te praten. Ben snifte alleen nog een beetje.

*

De volgende ochtend leek Ben weer helemaal de oude. Zoals altijd als hij zich zo heeft laten gaan, wilde hij de verhoudingen tussen ons weer even normaliseren. De beste manier om dat te doen is voor hem een stevig potje seks. Voor mij hoefde dat nog even niet, daarom duwde ik hem voorzichtig van me af. Ben werd daar boos over, daar werd ik op mijn beurt ook weer boos over en zo ging het nog een tijdje door. Ik belde Mandy om haar te vertellen  dat alles weer goed was. Ze leek opgelucht, maar toch kreeg ik de indruk dat ze me niet echt geloofde.

‘Ik geloof mezelf niet eens’, dacht ik toen ik ophing.

Er heerste bij ons in huis een soort gewapende vrede, die ook zijn invloed op de kinderen had. Sanne vluchtte naar Bosse zodra ze de kans kreeg, Timmy was de hele dag dwars en humeurig en Patrick probeerde met één van zijn grapjes de spanning te breken. Hij pakte mijn naaidoos, haalde er iets uit en liet het op de grond vallen.

‘Ik had gelijk’, zei hij. ‘Je kunt hier inderdaad een speld horen vallen.’

Ben snauwde Patrick zo af dat hij beledigd naar boven vluchtte. Ik werd boos en bijna hadden we weer ruzie. Zo waren er nog een aantal incidenten, totdat aan het einde van de middag mijn mobiele telefoon ging. Het was een redactrice van een modetijdschrift waar ik een tijd geleden een rapportage voor gemaakt heb. Ze klonk alsof ze behoorlijk in paniek was. Snel vertelde ze dat er de volgende ochtend een fotoshoot met een aantal modellen gepland stond. Alles was geregeld, maar die middag had de fotograaf ineens afgezegd. Ik kon me wel ongeveer voorstellen wat er daarna gebeurd was. De redactrice had zonder succes haar hele adressenbestand afgebeld op zoek naar een vervanger en ergens onderaan de lijst was ze mijn naam tegengekomen. Uit beleefdheid zei ze nog dat ze mijn werk altijd erg mooi vond, maar ik wist vrijwel zeker dat ze nog nooit een foto van mij gezien had. Niet dat het me iets kon schelen, alle werk was welkom. Er waren nog wel wat praktische bezwaren: ik had geen auto, want die stond nog in Amsterdam. Dat betekende dat ik mijn apparatuur niet kon vervoeren. De redactrice wuifde die bezwaren achteloos weg. Ik hoefde alleen mijn camera maar mee te nemen, de rest was aanwezig. Ik vroeg om een huurauto, een kamer in een goed hotel en een honorarium dat flink hoger was dan mijn normale tarief. Het bleek allemaal geen enkel probleem. De redactrice wilde alles regelen wat ik nodig had: een auto, een hotel, een vliegtuig desnoods, als ik maar kwam.

Ben had mijn telefoongesprek van achter zijn krant gevolgd. Aan zijn houding kon ik wel zien dat hij zich op zat te winden, maar daar trok ik me even niets van aan. Toen ik de telefoon had neergelegd ging hij er eens goed voor zitten, maar ik was hem te snel af. Ik stond op en zei dat ik voor mijn werk op reis moest. Ben protesteerde, zei dat het al laat was. Bovendien moest hij ook nog werken en hoe moest het dan met de kinderen.

‘Dan bel ik Tonny toch even’, zei ik. Ik pakte de telefoon. Tonny nam direct op. Ze klonk opgewekt. Nee, het was helemaal geen probleem om op de kinderen te passen en als ik dat wilde kon ze meteen komen. Op één of andere manier stond Tonny altijd klaar als het mij uitkwam. 

‘Waarschijnlijk heeft ze geen erg druk sociaal leven’, dacht ik en ik realiseerde me schuldbewust dat ik daar volop van profiteerde.

‘Allemaal geregeld’, zei ik tegen Ben.

Ben draaide zich om en deed alsof hij een boek zocht in de boekenkast. Hij liet zijn schouders hangen, alsof hij verloren had. Het beviel hem duidelijk niet dat ik wegging, ook al was het maar voor een dag, maar zijn trots liet het hem blijkbaar niet toe om dat ook te zeggen. Ik was ook niet van plan om hem daarbij te helpen, dus begon ik mijn spullen bij elkaar te zoeken. Ben ging nog even verder met het aanvoeren van praktische bezwaren en toen ik volhield wilde hij me perse met de auto wegbrengen. Ik zei dat dat niet nodig was, omdat mijn huurauto al bijna voor de deur stond. Ben reageerde op deze afwijzing door als een klein kind te gaan zitten mokken.

‘Misschien moet ik hem maar eens over de knie leggen in plaats van hij mij’, bedacht ik geïrriteerd.

Ik probeerde Ben voor de zoveelste keer uit te leggen waarom ik de dingen gezegd had, die ik gezegd had. Ik zei ook nog dat ik hem geen pijn wilde doen.

‘Waarom doe je dat dan wel’, bromde hij voor zich uit.

Ik zuchtte diep. Door die opmerking wist ik zeker dat het beter was om een dagje weg te gaan.

‘Morgen, als ik weer terug ben, moeten we dit gesprek nog maar eens overdoen’, zei ik berustend. ‘Op deze manier heeft het geen zin.’

Ik liet Ben achter in de woonkamer en liep naar boven om mijn tas in te pakken. Het duurde maar vijf minuutjes, toen kwam Ben achter me aan.

‘Ga zitten en luister even naar me’, zei hij met een stem die geen tegenspraak duldde.

Ik ging op de rand van het bed zitten. Ben houdt niet van uitgebreide gesprekken over gevoelens en dergelijke, maar hij zegt meestal wel precies wat hij denkt. Hij pakte mijn hand en keek me aan, ongeveer net als toen hij me vroeg of ik met hem wilde trouwen.

‘Ik houd van je’, zei hij, niet meer niet minder, alleen die drie woordjes. Het was op dat moment precies genoeg om te geloven dat het allemaal wel weer goed zou komen. Ik zei niets terug, maar kneep alleen in zijn hand. We zaten elkaar een tijdje stil aan te kijken. Ik had helemaal geen zin meer om weg te gaan, het liefste wilde ik nog een hele tijd zo blijven zitten en elkaar zwijgend aanstaren. Ben kwam helaas weer overeind. Zijn knieën kraakten en hij trok een pijnlijk gezicht. Ik zuchtte en maakte geen aanstalten om ook overeind te komen.

‘Kom’, zei hij streng. ‘We moeten gaan pakken, anders wordt het te laat.’

Het verbaasde me dat Ben het ineens over ‘we’ had, alsof we alles in goed overleg hadden besloten.

Anne (5)

Twee jaar eerder

Het was die morgen een hele gewone morgen als alle andere. We hadden met alle kinderen aan tafel ontbeten, daarna was Ben met de auto naar zijn werk gegaan. Ik had de kinderen weggebracht: Sanne en Patrick naar school en Timmy naar de crèche. Daarna was ik naar mijn eigen werk gereden, ik werkte toen nog als lerares op een middelbare school. Aan het einde van de middag haalde ik Timmy weer op, Sanne en Patrick waren al thuis. Ik was net met koken begonnen toen Ben vanuit de auto belde: hij was onderweg en zou over een half uurtje thuis zijn. Twee uur later was het eten op en de keuken opgeruimd, maar Ben was nog steeds niet thuis. Ik was eerst kwaad geworden, daarna ongerust en tenslotte bang. De kinderen werden ook steeds onrustiger. Timmy wilde niet naar bed, Patrick en Sanne zaten stilletjes naast elkaar op de bank, ze maakten zelfs geen ruzie meer. Ik zette de televisie aan om voor wat afleiding te zorgen, maar ik was te nerveus om er echt naar te kijken.

‘Moeten we de politie niet bellen?’, suggereerde Sanne.

Daar had ik zelf ook al aan gedacht, maar het leek me dat de politie niet meteen uit zou rukken als een volwassen man een paar uur zoek is. En het had ook iets engs om de politie te bellen, alsof er echt iets aan de hand kon zijn. Ik belde Ben nog een keer, dat had ik al ontelbare keren gedaan, maar ik kreeg weer zijn voicemail.

‘Weer niks, zeker?’, vroeg Sanne.

‘Wat stom van papa’, mopperde Patrick. ‘Hij kan toch wel gewoon even zijn telefoon opnemen?’

‘Ik denk dat hij dat nou juist niet kan’, zei Sanne.

‘Tuurlijk wel, hij weet toch wel hoe hij zijn telefoon op moet nemen.’

‘Dat bedoel ik natuurlijk niet, sukkel. Ik denk dat er iets met papa gebeurd is, waardoor papa niet meer bij zijn telefoon kan.’

‘Dat is toch niet zo, mam?’, snikte Patrick bang. ‘Papa komt toch gewoon thuis?’

‘Ik hoop het’, zei ik, maar ik had er weinig vertrouwen in.

Alle mogelijke scenario’s waarin Ben gewoon anders ergens liet ik in gedachten de revue laten passeren, zelfs de mogelijkheid dat Ben met zijn nieuwe assistente, een oogverblindend mooi Indisch meisje, lag te vrijen ergens in een hotelkamer. Ik vroeg me serieus af hoe lang een hartstochtelijke vrijpartij met een oosterse schone zou duren. Toch niet veel langer dan twee uur, leek me, dus ook dan had hij nu al thuis moeten zijn. Bovendien zou Ben zelfs in dat geval gebeld hebben om aan te kondigen dat hij het bed ging delen met een andere vrouw.

Zo direct is Ben nou eenmaal.

Ik bracht de kinderen uiteindelijk toch naar bed, ondanks luide protesten. Het was al laat, ze moesten de volgende dag gewoon weer naar school en ik wilde rustig na kunnen denken over wat ik verder moest doen. De politie bellen vond ik nog steeds geen goed idee. Het ziekenhuis bellen leek me ook zinloos. Hij werkte zelf in het enige ziekenhuis in de buurt, dus als hij daar was binnengebracht hadden ze hem meteen herkend en mij gewaarschuwd. De enige mogelijkheid die dan nog overbleef was zelf naar Ben gaan zoeken.

Sanne was nog wakker, ik had ook niet anders verwacht. Ze begon te huilen toen ik haar vertelde wat ik van plan was.

‘Ik ben bang’, klaagde ze. ‘Ik wil hier niet alleen blijven. Mag ik niet mee?’

‘Nee’, zei ik streng. ‘Je moet nu even flink zijn en op je broertjes passen. Dat kun je best.’ Sanne bleef protesteren en sputteren. Ik had het gevoel dat ik geen tijd meer te verliezen had en in elk geval geen tijd had om met mijn dochter te discussiëren. Kortaf zei ik dat Sanne zich niet moest aanstellen en moest doen wat ik zei. Dat maakte indruk.

‘Sorry mam’, zei ze bedremmeld.

Ik veegde haar tranen weg met mijn duimen en gaf Sanne een stevige knuffel.

Ben zoeken was makkelijker gezegd dan gedaan. Er waren minstens drie verschillende routes die hij vanaf zijn werk naar huis genomen kon hebben en ik had geen idee bij welke ik moest beginnen. Op goed geluk koos ik voor de meest toeristische route, over allemaal smalle landweggetjes. Het was slecht weer, het regende en het waaide hard. Ik had al mijn aandacht nodig om mijn auto op de weg te houden en ondertussen ook nog uit te kijken naar Ben en zijn auto. Bij de oude molen moest ik kiezen of ik rechtdoor zou gaan naar het volgende dorp of linksaf zou slaan over het oude dijkweggetje. Ik heb een hekel aan het kronkelende weggetje, maar Ben is dol op de scherpe bochten en het geweldige uitzicht bij mooi weer. Die avond was er nauwelijks sprake van uitzicht. Ik kon met moeite een paar meter voor me uit kijken en daardoor zag ik zijn auto pas staan toen ik er al voorbij was. Er was geen gelegenheid om te keren op het smalle weggetje, dus liet ik mijn auto midden op de weg staan. Door de stromende regen rende ik naar Ben zijn auto, die in de berm langs de weg stond. Ik zag geen sporen van een ongeluk. De auto leek gewoon netjes geparkeerd, alsof die daar was neergezet door iemand die op het land onderaan de dijk moest zijn. Het enige vreemde was dat de koplampen nog zwakjes brandden en de ruitenwissers nog langzaam heen en weer gingen. Ben zat nog gewoon achter het stuur. Hij bewoog niet. Ik trok het portier open, er klonk een belletje om aan te geven dat de verlichting nog brandde. De radio speelde vrolijke jazzmuziek. Ben zat onderuitgezakt in de bestuurdersstoel, hij had zijn gordel nog om. Zijn gezicht was aan de rechterkant scheefgezakt en zijn rechterarm hing slap langs zijn lichaam. Met dezelfde rechterarm had hij me een dag eerder nog een vlammend pak billenkoek gegeven en vreemd genoeg was dat het eerste waar ik aan moest denken. Ik probeerde Ben aan te kijken, maar het leek alsof ik geen contact kreeg.

‘Wat is er gebeurd?’, vroeg ik. ‘Wat is er met je?’

‘Ambulance’, wist Ben met heel veel moeite uit te brengen.

Zijn blik ging in de richting van zijn  telefoon in de carkit op het dashboard. Ik pakte de telefoon uit de houder en belde 112. Op het display zag ik een enorm aantal gemiste oproepen staan. Ik probeerde er niet aan te denken hoe Ben daar uren lang gezeten had. Elke keer dat ik belde moest hij de telefoon gehoord hebben. En elke keer kon hij er net niet bij.

Terwijl we wachtten op de ambulance probeerde ik met Ben te praten. Ik probeerde te achterhalen wat er gebeurd was en wat er aan de hand was, maar Ben reageerde nauwelijks.

‘Kinderen?’, vroeg hij.

Ik zei dat de kinderen veilig thuis in bed lagen, maar dat ze zich wel erg veel zorgen maakten.

‘Bellen’, zei Ben.

Het leek me geen goed idee om Sanne te bellen en haar te vertellen wat er aan de hand was, terwijl ze helemaal alleen thuis was. Het arme kind zou ongetwijfeld vreselijk in paniek raken.

‘Ik bel straks’, zei ik beslist. ‘Eerst naar het ziekenhuis.’

Opnieuw vroeg ik wat er nu aan de hand was. Ben deed zijn best om iets te zeggen, maar dat lukte niet erg. Hij mompelde iets dat ik niet kon verstaan. Ik vroeg of hij het wilde herhalen, maar daar had hij geen kracht meer voor. Ben staarde alleen nog maar mismoedig voor zich uit. Ik bleef tegen hem praten,vertelde wat ik die dag gedaan had, maar hij reageerde nauwelijks.

De ambulance kwam met veel lawaai de dijk op rijden en stopte naast Ben zijn auto. De hele omgeving werd verlicht door de blauwe zwaailampen, alsof het onweerde. Twee mannen kwamen met grote tassen onder hun armen naar ons toegesneld. Ik werd door één van de mannen ruw aan mijn schouders naar achteren getrokken, waardoor ik mijn evenwicht verloor en achterover in een plas modder viel.

‘Hé, voorzichtig’, riep de andere man verontwaardigd en hij boog zich over Ben.

De man die me omver had getrokken knielde naast me en keek me bezorgd aan. Hij hielp me voorzichtig overeind.

‘U bent helemaal doorweekt’, zei hij.

Ik merkte dat het nog steeds regende. Ineens had ik het zo koud dat ik begon te klappertanden.

De ambulancechauffeur probeerde me mee naar de ambulance te leiden. Ik protesteerde en zei dat ik bij Ben wilde blijven. De chauffeur liet me los en liep door naar de ambulance. Hij liet mij gewoon staan, midden op de weg. Ik keek hem na terwijl hij steeds verder bij me vandaan liep. Een klein, dik mannetje in een groen fluorescerend pak, dat langzaam in de richting van het felle licht van de ambulance liep. Het was raar dat hij daar liep, zo midden op de dijk, hij en de ambulance hoorden daar duidelijk niet te zijn. Maar het was nog veel vreemder dat ik als versteend naar hem bleef staan kijken, terwijl hij helemaal niet belangrijk was.

‘Ben’, fluisterde ik tegen mezelf. ‘Ik moet weer naar Ben toe.’

Ik draaide me om en liep weer richting Ben zijn auto. De verpleegkundige zat over Ben heen gebogen en was van alles aan het doen. Ik wilde weten wat er gebeurde, maar ineens stond de ambulancechauffeur weer achter me. Hij sloeg een dikke, grijze deken om me heen en pakte me stevig vast. Niet zachtjes en voorzichtig, maar zo dat het behoorlijk pijn deed. Dagen later waren de blauwe plekken nog zichtbaar. Hij sleurde me mee naar de ambulance en duwde me naar binnen. Het was er licht en warm. Hij klapte een stoeltje uit één van de wanden.

‘Ga zitten’, zij hij.

Dat was zo ongeveer het laatste wat ik van plan was te doen. Ik duwde de chauffeur aan de kant.

‘Ik wil bij mijn man zijn, ik wil weten wat er aan de hand is’, gilde ik.

De chauffeur gaf me een handig zetje, zodat ik met een plof op het klapstoeltje belandde.

‘Au’, schreeuwde ik.

‘Ik heb u nauwelijks aangeraakt’, riep de chauffeur verontwaardigd.

Ik keek hem woedend aan. Natuurlijk was ik niet van plan om uit te leggen wat er zo’n pijn deed.

‘Ik wil naar mijn man, u mag me niet tegenhouden’, zei ik nog een keer.

‘U moet mijn collega zijn werk laten doen, dat is het beste voor uw man. U loopt alleen maar in de weg.’

‘Vertel me dan tenminste wat er met hem aan de hand is.’

‘Dat mag ik niet, dat mag alleen een arts doen.’

‘Er is hier geen arts en ook niemand anders die er iets van kan zeggen, dus bent u degene die het me moet vertellen. Het is hoogst onfatsoenlijk om me in onzekerheid te laten als u wel iets weet.’

‘Het mag echt niet.’

‘Kom op zeg. Als je flink genoeg bent om me aan mijn haren mee te sleuren, dan moet je ook zo flink zijn om je bek open te doen. Ik beloof je dat ik het aan niemand zal vertellen en ik zal heel verrast doen als de dokter straks de echte diagnose vertelt.’

De chauffeur keek me beledigd aan, maar dat kon me niets schelen. Ik keek hem aan zoals ik de kinderen aankijk als ze tegen me liegen. ‘De borende blik’, noemt Patrick dat.

De chauffeur kon er niet tegen, net als de kinderen. Hij keek naar de punten van zijn schoenen en zei dat Ben waarschijnlijk een hersenbloeding had gehad.

*

De voorlopige diagnose van de ambulancechauffeur werd een paar uur later bevestigd door een echte arts in een witte jas, een collega van Ben die wel eens met zijn vrouw bij ons had gegeten. Het was alweer ruim een half jaar geleden dat ik hem voor het laatst gezien had, maar hij herkende me gelukkig meteen. Ik kreeg een stevige omhelzing, dat deed hij vast niet bij al zijn patiënten. Daarna begon hij een  lang verhaal met ingewikkelde medische termen.

Ik moest hem eraan helpen herinneren dat Ben de dokter was en niet ik. Hij glimlachte verlegen en ging over op normale spreektaal. Ik werd op geen enkele manier gespaard: Ben had een hersenbloeding gehad en was aan de rechterkant van zijn lichaam verlamd. Zijn gezicht was aan een kant scheefgezakt en hij had moeite met spreken. Er was een kleine kans op een nieuwe bloeding en daar kon Ben aan overlijden. Hij kreeg medicijnen en verder was het afwachten wat er gebeurde. Als de medicijnen aansloegen was het ook niet uitgesloten dat Ben volledig zou herstellen. Dat laatste hoorde ik nauwelijks meer, ik dacht alleen nog maar aan de woorden ‘kans op overlijden’. Ik wilde Ben meteen zien en ik wilde bij hem blijven, maar daar kwam niets van in. De dokter was daar heel duidelijk over. Ik mocht even bij Ben kijken, maar daarna moest ik naar huis gaan, naar de kinderen. Op dat moment dacht ik voor het eerst sinds we in de ambulance waren gestapt weer aan de kinderen. Die waren nog steeds met zijn drieën thuis. Meteen was ik ervan overtuigd dat ik een vreselijk slechte moeder was. In paniek schreeuwde ik dat ik meteen naar huis moest bellen.

‘Dat is al lang geregeld’, zei de dokter op geruststellende toon. ‘Toen je binnenkwam heb je ons een nummer gegeven en dat hebben we gebeld. Weet je dat niet meer?’

Ik kon me daar inderdaad helemaal niets meer van herinneren.

‘Een vriendin van jullie, ik ben haar naam even kwijt, is nu bij jullie thuis om op de kinderen te passen.’

Het was een enorme opluchting om dat te horen. Kennelijk had ik mijn zaken beter voor elkaar dan ik zelf dacht. De dokter gaf me een arm, alsof we samen een romantisch wandelingetje door het park gingen maken. Met de lift gingen we twee verdiepingen omlaag. Hij wees naar een bordje waar ‘Intensive care’ op stond.

‘Daar ligt hij voorlopig. Dan kunnen we hem het beste in de gaten houden.’

De klapdeuren in de gang gingen automatisch voor ons open. Ben lag alleen in een klein kamertje, zijn naam stond al in keurig getypte letters op het bordje naast de deur. Hij leek  klein en kwetsbaar tussen al de slangen, apparaten en beeldschermen. Ik probeerde hem aan te kijken, maar er kwam geen reactie, het leek alsof er niemand thuis was.

‘Mag ik even met Ben alleen zijn?’, vroeg ik.

‘Vijf minuten. Ik zal alvast iemand roepen om je naar huis te brengen.’

Ik pakte een krukje en ging bij het hoofdeinde van Ben zijn bed zitten. Het harde hout van het krukje deed pijn aan mijn beurs geslagen achterwerk. Ik boog voorover, zodat mijn mond vlakbij Ben zijn oor was, en fluisterde dat ik er de hele dag aan gedacht had: aan zijn sterke arm die me vast had gepakt en me over zijn knie had getrokken en aan zijn grote, harde hand die mijn slipje omlaag had getrokken en van links naar rechts over mijn blote billen had gedanst, totdat die aanvoelden alsof ik veel te lang in de zon had gelegen. Ben reageerde er nauwelijks op. Ik dacht heel even een klein glimlachje te zien, maar later vroeg ik me af of ik me dat misschien had ingebeeld.

Er werd geklopt en de deur ging voorzichtig open. Het Indische meisje, waarvan ik eerder die avond nog gedacht had dat Ben misschien met haar in bed lag, stond in de deuropening.

‘Ik moet je nu naar huis brengen’, zei ze zachtjes.

‘Dat hoeft niet’, protesteerde ik.

‘Ik ben bang van wel’, zei ze. ‘De dokter heeft tegen me gezegd dat ik mijn baan kwijt ben als ik jou niet binnen een uur veilig thuis breng. En dat meende hij.’

Het meisje bracht me naar huis in haar rode Mini Cooper. Ze reed te hard. Ik vroeg of ik een sigaret mocht roken en ze wees naar de grote ‘niet roken’ stikker op het dashboard. Verder zei ze niets tegen me en ik zei ook niet meer dan nodig was om haar de weg te wijzen. Eén keer vergat ik om op tijd te waarschuwen, daardoor moesten we een stukje omrijden. We kwamen vrijwel langs de plek waar ik Ben had gevonden. Ik zag onze auto’s niet meer staan en ik vroeg me af waar die gebleven waren.

Ze stopte bij de oprit naar ons huis. Ik vroeg haar niet of ze mee naar binnen wilde komen, ze bood het zelf ook niet aan. Ze wenste me sterkte en reed weer weg.

Ons huis zag er nog precies hetzelfde uit. Er was natuurlijk ook geen enkele reden waarom dat niet zo zou zijn, maar toch viel het me op dat er niets veranderd was. Onze auto’s stonden zelfs weer gewoon op hun plaats in de schuur.

Mandy zat op de bank in de woonkamer. Ze wilde meteen weten hoe het nu was, maar ik wilde eerst weten hoe het met de kinderen ging.

‘Wel goed’, zei Mandy. ‘Sanne en Patrick zijn nog een paar keer beneden geweest, er zijn ook nog wel wat traantjes gevloeid. Ze hebben een hele tijd hier op de bank tegen me aan gelegen.

Eigenlijk wilden ze hier wachten totdat je weer thuis was, maar een uurtje geleden heb ik ze toch maar weer in bed gestopt. Volgens mij slapen ze nu. Ik heb zoveel mogelijk geprobeerd om ze gerust te stellen, maar ze hebben natuurlijk best door dat er iets aan de hand is.’

Mandy vroeg opnieuw hoe het nou met Ben was, maar ik wilde eerst zelf zien dat het goed ging met de kinderen. Ik liep naar boven en gluurde even in de verschillende slaapkamers. Het liefst was ik naar binnen gelopen om ze alledrie te knuffelen, maar dan waren ze zeker wakker geworden.

Ik vertelde Mandy heel kort wat er allemaal aan de hand was. Erg veel had ik niet te melden, ik merkte dat ik alle uitleg van de arts maar half mee had gekregen. Alleen het woord hersenbloeding was echt blijven hangen.

‘Meid, volgens mij ben je toe aan een goede borrel’, zei Mandy. Ze had ook wel door dat het niet het moment was voor diepgaande conversatie.

Ik ging op de bank zitten. Voor het eerst in een aantal uren had ik even een moment om tot mezelf te komen. Ik probeerde me een beetje te ontspannen, maar ineens begon ik vreselijk te trillen. Het leek wel een epileptische aanval.

‘Wow, voorlopig even geen drank voor jou!’, riep Mandy.

Ze pakte een dekentje, dat er nog lag van één van de kinderen, sloeg het om me heen en hield me stevig vast. De trillingen werden langzaam minder en verdwenen tenslotte helemaal.

‘Zal ik de huisarts maar bellen?’, vroeg Mandy geschrokken.

Ik schudde snel mijn hoofd. Voor één dag had ik genoeg doktoren gezien.

‘Het gaat al weer’, zei ik. ‘Laten we maar naar bed gaan.’

Anne (4)

Ik hoorde een hele tijd niets meer van de man. Toch kon ik hem niet goed uit mijn hoofd zetten. En ik werd ook  nog bijna dagelijks aan hem herinnend, als Ben weer vroeg wanneer de auto nou eindelijk eens opgehaald zou worden. Ik had Ben maar weinig verteld over de koper van mijn auto, alleen het hoognodige. De enige die ik vertelde wat er die middag was gebeurd, was Mandy, mijn beste vriendin, mijn enige echte vriendin eigenlijk. Ik vertelde het haar tijdens ons wekelijkse bezoekje aan de sportschool. We hadden onze bbb oefeningen en de powerplate net gehad en we zaten in de sauna. Tegenover ons zaten twee hele jonge meiden met jaloersmakend strakke lijven. Ze bekeken ons van onder tot boven.

‘Keizersnee?’, vroeg één van de meisjes brutaal. Ze wees naar het lidteken op mijn buik.

Ik knikte stomverbaasd.

‘Ik wil later ook een keizersnee als ik kinderen krijg.’, zei het meisje tegen haar vriendin.

‘Dat lijkt me veel minder pijnlijk dan een gewone bevalling. Alleen jammer van dat lidteken, maar dat kun je misschien nog wel weer weg laten werken.’

Het meisje negeerde mij nu volkomen, alsof ze alweer vergeten was dat ze net iets tegen mij gezegd had. Ik draaide met om, met mijn rug naar de meisjes toe, legde mijn handdoek over een houten bankje en ging liggen, plat op mijn buik met mijn armen onder mijn kin. Mandy kwam naast me zitten. Ze keek me aan alsof ze het bijna uitproestte van het lachen. De meiden stonden op, sloegen hun handdoeken om zich heen en verlieten de sauna zonder nog   een woord tegen ons te zeggen.

‘Heb je die superstrakke buikjes gezien?’, vroeg ik toen ze de deur achter zich dicht hadden gedaan. ‘Ze zouden voor elke leeftijdscategorie een aparte sauna moeten maken, want dit is wel heel erg confronterend.’

‘Ach, als je die schapen hoort blaten, dan ben je toch blij dat je wat ouder en wijzer bent.’, zei Mandy lachend.

‘Nou, volgens mij is Sanne al wijzer dan die meiden en die is toch nog heel wat jaartjes jonger.’, zei ik smalend. ‘Ze mogen blij zijn dat ze er zo goed uit zien, kunnen ze tenminste nog een rijke vent aan de haak slaan.’

‘En met die gedachte kunnen wij ons dan weer troosten.’, zei Mandy tevreden.

Ik begon het al aardig warm te krijgen en ook Mandy zag er enigszins verhit uit. Ze glom helemaal van de hitte en het zweet.

‘Ik moet je iets vertellen, maar je mag er met niemand over praten’, zei ik geheimzinnig.

Mandy keek me bezorgd aan, ze verwachtte kennelijk geen goed nieuws. Ik vertelde haar wat er gebeurd was. Mandy kon er alleen maar om lachen.

‘Meid, is dat nou zo’n groot geheim? Moet je me daarvoor nou zo laten schrikken? Ik dacht minstens dat je me zou gaan vertellen dat je weer zwanger bent.’, zei ze spottend.

Ik keek haar verwonderd aan. ‘Hoe kom je daar nou bij. Je weet toch dat Ben en ik geen kinderen meer willen.’

‘Nou ja, het had toch gekund. Vroeger riep je ook altijd dat je nooit kinderen wilde en nu heb je er drie. Ik begrijp gewoon niet waar je je zo druk over maakt. Een dansje in een stoffige schuur, op muziek uit een autoradio, het lijkt wel die slechte tienerfilm. Dirty dancing of hoe heet die ook al weer. Als je daardoor al van slag raakt, ben je volgens mij toe aan een stevige beurt.’

Een stevige beurt, dat is Mandy haar antwoord op elk mogelijk probleem. Meestal luister ik er al niet eens meer naar, maar dit keer voelde ik me geraakt en zelfs beledigd.

‘Ben en ik hebben een prima seksleven en dat weet jij best.’, zei ik boos.’

‘Ik weet nergens van.’, zei Mandy lachend. ‘Maar vertel…’

Ik nam nog een slokje water en keek Mandy vuil aan.

‘Kreng’, zei ik zonder geluid.

‘Wees maar blij dat ik zo’n kreng ben, dan haal je tenminste geen gekke dingen in je hoofd.’

‘Waarom luister ik eigenlijk naar jou, wie van ons tweeën is ook alweer gescheiden.’

Mandy maakte een gebaar alsof ze in haar hart geraakt werd.

‘Da’s gemeen!’, riep ze quasi verontwaardigd. ‘Wie heeft mij ook alweer aangeraden om te gaan scheiden?’

‘Misschien had jij wel niet naar mij moeten luisteren.’, zei ik met een brede glimlach.

‘Nee, voor dat advies ben ik je nog steeds dankbaar. Het beste dat me ooit is overkomen.’

Ze stond op en wikkelde zichzelf in haar badlaken.

‘Kom’, zei ze. ‘Het wordt hier veel te heet. Ik trakteer op een caloriearme fruitshake.’

*

Een paar dagen later liep ik in mijn eentje door Amsterdam. Ik had een afspraak met een tijdschrift om een opdracht voor een fotorapportage te bespreken. Het ging om een vrij grote opdracht die ik goed kon gebruiken, omdat mijn orderportefeuille behoorlijk leeg was. Ik had me dus extra goed voorbereid: nieuwe voorbeeldfoto’s gemaakt, naar de kapper geweest, met Mandy de stad in gegaan voor nieuwe kleren. Mandy had me meegenomen naar een hele dure winkel, me allerlei hele dure kleding laten passen en me uiteindelijk overgehaald om het allerduurste pakje te kopen. Een zwarte, strakke rok en een getailleerd jasje. 

‘Niet voor iedereen weggelegd, maar u kunt het hebben’, had de verkoopster gezegd.

Het was natuurlijk een verkooppraatje, maar het vlijde me toch. Daarna hadden we nog nieuwe laarzen gekocht en nieuwe lingerie. Aan het eind van de dag had ik een klein vermogen uitgegeven.

‘Kun je allemaal aftrekken van je inkomsten voor de belasting.’, zei Mandy luchtig.

‘Dan moet ik eerst wel inkomsten hebben om het vanaf te trekken.’, dacht ik iets minder luchtig.

Het was erg mooi weer en ik was expres heel vroeg weg gegaan, zodat ik zeker op tijd zou zijn. Uiteindelijk kwam ik veel te vroeg aan, dus besloot ik om op mijn gemak nog wat langs de grachten te slenteren. Ik heb jaren in Amsterdam gewoond en eigenlijk mis ik de stad nog steeds een beetje. Elke keer als ik er kom, voel ik me meteen weer thuis.

Ik liep langs het smalle kroegje, waar ik vroeger altijd zat met een groepje studievriendinnen. Hele nachten zaten we aan een lange tafel te kletsen met veel witte wijn en zonder jongens. Ons kroegje was nu een koffieshop, je kon de weeë, zoetige wietlucht vanaf de straat ruiken. Een stukje verder, in een smal zijstraatje, stond mijn oude studentenhuis. Ik had een klein, gehorig kamertje op de bovenste verdieping, onder het schuine dak. Er stond een bed en een klein bureautje, meer paste er niet in. Maar het had ook een deur met een slot, waarvan ik de enige sleutel had. Het was het eerste plekje dat helemaal alleen van mij was. Nu waren de ramen en deuren dichtgetimmerd. Er stond een hek om het pand, met een groot bord van stadsvernieuwing. In de tijd dat ik er woonde, was het al een bouwval, dus het verbaasde me dat het huis er überhaupt nog stond.

De gebouwen rondom mijn oude huis waren bijna allemaal gesloopt en vervangen door moderne winkelpanden of kantoren. In één van de panden zat een grand café dat er wel leuk uitzag. Ik had nog wel tijd voor een kop koffie, dus ik ging even naar binnen. Daar zat hij, aan een tafeltje achterin het café. Met zijn grote lijf paste hij onmogelijk onder het tafeltje. Ik wilde me weer omdraaien en weglopen, maar hij had me al gezien. Hij zwaaide enthousiast, lachend van oor tot oor. Het leek me nog steeds verstandiger om weg te gaan, maar op één of andere manier lukte dat niet meer. Ik liep langzaam in zijn richting. Hij bleef rustig zitten en keek me uitdagend aan. Ik verwachtte dat hij me zou omhelzen en wild zou kussen, misschien hoopte ik het ook wel. Maar er gebeurde niets. Hij bood me glimlachend een stoel aan, wenkte de serveerster en vroeg wat ik wilde drinken. De serveerster, een klein meisje met een indrukwekkende hoeveelheid piercings, keek me ongeduldig aan. Ik bestelde snel een koffie verkeerd. De serveerster draaide zich met een ruk om, zonder iets te zeggen.

‘Zes’, zei hij.

‘Hè, wat?’, vroeg ik.

‘Ze heeft zes piercings, dat vroeg je je toch af?’

Ik keek hem verbaasd aan. Dat was inderdaad precies wat ik me afvroeg.

‘Zes voor zover je kunt zien, misschien zijn het er nog wel meer’, zei ik.

‘Ik weet heel zeker dat het er precies zes zijn.’

Het meisje kwam weer terug met mijn koffie. Gewone koffie, geen koffie verkeerd. Ze zette het kopje voor mijn neus zonder iets te zeggen. Het bonnetje gooide ze voor hem op tafel, waarbij ze hem bijzonder vuil aankeek.

‘Heb je haar iets aangedaan of zo?’, vroeg ik toen ze weer weg was.

‘Ik heb haar betoverd, Black magic you know.’, zei hij schaterend.

‘Met voodoo poppetjes en zo?’

‘Veel simpeler, gewoon een goede toverspreuk en een dansje rond een vuur. In Afrika ben ik medicijnman. Ik dans elke avond in mijn blote kont om een kampvuur om allerlei betoveringen uit te spreken.’

‘Dat zou ik wel eens willen zien.’

Hij bulderde van het lachen. Ik realiseerde me wat ik net gezegd had en haastte me om te zeggen dat ik mijn woorden niet zo bedoelde als hij ze uitlegde. Hij moest nog harder lachen en zei dat hij er niet aan twijfelde dat hij mijn woorden precies goed uitlegde. Daarbij keek hij me zo uitdagend aan, dat ik het ineens vreselijk warm kreeg.  Ik had de neiging om mijn jasje uit te trekken, maar realiseerde me dat dat ook weer verkeerd uitgelegd kon worden. Dus hield ik mijn jasje maar aan. Ook andere dingen waarvan ik dacht dat ze verkeerd uitgelegd konden worden, liet ik achterwege. Maar of ik nou glimlachte, mijn benen over elkaar sloeg, een sigaret opstak of gewoon voorover boog om mijn koffie te pakken, steeds weer kreeg ik toch het gevoel dat hij het opgevatte als een signaal.

‘Dat is wel erg toevallig, dat ik je hier tegenkom’, zei ik om maar wat te zeggen te hebben.

‘Geen toeval, ook tovenarij. Ik heb je gewoon zo sterk aan je gedacht dat je hier vanzelf naartoe werd geleid.’

‘Oh, dus daar had ik zelf niets meer over te zeggen.’

‘Natuurlijk wel, het werkt alleen als jij ook aan mij denkt.’

Ik vroeg me af of hij het echt meende, of hij echt dacht dat ik onder de indruk zou zijn van een sprookje dat Timmy nog niet eens zou geloven, of dat hij me voor de gek hield.

‘Even serieus’, zei ik met een welwillend glimlachje. ‘Wat doe je hier in Amsterdam.’

‘Ik ben niet alleen autohandelaar, ik handel ook in drugs en vrouwen. En dan is Amsterdam natuurlijk de place to be.’

‘Als je niet gewoon antwoord op een vraag kunt geven, dan ga ik wel weg.’, zei ik nijdig.

Ik kwam half overeind, maar hij hield me tegen.

‘Relax’, zei hij. ‘We kunnen toch wel gewoon een beetje praten over niets. Waarom zo serieus?’

‘Ik houd niet van praten over niets. Ik ben nieuwsgierig en ik wil je beter leren kennen, omdat ik nog niet vaak iemand als jij heb ontmoet. Maar als jij dat niet wilt, dan ga ik wel weg.’

‘Iemand als ik…… Een zwarte bedoel je?’

‘Ik ken weinig zwarte Afrikanen.’, gaf ik toe. ‘Maar hoeveel blanke, Hollandse moeders kan jij?’

Daar moest hij mij weer gelijk in geven. Hij wenkte de serveerster en bestelde nog een keer hetzelfde. Het meisje keek nu nog chagrijniger dan daarnet. Hij legde zijn arm om haar middel, fluisterde aardig klinkende woordjes in een vreemde taal en gaf haar een flinke tik op haar achterwerk. Het meisje zag er meteen een stuk vrolijker uit. Ik keek toe en merkte dat ik een beetje jaloers werd.

‘Wat heb je nou tegen haar gezegd?’

‘Dat ik haar ga ontslaan als ze niet snel een beetje normaal doet, maar ik denk niet dat ze dat verstaan heeft. Mijn gebaren zullen waarschijnlijk meer geholpen hebben.’

‘Ontslaan, ben je haar baas dan?’

‘Ja, dit is mijn café, net twee maanden open.’

‘Hoe is het mogelijk’, dacht ik. ‘Ik loop in Amsterdam zomaar een café binnen en daar zit hij niet alleen, het café blijkt ook nog eens van hemzelf te zijn. Ik moet straks een lot in de staatsloterij gaan kopen, want de kans dat ik die win is groter dan dit.’

‘Hoe kom jij in godsnaam aan een café in Amsterdam?’, vroeg ik.

‘Dat is een lang verhaal.’

Hij leende een sigaret uit het pakje dat voor me op tafel lag, leunde achterover en begon te vertellen.

Hij vertelde dat hij Albert heette en uit Zuid Afrika kwam. Ik dacht meteen aan apartheid, aan mijn studententijd en aan mijn eerste grote liefde, die fanatiek actie voerde tegen alles wat in zijn ogen verkeerd was. In de periode dat ik zijn vriendinnetje was, deed ik daar net zo fanatiek aan mee. Ik heb zelfs nog een nacht in een politiecel gezeten, omdat ik slangen had doorgesneden bij een pompstation van Shell. Toen ik dit verhaal met lichte trots aan Albert vertelde, keek hij me alleen maar stomverbaasd aan en hij schudde zijn hoofd.

‘Jullie blanken denken ook altijd dat je weet wat goed voor ons is.’, zei hij verontwaardigd.

‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’

‘Dat zal ik je precies uitleggen.’

Albert kwam wild gebarend overeind. Hij keek me zo dreigend aan dat ik er bang van werd.

Het bleek dat Albert juist in die jaren voor de Shell gewerkt had en volgens hem waren bedrijven als Shell juist het perfecte middel tegen apartheid geweest.

‘Wat je hier om je heen ziet heb ik allemaal zelf verdiend, door hard te werken bij de Shell. Zo heb ik mijn eigen vrijheid verdiend en daar heb ik van niemand hulp bij nodig gehad.’

Hij keek me triomfantelijk aan. Ik voelde me net een dom gansje van zestien, dat van een ouder en wijzer iemand krijgt uitgelegd hoe het leven in elkaar zit.

‘Sorry’, was het enige wat ik nog wist te zeggen, ook al kon ik eigenlijk niet bedenken waarvoor ik mijn excuses moest aanbieden. Maar het stemde Albert in elk geval iets milder. Hij ging zitten en schudde geërgerd zijn hoofd.

‘Ik kan dat nooit begrijpen. Van die idealisten die zo zeker weten dat ze gelijk hebben, dat ze zich nooit eens afvragen of het eigenlijk wel goed is waar ze mee bezig zijn. Gelukkig hebben jullie niet veel bereikt met jullie acties.’

Hoewel ik me niet schuldig voelde, vond ik het toch nodig om me te verdedigen.

‘Ik deed die acties niet uit idealisme, ik wist nauwelijks waar het over ging. Het was puur vanwege mijn vriendje dat ik meedeed. Ik deed alles wat hij maar wilde, zo wanhopig verliefd was ik op hem.’

‘Alles?’, vroeg hij geïnteresseerd.

‘Dat ook ja’, zei ik geërgerd. ‘Eigenlijk deden we maar twee dingen: actievoeren en vrijen.’

‘En met hem ben je nu getrouwd?’

‘God nee, gelukkig niet zeg. Hij was eigenlijk een onmogelijk iemand om mee samen te leven. Na een half jaar heb ik hem genadeloos gedumpt. Heel spectaculair: al zijn kleren op straat gegooid en zo. Daarna heb ik hem nooit meer gezien.’

‘Zijn verdiende loon.’ Albert glimlachte tevreden.

Het werd voller en voller in het café. Buiten was het gaan regenen en veel mensen vluchtten naar binnen. Albert stond op en nodigde me uit voor een korte rondleiding. Trots liet hij me de keuken, het restaurant en de dansvloeren zien. Plagerig vroeg hij of ik nog geoefend had op mijn danspasjes. Als reactie gaf ik hem een zacht tikje tegen zijn bovenarm. Het was de eerste keer die dag dat ik hem aanraakte. Het voelde spannend, alsof er een elektrisch stroompje door me heen liep. Ik zag dat hij het ook voelde. Het leek of hij er ook een beetje van schrok, want hij staarde even verlegen uit het raam naar buiten. Voor het eerst merkte ik bij hem iets van twijfel en onzekerheid. Met aarzelende gebaren wees hij me de weg naar het volgende vertrek. Door zijn reactie was ik ineens vol zelfvertrouwen. Het leek me wel leuk om eens een beetje met hem te spelen, zoals hij tot nu toe met mij had gespeeld. Vroeger was ik daar erg goed in en ik wilde wel eens weten of ik het nog kon. Met iets meer heupbeweging dan strikt noodzakelijk ging ik hem voor de trap op. Ik voelde zijn ogen in mijn rug. Het was wel duidelijk waar hij naar keek. Ik zorgde dat ik hem net ver genoeg voor bleef, hij mocht kijken maar niet aanraken. Bovenaan de trap was een lange, smalle gang. Ik had natuurlijk geen idee welke kant ik op moest. Albert wurmde zich in de smalle ruimte langs me heen, waarbij hij me zogenaamd per ongeluk even aanraakte. Hij opende een deur en leidde me met een voorzichtig duwtje in mijn rug naar binnen. We stonden midden in een ruim vertrek met aan alle kanten grote ramen. Als vanzelf liep ik naar één van de ramen. Het uitzicht over de stad was geweldig. Ik zag onder me de mensen voorbij lopen, zonder dat ze door hadden dat ik ze kon zien. Albert kwam vlak achter me staan en keek over mijn schouder mee. Ik zag zijn gezicht weerspiegelen in het glas. Hij raakte me niet aan, maar toch voelde ik dat hij heel dichtbij was. Ik merkte dat ik het niet onprettig vond. Meestal vind ik het vervelend als mensen heel dicht bij me komen, maar bij hem had ik er geen moeite mee. Zo stonden we een tijdje zwijgend naar buiten te staren. Toen legde hij heel voorzichtig zijn hand in de holte van mijn rug. Ik schrok. Aanraken was wat mij betreft niet toegestaan. Niet omdat ik het niet wilde, maar omdat ik bang was dat ik de controle kwijt zou raken en me zou laten meeslepen. Dat was me vroeger vaak genoeg overkomen en dat en dat eindigde dan altijd op dezelfde manier. Sinds ik Ben kende was dat niet meer voorgekomen en het mocht nu ook absoluut niet gebeuren, maar de verleiding was wel behoorlijk groot. Ik zette een stap opzij en draaide me om, zodat ik met mijn rug naar de ramen toe stond. Albert deed heel galant een paar passen de andere kant op, zodat ik wat meer ruimte kreeg. Ik keek om me heen. Het vertrek was eigenlijk een complete woning. Er was een zithoek, een kookeiland en een groot tweepersoonsbed. Onwillekeurig vroeg ik mezelf af wat er allemaal in dat bed gebeurde.

‘Niet aan denken.’, zei ik tegen mezelf. ‘Niet aan denken en vooral niet naar vragen.’

Ik deed mijn uiterste best om naar iets anders dan het bed te kijken. Het was een mooie ruimte met designmeubelen en moderne kunstwerken aan de muur, waarschijnlijk ingericht door een binnenhuisarchitect. Maar de ruimte leek ook erg netjes en opgeruimd, alsof er niet echt iemand woonde.

‘Je komt hier niet zo vaak, zeker?’, vroeg ik.

‘Alleen als ik in Amsterdam ben en dat is hooguit één keer per maand. Eigenlijk woon ik in Londen.’

Ik knikte en betrapte mezelf erop dat ik nauwelijks luisterde naar wat hij zei.

‘Zei hij nou Londen?’, vroeg ik me verbaasd af.

Als vanzelf was mijn blik weer zijn kant op gegaan en ik stond hem ongegeneerd aan te staren. Ik zag dat hij net zo ongegeneerd terugstaarde. We deden een wedstrijdje wie het langst kon staren. Albert had er het eerste genoeg van. Zijn blik zakte van mijn gezicht naar beneden, totdat hij me met zijn ogen helemaal uitgekleed had. Daarna zette hij de volgende stap. Hij pakte me stevig bij mijn heupen en liet me om mijn as draaien, zodat ik weer met mijn rug tegen hem aan stond. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen en ik hoorde zware,  hijgerige ademhaling, maar ik wist niet zeker of dat nou die van mij of die van Albert was. Hij was in elk geval behoorlijk opgewonden en hij was ook niet van plan om nog geheimzinnig te doen over zijn bedoelingen. Zijn handen gleden van mijn heupen af naar achteren, naar de sluiting van mijn rok. Mijn handen schoten snel naar achteren om hem tegen te houden.

‘Dat is niet de bedoeling.’

Albert duwde me van zich af. Ik struikelde bijna.

‘Wat is dan wel de bedoeling?’, vroeg Albert boos. ‘Je loopt me hier duidelijk te versieren, maar als het erop aankomt is het ineens niet de bedoeling.’

‘Ik ben getrouwd.’, zei ik laf.

‘En dat bedenk je nu ineens. Daar had je wel eens wat eerder aan kunnen denken. Voor een getrouwde vrouw ben je al veel te ver gegaan. Als je man dit hoort, krijg je vast een flink pak voor je blote kont.’

Ik schrok verschrikkelijk.

‘Volgens mij zit ik er niet ver naast.’, zei Albert gemeen. ‘Zeg maar wat je wilt hoor: een pak slaag of een stevige beurt, het kan allebei.’

‘Heb je die stevige beurt weer’, dacht ik. En hoewel die beurt tot een paar minuten erg aantrekkelijk had geleken, wilde ik nu nog maar één ding: wegwezen.

Terwijl ik dat dacht, schoot me ineens ook nog iets anders te binnen.

‘Hoe laat was het eigenlijk?’

‘Veel te laat’, wist ik meteen.

Ik durfde nauwelijks op de klok te kijken en toen ik dat uiteindelijk toch deed, zag ik dat ik al meer dan een uur te laat was voor de afspraak met mijn nieuwe klant.

‘Ik moet weg’, stamelde ik. ‘Te laat voor een afspraak.’

‘Okee, nou jammer, het was gezellig en doe de groeten aan je man’, zei Albert cynisch. ‘Ik bel je nog wel over de auto.’

Beneden in het café liep ik bijna het meisje met de piercings omver. Ze liep net langs met een dienblad vol glazen toen ik de trap af kwam stormen. Ze riep me nog iets na, maar dat hoorde ik niet meer. Ik rende de straat op, zo snel als mogelijk was op mijn hoge hakken. Binnen een paar minuten was ik bij het kantoor waar ik een afspraak had.

De receptioniste keek me verbaasd aan en zei dat degene waar ik een afspraak mee had niet meer in het gebouw was. Ik vroeg of ik hem aan de telefoon kon krijgen. Ze draaide een nummer en gaf me het toestel. Zijn secretaresse zei nog een keer dat hij er niet meer was en dat ik hem ook niet kon spreken. Ik moest het later maar weer proberen. Verslagen liep ik het gebouw weer uit. Vanuit een café, niet het café van Albert, bleef ik proberen om mijn opdrachtgever aan de telefoon te krijgen. Steeds weer kreeg ik zijn secretaresse en steeds weer was de boodschap hetzelfde: ik moest later maar terugbellen. Uiteindelijk kreeg ik hem aan de telefoon. Zijn boodschap was duidelijk: hij wilde me niet spreken en hij was niet meer geïnteresseerd in mijn diensten. Het duurde even tot het tot me doordrong wat dat betekende: geen nieuwe klant, geen grote opdracht, nog steeds te weinig werk en te weinig inkomsten. Al het werk en alle tijd die ik al aan deze klant had besteed, allemaal voor niets. En dat alleen maar omdat ik te beroerd was geweest om de tijd in de gaten te houden. Ik belde Ben en vertelde hem wat er gebeurd was, alleen de reden waarom ik te laat was geweest verdraaide ik een beetje. Ben hoorde het rustig aan, hij zei niet erg veel. Hij werd niet boos, maakte me geen verwijten, eigenlijk luisterde hij alleen maar. Hoe langer ik met Ben praatte, hoe schuldiger ik me voelde en hoe meer van streek ik raakte. Uiteindelijk zat ik te huilen aan de telefoon. De mensen in het café keken me aan met een mengeling van schrik, nieuwsgierigheid en verbazing. Ben kon door de telefoon natuurlijk ook horen dat ik zat te huilen. Hij probeerde me niet te troosten, maar vertelde me op kalme toon wat ik moest doen. Ik moest zo snel mogelijk naar huis komen, niet met de auto, maar met de trein. En ik moest bellen als ik in de trein zat. Ik protesteerde, want ik wilde de auto niet achterlaten, dat was alleen maar lastig.

‘Kom jij nou maar gewoon met de trein.’, zei Ben onverstoorbaar. ‘Het is toch al niet je dag, daar kunnen we geen ongelukken bij gebruiken. Die opdracht gemist, zere billen, het is allemaal al vervelend genoeg.’

Ik was nog te verward om hem meteen te begrijpen.

‘Zere billen? Ik heb helemaal geen zere billen.’

‘Nu nog niet nee, maar dat komt nog wel.’

*

Ik zag Ben niet op het perron staan toen ik uit de trein stapte. In zijn plaats stond Tonny me op te wachten. Ik was nog zo in gedachten dat ik haar gewoon voorbij liep. Ze kwam achter me aan gerend en tikte me op mijn schouder. Zoals altijd lachte ze vrolijk. Meteen voelde ik me weer schuldig, want ik had Tonny een rolletje als model beloofd in mijn eerstvolgende fotorapportage. En die kwam er nu voorlopig niet. Ik had er nog niet eens aan gedacht dat ik Tonny ook moest vertellen dat het allemaal niet door ging. Maar gelukkig bleek ze dat al lang te weten. Ze leek het ook helemaal niet zo erg te vinden.

‘Misschien is het maar beter zo’, zei ze opgewekt. ‘Als internationaal topmodel was ik toch alleen maar aan de drugs geraakt.’

Ik kon er met veel moeite een beetje om lachen. In elk geval was ik blij dat Tonny het zo sportief opvatte. Waarschijnlijk had Ben haar al ingelicht en opgevrolijkt met een paar charmante opmerkingen. Daarna had hij haar dus naar mij toe gestuurd. Ik vroeg me af waarom. Tonny wist het ook niet echt. Ze zei dat mijnheer Ben haar had gebeld en gevraagd had of ze even op Timmy en Patrick wilde passen. Hij was met Sanne weggegaan en alleen teruggekomen. Daarna had hij ook Patrick en Timmy weggebracht. Timmy had nog geprotesteerd, hij wilde liever thuisblijven, maar Ben was onverbiddelijk geweest.

‘Ik had ook best bij jullie thuis op Timmy willen passen’, zei Tonny verontwaardigd.

‘Ik denk dat Ben de kinderen even kwijt wilde’, zei ik voorzichtig.

‘Oh, ik begrijp het. Jullie gaan….’ Ze brak haar zin af, sloeg haar hand voor haar mond en keek me geschrokken aan. Haar gezicht werd vuurrood van schaamte. Ik geneerde me net zo erg, maar moest er toch ook wel om lachen.

‘Ik kan me voorstellen dat je begrijpt wat Ben en ik gaan doen lieverd, maar eigenlijk hoor je dat niet te laten merken.’

Tonny grinnikte beschaamd. Ik gaf haar een snelle knuffel.

‘Hoe gaan we naar huis? Heeft Ben dat geregeld of moeten we lopen?’

‘De taxi staat te wachten.’

*

De taxi zette Tonny bij haar huis af. Ik stapte ook uit. Het was nog maar een klein stukje lopen naar ons eigen huis en ik had wel behoefte aan een beetje frisse lucht. Van veraf kon ik al zien dat er rook uit de schoorsteen van ons huis kwam. De open haard was dus aan.

Ben zat in de woonkamer op me te wachten, ontspannen achterover geleund in een gemakkelijke stoel  met een glas whisky binnen handbereik. Hij leek niet boos of geïrriteerd. Alles leek volkomen normaal, klaar voor een rustig avondje met zijn tweeën. Er was maar één ding dat erop duidde dat er mogelijk iets ging gebeuren: op de armleuning van Ben zijn stoel lag een houten haarborstel. Ben besteedde geen aandacht aan de borstel, deed alsof die er toevallig lag. Hij gaf me ook een glas whisky en leidde me naar het kleed voor de haard. Het kleed voor de haard is één van mijn favoriete plekjes om te vrijen, dus ik dacht even dat Ben me probeerde te verleiden. De gloed van het haardvuur en de warmte van de whisky brachten me ook al aardig in de stemming. Ben kwam achter me zitten. Hij masseerde mijn nek en schouders. Terwijl hij dat deed moest ik vertellen wat er die middag allemaal gebeurd was. Hij wilde het precies weten. Ik vertelde alles, maar daarbij verdraaide ik de waarheid wel een beetje. Albert werd een oude vriendin uit mijn studietijd. Ben vroeg nog wie ze was en hoe ze heette. Albertine was het enige dat ik zo snel kon bedenken.

‘Je kent haar toch niet’, voegde ik er nog snel aan toe.

‘Je moet haar maar eens aanwijzen op een oude foto. Misschien  ken ik haar toch wel. Is ze een beetje knap?’

Ben knoopte mijn bloesje los en ging verder met het masseren van mijn schouders.

‘Als ik toch moet liegen dan doe ik het ook meteen goed.’, dacht ik.

Binnen een paar seconden had ik bedacht wie van mijn studievriendinnen de rol van Albertina mocht gaan spelen. In het echt heette ze Brechtje en ze was na ons afstuderen geëmigreerd naar Australië. Een veilige keuze, leek me.

‘Vroeger was ze een klein, fragiel meisje met een hele blanke huid en lang rood haar. Echt een schatje om te zien. Volgens mij heb ik nog ergens een hele spannende foto waar ik samen met haar op sta. Als je heel lief voor me bent mag je die misschien wel zien.’

Ben beet heel zachtjes in mijn nek.

‘Als jij spannende foto’s hebt die ik nog nooit heb gezien, weet ik niet of jij het wel verdient dat ik lief voor je ben.’

‘Dan krijg je die foto’s ook niet te zien. Zelf weten.’

Ben moest lachten. Hij gaf zich gewonnen. Heel langzaam trok hij al mijn kleren uit. Ik kreeg zachte kusjes op elk vrijgekomen plekje van mijn lichaam. Toen ik helemaal naakt was zette hij me op handen en knieën voor de open haard, met mijn hoofd naar het vuur. Ik keek over mijn schouder naar de opgewonden blik op zijn gezicht. Hij kleedde zich uit, ging op zijn knieën achter me staan en legde zijn handen op mijn heupen.

‘Ben je er klaar voor?’, vroeg hij met geknepen stem.

Ik hoefde geen antwoord meer te geven.

Na afloop lagen we tegen elkaar aan op het kleed. Ik voelde me heerlijk ontspannen. Seks is altijd een goede manier om opgekropte stress kwijt te raken. Ik legde mijn hoofd op zijn borst en luisterde naar zijn hartslag. Ineens hoorde ik zijn maag rommelen.

‘Heb jij ook zo’n honger?’, vroeg ik lachend.

*

Ben zorgde voor het eten, terwijl ik een heerlijk warm bad nam. Ik werd er zalig loom van en moest oppassen dat ik niet in slaap viel. Ben kwam nog even binnen om me een glaasje wijn te brengen.

‘Wat wordt er toch goed voor me gezorgd’, dacht ik schuldbewust.

Eigenlijk verdiende ik dit allemaal niet, zeker niet nu ik Ben ook nog eens had voorgelogen. Maar op één of andere manier leek het allemaal niet zo erg. Het was gewoon onderdeel van het spel, zo hield ik mezelf voor. Ben kwam me halen voor het eten. Hij hielp me uit bad en droogde me af met een grote, zachte handdoek. Ik trok nog even snel een spijkerbroek en een bloesje aan en rende toen achter hem aan de trap af.

Ben had zelfgemaakte pasta gekookt, met tomatensaus van verse tomaten uit onze eigen kas en stukken kippenvlees van één van onze eigen kippen, die Ben de week daarvoor eigenhandig had geslacht. De kinderen hadden ervan gegruweld en ik had ook meegedaan, maar stiekem had ik er ook wel bewondering voor dat Ben dat soort dingen gewoon zonder pardon deed.

Na het eten voelde ik me ineens vreselijk moe. Ik wilde naar bed gaan, maar Ben hield me tegen.

‘Volgens mij hebben wij nog iets af te handelen’, zei hij streng. ‘Ik zal je leren om voortaan op tijd te komen voor belangrijke afspraken.’

Ik was niet verrast. In mijn achterhoofd had ik vanaf het moment dat ik thuiskwam geweten dat dit zou gaan gebeuren. Ben pakte de haarborstel, die al die tijd had klaargelegen. Uit een la in de grote kast haalde hij een satijnen sjaal en een fluwelen handschoen. De handschoen had ik nog niet eerder gezien. Ben ging op de bank zitten met de borstel, de sjaal en de handschoen voor hem op tafel. Ik mocht mijn spijkerbroek en mijn broekje naar beneden doen, al was ‘mocht’ in dit geval een wat vreemde uitdrukking. Als ik het niet deed, zou hij het ongetwijfeld wel voor me doen. Ben pakte me stevig vast en legde me over zijn knie. Met kussens op de juiste plaatsen zorgde ervoor dat ik comfortabel lag. Het voelde vertrouwd en veilig, hoewel ik wist dat het veel pijn zou gaan doen. Toen ik daar zo lag, moest ik tot mijn eigen verbazing aan Albert denken. Die middag had ik wel met hem naar bed gewild en eigenlijk wilde ik dat nog steeds, maar of ik dit ook met hem zou kunnen? Ik rilde haast bij de gedachte.

Ben schoof wat heen en weer met de kussens, totdat ik precies goed lag.

‘Je kontje nog ietsje verder omhoog. Ja, zo is het goed. Geef me je handen.’

Ik stak mijn armen omhoog, zodat hij ze bij de polsen kon vastpakken. Met de sjaal bond hij mijn polsen stevig aan elkaar, zodat ik mijn billen niet kon bedekken of kon wrijven. Ik kon geen kant meer op, ook al zou ik willen. Het enige wat ik nog kon doen was mijn billen omhoog duwen en mijn straf in ontvangst nemen. Ben schoof mijn bloesje nog wat omhoog.

‘Zoals je vast wel gezien hebt, is deze borstel vrij klein. Heel geschikt dus om je kontje bil voor bil op te warmen. Daar wou ik maar eens mee beginnen. Is dat goed?’.

‘Ik lig hier over zijn knie met mijn handen op mijn rug gebonden en dan gaat hij nog eens vragen of het goed is’, dacht ik in stilte. ‘Hij moet niet vragen, hij moet gewoon doen. Dat is zijn rol’.

Bijna zei ik er wat van, maar ik bedacht net op tijd dat bijdehante opmerkingen ook niet echt bij mijn rol pasten.

‘Ik wacht op een antwoord’, zei hij rustig.

‘Ja, dat is goed’, antwoordde ik met een zucht.

Hij tilde de borstel op. Ik sloot mijn ogen en wachtte gespannen af, maar hij legde de borstel ook weer zachtjes terug. Automatisch zakte de spanning weer een beetje weg. Meteen kreeg ik een venijnige tik, midden op mijn linker bil. De klap kwam zo onverwacht dat ik bijna een gil slaakte, maar die kon ik nog net op tijd inslikken. Ik beet op mijn tanden toen hij de borstel weer optilde. Hij wachtte nog even tot het gevoel van de eerste klap helemaal tot me was doorgedrongen, daarna kreeg mijn rechterbil dezelfde behandeling. Zo ging hij verder in een langzaam ritme, elke slag heel nauwkeurig gemikt op een plekje waar de borstel nog niet geweest was. Van links naar rechts en van rechts weer naar links, zodat de bil die niet aan de beurt was steeds een heel klein beetje kon herstellen. Ik probeerde mijn lichaam zo stil mogelijk te houden, maar dat koste erg veel moeite. Het deed zeer, heel erg zeer. Elke slag zorgde voor een nieuw brandje op één van mijn billen. Er was al bijna geen plekje meer over waar de borstel nog niet geweest was, daardoor ging de pijn van de slagen steeds dieper.

Hij ging rustig door in hetzelfde tempo, geen versnelling, geen vertraging, steeds hetzelfde ritme. Het leek wel een uurwerk. Ik kon niet meer stil blijven liggen. Elke keer als hij een gevoelig plekje raakte, trappelde ik met mijn benen in de lucht.

Ineens stopte hij. Het duurde even voordat ik het door had. In plaats van de harde borstel voelde ik nu iets ongelofelijk zachts over mijn billen glijden. De fluwelen hand gleed heel voorzichtig van mijn bovenbeen naar de holte van mijn rug en weer terug. Het was een zachte, voorzichtige aanraking, die zorgde voor een hele lichte, tintelende pijn.

‘Voel je hoe zacht dat fluweel is?’, vroeg hij.

Ik kon alleen nog maar knikken.

‘We gaan hard en zacht een beetje afwisselen, dan houd je het wat langer vol.’

Ik schrok een beetje van zijn woorden. Ze klonken dreigend en opwindend tegelijk.

Hij ging rustig verder met strelen, ook hier nam hij alle tijd voor. Het leek alsof de pijn inderdaad een heel klein beetje wegzakte. Maar dat veranderde snel toen hij de borstel weer ter hand nam. Ik kreeg slagen midden over mijn billen in een hoog tempo. Geen afwisseling meer, gewoon een regen van harde klappen. Wat deed dat ongelofelijk zeer. Het lukte me niet meer om stil te zijn. Ik schreeuwde het uit en de eerste echte tranen rolden over mijn wangen. Hij stopte weer en veegde met de handschoen de tranen van mijn gezicht. Ik kon zien dat hij onder de indruk was en even was ik bang dat hij al ging stoppen, maar hij zette gelukkig door. 

‘Ik wil pas stoppen als je een mooi egaal rood kontje hebt, maar ik ben nog niet helemaal tevreden. Ik zal met de hand nog even de plekjes doen waar ik met de borstel niet bij kon’.

Hij duwde mijn benen van de bank en klemde ze stevig tussen zijn eigen benen, zodat ik niet meer kon spartelen. Met de vlakke hand gaf hij me een flink pak ouderwetse billenkoek. Het deed iets minder pijn dan de slagen met de borstel, maar nog steeds genoeg om me te laten gillen. Ben heeft grote, sterke handen en daarmee is hij ook heel goed in staat om mijn billen te laten gloeien. De schrijnende pijn was bijna niet meer uit te houden. Ik probeerde me te bewegen om de slagen te ontwijken, maar dat was zinloos. Hij klemde me nog steviger vast en ging onverstoorbaar verder. Ik schreeuwde dat het genoeg was, maar ook dat had geen zin. Het is pas genoeg als hij vindt dat het genoeg is.

‘Nog een paar tikjes maar, dan is het voorbij’, zei hij rustig.

Hij leek zijn best te doen om de laatste paar klappen nog extra venijnig te maken. Vier snelle tikken kreeg ik nog, toen was het eindelijk voorbij. Hij maakt het lint om mijn polsen los en hielp me overeind. Heel voorzichtig voelde ik aan mijn achterwerk. Het gloeide en voelde wel twee keer zo groot als normaal. Ik haalde een paar keer diep adem om het huilerige gevoel kwijt te raken. Door mijn tranen keek ik hem aan en ik glimlach flauwtjes. Ik was hem dankbaar. Hij glimlachte ook flauwtjes en inspecteerde de kleur van mijn billen. Mooi egaal rood, zoals hij beloofd had.

Anne (3)

De volgende morgen ging het nog niet veel beter met Sanne. Ze wilde niet mee joggen, terwijl ze anders vrij fanatiek is, omdat ze is bang dat ze een dikke kont zal krijgen (Ze weet nog niet dat ze die toch wel zal krijgen, omdat ze erfelijk belast is). Ik besloot om haar een beetje zelfmedelijden te gunnen en zei dat ze een dagje thuis mocht blijven.

‘Eén dagje maar, morgen ga je weer gewoon naar school’, zei ik streng.

Ze knikte braaf, dankbaar dat ze haar vriendinnen nog even niet onder ogen hoefde te komen. Ik bracht haar thee en een beschuitje op bed. Timmy was ook al wakker en slofte in zijn pyjama achter me aan Sanne haar kamer in. Hij keek me verbaasd aan toen hij zag dat ze nog in bed lag.

‘Sanne ziek?’, vroeg hij bezorgd.

Sanne keek me smekend aan. Ze houdt er niet van als Timmy zomaar haar kamer in loopt. Hij kiest altijd de meest ongelukkige momenten uit: als ze net met een vriendin aan de telefoon zit of als ze in haar blootje staat.

‘Sanne is een beetje verdrietig, laat haar maar even met rust’, zei ik en ik nam Timmy mee de kamer uit. Hij begreep er niets van en bleef tijdens het wassen en aankleden allerlei vragen stellen. Ook tijdens het ontbijt was hij dwars en moeilijk. Hij wilde niets eten en voordat hij naar school ging wilde hij persé nog even bij Sanne kijken. Heel voorzichtig keken we even bij haar naar binnen. Sanne sliep. Haar beschuitje had ze niet aangeraakt.

Het regende die morgen en Patrick had geen zin om op de fiets naar school te gaan. Hij vond dat als Sanne thuis mocht blijven we hem toch ook wel even naar school konden brengen. Ik zag het verband niet, maar vond het ook wat sneu voor hem als hij helemaal nat regende. Dat betekende wel dat Ben en ik allebei op pad moesten, want de scholen van Timmy en Patrick liggen in verschillende plaatsen. We spelen wel vaker voor taxibedrijf, dus daar draaiden we onze hand ook niet voor om. Ben ging op stap met Timmy en ik met Patrick. Zodra we het erf af waren begon Patrick aan de knoppen van de autoradio te draaien, en al gauw schalde de rapmuziek uit de speakers. Patrick rapte vol overtuiging mee, met veel ‘Yo’ en ‘Motherfocker’, wat hij uitsprak als ‘modderfokker’. Na een aantal nummers begon het toch wel erg pijn te doen aan mijn oren en zette ik de radio zachter.

‘Wat ga je vanmiddag doen?’, vroeg ik.

‘Ik moet vanmiddag naar het feestje van Karel, dat heb ik toch gezegd.’ Patrick keek me verontwaardigd aan.

Er begon me inderdaad iets te dagen.

‘Je bent het toch niet vergeten hè’, zei Patrick geschrokken.

Natuurlijk was ik het wel vergeten. Het stond ook niet op de kalender, dat wist ik zeker. Ik rekende snel in mijn hoofd uit of het allemaal paste. Patrick van school halen, samen een cadeautje voor Karel kopen, Patrick naar Karel brengen. Het zou allemaal net kunnen, maar alleen als Sanne Timmy van school kon halen. Ineens dacht ik weer aan de man die mijn Peugeot wilde kopen. Die zou ook komen die middag. En als ik Patrick naar Karel moest brengen zou ik nooit op tijd terug zijn voor die afspraak.

‘Sorry Patrick, maar ik kan je niet brengen’, zei ik. ‘Ik bel Marieke haar moeder wel om te vragen of je met haar mee mag rijden.’

‘Marieke is helemaal niet uitgenodigd’, riep Patrick boos.

‘Karin dan?’.

‘Er zijn helemaal geen meisjes uitgenodigd. Meisjes zijn stom.’

‘Dan weet ik het ook niet meer.’

‘Maar ik wil wel naar het feestje hoor!’, riep Patrick wanhopig. ‘Je hebt beloofd dat ik naar het feestje mocht! Kan ik niet met Michel meerijden?’

Ik zuchtte diep. Dat betekende dat ik Michel zijn moeder moest bellen en Michel zijn moeder is nou niet bepaald een vriendin van me.

‘Ik zal Michel zijn moeder bellen, dan zien we wel.’

Patrick keek ontevreden voor zich uit. ‘We zien wel’, vond hij geen erg geruststellend antwoord.

‘Wat nou als Michel zijn moeder niet kan?’

‘Dat los ik dan wel op’, zei ik stoer.

Ik had geen idee hoe ik dat dan ging oplossen, maar dat hoefde Patrick niet te weten.

Hij was nu in elk geval gerustgesteld. De radio weer ging weer op zijn hardst. Het gebonk moet buiten de auto ook te horen moet zijn geweest, want ik zag mensen verbaasd opkijken.

‘Zo’n herrie uit zo’n keurig autootje’, dachten ze waarschijnlijk.

In het straatje waar Patrick zijn school aan ligt, zal de herrie wel niet eens zijn opgevallen. Zoals elke ochtend stond de weg aan beide kanten helemaal vol met auto’s. De één nog onhandiger geparkeerd dan de andere. Sommige ouders namen niet eens de moeite om te parkeren en stopten gewoon midden op de weg om hun kinderen uit te laten. Tussen al het verkeer stonden twee leerlingen in een klaar-over uniform, maar die hadden er net zo goed niet kunnen staan. Ik zag auto’s voor me, auto’s achter me.

‘Straks kan ik geen kant meer op’, dacht ik.

Ik raakte een beetje in paniek. Door de drukte om me heen en de herrie in de auto kon ik nauwelijks meer helder denken. Ineens zag ik een uitweg: een smal zijstraatje aan mijn linker hand. Ik zag ook het bordje éénrichtingsverkeer, maar toch sloeg ik meteen af.

‘Hier mag je niet in, mam’, waarschuwde Patrick nog.

‘Houd je mond en zet die radio zachter’, snauwde ik.

Voor me in het straatje stond een andere auto die op hetzelfde idee als ik was gekomen. Uit de andere richting kwam heel langzaam een politieauto aanrijden. Ik keek achterom. Als ik snel was kon ik nog draaien en weer de andere kant op rijden. Ik schakelde in de achteruit, maar voordat ik kon keren, kwam de volgende auto alweer de hoek om rijden. De bestuurder toeterde. Ik wees met een geïrriteerd handgebaar naar de naderende politieauto, maar de auto achter me bewoog geen centimeter.

‘Krijg je nu een boete, mam?’, vroeg Patrick triomfantelijk.

Hij had vandaag nog niemand kunnen pesten en blijkbaar vond hij het nu hoog tijd.

Dat ik een boete zou krijgen was inmiddels wel duidelijk. De politieauto was al gestopt bij de auto voor me en de agenten waren uitgestapt. Eén van de agenten, een jong meisje nog, kwam mijn kant op. Ik trok mijn meest onschuldige gezicht, maar dat hielp weinig.

‘Weet u dat u tegen de rijrichting in rijdt?’, vroeg de agente zakelijk.

Ze had een fijn meisjesgezichtje en blond, bijna wit haar. Het koste haar duidelijk moeite om streng en daadkrachtig over te komen. Waarschijnlijk zou ze veel liever breeduit lachen en de zaak afdoen met een vrolijke opmerking. Natuurlijk wist ik dat ik tegen de rijrichting in reed. Ik deed nog een zwakke poging om me te verdedigen, maar dat maakte geen enkele indruk. De agente vroeg naar mijn rijbewijs en autopapieren. Ze keek met een kritische blik naar de foto op mijn rijbewijs.

‘Andere bril?’, vroeg ze droog.

Ik knikte alleen maar. De agente bekeek de autopapieren, liep nog even om de auto heen en begon toen in haar bonnenboekje te schrijven. Ik kreeg mijn rijbewijs en papieren weer terug en een keurig ingevuld geel bonnetje.

‘Hier draaien en dan met het verkeer mee die kant op’, zei de agente.

‘Hoe moet ik hier nou draaien, het is vreselijk smal’, zei ik enigszins wanhopig.

‘Dan snapt u meteen waarom het hier eenrichtingsverkeer is’, zei de agente gevat. Het leek even of ze glimlachte. Met veel moeite en wat hulp van de agente kreeg ik de auto weer gedraaid.

‘Hoe hoog is de boete mam’, vroeg Patrick nieuwsgierig.

Ik gaf hem het bonnetje.

‘Wow, honderd euro!’, riep hij uit.

Voor Patrick was honderd euro een niet te overzien groot bedrag, maar ook voor mij was het best veel geld. Ik probeerde er luchtig over te doen, maar eigenlijk baalde ik verschrikkelijk. Als ik het hoofd een beetje koel had gehouden en iets meer geduld had gehad, dan was dit niet gebeurd. Ik kon me ook al wel indenken wat Ben zou zeggen als hij dit hoorde. En wat hij zou doen. Door het hele gedoe had ik vreselijke hoofdpijn gekregen. Ik kon me niet goed meer concentreren op het verkeer. Het koste me al moeite om rustig rechtdoor te rijden.

‘Daar is een plekje, mam!’, riep Patrick en hij wees recht naast ons.

Achter een oud Volkswagen busje was inderdaad een ruime parkeerplek, die ik helemaal niet gezien had. Ik parkeerde de auto en stapte uit om Patrick zijn tas te geven. Er fietsten twee jongens langs, die zich op hun fiets omdraaiden en me ongegeneerd nastaarden.

‘MILF!’, hoorde ik één van hen roepen. Ik had geen flauw idee wat dat betekende.

Toen ik weer achter het stuur zat, nam ik even de tijd om een beetje tot mezelf te komen. Eigenlijk durfde ik niet meer verder te rijden. Even overwoog ik om Ben te bellen, maar ik kon me wist wat zijn reactie zou zijn. Ik moest mezelf toch ook een beetje kunnen redden en dus moest ik zelf naar huis rijden. Daarvoor moest ik eerst van de hoofdpijn af. Ik zocht in mijn tas naar mijn  tabletten. Het waren ronde, hardroze tabletten in doorzichtige doordrukstrips. Ik nam er twee voor de zekerheid. In het dashboardkastje vond ik nog een aangebroken flesje spa rood om de tabletten weg te spoelen. Vrijwel meteen voelde ik de spanning in mijn hoofd wegzakken. Ik wachtte nog een paar minuten en startte toen de motor. Even keek ik naar mijn mobieltje in de carkit. Ik kon natuurlijk meteen Michel zijn moeder bellen, dan was ik daar maar van af. Haar nummer zat alleen niet in mijn mobiele telefoon. Dat moest dan later maar. Ik zei het nog een keer tegen mezelf, zodat ik het niet zou vergeten. Mijn gedachten gingen weer naar de bekeuring en naar wat ik Ben zou gaan vertellen.

*

Ik moest denken aan de eerste keer dat ik hem opbiechtte dat ik een bekeuring had gekregen. Voor die bekeuring schaamde ik me toen nog veel erger, want die was voor rijden onder invloed. Ik kende Ben toen nog maar heel kort. Zo luchtig mogelijk vertelde ik hem wat er gebeurd was. Ben had er geen enkel begrip voor en wilde mijn excuses niet horen. Hij pakte hij me stevig vast bij mijn middel en sleepte me door de kamer. Voordat ik door had wat er gebeurde lag ik over zijn knie en was hij bezig om zijn woede te koelen op mijn blote billen. Een kwartiertje later lag ik op mijn buik op mijn bed met een roodgloeiend achterwerk. Ik snifte nog een beetje na. Heel voorzichtig wreef ik over mijn gekwetste huid. Ben lag naast me het resultaat van zijn inspanningen te bewonderen. Hij zei niets, maar ik voelde zijn aanwezigheid des te meer. Ik probeerde te begrijpen wat er gebeurd was. Het pak slaag had vreselijk zeer gedaan en ik had gegild en gehuild, maar ik had me er ook aan overgegeven. Ik had niet geprobeerd om te ontkomen of gesmeekt om genade. Zonder enige vorm van verzet had ik het allemaal laten gebeuren. Ik had zelfs heel dapper mijn billen omhoog geduwd om de slagen in ontvangst te nemen. Het verbaasde me dat ik niet boos was over deze behandeling. Een paar maanden daarvoor had ik het nog uitgemaakt met een vriendje, omdat hij me tijdens het vrijen een klets op mijn billen had gegeven. Een tik op mijn billen hoorde bij mijn jeugd, bij mijn overleden vader en moeder en daar wilde ik tijdens de seks niet aan herinnerd worden. Maar dit was totaal anders geweest. Hoewel het gevoel van over de knie gaan me wel bekend voorkwam, had het me geen moment aan mijn jeugd en mijn ouders doen denken. Ik had me laten straffen door een man die ik eigenlijk nog helemaal niet goed kende, die me tot dan toe zelfs nog nooit naakt had gezien en die met zijn straffende hand hele nieuwe gevoelens in me had opgewekt. Wat voor gevoelens dat waren, kon ik onmogelijk beschrijven.

En nu lag ik volkomen ontspannen naast hem, met mijn billen bloot. Ben had aangeboden om weg te gaan, maar dat was wel het laatste wat ik wilde. Ik wilde dat hij bleef en ik wilde met hem naar bed. We hadden het lang uitgesteld, maar nu wilde ik met hem vrijen. Dat wist ik heel zeker. Ben was echter onverbiddelijk.

‘Straf is straf en geen voorspel’, zei hij streng. ‘Als je wilt vrijen, dan doen we dat morgenochtend. Nu gaan we slapen’.

Hij kuste me voorzichtig en legde toen de dekens over me heen. Zelf ging hij op de bank in de woonkamer liggen.

‘Waarom blijf je niet hier slapen?’, had ik nog gevraagd.

‘Ik laat je even alleen, dan kun je rustig nadenken. Als je me nodig hebt, dan ben ik heel dichtbij.’

Hij zei er niet bij waar ik over moest nadenken, maar dat was ook wel duidelijk.

De volgende ochtend kwam Ben zijn belofte na. Er waren weinig woorden meer voor nodig. Hij kleedde zich uit en kwam naast me liggen. Ik draaide me op mijn rug. Het deed even pijn toen mijn billen de matras raakten, maar daarna ging alles als vanzelf. Ben leek precies te weten wat hij moest doen. Hij sloeg het voorspel over en kwam meteen ter zake, met korte, felle stoten. Zijn gezicht was heel vlak bij het mijne. Ik hield zijn gezicht tussen mijn handen en keek recht in zijn ogen. Ben was er niet bang voor en liet me rustig kijken. Nog nooit had ik iemand zich zo bloot zien geven. Ik zag kleine lichtjes ontstaan in zijn pupillen, die zich steeds verder uitbreidden totdat zijn ogen leken te gloeien. De uitdrukking op zijn gezicht werd steeds waziger, een beetje schaapachtig zelfs. Hij maakte zuchtende, steunende en piepende geluidjes. Het moest nu sneller gaan. Ik sloeg mijn benen om zijn middel en gaf hem de sporen met mijn hakken. Hij verhoogde het tempo steeds verder. Ik schreeuwde en schreeuwde.

‘Dit gaat vaker gebeuren, hè’, vroeg ik na afloop.

‘Seks bedoel je? Ik hoop het wel.’, zei hij met een tevreden glimlach.

Ik bedoelde iets anders en ik zag aan zijn gezicht dat hij dat ook wel begreep. Het gebeurde inderdaad nog veel vaker. In de loop der jaren heeft Ben een aantal hulpmiddelen aangeschaft: een lederen plak, een houten paddle en een aantal gemene Spaanse rietjes. En hij heeft ze ook allemaal regelmatig gebruikt.

*

Ik reed met een gangetje van 60 kilometer per uur terug naar huis. Het is een bochtige weg met veel bomen, waar regelmatig ongelukken gebeuren, dus ik ben altijd extra voorzichtig. Ik werd een aantal keren toeterend ingehaald, maar ik bleef onverstoorbaar mijn eigen tempo rijden. Sinds ik een aantal jaren geleden met Ben zijn splinternieuwe Mercedes tegen een boom ben gereden, rijd ik hier gewoon niet harder. Bij het begin van ons dorp ging ik nog langzamer rijden, vanwege de camera die vlak na het plaatsnaambord tussen de bomen staat verstopt. Dorp is eigenlijk nog een groot woord voor het plaatsje waar wij wonen. Een paar huizen, een paar boerderijen en een benzinepomp, meer is het niet. Er is geen school en de dorpswinkel is al jaren geleden gesloten. Het enige wat het dorp te bieden heeft is een hotel en een grote manege. In de zomer komen er veel kinderen af op de ponykampen die de manege organiseert, maar dat is dan ook het enige dat er ooit te doen is in het dorp.

Ik reed het dorp door, langs de manege. Er kwam net een groepje ruiters de weg op, die ik heel voorzichtig inhaalde. Ik zwaaide naar de stalknecht die naast één van de paarden liep, een klasgenootje van Sanne. ‘Moet hij niet op school zijn?’, vroeg ik me verbaasd af.

Bij de benzinepomp stopte ik even om sigaretten te kopen. Achter de kassa stond Tonny, ook een klasgenootje van Sanne. Tonny is een heel aandoenlijk, klein meisje. Hoewel ze bijna een half jaar ouder is dan Sanne, zou je denken dat ze een paar jaar jonger is. Als ik haar in één woord zou moeten beschrijven, dan zou ik haar een schatje noemen, met haar lange, blonde haren en haar grote, blauwe ogen. Maar wat haar vooral zo aandoenlijk maakt, is dat ze zegt en doet wat haar hart haar ingeeft en nooit na lijkt te denken over de gevolgen. Daardoor is ze een buitenbeentje op school en wordt ze het liefst door iedereen genegeerd, ook door Sanne. Ik vind Tonny stiekem heel erg leuk. Als ik haar zie heb ik altijd de neiging om haar even te omarmen en heel zachtjes tegen mijn borst aan te drukken. Maar dat is natuurlijk het laatste wat je wilt op haar leeftijd.

‘Hoe gaat het met Sanne?’, vroeg Tonny voorzichtig, terwijl ze probeerde om een pakje sigaretten van mijn merk te pakken. Het lag helemaal bovenin het rek.

‘Matig’, zei ik naar waarheid. Ik wilde verder niet teveel vertellen.

Ze keek me ernstig aan. Blijkbaar had ze al gehoord wat er gebeurd was.

‘Ze blijft vandaag thuis om een beetje bij te komen, maar hebben jullie soms allemaal vrij? Ik zag Pieter net ook al lopen.’

‘Nee hoor, we hebben alleen veel tussenuren. Ik mag straks nog twee uur fietsen voor één uurtje les.’ Tonny keek me boos aan, alsof ik het rooster bedacht had.

‘Dan ben je vanmiddag dus vrij?’, vroeg ik hoopvol. Ik had een plannetje bedacht om Sanne wat op te vrolijken en daarom had een ik oppas nodig voor Timmy. Tonny was daarvoor de ideale kandidaat. Ze had, tot grote ergernis van Sanne, al veel vaker op Timmy gepast en kon goed met hem opschieten.

‘Ja, ik ben om twaalf uur al weer vrij’, zei ze.

‘Heb je dan zin om vanmiddag op Timmy te passen?’, vroeg ik.

Tonny stemde gretig toe, ze zei eerlijk dat ze het geld goed kon gebruiken. Ik bedacht me dat ze van haar vader waarschijnlijk niet betaald kreeg voor haar hand en spandiensten bij de benzinepomp. We spraken af dat ik haar nog zou bellen. Ze schreef snel haar mobiele nummer op een briefje.

*

Ben was nog niet terug toen ik weer thuiskwam. Dat verbaasde me, want het was maar een heel kort ritje naar Timmy zijn school. Het irriteerde me ook dat hij er nog niet weer was. Ik wilde zo snel mogelijk weer naar boven, naar onze slaapkamer. En dan wilde ik natuurlijk niet alleen in ons grote bed liggen. Ik keek nog even in de schuur. Misschien had hij zijn auto wel weer binnen gezet, lag hij nu al boven op me te wachten. Naakt en met de massageolie in de aanslag. Maar de schuur was leeg. Alleen mijn Peugeotje stond er nog, zielig in een hoekje onder een dun laagje stof.

‘Vandaag zal ik afscheid van haar moeten nemen, als het meezit.’, bedacht ik.

Ik wilde er nog even niet aan denken, want dan werd ik weer boos op Ben. Het was zijn schuld dat mijn dierbare autootje weg moest. Als het aan mij lag, dan was ze daar rustig in het hoekje van de schuur blijven staan, wachtend op betere tijden. Ik had uit alle macht geprobeerd om Ben daar ook van te overtuigen. Alle emotionele herinneringen die ik kon bedenken had ik op tafel gegooid. Mijn inmiddels overleden vader, die altijd met veel plezier in het autootje had rondgereden. Dagjes naar het strand met mijn ouders en mijn vier zussen, ik moest altijd met mijn jongste zusje op een kussen in de achterbak zitten. Mijn eerste zoen met de buurjongen op de achterbank, terwijl mijn vader achter het stuur zat en zo lief was om te doen alsof hij niets door had. Maar ook de keer dat ik met mijn moeder boodschappen deed en werd betrapt bij het stelen van een lipstick. Mijn moeder sleurde me mee naar de auto, opende de kofferklep, ging op de bodem van de kofferbak zitten en legde me over de knie. Voor de ogen van het winkelende publiek kreeg ik een flink pak voor mijn afgeknipte spijkerbroek. Ik had gedacht dat Ben van het laatste verhaal wel week om het hart zou worden, maar niets was minder waar. Het had allemaal geen enkele indruk op Ben gemaakt en hij was blijven herhalen dat ik niet meer met de auto kon rijden, dat ze nog wel geld kostte aan wegenbelasting en verzekering en dat ze vreselijk in de weg stond. Ik was uiteindelijk boos geworden over zoveel onbegrip.

‘Het is mijn auto en ik beslis wat ermee gebeurd’, had ik huilend gezegd.

Ik kon zien dat dit zinnetje Ben pijn deed, want er kwamen ook tranen in zijn ogen.

Hij heeft er een hekel aan als ik dingen voor mezelf claim. Dat herinnert hem aan het feit dat we niet in gemeenschap van goederen getrouwd zijn. Het meeste van ons bezit is uiteindelijk mijn eigendom, ons huis is betaald met geld uit mijn familie.

‘Dat zullen we nog wel eens zien’, had hij geroepen. ‘Ik bel nu de sloper en die komt die auto vandaag nog weghalen.’

Ik had geschreeuwd, met dingen gegooid, gehuild en toen dat allemaal niet hielp heel zachtjes gesmeekt. Toen pas had hij de telefoon neergelegd. We hadden elkaar zwijgend aangekeken. Het had nu geen zin om iets te zeggen, dat wisten we allebei. Ik was begonnen om de dingen op te ruimen die ik had stuk gegooid. Een vaasje dat Timmy voor me had gemaakt, lag in scherven op de grond. Hij had zo trots gekeken toen hij het aan me gaf. Uit schaamte was ik weer begonnen te huilen. Ben was naar me toe gekomen en had me stevig tegen zich aan gedrukt. Ik had geprobeerd om hem weg te duwen, maar dat liet hij niet toe. Hij hield me net zolang vast totdat ik me overgaf en alles weer goed was. Totdat alles weer goed leek, tenminste.

*

Ben was ook niet binnen, hij lag dus ook niet in de slaapkamer op me te wachten. Sanne was gelukkig inmiddels opgestaan en lag op de bank tv te kijken. Ze had zich nog niet aangekleed.

‘Is je vader nog niet terug?’, vroeg ik haar.

‘Zie jij hem hier ergens dan?’,  vroeg Sanne nukkig.

‘Nee, daarom vraag ik het.’

‘En waarom denk je dat ik het zou weten?’

‘Nou ik dacht dat hij misschien…’.

Ik maakte mijn zin niet af. Dit dreigde een nutteloze discussie te worden.

‘Nou ja, laat ook maar, hij zal zo wel komen.’

Ik deed mijn best om mijn teleurstelling te verbergen. Ik had helemaal geen zin om te wachten. Sanne lette er verder niet op. Ze was nog zo met zichzelf bezig dat het haar waarschijnlijk zelfs niet was opgevallen als Leonardo di Caprio naakt voor haar had gestaan.

‘Hoe gaat het nu met je’, vroeg ik voorzichtig. Ik had geen zin in een nieuw drama, maar ik maakte me toch ook wel een beetje zorgen over Sanne.

Ze bleef strak naar het tv scherm kijken, alsof daar iets heel spannends gebeurde, maar ik zag de eerste tranen alweer ontstaan. Ik ging op de bank zitten en trok haar stevig tegen me aan. Sanne trok haar benen op en rolde zich op als een baby’tje. Met haar hoofd op mijn schoot en haar duim in haar mond. ‘Mijn kleine meisje.’

Als het aan Sanne had gelegen, hadden we eeuwig zo kunnen blijven liggen, maar ik begon me toch een beetje ongemakkelijk te voelen. Ik moest plassen en ik begreep absoluut niet waar Ben nou toch bleef. Seks kon ik voorlopig in elk geval wel vergeten, daar was al haast geen tijd meer voor.

‘Hallo!’, hoorden we ineens een heldere meisjesstem roepen. Het geluid kwam uit de gang. Ik riep dat we in de woonkamer waren. Eén van Sanne haar vriendinnen stak haar hoofd voorzichtig om de kamerdeur. Sanne kwam meteen overeind en omhelsde haar vriendinnetje. Ik maakte er dankbaar gebruik van en snelde naar de wc. Op het prikbord in de gang zag ik een briefje hangen met mijn naam erop.

‘Kom zodra je thuis bent naar het vakantiehuisje. Je snapt wel waarvoor. B.’, had Ben geschreven.

Kwaad liep ik terug naar de woonkamer. Sanne zat met haar vriendin op de bank, ze huilde niet meer.

‘Is je vader toch thuis geweest?’, vroeg ik.

‘Zou best kunnen.’, zei ze.

‘En dit briefje’, vroeg ik, nu duidelijk geïrriteerd.

‘Oh ja, nu weet ik het weer. Hij ging meteen weer weg en hij zei dat er een briefje voor jou op het prikbord hing.’

Ik moest even tot tien tellen. Ook al ben je er nog zo op tegen, soms is het ineens een hele aantrekkelijke gedachte om je kind over de knie te leggen en een ongenadig pak op haar blote  billen te geven. Ik hield me gelukkig in en keek Sanne alleen maar woedend aan.

‘Ik ga nu naar je vader. Je zorgt maar dat je bent aangekleed als ik terugkom, anders zwaait er wat.’

*

Het vakantiehuisje ligt met de auto ongeveer tien minuten bij ons eigen huis vandaan, in het bos tussen ons dorp en het volgende dorp. Hoewel het er een aardig eindje vandaan ligt, hoorde het bij ons huis toen we het kochten. In het koopcontract stond bovendien dat het vakantiehuisje niet los van het huis verkocht mocht worden. Dus zitten we er min of meer aan vast. Af en toe gebruiken we het om gasten te ontvangen en in de zomer wordt het verhuurd aan toeristen, maar verder doen we er niet veel mee. Dat Ben me had gevraagd, om er naartoe te komen, kon twee dingen betekenen. Ofwel hij wilde rustig vrijen, ofwel hij vond het tijd voor een bestraffing. Dat laatste leek mij het meest waarschijnlijke. Ik reed iets sneller dan ik gewend was, want als Ben een bestraffing in zijn hoofd heeft, is het niet verstandig om hem te laten wachten. Er was bijna niemand op de weg, daardoor ik durfde het aan om onder het rijden een sigaret op te steken. Dat doe ik anders nooit. Ik voelde me nerveus en opgewonden. Er lag een dikke knoop in mijn maag, mijn hart klopte iets sneller dan normaal. Het hek van het huisje was dicht, maar niet op slot. Tussen de bomen, naast het huisje, stond onze rode Volvo. Ik parkeerde mijn eigen auto ernaast, deed mijn kleren recht en mijn haar goed, en ging naar binnen. Ben zat ongeduldig te wachten in één van de oude, lederen Chesterfield stoelen.

‘Waar bleef je nou?’, vroeg hij geïrriteerd.

‘Sorry, Sanne was vergeten te zeggen dat je een briefje voor me had achtergelaten.’, zei ik bedeesd.

‘Dat is geen excuus. Je kunt zelf toch ook op het prikbord kijken, daar is het voor. Ik vind dat je straf hebt verdiend, vind je ook niet?’

Ik knikte.Het was waar dat ik straf wilde. Niet vanwege het gemiste briefje, maar wel om een heleboel andere redenen. Het idee dat het nu ging gebeuren, was als een enorme opluchting. Ik verlangde niet naar de pijn, maar wel naar de opluchting die de pijn zou brengen. Alsof ik eindelijk verlost ging worden van een zeurende kiespijn.

‘Vraag er dan maar om.’, zei Ben rustig.

Ik had een hekel aan dit stukje. Dat ik gestraft wilde worden, betekende nog niet dat ik er ook om wilde vragen. Ik wist ook dat het wel zou moeten doen, anders gebeurde er niets. Daarin was Ben onverbiddelijk.

‘Wil je me alsjeblieft straffen?’, vroeg ik dus met tranen in mijn ogen.

‘Kleed je dan maar uit. Je mag alleen je ondergoed aanhouden.’

Ik deed wat me gevraagd werd. Ben zette me voor de glazen tuindeuren met mijn gezicht naar de muur. Ik moest mijn handen in mijn nek leggen. Hij legde zijn handen op mijn heupen. Langzaam schoof hij mijn broekje omlaag, tot vlak onder mijn billen. Zo moest ik blijven staan. Ben ging weer in zijn stoel zitten. Ik voelde hoe hij ongegeneerd naar me keek, naar mijn ronde, stevige achterwerk. Waarschijnlijk zat hij te bedenken hoe hij straks te werk zou gaan. Ik voelde me slecht op mijn gemak. Niet vanwege Ben, maar omdat ik in mijn blootje voor een glazen deur stond. De kans dat er op deze plek iemand langs zou komen was minimaal, maar toch. Ben stond op en zei dat ik stil op mijn plek moest blijven staan. Ik hoorde hoe hij wegliep over de krakende, planken vloer. De voordeur ging open, maar niet weer dicht. Door de glazen deur zag ik Ben in de tuin lopen. Hij haalde zijn zakmes uit zijn broekzak. Daarmee sneed hij een dunne, buigzame tak van een jonge boom. Hij liet de tak een paar keer door de lucht zwiepen. Ik kon het zoevende geluid bijna horen. Onwillekeurig kneep ik mijn billen samen. Ben kwam weer naar binnen, deed de voordeur dicht en ging in zijn stoel zitten. Het zakmes kraste over de tak, totdat Ben tevreden was. Toen mocht ik me omdraaien en hem aankijken. Ik zag nu pas goed wat voor tak hij had uitgezocht: lang en stevig, maar toch ook buigzaam. Eindelijk mocht ik over zijn knie gaan liggen. Hij klemde  mijn benen tussen zijn dijen. Zijn vrije hand legde hij midden op mijn rug. Hij duwde me stevig tegen zijn lichaam, zodat ik bijna niet meer kon bewegen.  De tak lag, nu nog werkloos, klaar op mijn strak aangespannen billen. Ben gaf me een paar voorzichtige proeftikjes.

‘Zullen we maar beginnen’, vroeg hij toen.

‘Oké.’, fluisterde ik nauwelijks hoorbaar.

Ben begon op het plekje waar benen en billen in elkaar overgaan. Langzaam, zodat elke tik indruk maakte, ging hij naar boven tot het midden van mijn zitvlak. Daarna deed hij hetzelfde nog een keer in omgekeerde volgorde. Het deed nog veel meer pijn dan ik gedacht had. Elke tik kwam met volle kracht neer en veroorzaakte een afschuwelijke, brandende pijn. Alles kwam nu samen. De tikken en de brandende pijn in mijn billen, de ruzie met Ben over de auto, de boete, de toestanden met Sanne, ik gooide het er allemaal uit. Ik gilde, schreeuwde en huilde tot lang nadat Ben was opgehouden met slaan. Hij hielp me voorzichtig overeind, liet me uithuilen tegen zijn schouder. Gelukkig zei hij niets, hij hield me alleen maar heel stevig vast. Ik kwam weer langzaam tot mezelf. De vlammende pijn begon nu pas goed tot me door te dringen. Ik probeerde de pijn weg te wrijven. Dat was voor Ben het teken om me op mijn buik op de oude sofa te leggen. Ik keek hem angstig aan. Meer slaag kon ik op dit moment echt niet verdragen. Ben haalde iets uit de koelkast, een doorzichtige tube met blauwe gel. Hij smeerde wat op zijn handpalmen. Voorzichtig, met draaiende bewegingen, smeerde hij de gel uit over mijn gekwetste achterwerk. Ik schrok even van de kou, maar daarna was het erg aangenaam. Langzaam voelde ik het bekende gevoel van totale rust en ontspanning over me heen komen. Ik wilde de hele dag wel zo blijven liggen, maar dat zat er helaas niet in. Ben hielp me overeind. Hij gaf me mijn kleren.

‘Ik moet nu echt weg, ik ben al laat. Red je het verder?’

‘Ja hoor, het gaat prima. Bedankt.’

Ben gaf me een afscheidskus. Ik keek toe hoe hij zijn auto keerde en wegreed. In de spiegel in de badkamer inspecteerde ik snel de schade. Die viel nog wel mee. Alleen mijn mascara was uitgelopen door de tranen. Ik waste mijn gezicht, daarna was bijna niets meer van te zien dat ik gehuild had. Er waren natuurlijk nog wel andere duidelijke sporen van wat er net gebeurd was, maar die hoefde niemand te zien. Ik mocht alleen aan niemand laten merken dat ik wat moeite had met zitten. Dat zou een boel lastige vragen opleveren.

*

Sanne was niet thuis toen ik terugkwam. Er hing weer een briefje op het prikbord.

‘Ik ben gaan paardrijden met Maria, Sanne. PS. Sorry!!’

Ik was enorm opgelucht. Blijkbaar ging het weer wat beter met Sanne. Mijn plannetje was niet nodig. Dus had ik ook geen oppas nodig voor Timmy. Ik belde Tonny op haar mobiele telefoon. Ze was duidelijk teleurgesteld en dat zei ze ook. Ik voelde me schuldig en besloot in een opwelling dat Tonny dan toch maar moest komen. Dan kon zij met Timmy spelen en had ik tijd om nog een beetje te werken. We haalden Timmy samen uit school. Hij keek even verbaasd toen hij ons samen zag, maar verder vond hij het prima.

‘Ik vind het leuk als Ton oppast. Ton is lief.’, zei hij met glinsterende oogjes.

Tonny hoorde het ook. Haar gezicht lichtte helemaal op van trots. We dronken met zijn drieën thee in de keuken. Timmy met heel veel melk, Tonny en ik met suiker en vers geperste citroen.

‘Sanne nog verdrietig?’, vroeg Timmy.

‘Een beetje, maar ze is nu met een vriendinnetje paard aan het rijden. Dus als ze straks thuis komt is ze denk ik ook wel weer een beetje blij.’

Timmy leek nog niet erg overtuigd. Hij kon zich blijkbaar niet voorstellen dat je van paardrijden blij kon worden. Voor hem waren paarden alleen maar groot en eng.

‘Misschien moet je nog een mooie tekening voor Sanne maken, Timmy, daar wordt ze vast ook erg blij van.’, stelde Tonny voor.

Timmy leek het meteen een erg goed idee te vinden, maar hij had zelf een nog veel beter idee.

‘Ja, een tekening met viltstiften.’, riep hij enthousiast.

Ik was veel minder enthousiast. De laatste keer dat Timmy met viltstiften in de weer was geweest, had hij alle muren van zijn kamertje onder gekleurd. Hij had vooral de felle kleuren gebruikt, zodat het resultaat nog het meest op een schilderij uit de flower power tijd leek, als het al ergens op leek. Sindsdien lagen de viltstiften helemaal bovenin de boekenkast, ver buiten Timmy zijn bereik. En dat wilde ik voorlopig graag zo houden. Daarom vertelde ik Timmy dat hij best mocht tekenen, maar dan zonder viltstiften. Daar was hij het helemaal niet mee eens.

‘Ik wil met de viltstiften tekenen.’, zei hij huilerig.

‘Je kunt ook heel goed met potloden tekenen.’, zei Tonny zachtjes. Ze legde haar hand op zijn arm.

Timmy duwde haar hand meteen weg.

‘Dat wil ik niet.’

Tonny pakte haar rugzak, haalde er een schrijfblok en een doosje kleurpotloden uit en legde die voor zich op tafel. Het waren dure, Zwitserse kleurpotloden in een metalen doosje. Tonny opende het doosje en pakte één van de potloden.

‘Ik zal je eens wat laten zien, moet je goed opletten.’

Tonny begon met rustige, zekere bewegingen te schetsen. Timmy zat nog een beetje te mokken, maar leek toch ook wel een beetje nieuwsgierig. Met een wantrouwende blik volgde hij wat er op het papier gebeurde. Na een paar minuten scheurde Tonny het papier van haar schijfblok.

‘Klaar!’, riep ze trots.

Ze legde het papier voor Timmy neer op tafel. Timmy zijn gezicht klaarde helemaal op. Hij herkende zichzelf meteen in de tekening.

‘Mooi’, riep hij enthousiast.

‘Tja, je bent een mooi jongetje met die grote blauwe ogen.’, zei ze lachend en ze aaide even door zijn haren. Timmy werd er even stil van. Hij was de viltstiften nu helemaal vergeten.

‘Wil jij ook?’, vroeg Tonny. ‘Als je heel voorzichtig bent, mag je mijn potloden ook wel gebruiken.’

Timmy kreeg ook een vel papier. Met zijn tweeën begonnen ze aan een nieuw portret. Dit keer was ik het model. Twee paar ogen keken van mij naar het papier en weer terug. Ik werd er een beetje verlegen van. Timmy kriebelde heel voorzichtig wat lijntjes op papier, Tonny hielp hem een beetje en werkte tussendoor aan haar eigen tekening. Ik mocht me niet meer bewegen. Elke keer als ik dat toch probeerde, keken ze me verstoord aan. Zelfs toen de telefoon ging, mocht ik niet opstaan om hem op te nemen. Ik speelde het spelletje mee en liet de telefoon rinkelen. Het antwoordapparaat klikte aan. Ik kon horen dat iemand iets insprak, maar ik kon niet verstaan wat er gezegd werd. Ze tekenden nog een tijdje verder, nog wel tien minuten, voor Timmy een ongelofelijk lange tijd om met hetzelfde bezig te zijn. Toen waren ze ineens klaar. Ze draaiden de tekeningen tegelijk om.

‘Kijk mam, we hebben jou getekend’, zei hij trots.

Het verschil tussen de twee tekeningen had niet groter kunnen zijn, ook al hadden ze hetzelfde onderwerp.Timmy had vooral heel veel kleuren gebruikt, zijn tekening leek nog het meest op de muurschildering die hij in zijn slaapkamer had gemaakt. Mezelf kon ik er niet echt in herkennen. Tonny haar tekening was een portret van mijn gezicht. Ze had getekend wat ze zag, eerlijk en genadeloos. Ik zag de dingetjes waar ik altijd trots op was, mijn grote, bruine ogen en mijn glanzende blonde haren, maar ook mijn kleine rimpeltjes en mijn iets te grote oren.

‘Mama is mooi’, zei Timmy. Hij keek vol bewondering naar de tekening van Tonny.

‘Ja Timmy, je hebt een hele mooie moeder.’, zei Tonny terwijl ze me strak aankeek.

Het was duidelijk dat ze oprecht meende wat ze zei. Ik voelde me er een beetje ongemakkelijk bij, maar ook erg gevleid. Het liefst wilde ik ook iets aardigs zeggen over Tonny, iets dat ik ook meende. Dat zei ook een leuk en mooi meisje was, bijvoorbeeld. Maar ik voelde ook wel aan dat ze dat toch nooit zou geloven. Toch wilde ik graag iets voor haar terugdoen. Ineens wist ik ook wat ik ging doen.

‘Je hebt van ons allebei een mooi portret gemaakt, nu ben jij aan de beurt.’, zei ik.

Tonny werd helemaal rood, tot in haar nek.

‘Dat hoeft niet hoor’, zei ze. Ineens leek ze erg verlegen.

‘Ik vind dat jij ook een mooi portret verdiend hebt, vindt je ook niet Timmy?’

Timmy was het helemaal met me eens.

‘Kom, zei ik. ‘Tekenen kan ik niet, maar we kunnen wel een hele mooie foto van je maken.’ 

‘Ik zie er altijd stom uit op foto’s, ik ben helemaal geen leuk model…’, protesteerde Tonny.

‘Maar ik kan heel goed fotograferen en ik zal je laten zien dat je een heel mooi meisje bent. Het wordt echt een hele mooie foto.’

Tonny bleef ongelukkig kijken, maar ze liet zich wel door mij meevoeren. We liepen door de achterdeur de tuin in, naar de grote schuur. Tegen de zijkant van de schuur is een metalen trap naar boven. Daar, onder het schuine dak van de schuur, heb ik mijn atelier. Ik opende de deur. Tonny sputterde nog wat tegen, maar ik dwong haar met een zacht duwtje in haar rug naar binnen. Ik deed de lichten aan, Tonny keek verschrikt om zich heen. Ze was nog nooit in mijn atelier geweest. De grote lampen, de decors, de vele foto’s, ze leek het allemaal heel indrukwekkend te vinden. Ik gaf Timmy zijn camera, het omhulsel van een oude Nikkon. Hij begon meteen plaatjes te schieten. Mijn eigen camera, een echte Hasselblad, die meer gekost had dan mijn auto, lag nog veilig in de kast achter slot en grendel.

‘Ga maar ergens zitten, dan gaan we even kijken wat voor foto we gaan maken.’

Tonny keek even om zich heen. Ze aarzelde. Er waren allerlei mogelijkheden om te gaan zitten. Een zitje met een rode lederen bank en een paar rechte stoelen, een keukentafel met stoelen of een hele stapel zachte, felgekleurde kussens. Tonny koos voor de kussens, wat me vanwege de toestand van mijn achterwerk niet slecht uitkwam. Ik pakte een dik fotoboek uit de kast en gaf het aan Tonny.

‘Kijk maar eens welke foto’s je mooi vindt.’

‘Ik hoef me toch niet uit te kleden hè?’, vroeg Tonny benepen.

Ik glimlachte, ik kende de verhalen die over mij werden verteld in het dorp.

‘Als je het maar laat.’, zei ik lachend. ‘Ik maak geen naaktfoto’s.’

Timmy liet zich naast Tonny op de kussens vallen. Hij begon een beetje ongeduldig te worden. Ik keek van een afstandje naar Tonny, probeerde te bedenken hoe zij graag gefotografeerd zou willen worden. Eigenlijk was het niet al te moeilijk om dat te bedenken. Ik rende terug naar het huis, stormde de trap op naar boven, naar Sanne haar kamer. Haar kamer bestaat eigenlijk uit twee kamertjes: één kamertje met haar bed en haar bureau, daarnaast, achter een gordijn, een kamertje met een wastafel en twee kledingkasten. Ik vond dat ik wel iets van haar mocht lenen, Sanne leende ook zo vaak kleren van mij. Dus trok ik de kleine kast open, de kast waarin Sanne kleren bewaart die ze niet meer draagt. De kast lag van onder tot boven helemaal vol met kleren. Kleren van toen Sanne een baby was, maar ook kleren van een jaar geleden. Ergens tussen de stapels vond ik Sanne haar eerste echte lederen broek, die ze drie jaar eerder had gekregen. Een stoere broek, strak, zwart, perfect voor wat ik in gedachten had. Op de vloer naast de kast stonden ook Sanne haar eerste rijlaarzen, die had ik ook nodig voor mijn plannetje.

Timmy keek me boos aan, toen ik het atelier weer binnenkwam. Hij vond dat ik veel te lang was weggebleven, hij verveelde zich. Tonny zat nog steeds op de kussens, ze deed alsof ze in het fotoboek aan het kijken was. Ik gaf haar de broek en de laarzen, de broek herkende ze onmiddellijk. Er kwam een glinstering in haar ogen.

‘Trek die maar eens aan.’, zei ik. ‘Dan zullen we eens kijken of dat werkt.’

‘Mag ik die broek aan?’, vroeg Tonny met trillende stem.

‘Nee, die moet je aan. Niet tegen Sanne zeggen hoor, want die vermoord me.’

Het werkte, het werkte zelfs beter dan ik gedacht had. De broek zat Tonny als gegoten, alsof hij speciaal voor haar op maat was gemaakt. Tonny wilde zichzelf bekijken in de spiegel, maar ik hield haar tegen. Eerst moesten er nog een paar kleine dingetjes worden veranderd. Ik maakte het elastiekje onder aan haar vlecht los, heel voorzichtig ontvlocht ik het haar, totdat het helemaal los hing. Daarna haalde ik met een watje en wat remover alle make-up van haar gezicht, ik wilde haar zo puur mogelijk op de foto zetten. Als finishing touch knoopte ik nog een rode zakdoek om hals. Tonny zag er strak en heftig uit, precies zoals ik het bedacht had.

Ze bekeek zichzelf in een grote spiegel aan de muur. De uitdrukking op haar gezicht veranderde, het was haast alsof het zelfvertrouwen ineens van haar gezicht af spatte. Ik pakte snel mijn camera. Licht en decor waren nu niet zo belangrijk, die blik in haar ogen, die moest ik zien vast te leggen. Zonder te praten volgde ik haar met de camera, terwijl ze rondliep, terwijl ze met Timmy speelde en tenslotte terwijl ze gewoon op een stoel zat en mij brutaal aankeek. Ik kreeg het er warm van en ik werd een beetje duizelig, maar toen ik eindelijk stopte met fotograferen en mijn camera neerlegde, wist ik zeker dat het geweldige foto’s waren geworden.

*

Ik zat nog een beetje bij te komen in de woonkamer. Bij hoge uitzondering rookte ik een sigaretje in de luie stoel. Ik had vanmiddag een goede daad gedaan, daarom mocht ik wel even ondeugend zijn, vond ik. Tonny was net naar huis, met in haar rugzak de eerste foto’s. Zoals ze liep toen ze wegging, leek ze wel tien centimeter langer dan toen ze kwam. Haar gezicht straalde. Patrick was onderweg naar zijn feestje, met veel moeite had ik op het allerlaatste moment nog vervoer voor hem weten te regelen. Sanne was net weer thuis gekomen, nat van de regen en de inspanning. Gelukkig zag ze er wel weer een stuk beter uit. Ze nam snel wat te drinken en ging toen naar boven om te douchen. Timmy liep een beetje ongedurig door het huis. Hij was moe, zijn gezichtje zag rood van de slaap. Ik probeerde om hem op schoot te nemen, maar dat stond hij niet toe.

‘Bah, je rookt’, riep Timmy verontwaardigd.

Hij duwde me van zich af en rende weg. Ik had even geen zin om achter hem aan te gaan.

De voordeur was afgesloten met allemaal extra sloten en grendels, alsof we midden in een grote stad woonden. We gebruiken de voordeur bijna nooit, dus het kostte me enige moeite om alle sloten open te krijgen. Van één van de sloten, een extra veiligheidsslot dat Ben een paar weken daarvoor had gemonteerd, kon ik de sleutel niet vinden. Ik rende vloekend en tierend door de gang op zoek naar die ene ontbrekende sleutel. De bel ging opnieuw. Ik schreeuwde naar degene die aan de andere kant van de deur stond dat ik eraan kwam, maar dat ik die kutsleutel van dat klerenslot niet kon vinden.

‘Mam toch, wat een taalgebruik.’ Sanne kwam fris gedoucht de trap af rennen, haar haren nog nat.

‘Het is je waarschijnlijk niet opgevallen, maar die kutsleutel hangt aan dat pokkenhaakje naast de klotendeur.’

Ik kon er niet om lachen. Waarom moest die sleutel nou zo nodig aan een haakje hangen? Ik begreep er niets van.

‘Dank voor deze bijdrage’, beet ik Sanne toe. ‘Ik ben blij dat Patrick niet de enige hier in huis is die hatelijke opmerkingen kan maken.’

Sanne rende giechelend langs me heen, zodat ze nog net voordat ik de deur open had uit het zicht was verdwenen. De deur zwaaide eindelijk open. Ik keek tegen de brede borstkas van een enorme neger, in een wit, kraakhelder overhemd. Hij had zijn mouwen opgerold tot aan zijn ellebogen. Om zijn pols droeg hij een gouden Rolex, waarvan ik bijna zeker wist dat het nep was. Hij was niet alleen enorm breed, maar ook enorm groot. Ik moest mijn hoofd in mijn nek leggen om hem aan te kunnen kijken. Hij had een prachtige, kale kop met glinsterende pretogen. Ik ben niet romantisch genoeg om te geloven in liefde op het eerste gezicht, maar lust op het eerste gezicht bestaat wel degelijk. Er liep een schokje langs mijn ruggengraat, ik voelde me een beetje duizelig worden. Daar stond ik met een rood hoofd en een bek vol tanden schaapachtig naar hem te kijken. Ik moest iets tegen hem zeggen, maar ik kon geen woorden vinden.

‘Ik kom voor de auto, ja?’, zei hij in zangerig Engels.

Ik knikte.

‘Een momentje, dan haal ik de sleutels.’

Ik draaide me om en liet hem gewoon in de deuropening staan. Natuurlijk kon ik de sleutels van de auto ook niet vinden. Ik keek in laatjes en kastjes, keerde bakjes om, maar ze waren nergens te bekennen. Uiteindelijk vond ik ze gelukkig. Ze bleken nog gewoon in mijn handtas te zitten. Ik liep weer terug naar de voordeur. Timmy, die inmiddels weer klaarwakker was, trippelde nieuwsgierig achter me aan. Hij verstopte zich achter me en keer voorzichtig van achter mijn rug naar de grote neger bij de voordeur. Timmy had nog niet veel negers gezien in zijn jonge leventje en ik zag hem denken. Ineens deed hij een stap opzij, hij keek de man brutaal aan. Met samengeknepen billen wachtte ik op wat Timmy zou gaan zeggen.

‘Wat ben jij groot’, zei hij vol bewondering.

De man keek mij vragend aan.

‘Hij zegt dat u erg groot bent’, legde ik uit.

‘In Afrika leren wij onze kinderen dat ze hun mond moeten houden als grote mensen praten’, zei de man vlak.

‘In Nederland bemoeien we ons niet met de opvoeding van andermans kinderen.’

‘Tja, dat is misschien wel waarom het zo slecht gaat met Nederland.’

‘Als u het zo slecht vindt in Nederland, waarom bent u hier dan?’

‘Om een auto te kopen natuurlijk.’ Hij keek me niet begrijpend aan.

Ik haalde mijn schouders op. De conversatie was niet geweldig, maar soms is dat ook niet het belangrijkste.

Hij bekeek de auto uitgebreid, deed alle deuren open en dicht, keek onder de motorkap, in de kofferruimte, hij ging zelfs op zijn knieën liggen om onder de auto te kunnen kijken. Daardoor had ik even een fraai uitzicht. Tenslotte klom hij achter het stuur. Hij paste nauwelijks tussen de stoel en het dak. Met een brede glimlach deed hij alsof hij aan het rijden was. Hij gebaarde dat ik naast hem moest komen zitten.

‘Nu zijn we net man en vrouw’, zei hij met een ondeugende glimlach.

Ik glimlachte terug. Was hij me nou aan het versieren?

‘We zouden mooie kindertjes kunnen krijgen, jij en ik. Melkchocoladebruine kindertjes.’

Het begon nu gevaarlijk te worden.

‘Ik heb al kindertjes’, zei ik droog.

‘Ik ook.’, zei hij lachend. ’Heel veel kindertjes, maar nog geen kindertjes bij een blanke vrouw.’

Ik vond het niet leuk meer en stapte uit de auto. Hij deed hetzelfde. Met veel moeite klom hij weer uit de auto. Hij legde zijn armen op het dak van de auto, keek me strak aan.

‘Hoe vind je de auto?’, vroeg ik. Ik wilde zakelijk zijn, afstand creëren, de boel afronden en afscheid van hem nemen.

‘Mooie auto’, zei hij tevreden. ‘Zit zelfs een radio in, goede auto voor een chief.’

Hij vroeg om het contactsleuteltje.

‘De motor doet het niet meer’, zei ik eerlijk.

‘Straks wel, die maak ik.’

Hij stak de sleutel in het contact en zette de autoradio aan. Er zat nog een bandje in, met salsa muziek. Hij draaide de muziek flink hard en liep toen om de auto heen naar me toe. Ik deed een paar stappen achteruit om weer wat ruimte tussen ons in te krijgen. Hij overbrugde die ruimte met kleine danspasjes, op de maat van de muziek. Ik stapte nog een klein beetje achteruit, maar ook weer niet teveel. Hij kwam vlak bij me, er was nog maar een paar millimeter ruimte tussen onze lichamen. Ik kon zijn ademhaling horen en zijn geur ruiken. Hij rook zoetig, naar kokos. De muziek kwam goed op gang, bijna als vanzelf begon ik met mijn heupen te draaien. Hij pakte me heel voorzichtig vast, zijn handen op mijn heupen, zijn lichaam dicht tegen het mijne. We begonnen te dansen. De betonnen vloer voldeed prima als dansvloer. Het leek wel alsof mijn armen en benen met touwtjes aan die van hem waren vastgemaakt, als vanzelf volgde ik zijn bewegingen. Ik kon pasjes en draaien doen, die ik helemaal niet kende, alleen maar door de aanwijzingen te volgen die hij gaf met zijn lichaam. Het voelde geweldig: heel lichtvoetig en heel spannend. Ik werd er een beetje draaierig van.

We hadden zo door kunnen gaan totdat we waren uitgeput of het totdat het bandje was afgelopen. Vroeger zou ik dat ook gedaan hebben en dan was het ongetwijfeld ook niet bij dansen gebleven. Maar nu wist ik dat ik verstandig moest zijn. Toen het tweede nummer was afgelopen, maakte ik me voorzichtig van hem los. Hij keek teleurgesteld, maar liet me gaan. Ik draaide de radio uit.

‘Anders raakt de accu leeg.’

Hij deed zijn overhemd recht en knikte een beetje afwezig. We stonden elkaar een beetje ongemakkelijk aan te kijken.

‘Tweehonderd vijftig Euro’, zei hij ineens.

Ik vond het meteen goed. Uit alle macht probeerde ik te bedenken was er nog moest gebeuren. Ik wilde het nu afhandelen en het was ook beter om hem niet meer te zien.

‘De papieren’, riep ik. ‘We moeten nog zorgen voor de autopapieren.’

‘Dat moet op het postkantoor.’

Het dichtstbijzijnde postkantoor was twee dorpen verder en het was ook al ver na sluitingstijd.

Dat betekende dat het die dag niet meer zou lukken en dat we nog een afspraak moesten maken. Ik wist dat het verstandiger was om dat niet te doen, maar ik hield mezelf voor dat het niet anders kon. En heel stiekem vond ik het ook wel een beetje leuk dat ik nog een keer met hem kon afspreken.

Anne (2)

De diagnose viel niet mee. Eigenlijk was de hele motor kapot en reparatie zou zeker een paar duizend euro gaan kosten. Voor Ben was het meteen duidelijk: ‘Dat gaan we niet meer aan die auto uitgeven’. Hij kocht een keurige tweedehands Volkswagen Golf voor me en probeerde om mijn Peugeot in te ruilen. Toen de verkoper hoorde wat we wilden inruilen, keek hij alsof we hem zojuist tegen zijn schenen hadden geschopt. Hij bood meteen korting als we niets zouden inruilen. Dus werd mijn Peugeot naar ons huis gesleept en daar in de schuur gezet. Ieder normaal mens had zo’n auto natuurlijk gewoon naar de sloperij gebracht, maar de gedachte dat mijn dierbare autootje zou worden veranderd in een klein pakketje schroot kon ik niet verdragen. Het was tenslotte nog de auto van mijn vader geweest. Ik wilde proberen om mijn wagentje te redden, door het te verkopen aan een liefhebber. Ben heeft nooit erg veel begrip voor dit soort sentimenten en ook nu vond hij het allemaal maar onzin. Hij gaf me een maand de tijd om mijn auto te verkopen, anders zou hij hem zelf naar de sloop brengen. Ik zette vol goede moed een advertentie in de zaterdageditie van de Telegraaf. Er kwamen wel reacties,  serieuze reacties zelfs: mensen die naar de auto kwamen kijken. Maar als ze de auto eenmaal zagen, dan schudden ze allemaal meewarig het hoofd. De tijd begon al aardig te dringen toen ik op een morgen gebeld werd door een engels sprekende man met een zwaar accent. Hij wilde zo snel mogelijk naar de auto komen kijken, het liefst de volgende middag al. Ik zei dat het niet kon, omdat mijn man dan niet thuis zou zijn. We wonen erg afgelegen en het leek me geen goed idee om in mijn eentje een vreemde man te ontvangen. De man bleef echter aandringen. Hij formuleerde het beleefd, met veel ‘Please’ en ‘Thank you’, maar hij accepteerde geen ‘nee’. Uiteindelijk gaf ik hem zijn zin. Hij zou aan het einde van de middag langskomen en als hij tevreden was zou hij de auto meteen meenemen. Dat klonk veelbelovend.

Ik had de telefoon nog niet neergelegd, of de crisis sloeg toe in ‘Huize Weltevreden’ — Zo heet ons huis echt. De vorige bewoners hebben het zo genoemd en wij hebben het bord op de gevel maar laten zitten. — Sanne kwam thuis van de hockeyclub en aan de manier waarop ze de schuurdeur dichtgooide kon ik al wel horen dat er iets goed mis was. Ze snifte, snotterde, deed erg haar best om niet in tranen uit te barsten, maar toen ze mij zag kwam de dijkdoorbraak toch nog. Ik drukte haar zachtjes tegen mijn borst en probeerde haar te kalmeren. Sanne huilt vrij snel en het is ook altijd vrij snel weer over, maar dit keer bleef ze maar doorgaan. Ik had haar nog nooit zo verdrietig gezien. Timmy kwam met een bezorgd gezichtje naar ons toe lopen om te kijken wat er aan de hand was. Hij kan er niet tegen als zijn grote zus huilt, dan begint hij zelf ook te huilen. Dan wil hij ook getroost worden en eist hij de aandacht op alsof hij in huis het alleenrecht op huilen heeft. Daar stond ik dus met Sanne in mijn armen en Timmy die aan mijn broekspijpen stond te trekken. En toen kwam Patrick er ook nog bij. Ik bereidde met al voor op een dodelijke opmerking, maar hij hield zijn mond, tilde Timmy op en nam hem mee naar de woonkamer. Ik was stomverbaasd over deze attente actie, maar het kwam me wel goed uit. Nu kon ik me even op Sanne concentreren. Ik begon me echt zorgen te maken. Misschien was er wel iets heel ergs gebeurd, was ze onderweg naar huis lastiggevallen of nog erger. Ik sprak haar even streng toe en daardoor leek ze een klein beetje te kalmeren. Tussen de snikken door vertelde ze wat er gebeurd was: ze had haar vriendje op de hockeyclub betrapt met een ander meisje.

‘Ze stonden daar tegen het fietsenhok te zoenen en hij had zijn handen onder haar rokje en hij had haar onderbroek naar beneden gedaan. Die slet stond daar gewoon in haar blote reet.’

Normaal gesproken zou ik bezwaar hebben gemaakt tegen de woorden ‘slet’ en ‘reet’, maar dat liet ik nu maar even gaan. Eigenlijk was ik wel opgelucht dat er niet meer aan de hand was dan gewoon liefdesverdriet, ook al was dat verdriet wel heel erg. Het huilen begon weer opnieuw. De rest van de avond was Sanne nauwelijks aanspreekbaar. Ze lag opgerold op de bank, met haar hoofd op mijn schoot. Af en toe keek ze even naar de tv, maar verder lag ze gewoon wat te liggen. En zo bleef ze ook liggen totdat ik zei dat het tijd werd om naar bed te gaan. Ze liet zich gedwee mee naar boven voeren en staarde daarbij zo wezenloos voor zich uit dat het net iets te dramatisch leek. Ik suggereerde voorzichtig dat ze zich misschien een heel klein beetje aanstelde, maar die opmerking leidde meteen tot een nieuwe huilbui.

Daardoor voelde ik me natuurlijk weer schuldig. Het viel ook allemaal niet mee voor Sanne: een vriendje dat vreemdgaat en dan ook nog een moeder die je niet begrijpt. Natuurlijk wilde ik niet dat zich nog slechter ging voelen dan ze al deed en ik wilde daar zeker niet de oorzaak van zijn. Dus ging ik naast haar bed zitten en vertelde ik haar wat ze wilde horen: dat ze een mooie, leuke meid was en dat haar vriendje hartstikke gek was dat hij haar zomaar liet lopen. En dat meende ik ook. Eigenlijk was ik vreselijk boos op dat ettertje dat mijn liefje zo’n pijn had gedaan. Het was maar goed dat hij niet in mijn buurt was, anders had ik hem wel eens even stevig toegesproken. Ik bleef aan haar bed zitten wachten tot ze in slaap was gevallen. Dat deed ik vroeger ook altijd als Sanne ergens bang voor was.

Beneden was het inmiddels stil geworden. Voor het eerst sinds het einde van de middag had ik even een moment voor mezelf. Ik dacht nog even aan het telefoontje over de auto en maakte een aantekening op de kalender. In de keuken stonden nog de resten van de geïmproviseerde maaltijd. Door alle toestanden was het er niet van gekomen om te koken. Ik ruimde wat op, vulde de afwasmachine en dekte de tafel voor de volgende ochtend. Daarna opende ik de deuren naar het terras om een sigaret te roken. Buiten was het al bijna donker en behoorlijk koud. Er fladderde een vleermuis in grote cirkels over het terras. Vanwege de kinderen rook ik niet in huis. Ben heeft er ook een hekel aan dat ik rook. Elke keer als hij mij met een sigaret ziet, kijkt hij mij verwijtend aan. En hij zegt regelmatig dat ik moet stoppen. Ik weet natuurlijk dat hij gelijk heeft, maar toch kan ik het roken niet laten. Ik belde Ben om hem te vertellen wat er allemaal gebeurd was die dag, maar hij was er niet. Zijn assistente zei dat hij bezig was met een spoedgeval. Het was elf uur en het zou nog zeker twee uur duren voordat hij weer thuis was. Ik besloot om niet op hem te wachten.

Anne (1)

Het begon allemaal toen ik op een regenachtige middag van mijn werk naar huis reed. Ik was ongeveer halverwege toen de motor van mijn oude Peugeot ineens rare geluiden begon te maken. Eén van de lampjes op het dashboard begon te knipperde en er kwam rook onder de motorkap vandaan. Geschrokken stopte ik langs de kant van de weg en belde de wegenwacht. Het regende inmiddels behoorlijk hard, maar ik durfde niet in de auto te blijven zitten. Ik had geen jas bij me, dus het enige wat ik kon doen om nog een beetje droog te blijven was zover mogelijk de berm in kruipen. Tot overmaat van ramp had ik een witte blouse en een witte broek aan, die niet alleen steeds natter, maar ook steeds doorschijnender werden. Je kon mijn bh en mijn string zien.

De wegenwacht was natuurlijk een man. ‘Tjee wijfie, waarom ben je niet in de wagen blijven zitten?’, vroeg hij terwijl hij me van top tot teen bekeek.

Ik heb per definitie een hekel aan iedereen die mijn ‘wijfie’ noemt, dus ik keek hem vernietigend aan. Hij draaide zich om en even was ik bang dat hij rechtsomkeert zou maken. Gelukkig kwam hij weer terug met een plastic regenjasje, dat hij om mijn schouders drapeerde. Hij verdween onder de motorkap, keek heel eventjes en sloeg toen de motorkap weer dicht.

‘Die is goed stuk, ik zal je naar het benzinestation slepen’.

Ik zag nu pas dat er 100 meter verder een benzinestation was. Hij maakte de sleepkabel vast en vertelde me wat ik moest doen. Bij het benzinestation keek hij nog een keer onder de motorkap. Het zag er niet goed uit, zei hij. Ik belde Ben, die boos was dat ik nu pas belde en beloofde dat hij me op zou komen halen. De wegenwacht controleerde mijn ANWB pasje en duwde mijn auto naar een hoekje van het parkeerterrein.

‘Daar staat hij niemand in de weg’.

Ik knikte beleefd en stak een sigaret op. De wegenwacht tikte op mijn schouder en wees naar het ‘Verboden te roken’ bordje.

‘We staan hier bij een benzinestation, wijfie’.

Ik keek hem nog een keer kwaad aan en hij liep grinnikend naar zijn auto. Het regenjasje mocht ik houden.

Ben kwam vrij snel daarna. Ik was vreselijk opgelucht toen ik onze Volvo aan zag komen. Timmy, ons zoontje van vier, zat in zijn stoeltje op de achterbank. Ben had wel door dat ik het even gehad had en drukte me stevig tegen zich aan.

‘Ga maar gauw in de auto zitten, ik haal je spullen wel even’.

Ik stapte snel voorin de Volvo. Timmy begon meteen tegen me te babbelen. Hij is een vrolijk ventje dat het liefst de hele dag tegen iedereen loopt te kletsen. Als hij ’s avonds in bed ligt, klinkt zijn kwetterende stemmetje vaak nog na in mijn oren.

Geduldig luisterde ik naar zijn verhaal over tellen van één tot tien, dat had hij op sesamstraat geleerd. Ik streelde hem over zijn blonde krullen en keek naar buiten naar Ben, die mijn spullen uit mijn auto haalde.

‘Auto stuk?’, vroeg Timmy toen Ben weer achter het stuur klom.

-‘Ja, auto stuk’, zuchtte Ben. ‘Auto blijft vannacht hier slapen.’

‘Dag auto’, zwaaide Timmy toen we wegreden.

‘Ja’, dacht ik. ‘Dat zit er dik in.’

Toen we eindelijk thuiskwamen stond het eten al bijna op tafel. De andere kinderen hadden gekookt. Of beter gezegd: Sanne had gekookt en Patrick had toegekeken. Sanne stond in een aantal pruttelende pannen te roeren, haar gezicht rood van inspanning. Patrick hing lui op een keukenkruk, nutteloze opmerkingen te maken. Patrick is een meester in het treiteren van mensen in het algemeen en van zijn zus in het bijzonder. Maar deze keer lukte het hem niet. Sanne hoorde hem niet eens of ze negeerde hem gewoon. Dus zocht Patrick een ander slachtoffer: ik dus.

‘Tjee mam, wat zie je eruit. Ik kan zo je blote kont zien.’, zei hij op zijn overbekende zeurderige toon.

‘Wil jij soms een pak op je blote kont?’, vroeg ik geïrriteerd. Het klonk als een serieus dreigement. Sanne reageerde meteen.

‘Ja mam, wil je dat alsjeblieft doen. Dan doet hij misschien eindelijk eens een keertje normaal.’

Ik keek Sanne even strak aan, om aan te geven dat ze zich er niet mee moest bemoeien. Patrick wilde iets zeggen, maar toen hij de blik in mijn ogen zag, hield hij zijn mond.

Ik sla de kinderen nooit. Alleen Sanne heeft één keer een pak slaag gehad, toen ze nog heel klein was. De reden weet ik niet meer, maar ik weet nog wel dat ik heel boos was. Ik nam haar over de knie en gaf haar een ongenadig pak op haar blote achterwerk. Na afloop had ze allemaal rode afdrukken op haar billetjes. Daar schrok ik zo van dat ik me toen heb voorgenomen om dat nooit meer te doen. En daar heb ik me tot nu toe aan gehouden. Maar als Patrick toen die avond zijn mond open had gedaan, dan had ik hem waarschijnlijk zonder pardon over de knie gelegd.

Het eten was heerlijk, dat moest zelfs Patrick toegeven. Verder verliep het avondeten zoals het altijd verloopt. Timmy kletste tegen iedereen en vergat om ook wat te eten, Patrick plaagde wie hij plagen kon en Sanne praatte alleen maar over haar vriendje. Ze had nu alweer zes maanden verkering en alle ups en downs van de relatie hadden aan tafel de revue gepasseerd. Ik luisterde maar half naar alle verhalen, daar was ik te moe voor. Te moe en te koud. Eigenlijk wilde ik alleen nog maar een warm bad. En gelukkig zorgde Ben ervoor dat ik dat ook kreeg. Een gloeiend heet bad met heerlijk geurend schuim. Op de achtergrond hoorde ik de geluiden van Timmy die in bed werd gestopt. Hij protesteerde en eiste dat ik hem nog een verhaaltje zou voorlezen. Sanne beloofde hem een extra lang verhaaltje als hij braaf naar bed ging. Ik bedankte haar in gedachten en deed nog een beetje extra schuim in het bad.